Arm in Arm 01-2024

Page 1

“Iedereen is nodig in de strijd tegen armoede” Demissionair
arm in arm armoedebestrijding in nederland www.armoedefonds.nl
minister Carola Schouten MENSTRUATIEARMOEDE Inmiddels 1.992 uitgiftepunten gerealiseerd ARMOEDEFONDS HELPT Van koelbus tot Ik-denk-aan-jou steunpakketjes

ARMOEDE ZIT VAAK

ACHTER GESLOTEN DEUREN.

OOK IN UW BUURT.

HELP MEE.

WORD DONATEUR!

Honderdduizenden Nederlanders leven in armoede.

Armoede is vaak onzichtbaar. En achter gesloten deuren gebeurt veel. Mensen verbergen hun financiële zorgen, terwijl elke rekening die op de deurmat valt stress oplevert. Het Armoedefonds zet zich daarom in om samen met lokale hulporganisaties de gevolgen van (verborgen) armoede te verzachten. Lokale hulporganisaties weten mensen met financiële zorgen namelijk goed te vinden. Zij helpen met maaltijden, kleding of hygiëneproducten. Zonder hun dagelijkse inspanningen zouden velen in Nederland het nóg moeilijker hebben. Dit werk wordt ondersteund dankzij uw donaties.

HELPT U DE DEUR TE OPENEN NAAR EEN ZORGELOZER LEVEN VOOR MENSEN IN ARMOEDE? WORD DONATEUR!

Meer informatie vindt u op onze website: www.armoedefonds.nl

Word donateur! Scan mij!
“ Wij denken dat praten wel belangrijk is voor de langere termijn maar iets doen heeft direct en meer effect.”

Beste lezer,

Dit is het eerste exemplaar van het periodiek Arm in Arm. Een blad bedoeld voor alle mensen die zich bezighouden met het bestrijden van (de gevolgen van) armoede in Nederland en het verbeteren van het bestaan van mensen in armoede.

Armoede is de laatste jaren een hot item. Er wordt veel over gepraat. Wij denken dat praten wel belangrijk is voor de langere termijn maar iets doen heeft direct en meer effect. Daarvoor zijn jullie als lezers de belangrijkste groep. Te weten die mensen die daadwerkelijk aan de slag zijn om verbinding te maken met de mensen in armoede en de mogelijke hulp.

In dit blad proberen wij u te informeren maar vooral ook ervaringen en best practices te belichten van en voor alle organisaties in het werkveld van armoede.

Het Armoedefonds is een stichting die zich inzet voor het verminderen van (de gevolgen

van) armoede in Nederland. Wij doen dat door het helpen van talrijke lokale hulporganisaties met geld, goederen en kennisoverdracht. Dit blad is een middel om kennis breed te delen zonder dat wij u voorschrijven hoe het moet. Wij geloven in de kracht en effectiviteit van lokale organisaties, met hun vrijwilligers en wortels in de samenleving. Indien we u kunnen helpen en versterken, dan slagen we gezamenlijk in de missie om armoede te verminderen.

Wij wensen u veel leesplezier en schroom niet om ons input en (liefst opbouwend) commentaar te geven zodat we de inhoud op uw behoeften kunnen afstemmen.

Henk de Graaf

Henk de Graaf, Stichting Armoedefonds

VOORWOORD
3

arm in arm

“Iedereen

Colofon

Arm in Arm is een uitgave van

Stichting Armoedefonds.

Stichting Armoedefonds

Peter Helmer, Henk de Graaf, Kim Kreté, Sam van Alebeek, Lotte Meerhoff

Contact

Stichting Armoedefonds

De Grote Elst 52

5246 JR Rosmalen (NL)

Redactie

VIPMEDIA Publishing & Services

Jacqueline Leenders, Monique van der Voort, Danique Pals, Janouk

Vermaas, Sabien Froger, Lisa Verdoorn-Middelkoop

Eindredactie

IMPACT Goede Doelen Marketing, Sander van Hesteren

Vormgeving

VIPMEDIA Publishing & Services Diederik Martens

Beeldgebruik

Freek van den Bergh, David Lok, Sanne Wanders, Paul van Baardwijk, Shutterstock

Traffic en productie

IMPACT Goede Doelen Marketing, Regalis DM Producties

Met medewerking van Carola Schouten, Marita

Tolman, Said Kasmi, Dorothée Vanderbroeck, Jo Maas, Henk Slagter, Maria Tiggelaar, Annemarie Mols, Merel de Bokx, Feia Hemke, Anton Vegers, Myriam Vegers, Bjorn Molling, Noor Waardijk, Pieter Alblas, Philip Helmer, John Karsten

“ Nu kan ik eindelijk iets extra’s voor mezelf kopen.”
41

ACTUALITEIT, BELEID EN REGELGEVING

06 Nieuws en trends

08 Carola Schouten een blik op haar werk als Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen

28 Maria Tiggelaar doet onderzoek naar drempels in de bureaucratie

IN DE PRAKTIJK

14 Menstruatieproducten Uitgiftepunt zo vraag je een MUP aan

18 Wethouder Said Kasmi over menstruatiearmoede in Rotterdam

24 Provincie Groningen steun voor kledingbanken

32 Ik-denk-aan-jou steunpakketjes Weggeefhoek Gilze en Rijen deelt uit

34 Succesvol donateurs werven zoals Sintvoorieder1

38 Stichting Veul Diech Good en de gemeente Meerssen

44 Voedselbank Den Bosch blij met een nieuwe koelbus

50 Stichting Armoedefonds helpt

INHOUD
armoedebestrijding in nederland www.armoedefonds.nl
is nodig in de strijd tegen armoede” Demissionair minister Carola Schouten MENSTRUATIEARMOEDE Inmiddels 1.992 uitgiftepunten gerealiseerd ARMOEDEFONDS HELPT Van koelbus tot Ik-denk-aan-jou steunpakketjes
50 32
COVERFOTO: FREEK VAN DEN BERGH 4
14
“ Een op de tien meisjes en vrouwen heeft soms geen geld voor menstruatieproducten.”

FINANCIËN

12 Fonds Bijzondere Noden Amsterdam een stabiele financiële situatie

46 Stichting Financieel Paspoort helpt mensen financieel gezond te blijven

48 Hoe maak je energiearmoede bespreekbaar en welke oplossingen zijn er?

EN VERDER

16 Libresse in actie

21 Voorkom grote problemen en sluit als stichting de juiste verzekering af

27 Column Kim

‘Wat is de waarde van geld?’

36 Huisarts Feia Hemke ziet veel patiënten met (geld)stress

41 Kind en armoede pedagoog Noor Waardijk vertelt

24

08

16

44

5

Nieuwe armoedegrens voor Nederland

Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) en het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) werken samen aan een nieuwe armoedegrens voor Nederland. Hiermee willen ze komen tot één centrale maatstaf voor beleid en samenleving als het gaat om armoede. In het tweede kwartaal van 2024 zal er een definitief rapport verschijnen waarin de nieuwe armoedegrens wordt gepresenteerd. www.scp.nl

nieuws & cijfers

Kinderen hebben last van geldstress

Niet alleen volwassenen ervaren stress door financiële problemen, maar ook kinderen lijden eronder. Eén op de drie kinderen uit groep 5 op de basisschool heeft zoveel last van geldstress dat hun schoolprestaties er onder lijden, blijkt uit het onderzoek Kansenongelijkheid in Nederland van SEO Economisch Onderzoek. Er is hierbij gekeken naar bijna 800 basisscholen. Om kinderen even hun stressvolle thuissituatie te laten vergeten zijn culturele uitjes of een logeerpartijtje zinvol. Het hele onderzoek is te vinden op www.divosa.nl

Stijging van armoede hulpvragen

8 miljoen voor financiële educatie op scholen

Het primair en voortgezet onderwijs kunnen dit jaar een beroep doen op de 8 miljoen euro die beschikbaar is gesteld om onder meer docenten te trainen die leerlingen onderwijs geven over geldzaken. Vorig jaar konden mboscholen al aanspraak maken op deze regeling die in het leven is geroepen door demissionair minister Carola Schouten (Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen).

Uit recent onderzoek van Stichting Armoedefonds blijkt dat 65,3% van de deelnemende hulporganisaties een toename ziet van het aantal hulpvragen. Daardoor werkt 1 op de 9 organisaties, zoals de Voedselbanken, met een wachtlijst. Een flinke toename ten opzichte van voorgaande jaren. Opvallend is dat steeds meer werkende mensen aankloppen voor hulp. De stijgende kosten van levensonderhoud blijken een zware wissel te trekken op met name (alleenstaande) ouders met kinderen. Naast voedselhulp is er een groeiende vraag naar menstruatie- en andere verzorgingsproducten, zoals tandpasta en deodorant.

ACTUEEL
6

Donatie van 1 miljoen kommen soep

ISS Facility Services is een samenwerking gestart met het soepmerk Soupalicious. Samen leveren zij 1 miljoen kommen soep per jaar aan de Nederlandse voedselbanken. “Als voedselbanken kampen we met een groot gebrek aan voedsel. Wekelijks helpen we 120.000 mensen”, zegt Tom Hillemans, vice-voorzitter van Voedselbanken Nederland. De soepen voor de voedselbanken worden bereid met hoogwaardige reststromen, waardoor er jaarlijks kilo’s goed voedsel van vernietiging worden gered.

Armoede in Nederland

Volgens de Verenigde Naties betekent armoede ‘het niet kunnen voorzien in de eerste levensbehoeften’. En hoewel Nederland tot een van de rijkste landen van Europa behoort, is er ook in ons land steeds meer armoede. Hier spreken we van ‘absolute armoede’ wanneer iemand onder de lage-inkomensgrens leeft en niet beschikt over (gezond) voedsel, huisvesting, toegang tot gezondheidszorg (bijvoorbeeld een zorgverzekering) of wanneer iemand geen mogelijkheden heeft om verder te leren na de verplichte schoolperiode. In 2022 liepen 637 duizend mensen een risico op armoede.

