HET NIEUWE BEWIJSRECHT: WAT U MOET WETEN Sedert 1 november 2020 is boek 8 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek (NBW) in werking getreden. Daardoor worden enkele regels van het bewijsrecht aangepast en wordt ook de regeling met betrekking tot het ondernemingsbewijs in het NBW opgenomen. Tijd dus om kort in te gaan op de belangrijkste vernieuwingen. De regels inzake ondernemingsbewijsrecht werden in 2018 gewijzigd en worden nu opgenomen in het nieuwe NBW: het gaat om de regels die bepalen hoe ondernemingen tegenover elkaar en particulieren tegenover ondernemingen overeenkomsten en feiten kunnen bewijzen. • I n het ondernemingsbewijsrecht geldt van oudsher een vrije bewijsregeling: alle bewijsmiddelen kunnen in principe worden ingeroepen. De wet verduidelijkt nu dat ook digitale bewijsmiddelen geldig zijn. Hierbij valt te denken aan e-mails of sms-/ whatsapp-berichten. In het verleden stelde de rechtspraak zich namelijk terughoudend op bij het aanvaarden ervan als volwaardig bewijsmiddel. • E en andere belangrijke aanpassing heeft betrekking op het gebruik van een boekhouding als bewijsmiddel: vroeger kon enkel een regelmatig gevoerde boekhouding gebruikt worden, nu kan ook een onregelmatig gevoerde boekhouding gebruikt worden. Dit houdt in dat de vermeldingen in een boekhouding dus niet langer moeten overeenstemmen met de vermeldingen in de boekhouding van de andere onderneming opdat zij kunnen worden ingeroepen als bewijs. Let wel, de rechter is niet verplicht om in dat geval de boekhouding als volwaardig bewijs te aanvaarden. A U T E U R : F I L I P D U WA E R T S , A D V O C A AT A R D E N T H E R E N TA L S
• Stel bijvoorbeeld dat de verkoop van een machine wordt geboekt door de verkopende onderneming, maar niet door de kopende onderneming, dan zal de rechter vrij kunnen bepalen of hij met de boeking van de verkoop rekening houdt. • V erder stelt de wet dat een aanvaarde factuur geldt als bewijs voor allerhande soorten overeenkomsten. De factuur geldt dus niet langer enkel als bewijs voor koop-verkoopovereenkomsten, zoals dat vroeger wel het geval was. Ook aannemingsovereenkomsten en overeenkomsten inzake transport of dienstverlening kunnen nu met een factuur worden bewezen. • O ok het ondernemingsbewijsrecht tegen de onderneming-natuurlijke persoon is verduidelijkt. Hier geldt de vrije bewijsvoering niet indien het gaat om rechtshandelingen die vreemd zijn aan hun onderneming. Indien u als zelfstandige vloerder materialen aankoopt voor de uitoefening van uw beroep, dan geldt de vrije bewijsvoering: laat u een dak plaatsen op uw privéwoning, dan geldt de vrije bewijsvoering niet! Volledig opgefrist vanaf 1 november 2020 is de gemeenrechtelijke bewijsregeling. Deze kan zowel tegen ondernemingen als tegen particulieren worden ingeroepen. Enkele aandachtspunten waar we graag op wijzen:
• V oor het bewijs van negatieve feiten zal het volstaan om de “waarschijnlijkheid” ervan aan te tonen. Dit is een afwijking van de algemene regel dat bewijs geleverd moet worden met een “redelijke mate van zekerheid”. Hetzelfde geldt verder ook voor positieve feiten die onmogelijk te bewijzen zijn of waarvan het niet redelijk is een bewijs te verlangen, zoals bijvoorbeeld een diefstal. • D e grens voor vrije bewijsvoering tegen niet-ondernemingen wordt opgetrokken van 375 euro tot 3.500 euro. Boven dat bedrag is bewijs door getuigen of vermoedens dus niet toegestaan. Wanneer een garagist een auto verkoopt aan een particulier, zal een verkoopakte bijgevolg niet vereist zijn indien de prijs minder dan 3.500 euro bedraagt. Het verdient vanzelfsprekend altijd aanbeveling om ook in dat geval een schriftelijke overeenkomst op te stellen.
KORT SAMENGEVAT: 1. Het bewijsrecht tussen en ten aanzien van ondernemingen is flexibeler geworden: digitale bewijsmiddelen, onregelmatig gevoerde boekhouding en facturen van allerhande soorten overeenkomsten zijn geldig als bewijs. 2. De gemeenrechtelijke bewijsregeling onderging enkele belangrijke wijzigingen. Ondernemingen die handelen met particulieren houden hier dus best rekening mee.
PG 55
■ JURISTENPOOL