Misschien moet je iets lager mikken

In het boek

‘Misschien moet je iets lager mikken’ vertelt Milio van de Kamp zijn persoonlijke verhaal over de impact van armoede en kansenongelijkheid. In het huis waar hij opgroeit is regelmatig geen licht of warm water en in de buurt is criminaliteit aan de orde van de dag. Vervreemding van familie, zich nergens thuis voelen, hoge schulden en depressie; het leven is voor Milio niet makkelijk. Toch weet hij te ontsnappen uit de armoede, maar dat gaat niet zonder slag of stoot. In dit boek legt hij de complexiteit van maatschappelijke ongelijkheid bloot. Het boek is verkrijgbaar in diverse boekwinkels en in de bibliotheek.

Koopkracht alleenstaanden daalt

Vergeleken met vorig jaar gaan vrijwel alle huishoudens er in 2024 in koopkracht op vooruit, zo meldt het Nibud. Een uitzondering vormen alleenstaanden met een laag inkomen. Vanwege het verdwijnen van de energietoeslag gaan zij er gemiddeld 65 tot 70 euro op achteruit. Voor stellen met een laag inkomen die kinderen hebben geldt dit niet, omdat het kindgebonden budget hoger is geworden. “We komen weer op adem, maar voor veel mensen blijft het financieel een onzekere tijd. De verhogingen van uitkeringen en het minimumloon garanderen bij lange na nog niet voor iedereen een aanvaardbaar bestaansminimum”, zo waarschuwt Nibud-directeur Arjan Vliegenthart. Het Nibud roept de formerende partijen dan ook op om alle voorwaarden van bestaanszekerheid mee te nemen in de noodzakelijke maatregelen.

7
“Mensen in armoede blijven vaak onder de radar van de overheid.”
DEMISSIONAIR MINISTER ARMOEDEBELEID
8

Demissionair minister Armoedebeleid Carola Schouten:

“Iedereen is nodig in de strijd tegen armoede”

Als eerste Nederlandse minister voor Armoedebeleid stond Carola Schouten op 10 januari 2022 voor de uitdaging om dit thema in Nederland op de politieke agenda te krijgen en te houden. Nu, bijna twee jaar later, neemt zij afscheid van de politiek. Dit doet zij niet zonder terug te blikken op haar jaren als Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen. Ook heeft zij nog een wijze raad voor haar opvolger.

Ruim twee jaar geleden was er nog geen minister die specifiek verantwoordelijk was voor het thema armoede. En als we nog vijf jaar verder teruggaan in de tijd was het onze premier Mark Rutte die zelfs beweerde dat Nederland geen échte armoede kende. Hoezeer en snel dit kan veranderen, werd de afgelopen jaren helaas pijnlijk duidelijk. Het wijden van een ministerpost aan dit thema kon geen duidelijker bewijs zijn van het feit dat ook in Nederland toch echt armoede heerst. Het was aan Carola Schouten om dit in kaart te brengen, op de agenda te krijgen en waar mogelijk te stabiliseren en terug te dringen.

Iedereen kan in armoede terechtkomen

De afgelopen jaren heeft de minister, onder andere tijdens werkbezoeken, met eigen ogen gezien hoe armoede eruitziet in ons land. “Dat heeft veel indruk op mij gemaakt”, begint zij haar verhaal. “Wat ik heb gezien, raakte mij enorm. De verhalen achter de cijfers. De mensen, wat

zij meemaken. Dat je bij mensen thuiskomt die niets meer hebben. Gezinnen die niet weten of zij ’s avonds wel eten op tafel kunnen zetten voor hun kinderen. Voor deze kinderen is de impact zo groot, want deze situatie is bepalend voor de rest van hun leven. Deze situatie tekent het beeld voor de toekomst, voor de kansen die ze krijgen.”

De minister zegt dat zij heeft gezien dat de lijn om in armoede terecht te komen dun is en dat iedereen dit kan overkomen. “Er zijn zoveel oorzaken en gebeurtenissen die ervoor kunnen zorgen dat iemand plots ‘kopje onder’ gaat. Mensen die het ogenschijnlijk nog rooien, maar door een scheiding in de problemen terechtkomen. Of mensen die hun baan kwijtraken of met een eigen zaak die in zwaar weer komt.” Er zijn vaak veel vooroordelen over armoede, die ook volgens de minister ongegrond zijn. Ook de energiecrisis heeft eraan bijgedragen dat mensen in de problemen kwamen en vaak is er sprake van een sneeuwbaleffect. “Het is geen probleem

FOTO’S: FREEK VAN DEN BERGH 9
“We moeten niet wachten tot de mensen zich melden, dan is het vaak al veel te laat.”

van een klein groepje mensen. Nee, het is een probleem van iedereen. Het is een opgave voor de gehele overheid en eigenlijk de gehele maatschappij om hier stappen in te zetten. Om armoede bespreekbaar en zichtbaar te maken en met elkaar terug te dringen.”

Toegankelijk en proactief

Hoewel er redelijk wat regelingen zijn voor mensen die in armoede terecht zijn gekomen, ziet de minister dat men ze toch niet weet te vinden. “Er is vaak angst om ze aan te vragen, dat vraagt om een meer voorspelbaar stelsel”, stelt zij.

Ook benadrukt zij dat het belangrijk is dat het stelsel toegankelijker en laagdrempeliger wordt. “Dat is essentieel om armoede langdurig terug te kunnen brengen. Ik denk aan een stelsel met minder regelingen, dat toegankelijk is en waarvan men ervan op aan kan dat het goed gaat.”

Daarnaast vindt de minister dat de overheid zich proactiever op moet stellen. “We moeten niet wachten tot de mensen zich melden, dan is het vaak al veel te laat. We werken nu aan een stelsel dat proactief dienstverlenen mogelijk maakt. Dat mensen zich niet telkens opnieuw moeten melden, maar dat we het omdraaien zodat organisaties juist ook mensen kunnen benaderen. Dat is heel belangrijk. Tijdens een van mijn werkbezoeken sprak ik een vrouw die in tranen aangaf

zo moedeloos te zijn van het telkens opnieuw aankloppen en het vertellen van haar verhaal. ‘Ik kan het niet meer’, zei deze vrouw. En daarom is het zo belangrijk dat we het verhaal omdraaien en als overheid de brug weten te slaan naar deze mensen. Daar kunnen we de hulp van lokale organisaties overigens ook goed bij gebruiken. Zij staan in contact met deze mensen en kunnen een signalerende rol vervullen.”

Samen sterker

Wanneer Schouten terugblikt op haar tijd als minister benoemt zij de schrijnende situaties die zij gezien heeft, maar ook de andere kant van het verhaal heeft veel indruk op haar gemaakt. “Ik heb de meest hartverwarmende initiatieven gezien. Organisaties, groot en klein, mensen die elkaar helpen. Dat vond ik heel bemoedigend.”

De minister benadrukt dat zij het zonder die organisaties ook echt niet had gekund. “Daar gaat zo veel kracht vanuit. We zien dat mensen in armoede vaak onder de radar van de overheid blijven. Maar die organisaties weten vaak wel contact te leggen. Zij zien én bereiken die mensen en doen mooi werk. Wij, als overheid, hebben deze organisaties hard nodig. Want wij kunnen wel werken aan allerlei plannen voor signalering en voor regelingen, maar het kan goed zijn dat er hele groepen mensen niet in beeld zijn. Vaak hebben deze hulporganisaties ogen

DEMISSIONAIR MINISTER ARMOEDEBELEID
10

en oren die wij niet hebben en weten zij deze mensen wel te vinden. Zij kunnen hen dan wijzen op de mogelijkheden en hen verder helpen. Ook kunnen zij helpen om het vertrouwen in de overheid en de regelingen weer op te bouwen. Daarnaast hebben zij de mogelijkheid aan te voelen en te melden wat er speelt binnen de samenleving. Als zij samenwerken met landelijke of lokale overheid, kan die op haar beurt een passend beleid opstellen.”

Carola Schouten bracht tijdens haar periode als minister ook een bezoek aan het Armoedefonds, waar zij met lokale hulporganisaties in gesprek ging. “Ik vond het hartverwarmend om te zien en te horen wat zij doen. Als overheid kunnen we dit werk alleen maar aanmoedigen en ervoor zorgen dat deze organisaties in hun kracht blijven staan. We moeten zorgen dat deze vorm van hulpverlening zo laagdrempelig mogelijk blijft.”

Een belangrijk thema dat de minister nog benoemt is menstruatiearmoede, wat ook een speerpunt is voor het Armoedefonds. Zij heeft dan ook een subsidie gegeven voor de opbouw van Menstruatieproducten Uitgiftepunten (MUP’s). “Er werd soms nogal neerbuigend over dit onderwerp gedaan. ‘Is dat nou wel nodig’, werd er dan geroepen. Maar mensen hebben geen idee hoe schrijnend dit is. Ga eens in gesprek met jonge vrouwen. Zij vertelden mij dat ze niet meer naar school durfden of geen sport of andere activiteit durfden te doen als zij menstrueerden. Er heerst zo’n taboe op dit onderwerp en er is veel schaamte. Het is van groot belang, ook hier, dat je de mensen achter de cijfers ziet. Dat je weet wat dit betekent voor iemand die menstruatieproducten nodig heeft.”

Alle lagen van de overheid

Voor lokale hulporganisaties is het van groot belang om de band met de lokale politiek warm te houden. Maar de minister ziet op alle lagen van de overheid noodzaak om een goed armoedebeleid te voeren. “Dit strekt overigens verder dan enkel het thema armoede. Ik heb als minister alle andere ministers nodig gehad omdat er zo veel thema’s zijn die hier aan verbonden zijn. Gezondheidszorg, vervoer, wonen. Vaak denkt men bij armoede vooral aan inkomensregelingen, maar er is veel meer nodig. Zo kan de provincie een belangrijke rol spelen als het gaat om de bouw van betaalbare sociale huurwoningen. Maar ook vervoer is een heel belangrijk thema. Wanneer jongeren vastzitten in hun dorp, omdat zij letterlijk niet beschikken over de mogelijkheid om naar andere plaatsen te gaan, worden hun kansen enorm beperkt.”

Zo zie je dat er op veel vlakken geschakeld kan en moet worden. Het stemt Carola Schouten wel positief dat inmiddels de meeste landelijke

partijen armoede in hun partijprogramma hebben opgenomen. “Het is een actueel thema waar eindelijk over gesproken wordt, dat is heel lang niet het geval geweest. We kunnen nu niet achteroverleunen, maar moeten stappen zetten. Dat geeft mij de hoop dat ook in het nieuwe kabinet nog aandacht voor dit thema blijft. En tegen eenieder wil ik ook zeggen, wees kritisch richting de politiek. Als er beloften gedaan worden, houd de partijen er dan ook aan! Laten we niet meer wegkijken en oog blijven houden voor de mensen die met armoede kampen.”

Blik vooruit

Na twaalf roerige jaren in de Tweede Kamer, neemt Carola Schouten afscheid van de politiek. Maar niet zonder haar opvolger een warm advies te geven. “Blijf alsjeblieft de verhalen vertellen van de mensen. Maak zichtbaar wat armoede met ze doet en zorg voor een beleid dat gemaakt wordt mét de mensen en niet over de mensen. Werk samen met lokale, maatschappelijke initiatieven. Doe dit zonder ze te vertellen hoe ze hun werk moeten doen, dit weten zij namelijk als geen ander. Ze zijn geen verlengde van de overheid en zouden dit ook niet moeten zijn. Juist hun eigen karakter is hun kracht. Zoek verbinding met de mensen, met hulporganisaties. Wees proactief en wacht niet af tot het te laat is. Samen kunnen we armoede verzachten, stabiliseren en met voldoende voorlichting, preventie en een goed werkend beleid hopelijk ook terugdringen.”

OVER CAROLA SCHOUTEN

Na een studie bedrijfskunde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam kwam Carola Schouten in 2011 in de Tweede Kamer voor de ChristenUnie. Van oktober 2017 tot januari 2022 was zij minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit én was zij viceminister-president van het kabinet Rutte III. Op 10 januari 2022 werd zij benoemd tot minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen en daarnaast ook viceminister-president in het kabinet Rutte IV. In haar periode als minister voor Armoedebeleid heeft zij verschillende maatregelen getroffen met als doel de armoede te stabiliseren en waar mogelijk terug te dringen. Zij heeft hard gewerkt om het beeld rondom armoede te veranderen en van oordelen naar vertrouwen te gaan. Ook heeft zij ervoor gezorgd dat mensen in de bijstand meer hulp kunnen krijgen, bijvoorbeeld door de uitkering en de leeftijdsgrens voor de kostendelersnorm te verhogen. Ook trof zij tijdelijke verzachtende maatregelen zoals de energietoeslag. Buiten het armoedebeleid is Carola Schouten ook verantwoordelijk geweest voor de nieuwe pensioenwet die in 2023 door de Eerste Kamer is aangenomen.

11

Actie ‘Deel je energiekorting’ groot succes

Jaarlijks zijn er ongeveer 6.500 inwoners van Amsterdam die in acute financiële problemen komen. Een deel kan gebruikmaken van bestaande voorzieningen maar een deel valt ook buiten de boot. Voor deze laatste groep is er het Fonds Bijzondere Noden Amsterdam (FBNA). Zij voorzien mensen in een noodsituatie van een eenmalige gift. Maar hoe zorgt het fonds zelf voor een stabiele financiële situatie, zodat zij deze mensen kunnen blijven helpen?

In 2022 maakte het FBNA een flinke klapper met de actie ‘Deel je energiekorting’, waarbij Amsterdammers hun ontvangen tegemoetkoming in de energiekosten van € 190 konden doneren aan het fonds. Deze actie werd geleid door het burgerinitiatief Wees Warmhartig, dat speciaal hiervoor in het leven is geroepen. “En met succes, want wij hebben door hen het enorme bedrag van € 223.933 binnengekregen”, zegt directeur Marita Tolman.

Hiermee wordt volgens haar bewezen hoe graag individuele Amsterdammers hun stadsbewoners willen helpen, en hoe je er met dergelijke acties voor kan zorgen dat je als organisatie genoeg inkomsten genereert. “Het scheelde ook dat dit initiatief vrij laagdrempelig was, omdat het toch al een extraatje was voor de mensen die het eigenlijk niet hard nodig hadden. Ze konden iemand helpen door het bedrag dat ze kregen, gewoon door te storten.

Het zal niet meevallen om deze actie nog te overtreffen.”

Lokaal netwerk

Die lokale verbinding komt ook terug in de organisaties die aan het FBNA doneren of met hen samenwerken. “Het grootste deel van die organisaties richt zich enkel op Amsterdam, waardoor de verbinding met de stad heel sterk is. Het voelt echt alsof je samen tegen armoede in je stad strijdt.” Dat lokale karakter heeft dus zeker voordelen, maar het is ook een uitdaging: “Automatisch is het aantal fondsen waar je aan kunt kloppen, minder groot. Het is lastiger om landelijke fondsen aan je te binden, omdat je alleen de aandacht richt op de Amsterdammers. Maar als je dan eenmaal een verbinding hebt met een lokale organisatie, is die vaak wel heel diep.”

Gemeente draagt bij

Marita Tolman beschrijft het FBNA als een intermediair: het fonds vervult een functie die de gemeente als aanvulling ziet voor een doelgroep die vanuit hen

ZELFREDZAAMHEID LOKALE HULPORGANISATIES
FBNA helpt
12
Amsterdammers in nood.

niet altijd bereikt wordt of door hen niet geholpen kan worden. Het zijn bijvoorbeeld mensen die net buiten de standaard regelingen vallen omdat ze als gezin net te veel verdienen, maar toch aan het einde van de maand niet genoeg overhouden om een kapotte wasmachine te vervangen. Maar ook mensen die wel van alle voorzieningen gebruikmaken, maar waarvan het inkomen te laag is om geld te reserveren voor onvoorziene kosten. Omdat de gemeente inziet dat een hulporganisatie als het FBNA van groot belang is, betalen zij de werkkosten van de medewerkers van het fonds. “Dat maakt dat de donaties die wij krijgen, echt volledig terechtkomen bij de mensen die dit nodig hebben.”

Vaste donaties

Die donaties komen uit verschillende bronnen, waaronder het Armoedefonds. Een aanzienlijk gedeelte bestaat daarnaast uit fondsen die jaarlijks een bedrag doneren. “Dit zijn vermogensfondsen, familiefondsen en een aantal lokale Amsterdamse fondsen.

Bijvoorbeeld stichting RCOAK, stichting R.C. Maagdenhuis en nog veel meer, nemen jaarlijks in hun begroting een donatie aan ons op.” Veel van deze fondsen zijn al langere tijd verbonden aan het FBNA en zetten zich op allerlei gebieden in voor armoedebestrijding. “De nieuwe fondsenwerving is bij ons eigenlijk zeer beperkt, omdat wij veel vaste stichtingen hebben die telkens bijdragen. Daarnaast krijgen wij steun vanuit de gemeente, waaronder dus voor onze vaste kosten, maar zij doen ook een bijdrage voor witgoed en sinds vorig jaar ook voor tandartskosten. We hebben een heel goede band met de gemeente opgebouwd, vooral omdat zij zien dat wij een dienst leveren die zij niet kunnen bieden.”

Natura

Naast financiële donateurs, zijn er bedrijven die het FBNA helpen met donaties in natura. Zo levert een elektronicawinkel tegen een gereduceerd bedrag witgoed dat het FBNA als gift kan schenken. “We kijken nu ook naar andere bronnen van donaties in natura.

OVER HET FONDS BIJZONDERE NODEN AMSTERDAM

Het Fonds Bijzondere Noden Amsterdam (FBNA) bestaat al sinds 1936 en is een lokaal initiatief dat financiële ondersteuning biedt aan Amsterdammers die zich in een acute noodsituatie bevinden. Het kan gaan om het vergoeden van tandartskosten, een paar weken boodschappengeld, het vervangen van kleding of de aanschaf van essentiële huishoudelijke apparaten. De gemeente kan niet altijd snel genoeg helpen of het inkomen is net te hoog om in aanmerking te komen voor bestaande regelingen. In dergelijke situaties kan het FBNA vlot handelen om verdere problemen te voorkomen. De aanvragen lopen altijd via lokale hulpverleningsinstanties en maatschappelijke organisaties, nooit via het individu zelf. Directeur Marita Tolman: “Aan de hand van de aanvraag die bij ons binnenkomt, kijken wij wat de gehele situatie is van die persoon. We kijken naar de motivatie van de betrokken hulpverlener: waarom vindt diegene dat deze gift echt nodig is? En gaat het bijvoorbeeld alleen om het vervangen van een koelkast of is er meer nodig? En is de situatie zo urgent, dat we nu moeten bijspringen met een gift? Ook kijken we grondig naar het dagelijks leven en de financiën. Hoe gaat die persoon verder na onze eenmalige gift, want vaak speelt er veel meer. We verwijzen ook naar organisaties in ons netwerk, die mensen structureel kunnen helpen naar een betere toekomst.”

Zo zouden wij graag met tandartsen samenwerken; wellicht willen zij een deel van de tandartsbehandelingen sponsoren.” Individuele donaties in natura zijn voor het fonds wat lastiger om aan te nemen, omdat de opslagruimte beperkt is. “We verwijzen daarom mensen die iets fysiek willen doneren ook wel door naar andere partijen waar wij goede banden mee hebben.”

Simpel en duidelijk Heldere en behapbare communicatie is volgens Marita Tolman het belangrijkste als je als fonds zelfredzaam en duurzaam wilt functioneren. “Je moet je bekendheid vergroten, zorg dat men weet waar je voor staat en wat je doet. De media kunnen daarin veel betekenen, vooral als je concrete voorbeelden geeft van hoe het geld besteed wordt en hoe mensen echt geholpen zijn met onze inbreng. Een tijdje geleden stonden wij bijvoorbeeld in de NRC met een artikel over iemand die wij hadden geholpen. We zagen daarna aanzienlijk meer donaties binnenkomen van Amsterdammers.”

Het kost veel tijd om te zorgen dat de communicatie op-en-top in orde is, benadrukt Marita Tolman. “Daar moet je dus wel in investeren, en goed voor jezelf weten hoe je je als fonds neer wilt zetten. En het werkt ook heel goed om je boodschap door anderen te laten vertellen. Dus je moet ambassadeurs zoeken die jouw actie ook onder de aandacht van hun netwerk willen brengen. Je zal echt niet iedereen kunnen bereiken, maar zo zijn het er toch meer. En dan kunnen wij weer meer mensen in nood helpen.”

Marita Tolman, directeur Fonds Bijzondere Noden Amsterdam.

13

Menstruatiearmoede; wat kun je er aan doen?

Niet iedereen staat er direct bij stil, maar het is een groot probleem: menstruatiearmoede. Het Armoedefonds stelt daarom gratis menstruatieproducten beschikbaar. Als hulporganisatie kun je een menstruatieproducten uitgiftepunt (MUP) aanvragen en zo meehelpen.

Plan International en het feministische platform De Bovengrondse hebben een aantal jaar geleden een onderzoek gedaan: Bloedserieus. Uit dit onderzoek blijkt dat bijna een op de tien meisjes en vrouwen in Nederland soms geen geld heeft voor menstruatieproducten, zoals maandverband, tampons en menstruatiecups. Doordat er geen geld is voor hygiënische producten, kiezen sommige meisjes en vrouwen voor wc-papier of oude kleding. Dat is niet hygiënisch en het kan leiden tot ernstige gezondheidsproblemen, zoals urineweginfecties.

Groeiend project

Het Armoedefonds vindt het belangrijk dat alle meisjes en vrouwen toegang hebben tot menstruatieproducten en daarom is de stichting een project gestart met menstruatieproducten uitgiftepunten (MUPs). “Bij de start van het project hebben we een kleine groep lokale hulporganisaties uitgezocht waarmee we veel samenwerkten. We hebben deze organisaties verschillende soorten maandverband en tampons toegestuurd om gratis beschikbaar te stellen. Hier bleek zoveel behoefte aan te zijn dat we steeds meer organisaties gingen voorzien van

menstruatieproducten. Al snel nam het project een enorme vlucht”, vertelt Penny van Laarhoven van Stichting Armoedefonds.

Niet alleen lokale hulporganisaties gingen menstruatieproducten beschikbaar stellen, maar ook particulieren en instellingen begonnen met het plaatsen van een MUP. “In eerste instantie kochten we zelf producten bij de drogist en vulden hier op kantoor dozen met

menstruatieproducten. Gaandeweg zijn we groter gaan inkopen en inmiddels laten we onze producten door een andere organisatie inpakken en leveren”, legt Van Laarhoven uit. In twee jaar tijd heeft het Armoedefonds nu 1.992 uitgiftepunten gecreëerd.

Voor iedereen toegankelijk De grote uitdaging zit in het financieren van alle producten. Van Laarhoven: “De leveranciers van menstruatieproducten zijn gelukkig welwillend om ons te laten inkopen, maar de kosten zijn enorm.” Ook gemeenten dragen een stuk financiële zorg voor dit project binnen hun eigen regio. “Vooral de samenwerking met gemeenten is voor ons van belang, want dit zorgt ervoor dat er in die gemeente voldoende draagkracht is om het project goed op te zetten en voldoende uitgiftepunten te realiseren. Wij ontzorgen de gemeenten door het project op te zetten, te managen en te monitoren.” De uitgiftepunten worden bij diverse locaties opgezet. Niet alleen bij bijvoorbeeld voedselbanken, maar ook bij het buurthuis, een school of de bibliotheek. “We willen dat er voor iedereen een laagdrempelig punt in de buurt is waar je anoniem naar binnen kunt wandelen om iets op te halen. Zo

MENSTRUATIEPRODUCTEN
14
Voorbeeld van een MUP.

bereiken we een zo groot mogelijke groep die met dit probleem kampt.”

Hoe vraag je een MUP aan?

Wil je als hulporganisatie, instelling of particulier een uitgiftepunt creëren?

Dan kun je je aanmelden bij Stichting Armoedefonds. “We hebben al 1.992 punten dus we kijken nu goed naar de regio’s waar nog geen MUP is. Eigenlijk moet iedereen de fiets kunnen pakken om een uitgiftepunt te bereiken”, vertelt Van Laarhoven. Inmiddels werkt het Armoedefonds met 57 gemeenten samen en dit aantal groeit. In de overige gemeenten kijkt het Armoedefonds welke plekken geschikt zijn voor een MUP. Als lokale hulporganisatie kun je een aanvraag doen om MUP te worden. Als MUP kun je bij het Armoedefonds gratis jouw producten bestellen. Deze worden per assortidoos verstuurd. In deze dozen zitten verschillende soorten, maten en merken maandverband en tampons. Op aanvraag heeft het

Armoedefonds ook duurzame producten zoals menstruatiecups en wasbaar maandverband, zodat elk meisje en elke vrouw zelf een product kan kiezen waar zij zich fijn bij voelt. Je kunt via een besloten webomgeving nieuwe producten bestellen zodat je nooit zonder voorraad komt te zitten.

Menstruatieproducten doneren Organisaties of particulieren die zelf menstruatieproducten over hebben of die dit via een inzamelingsactie hebben verkregen, kunnen dit doneren aan het Armoedefonds. Daarbij is het belangrijk dat de maandverbanden en tampons nog netjes dicht verpakt zijn. Als enkel het doosje stuk is, maar de producten nog verpakt zijn, dan is het alsnog mogelijk om te doneren.

Doneren kan door de producten te sturen naar: Stichting Armoedefonds, antwoordnummer 10075, 5240 VB Rosmalen.

MENSTRUATIE EN SCHAAMTE

Uit het onderzoek van Plan International is niet alleen gebleken dat niet iedereen geld heeft voor menstruatieproducten, maar dat er ook nog veel schaamte hangt rondom dit onderwerp. Menstruatie is soms al een taboe om over te praten, toegeven dat je geen maandverband of tampons kunt betalen is voor velen nog moeilijker.

In het onderzoek Bloedserieus is onderzoek gedaan naar menstruatiearmoede en -schaamte onder duizend meisjes en vrouwen tussen de 12 en 25 jaar in Nederland. Hieruit blijkt dat bijna de helft van de ondervraagde meisjes en vrouwen zich vies voelt wanneer ze menstrueren. Een derde vindt het ongemakkelijk om het met vrienden over menstruatie te hebben en een vijfde geeft aan dat er binnen het gezin niet openlijk over menstruatie wordt gesproken. Bijna negen op de tien zouden zich schamen als zij zouden doorlekken en de helft heeft dit weleens meegemaakt. De helft van de groep heeft ook weleens sporten of de gymles afgezegd omdat zij ongesteld waren. Vier op de tien miste school of werk en bijna een vijfde een feestje. Kortom, menstruatie doet een hoop met de mens. Niet alleen fysiek, maar ook mentaal. De schaamte kan groot zijn en daarom vindt het Armoedefonds het extra van belang dat iedereen toegang heeft tot menstruatieproducten, ook anoniem.

15

Libresse bloedserieus over menstruatiearmoede

Als een van de grootste merken van menstruatieproducten, neemt Libresse het voortouw in de strijd tegen menstruatiearmoede. Daarbij gaat het om voorlichting geven op scholen en het doorbreken van het taboe dat op menstruatie rust, maar ook concreet om het uitdelen van menstruatieproducten, onder andere via het Armoedefonds.

Dorothée Vanderbroeck is Senior brand manager bij Libresse en heeft de aandacht voor menstruatiearmoede de laatste jaren zien toenemen. “Het is een probleem dat er altijd al was, maar waar mensen niet van wisten dat het bestond. Dat komt ook omdat er een taboe rust op menstruatie in het algemeen, en het geen onderwerp is waar makkelijk over gepraat wordt. Dus ook niet als iemand geen toegang heeft tot menstruatieproducten.”

Gastlessen

Libresse is een van de grootste merken op het gebied van menstruatieproducten. Volgens Vanderbroeck is het daarom belangrijk dat zij het goede voorbeeld geven en vooraan staan in het doorbreken van taboes en het tegengaan van menstruatiearmoede. “We willen dat vrouwen zich veilig en prettig voelen om over het onderwerp te praten, ook wanneer dat ongemakkelijk voelt. Daarom willen we het gesprek gaande houden in al onze uitingen. En dat op een informatieve, realistische maar niet te zware manier, zodat we de meeste mensen kunnen bereiken.” Om het taboe rond menstruatie te

bestrijden, heeft Libresse verschillende samenwerkingen en campagnes in het leven geroepen. Samen met Edulin-Q, een professionele organisatie die gastlessen verzorgt, geeft Libresse op middelbare scholen voorlichting over menstruatie. Hierin gaan ze in op de biologie achter menstruatie, persoonlijke verzorging in de puberteit en mogen de leerlingen alles vragen over het onderwerp. “In de gastlessen komt naar voren dat het onderwerp door veel leerlingen als taboe wordt gezien, en dat ze er ook niet alles over weten. Dus we willen de kennis en het begrip vergroten onder de jongeren, want daar begint het natuurlijk. Zo komt er ook ruimte voor discussie over bijvoorbeeld menstruatiearmoede en zijn meisjes eerder geneigd om over het onderwerp menstruatie te praten.” Bij elke gastles worden proefpakketjes van menstruatieproducten uitgedeeld en worden er producten achtergelaten zodat de school deze weer kan geven aan meisjes die dit nodig hebben.

Niet langer aan de zijlijn

Het moeten missen van school omdat je ouders geen maandverband kunnen betalen, gepest worden omdat je

doorlekt of met onhygiënische materialen aan de slag moeten gaan als alternatief; het is voor te veel meisjes en vrouwen realiteit. Doordat zij geen toegang hebben tot menstruatieproducten en hier niet open over durven te spreken vanwege het taboe dat heerst op het onderwerp, staan zij vaak aan de zijlijn wanneer ze menstrueren. “Dat willen we natuurlijk niet, iedereen moet mee kunnen doen in de maatschappij en op school, ongeacht hun financiële situatie. Door mensen er bewust van te maken dat er wel degelijk meisjes en vrouwen zijn die in deze situaties terechtkomen, hoop je dat ze inzien dat ze daar iets tegen kunnen doen. Dat ze kunnen helpen. En dat begint met het taboe te doorbreken en bijvoorbeeld mee te doen aan acties, zelf een actie te starten of door te doneren aan Menstruatieproducten Uitgiftepunten (MUP’s). Dit zijn uitgiftepunten waar mensen gratis menstruatieproducten kunnen ophalen.”

Blauwe vloeistof Libresse voert veel campagne om opener en eerlijker over het onderwerp te berichten en praten. “Het lijkt iets heel kleins, maar het was lange tijd

LIBRESSE EN MENSTRUATIEARMOEDE
16

gebruikelijk om bij reclames over menstruatie blauwe vloeistof te gebruiken om bloed af te beelden. Omdat ze bang waren dat rood te confronterend of vies werd gevonden. Dat is natuurlijk heel raar, want bloed is gewoon rood, niet blauw.” Libresse was daarom de eerste uit de branche die begon met het gebruik van de rode kleur voor bloed. Door op een meer waarheidsgetrouwe manier over menstruatie te praten, hoopt Libresse dat het een laagdrempelig en daardoor bespreekbaar onderwerp wordt.

Daarnaast voert Libresse campagnes om negatieve uitspraken over menstruatie te stoppen. Bijvoorbeeld de uitspraak ‘Ben je ongesteld ofzo?!’, die vrouwen regelmatig naar hun hoofd geslingerd krijgen wanneer ze een beetje geïrriteerd zijn of niet lekker in hun vel zitten. “Het is niet alleen vervelend om te horen, maar ook ongepast. Veel mensen die dit zeggen begrijpen niet hoe de menstruatiecyclus eruit ziet en wat voor impact het heeft op de hormonen. Want tijdens de verschillende fases van de menstruatiecyclus gebeurt er letterlijk van alles in het lichaam wat invloed heeft op je humeur. Daarom vinden we het zo belangrijk om informatie te geven over de cyclus en de hormoonhuishouding. Zodat mensen begrijpen waarom een vrouw zo kan reageren of zich zo voelt, en zulke uitspraken niet meer gedaan worden.” Voor deze campagne liet Libresse T-shirts drukken met het opschrift ‘Ben je ongesteld ofzo?!’, waarvan de opbrengst naar het Armoedefonds gaat.

Donaties met impact

Naast de voorlichting op scholen en uitingen in de media, doneert Libresse aan de LINDA.foundation menstruatieproducten voor honderd basisscholen in de armere wijken in Nederland. Daarnaast doneren ze structureel producten aan de voedselbank. Ook Stichting Armoedefonds ontving al regelmatig donaties die gebruikt konden

worden voor Menstruatieproducten Uitgiftepunten (MUP’s). Sinds vorig jaar is deze incidentele donatie omgezet naar een structurele samenwerking. “Beide partijen zien in hoe groot het probleem is en willen menstruatiearmoede bestrijden. Dit leek ons daarom een logische volgende stap.” In september 2023 liep er een actie van Libresse bij Kruidvat, waarbij de klant bij aankoop van drie pakken maandverband, twee pakken gratis kreeg. Daarnaast doneerde Libresse bij elke aankoop van drie pakken, één pakje aan het Armoedefonds, zodat deze weer via MUP’s uitgedeeld konden worden. Deze actie leverde maar liefst 28.075 pakjes maandverband op.

Samen aanpakken

Menstruatiearmoede is uiteraard niet enkel in Nederland een probleem; wereldwijd zijn er vele vrouwen en meisjes die geen geld hebben voor maandverband of tampons. In enkele landen zijn daarom vanuit de politiek al stappen gezet om hen te helpen, bijvoorbeeld door menstruatieproducten gratis beschikbaar te stellen aan mensen met een laag inkomen. Zo kun je in Schotland en Nieuw-Zeeland menstruatieproducten kopen in de winkel, maar zijn ze ook op veel locaties gratis af te halen. “Nederland is nog niet zo ver. Er komen wel steeds meer plekken waar het gratis te verkrijgen is, maar nog niet op dezelfde schaal. De politiek ziet de omvang van het probleem wel steeds duidelijker.” Zo kondigde demissionair minister Carola Schouten begin 2023 aan dat er meer geld naar het bestrijden van armoede gaat, waar menstruatiearmoede een belangrijk onderdeel van is. Met de steun van het ministerie kan het Armoedefonds meer MUP’s realiseren. “Dat is een belangrijke stap in onze ogen, maar daarnaast is het ook belangrijk dat bedrijven en individuen de ernst van dit probleem inzien zodat we het gezamenlijk kunnen aanpakken.”

17

Hoe Rotterdam de strijd aangaat met menstruatiearmoede

Waar armoede groeit, neemt ook menstruatiearmoede toe. De gemeente Rotterdam trekt zich dit probleem aan. Het is de eerste gemeente die, in samenwerking met het Armoedefonds, gratis menstruatieproducten verstrekt op alle basis­ en middelbare scholen.

Menstruatiearmoede is een probleem dat leeft in Nederland en zo ook in Rotterdam. De gemeente pakt dit probleem serieus op. Wethouder Said Kasmi (D66) is verantwoordelijk voor Onderwijs, Cultuur en Evenementen. Samen met de wethouder voor Armoede werkte hij aan een plan om menstruatiearmoede terug te dringen.

Armoede in Rotterdam

Recentelijk lijkt er meer aandacht te komen voor menstruatiearmoede. Het is een thema waar niet iedereen direct aan denkt als het gaat om armoede, maar waar toch veel mensen mee te maken hebben. Ook in Rotterdam speelt dit thema, want ook in deze stad neemt armoede helaas toe. De gemeente heeft hier cijfers over gedeeld en

MENSTRUATIEPRODUCTEN OP SCHOLEN 18

daaruit blijkt het volgende: “Armoede en schuldenproblematiek in Rotterdam nemen toe, mede door stijgende energiekosten en inflatie. Dit heeft gevolgen voor zowel lage inkomens als middeninkomens in Rotterdam.” Uit de cijfers blijkt dat in 2021 maar liefst 85.000 Rotterdammers met een inkomen tot 110% van het sociaal minimum leefden. Meer dan 20% hiervan zijn minderjarige kinderen. En maar liefst 32.600 huishoudens kampen met langdurige armoede. Het grootste gedeelte van de huishoudens in armoede woont in de wijken Charlois, Feijenoord en Delfshaven. Op allerhande vlakken probeert de gemeente armoede terug te dringen en dankzij een samenwerking met het Armoedefonds dus ook specifiek op het thema menstruatiearmoede.

MUP

Het Armoedefonds was al actief bezig met menstruatiearmoede in Rotterdam. Namelijk door het verzorgen van de Menstruatieproducten Uitgiftepunten in buurthuizen of bibliotheken. Hier worden verschillende soorten menstruatieproducten gratis aangeboden, zoals tampons en maandverband. Het fonds doet dit bijvoorbeeld in samenwerking met buurthuizen, jongerenhubs en educatieve instellingen. Omdat menstruatiearmoede een negatieve invloed heeft op het volgen van onderwijs, besloot de gemeente dit probleem groot op te pakken. De gemeente koos uiteindelijk voor een samenwerking met het Armoedefonds. Said Kasmi: “Het Armoedefonds heeft de expertise en kan scholen hierin goed adviseren. Vandaar

de keuze van de gemeente Rotterdam om voor het Armoedefonds te kiezen als partner om alle basis- en middelbare scholen te voorzien van menstruatieproducten en kennis en voorlichting voor veilig gebruik.”

Vanuit het Rijk is voor 2023-2024 een bijdrage toegezegd van twee miljoen. Het gaat hier echter om een eenmalige bijdrage. De gemeente Rotterdam ziet dat van de bijdrage slechts twee MUP’s per gemeente gerealiseerd kunnen worden en heeft er dan ook voor gekozen om zelf actie op de langere termijn te ondernemen.

Onderwijs en armoede

Hoewel Rotterdam ook een wethouder voor armoede heeft, is voor dit thema een brug geslagen met wethouder Said Kasmi, die onderwijs in zijn portefeuille heeft. Er is dan ook een verband tussen onderwijs en armoede. De wethouder legt uit hoe dit zit: “Veel armoedeproblemen komen via het onderwijs aan het licht, maar niet alle problemen kunnen via onderwijs worden aangepakt. De oorzaak van menstruatiearmoede is het niet hebben van voldoende financiële middelen voor menstruatieproducten. Dat is een armoedeprobleem, maar de effecten in het onderwijs zijn groot. Het gevolg is vaak het missen van schooldagen en het risico op onderwijsachterstanden.” Said Kasmi benadrukt dat de gemeente belang hecht aan het toegankelijk maken van onderwijs voor iedereen. “Er wordt kritisch gekeken naar de randvoorwaarden om goed onderwijs te volgen. Dit betekent dat er geen kinderen mogen

19
Gratis menstruatieproducten op Rotterdamse scholen.

achterblijven of nadeel ervaren omdat er thuis niet genoeg geld is voor ontbijt en lunch, schoolspullen, menstruatieproducten of andere zaken die een leerling belemmeren om goed mee te doen op school. Door op deze randvoorwaarden in te zetten, creëer je een gelijker speelveld. Naast het aanbieden van schoolontbijten wil de gemeente zich ook hard maken om menstruatiearmoede tegen te gaan. In Rotterdam zijn er ongeveer 2.100 leerlingen in het basis- en voortgezet onderwijs die regelmatig niet voldoende financiële middelen hebben om menstruatieproducten, zoals maandverband en tampons, aan te schaffen.”

Voor deze groep leerlingen is het probleem en de mogelijke gevolgen hiervan groot, zo motiveert Said Kasmi: “We zien dat het gebrek aan financiële middelen voor menstruatieproducten leidt tot het missen van school. Dit kan een negatieve invloed hebben op de schoolprestaties. Het kan de kansen op succes in de toekomst belemmeren. Daarnaast zorgt een gebrek aan menstruatieproducten in sommige gevallen voor het gebruik van alternatieven, zoals het gebruik van sokken of wc-papier in je ondergoed. Om deze problemen aan te pakken, wil de gemeente scholen helpen, door menstruatieproducten standaard onderdeel te maken van de toiletten in alle basis- en middelbare scholen. Dit vermindert de kans dat leerlingen lessen missen en schaamte ervaren.”

Wie wel of geen producten kan pakken wordt niet gescreend, de producten zijn gewoon beschikbaar en je hoeft er geen pasje of indicatie voor te hebben. Er is in kaart gebracht welke groep nood heeft aan de producten en dankzij de samenwerking wordt hier voldoende in voorzien. Volgens de wethouder maken mensen die zelf deze producten kunnen aanschaffen eigenlijk nooit aanspraak op de producten die gratis voorzien worden. Ook heeft de gemeente rekening gehouden met het feit dat de mensen die deze producten nodig hebben, er thuis waarschijnlijk ook niet over beschikken en zij dus wat extra producten op school kunnen meenemen voor thuis.

GA IN GESPREK

Wellicht is men in jouw gemeente ook al druk bezig met dit thema, of zijn zij zoekende naar een manier waarop zij dit kunnen oppakken. Lokale hulporganisaties kunnen, wellicht ook samen met het Armoedefonds, van betekenis zijn om menstruatiearmoede tegen te gaan. Neem daarom contact op met de wethouder(s) die in jouw werkgebied armoede en/of onderwijs in hun portefeuille hebben. Benader ook scholen om te vragen of zij al initiatieven hebben opgezet of dat jullie wellicht een MUP kunnen verzorgen op de school.

Toekomst

Op dit moment gaat het om een samenwerking tussen de gemeente en het Armoedefonds voor voldoende Menstruatieproducten Uitgiftepunten (MUP’s) op alle basis- en middelbare scholen. Er is vooralsnog gekozen voor deze scholen en niet voor mbo, hbo en universitaire onderwijsinstellingen. De gemeente motiveert de keuze doordat op de basis- en middelbare scholen de nood het hoogst is: “Op deze onderwijsinstellingen vind je de groep die voor het eerst gaat menstrueren. Het is daarom van belang dat er vanaf het begin producten en kennis beschikbaar zijn voor de doelgroep die dit vanuit huis niet mee kunnen krijgen.”

Daarnaast geeft de gemeente aan dat de hogere onderwijsinstellingen vaak zelf al projecten hebben opgezet. De gemeente laat wel weten met deze instellingen in gesprek te zijn en ook bij te houden hoe het zit met de behoefte aan menstruatieproducten aldaar. Zo hoopt de wethouder ervoor te zorgen dat menstruatiearmoede nergens in Rotterdam een reden hoeft te zijn om onderwijs te missen.

MENSTRUATIEPRODUCTEN OP SCHOLEN Said Kasmi 20

Zo regel je je bestuurlijke aansprakelijkheid

Stel je voor, je bent bestuurder van een stichting en het pand waarin jouw stichting is gehuisvest verkeert in een wat vervallen staat. Hier en daar is er een lekkage en de vrijwilligers moeten een extra laag kleding aan omdat de verwarming niet werkt. Via een kennis van een kennis kom je terecht bij een aannemer die het voor een fijne prijs op kan lossen. Je betaalt een som geld aan en de aannemer gaat aan de slag.

Alles lijkt prima te verlopen, totdat de aannemer op een dag niet komt opdagen en ook niet meer bereikbaar is. Je hoort dat het aannemersbedrijf failliet is verklaard. Je kan fluiten naar je geld. De stichting stelt jou en de rest van de bestuurders persoonlijk aansprakelijk, want jullie hebben volgens hen niet goed onderzocht of het bedrijf wel kredietwaardig en te vertrouwen was.

Dit voorbeeld is een van de manieren waarop binnen een stichting één of meerdere bestuurders persoonlijk aansprakelijk gesteld kunnen worden voor problemen die ontstaan. Dit is natuurlijk een heel vervelende situatie, voor zowel de stichting in zijn geheel als de bestuurders in kwestie. Om zulke situaties te voorkomen is het belangrijk om goed te weten waar je als stichting op moet letten.

Signaleren

Nu klinkt het natuurlijk heel simpel en voor de hand liggend, maar het belangrijkste is dat je als stichting je zaken goed op orde hebt. Gebeurt dit niet, en worden er (al dan niet opzettelijk) fouten gemaakt, dan lopen de

bestuursleden het risico om persoonlijk aansprakelijk gesteld te worden. Om dit te voorkomen, is het belangrijk om je bestuur goed te organiseren, keuzes en handelingen vast te leggen en dilemma’s bespreekbaar te maken. Accountant in de non-profit branche Pieter Alblas ziet in zijn werk regelmatig stichtingen voorbijkomen waar alles nog niet zo goed op orde is als eigenlijk zou moeten. “En het probleem is dat als het fout gaat, het vaak ook meteen flink fout gaat. Er is bijvoorbeeld sprake van schulden die snel hoog oplopen en helemaal niet meer te overzien zijn of er zijn fouten gemaakt die niet meer zo makkelijk te herstellen zijn. Dat komt meestal doordat ze te laat doorhebben dat ze tegen problemen aan gaan lopen of dat er fouten zijn gemaakt. Vroegtijdig signaleren van mogelijke problemen is erg belangrijk, en daarvoor moet je als bestuur goed zicht

hebben op wat er speelt in de stichting. Dan kun je niet beschuldigd worden van laks handelen als bestuurder.”

Notariële akte

Het begint al bij het oprichten van de stichting. Dit moet je altijd doen via een notariële akte. Daarnaast moet je als bestuur aan kunnen geven dat je regelmatig vergadert, er moeten goede statuten en jaarverslagen zijn en het moet duidelijk zijn dat je alles doet wat nodig is om het financiële beheer van de stichting op orde te hebben en te houden. Hier kan het bijvoorbeeld misgaan wanneer er geen (volledige) jaarrekeningen gemaakt worden. Binnen een stichting kan het bestuur door de tijd heen veranderen, en wellicht zelfs helemaal vervangen worden. Wanneer je niet goed vastlegt wat er met het geld gebeurd is dat in de jaren dat jij bestuurder was

“Het probleem is dat als het fout gaat, het vaak ook meteen flink fout gaat.”
GOED GEREGELD 21

binnenkwam, zal het volgende bestuur niet kunnen zien waar het geld naartoe is gegaan. Beschuldigingen van fraude liggen dan op de loer. Zie dan maar te bewijzen dat het geld verantwoord uit is gegeven. “Kijk dus vooruit, niet alleen naar de dagelijkse zaken. Je moet alles kunnen verantwoorden, ook als het je jaren later nog gevraagd wordt moet je de administratie kunnen laten zien.” Natuurlijk maakt iedereen fouten, van komma’s die op de verkeerde plaats gezet worden tot een inschattingsfout van de verwachte inkomsten. Die fouten kan je grotendeels voorkomen door binnen een stichting kritisch naar je eigen handelen en dat van je collega’s te kijken én duidelijk vast te leggen wat iemands takenpakket inhoudt. Eventuele misstappen of fouten kunnen namelijk gevolgen hebben voor iedereen binnen het bestuur. “Leg duidelijk vast wat ieders taken zijn en wat hiervan de grenzen zijn. Wat doet bestuurder x wel en wat niet? En wat zijn de takten van de penningmeester en controleert iemand deze persoon ook weer? Allemaal punten waar je helderheid over moet hebben.”

Aansprakelijkheidsverzekering

Een fout maken is menselijk en dat geldt uiteraard ook voor bestuurders van een stichting. Het is essentieel om je stichting maar ook jezelf als individu daartegen te beschermen door een bestuurlijke aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten. Met deze verzekering bescherm je als bestuurder je privévermogen wanneer er door een bestuurlijke fout een schadeclaim richting de stichting wordt gedaan. Pieter Alblas: “Ik vergelijk het altijd met de brandweer: als je huis in brand staat, dan bel je de brandweer. Als je merkt dat er iets niet goed gaat in je stichting, kun je via een bestuurlijke aansprakelijkheidsverzekering juridische bijstand krijgen. En een deel van de vanwege de fout gemaakte kosten kunnen vergoed worden. Zo bescherm je jezelf tegen grotere problemen en sta je sterker wanneer er juridische stappen tegen je gezet worden.”

Sluit als hulporganisatie altijd een aansprakelijkheidsverzekering af.

Gelukkig ziet Pieter dat veel stichtingen het belang van een bestuurlijke aansprakelijkheidsverzekering inzien. “Dat is bij veel van hen wel een prioriteit. En het is ook een kleine moeite, waar je uiteindelijk heel veel aan kunt hebben als er problemen ontstaan. Dat is dus

CHECKLIST

Dit moet je als stichting goed geregeld hebben:

 Richt op de juiste manier een stichting op (via een notariële akte).

 Houd inkomsten en uitgaven goed bij en leg deze vast in de jaarrekening.

 Sluit een bestuurlijke aansprakelijkheidsverzekering af.

 Vraag een ANBI-status aan.

ook een van de eerste adviezen die ik stichtingen op het hart druk.”

ANBI­status

Het is een begrip dat je als stichting waarschijnlijk constant om de oren vliegt: de ANBI-status. En dat is niet voor niets, want het hebben van een ANBI-status is een groot voordeel. Deze heb je namelijk nodig om vrijgesteld te worden van belasting over de ontvangen giften. Om deze status te krijgen, moet je wel aan een aantal voorwaarden voldoen. Zo moet de stichting zich voor minstens 90% bezighouden met activiteiten die het algemeen belang dienen, mag er geen winst gemaakt worden, moeten de betrokkenen voldoen aan de integriteitseisen en moet er een actueel beleidsplan voorgelegd kunnen worden. Daarnaast horen hier administratieve verplichtingen bij waaronder het openbaar maken van financiële gegevens

GOED GEREGELD
22

zoals de jaarrekeningen. “Stichtingen met een ANBI-status zouden dus in principe al goed georganiseerd moeten zijn en met hun administratie en organisatie voldoen aan de eisen voor bestuurlijke aansprakelijkheid in plaats van individuele aansprakelijkheid. Als ze zich niet aan de regels houden die bij de ANBI-status horen, of als ze verdacht worden van fraude of onzorgvuldig handelen, kan de Belastingdienst hun status afpakken.” Hiermee verliest een stichting dus ook het recht op vrijstelling van schenkbelasting en zal het voorbestaan van de stichting onzeker worden.

Bij een ANBI-status hoort nog een groot voordeel dat best een verschil kan maken in de financiën van je

stichting. Een ANBI komt namelijk in aanmerking voor teruggave van energiebelasting. Hiervoor moet de organisatie wel voldoen aan een aantal voorwaarden. Zo moet je de aanvraag binnen dertien weken na de jaarafrekening indienen bij de Belastingdienst, moet je per energiecontract dat je hebt afgesloten een aparte aanvraag indienen en kun je geen teruggave ontvangen als de belasting is verrekend in de huurprijs van het pand. Voldoe je aan al deze punten, dan is het beslist verstandig om de aanvraag voor teruggave van energiebelasting in te dienen.

Nadenken

Het is volgens Pieter dus zeker niet moeilijk om te zorgen dat je als

stichting sterk staat wanneer er iets mis loopt. “Het komt allemaal neer op je gezond verstand gebruiken. Zorg dat je je zaken op orde hebt en elkaar controleert en helpt. Maar wees ook niet te zenuwachtig, want het gaat echt niet zomaar fout. Als je alles gewoon goed in je administratie bijhoudt en geen fraude pleegt of andere onverstandige dingen doet, kom je al een heel eind.”

Zet je als gemeente in tegen menstruatiearmoede!

Gemeenten in Nederland die zich in willen zetten tegen menstruatiearmoede en menstruatieproducten beschikbaar willen stellen, kunnen dit in samenwerking met het Armoedefonds organiseren. Bij 1 op de 10 meisjes en vrouwen in Nederland die in armoede leven is thuis geen geld voor menstruatieproducten. Het Armoedefonds stelt daarom gratis menstruatieproducten beschikbaar via MUP’s (Menstruatieproducten Uitgifte Punten).

Is er binnen de gemeente budget beschikbaar om menstruatiearmoede tegen te gaan? Dan kan het Armoedefonds daarin een rol spelen en de gemeente ontzorgen. Het Armoedefonds realiseert de uitgiftepunten (MUP’s) en zorgt voor de inkoop en verspreiding van menstruatieproducten. De gemeente kan hierbij suggesties doen voor mogelijke nieuwe locaties. Naast het project tegen menstruatiearmoede kunnen gemeenten ook

deelnemen aan de volgende projecten:

• Schoolspullenactie.

• ‘Ik-denk-aan-jou’ steunpakketjes voor ouderen in armoede.

Stichting Armoedefonds

De Grote Elst 52

5246 JR Rosmalen 073 - 369 01 94

gemeente@armoedefonds.nl www.armoedefonds.nl

SCAN DE QR-CODE VOOR MEER INFO!

Pieter Alblas
#MUPNL
Scan mij! ARM-0129_Gemeente 182x138_02.indd 1 15-02-2024 14:25 23

Maxima(al)

voor de minima

Voor hulporganisaties is het noodzakelijk om genoeg financiële middelen binnen te krijgen om overeind te blijven. Zo ook voor Kledingbank Maxima in Groningen. Als enige provincie in Nederland ondersteunt de provincie Groningen de plaatselijke kledingbanken op financieel gebied door een groot deel van de vaste kosten te betalen.

Wanneer je een van de zeven locaties van Kledingbank Maxima binnenstapt, is het alsof je een doorsnee kledingwinkel betreedt. Dat is ook precies de bedoeling, benadrukt oprichter Henk Slagter. “We willen onze cliënten een echte winkelervaring bieden, dus moet het er ook zo uitzien. Dit zijn mensen die al een aantal jaren niet genoeg geld hebben om in een winkelcentrum te gaan winkelen. Dan kun je ze niet ontvangen in een donkere loods met dozen waar mensen hun kleding uit moeten trekken. We zijn eigenlijk een modezaak zonder kassa.” De bezoekers krijgen in het voorjaar en in het najaar een kledingkaart waarmee ze een 20-tal kledingstukken uit kunnen kiezen. Twaalf jaar geleden zagen Henk en zijn vrouw dat er in Nederland al meerdere initiatieven bestonden die minima aan kleding hielpen, maar in Groningen bestond een dergelijke plek nog niet. Na een jaar voorbereiding openden ze in Hoogezand-Sappemeer de eerste Maxima kledingbank. “Mijn vrouw bedacht de naam, en hoewel het ook koninklijk klinkt, is de boodschap dat we de minima naar maxima willen laten

gaan. We willen mensen helpen om een beter leven te krijgen. Bovendien klinkt het veel beter om te horen ‘die outfit heb ik van Maxima’, dan ‘die outfit heb ik van de kledingbank’. En wat begon met zo’n 500 bezoekers bij die eerste Maxima-locatie, is nu uitgegroeid tot zeven Maxima’s met circa 8.000 mensen die in de zomer en in de winter komen winkelen voor een nieuwe garderobe.”

Uitkering en minimabeleid Je zou bijna vergeten dat in dit geval een groeiend aantal klanten geen positieve ontwikkeling is; het laat immers zien dat steeds meer mensen niet genoeg geld hebben om hun kleding bij reguliere winkels te kopen. “In een jaar tijd zijn er bij Maxima ongeveer 1.000 mensen bijgekomen. Dat komt voornamelijk door de stijgende energieen leefkosten. Dat is natuurlijk heel shockerend.”

Bij Maxima mogen mensen komen winkelen die afhankelijk zijn van een uitkering, maar ook mensen die net boven de armoedegrens leven. “Wij maken daarbij een bredere keuze dan bijvoorbeeld de Voedselbank. We werken ook

samen met de gemeenten, die zich met het minimabeleid ook richten op die mensen die niet afhankelijk zijn van een uitkering maar toch heel weinig overhouden aan het eind van de maand. Die mensen komen meestal bij ons via Stichting Humanitas. Zij schrijven dan een verwijsbrief, waarmee mensen bij ons terechtkunnen.”

Gemeentelijke en provinciale financiële steun

Het bestaan van de Kledingbanken Maxima is volgens Henk Slagter ook zeker aan de gemeenten en aan de provincie Groningen te danken. “De gemeenten van de individuele Maxima’s bekostigen jaarlijks de huur en energiekosten. Zij zien ons als partner in de bestrijding van armoede en als zeer zinvolle aanvulling op het gemeentelijk minimabeleid.” Opvallend is dat Groningen de enige provincie in ons land is die kledingbanken financieel ondersteunt. Deze samenwerking kwam tot stand toen Henk in 2014, samen met de voorzitter van Voedselbank Groningen, de gedeputeerde Welzijn uitnodigde voor een bezoek aan de Voedselbank in de stad en de Maxima

KLEDINGBANK
24
Schoolkinderen zamelen kleding in voor Maxima.

vestiging in Hoogezand-Sappemeer.

“Wij lieten zien wat je als vrijwilligers allemaal neer kan zetten en kan betekenen. Dat bleek veel indruk te maken. Dan zie je wat er gebeurt als je iets tastbaar en zichtbaar maakt voor de lokale politiek. Ze komen ergens mee in contact waar ze normaal niet mee in aanraking zouden komen.”

Onder andere dit bezoek leidde tot een subsidie van € 125.000 die de provincie beschikbaar stelde aan dertien projecten in het kader van armoedebestrijding en sociaal beleid. Kledingbank Maxima was een van die projecten. “De provincie betaalt voor ons het hele logistieke proces, dus het ophalen van de kleding, de opslag en het distribueren. Het enige wat wij dan nog moeten betalen, zijn bijvoorbeeld de schoonmaakmiddelen en de koffietafels die wij in elke kledingbank hebben. Daar kunnen mensen onder het genot van een gratis

kopje koffie of thee een praatje maken en elkaar ontmoeten. Dat is ook heel belangrijk.”

4.000 kilo

De bezoekers van de kledingbank kunnen dat rustmomentje wel gebruiken, want ze hebben al hun energie nodig om een nieuwe outfit bij elkaar te winkelen in de collecties van de dames-, de heren-, de meisjes- en de jongensafdeling. “Wekelijks komt er zo’n 4.000 kilo kleding binnen, van zowel particulieren als kledingwinkels. De kleding moet nieuw of zo goed als nieuw zijn. Niet alles is bruikbaar, maar veel wel.” Een probleem waar Henk en zijn collega’s tegenaan lopen, is dat er vooral veel vrouwenkleding binnenkomt, maar helaas veel minder voor mannen en kinderen. “We weten ook dat andere kledingbanken hetzelfde probleem ervaren. Vrouwen vervangen

“8.000 mensen met weinig geld worden geholpen aan goede en mooie kleding.”

toch eerder hun garderobe dan mannen denk ik, mannen zijn vaak wat praktischer ingesteld qua kleding. En bij kinderen worden kleren vaak helemaal afgedragen of van het oudste naar het jongste kind doorgegeven. Dus dat is wel een uitdaging.”

Henk is daarom blij met winkels zoals de ANWB en Scapino, waar jaarlijks restpartijen kunnen worden opgehaald met de eigen bestelbus. “Doordat wij zo’n grote organisatie zijn met veel locaties, en veel samenwerken onderling, weten dat soort bedrijven ons ook te vinden. Dat is een stuk lastiger als je een kleine zelfstandige kledingbank bent.”

Dress for success

De kleding wordt na ophalen of levering gesorteerd en verdeeld over de locaties. “Het is maar net wat een locatie nodig heeft, het aanbod moet wel divers genoeg zijn. Heeft de één juist veel jassen, en de ander juist broeken, dan wissel je de collectie kleding met elkaar uit. Zo zorg je dat het aanbod bij beide goed is én hoef je niks weg te gooien of je opslag te vullen met kleding die je niet kwijt kan.” Verdeeld

25

over de zeven locaties werken er 240 vrijwilligers bij de Kledingbanken Maxima. “Dat zijn mensen die de kleding sorteren, weer anderen die de logistiek regelen, een aantal werkt in de winkel en we hebben ook speciaal mensen die verstand hebben van het efficiënt en aantrekkelijk inrichten van de winkels.”

Een deel van de vrijwilligers is zelf ook afkomstig uit de doelgroep, en zet hiermee bijvoorbeeld een eerste stap richting een betaalde baan. “Het kan net dat opstapje zijn dat je over een drempel helpt, en die je ervaring op laat doen die je nodig hebt om betaald werk te vinden. Daarnaast helpen wij mensen actief met die stap zetten, bijvoorbeeld met Dress for Success. Dit is een speciale winkel in het centrum van Groningen, ook opgericht door de Kledingbanken Maxima, waar men kleding kan uitkiezen voor sollicitatiegesprekken. Dat kan mensen enorm helpen.”

Duurzaamheid

Henk noemt de kledingbank een win-win-win-situatie: “8.000 mensen met weinig geld worden geholpen aan goede en mooie kleding, daarnaast is het ‘een win’ voor de 240 vrijwilligers die veelal uit de doelgroep komen en een volgende stap kunnen zetten. En dan is er als laatste ‘win’ de duurzaamheid: wij zorgen ervoor dat restpartijen

niet bij het afval belanden en dat mensen niet zomaar kleding weggooien wanneer ze hun garderobe nieuw leven inblazen.” Niet alle kleding die door particulieren en bedrijven binnengebracht wordt, kan de kledingbank gebruiken. Sommige kleding past niet bij de moderne collectie die ze willen aanbieden, en soms is kleding te veel gedragen en dus beschadigd. “Dan gooien we het niet weg, maar gaat de kleding door naar een bedrijf dat voor de recycling van de kleding zorgt.”

Acties

Om specifieke kleding binnen te krijgen, die onvoldoende bij de reguliere donaties zit, worden er ook regelmatig acties georganiseerd. Zo kwamen de kledingbanken Maxima in het najaar van 2022 aan bod in het tv-programma Even tot Hier. “Zij kiezen elk jaar

thema’s per regio waar ze aandacht aan willen besteden. Toen zijn ze bij onze actie voor winterjassen voor kinderen terechtgekomen en besloten ze ons te helpen. Van het geld dat daardoor binnen is gekomen, hebben we duizend winterjassen kunnen kopen. Daarnaast brachten mensen zelf veel goede jassen naar onze locaties. Dat was heel mooi om te zien.”

Blije gezichtjes

Ook het Armoedefonds is een zeer gewaardeerde helpende hand, benadrukt Henk. “Het is voor ons heel lastig om genoeg kinderkleding binnen te krijgen. En dat terwijl het voor kinderen juist heel belangrijk is om leuke en goede kleding te dragen. Geen leuke kleding dragen is een van de meest voorkomende redenen waarom kinderen gepest worden. Dus wij vinden het heel belangrijk om genoeg kinderkleding aan te kunnen bieden.” Henk en zijn collega’s dienden een aanvraag in bij de toekenningsronde van het Armoedefonds, die werd goedgekeurd. Ze ontvingen € 10.000 om kinderkleding te kopen. “Als je dan die blije gezichtjes ziet als ze mooie kleding hebben uitgekozen waar ze trots mee over het schoolplein kunnen rennen, bevestigt dat weer de reden waar wij het voor doen: we kleden mensen niet alleen, we zorgen dat ze mee kunnen doen in de maatschappij.”

KLEDINGBANK
26
Henk Slagter.

Wat is de waarde van geld?

J‘Je kunt niet uitgeven wat je niet hebt.’ Dit zinnetje hoor ik al van kleins af aan. Toch heb ik op school nooit veel geleerd over hoe je met geld omgaat. Vandaar dat ik dit zinnetje ook weer meegeef aan mijn dochter van zeven jaar. Met zakgeld probeer ik haar te leren wat geld is, hoe het werkt en wat mogelijke risico’s zijn. Je kunt er immers niet vroeg genoeg mee beginnen. Terwijl ik haar leer om met munten en briefjes om te gaan, maak ik me zorgen om haar financiële toekomst. Het is namelijk niet gemakkelijk om uit te leggen wat geld nu precies is. Wat is de waarde van geld? Wat kun je allemaal met geld doen en wat komt daarbij kijken? Daarom leer ik haar dat die 26 euro in haar spaarpot echt is wat ze nu heeft. Meer kun je niet uitgeven, want meer heb je niet in je spaarpotje zitten.

Bij jonge kinderen is het nog vrij eenvoudig, maar ik maak me zorgen over hoe dat over een jaar of tien gaat. Wat als je dan uitgaves hebt die je niet direct kunt betalen? Wat als hele generaties straks ‘gewend’ zijn om te lenen voor bijvoorbeeld hun studie? Hebben we lenen in onze samenleving niet veel te normaal gemaakt?

We leren in het leven al vrij vroeg de kunst van het geld uitgeven. Maar niet om te sparen, te budgetteren en geld op te bouwen voor later. Te vaak hoor ik al dat het kopen van producten op afbetaling als normaal gezien wordt. Als een gemakkelijke manier om te krijgen wat je wilt, zonder de onmiddellijke financiële consequenties te voelen. Maar is dit wel gezond?

Door lenen te normaliseren, lopen we het risico dat mensen afhankelijk worden van krediet om hun levensstijl te ondersteunen. Het kan leiden tot een vicieuze cirkel van schulden en financiële stress, die moeilijk te doorbreken is. Dus wat moeten we doen? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat onze kinderen financieel veerkrachtig worden en niet verdrinken in een zee van schulden?

Het begint allemaal met financiële opvoeding. Waar je op school dagelijks geschiedenis, talen en biologie krijgt, is geld nog geen vast onderdeel van het onderwijs. Natuurlijk leren we bij wiskunde hoe je iets kunt uitrekenen, maar de waarde van geld wordt daarbij meestal niet meegenomen. De risico’s van een opgebouwde schuld of leren om te sparen komen ook niet in veelvoud voorbij. Dat is best riskant, want we kunnen er niet vanuit gaan dat iedereen dit vanuit huis meekrijgt. Scholen kunnen een cruciale rol spelen door financiële educatie op te nemen in het curriculum, zodat mijn dochter leert over budgettering, sparen en iets kopen.

Meer kennis over geld maakt de samenleving sterker, maar dan moet het wel de juiste kennis zijn. Soms hoor ik verhalen over jongeren die op sociale media berichten zien waarin wordt gezegd dat je snel rijk kunt worden met crypto. Jongeren worden benaderd om ergens geld in te stoppen met de belofte dat het binnen no time verdubbelt. If it seems too good to be true, it probably is! Het integreren van geldlessen in het onderwijs kan een effectieve manier zijn jongeren geldbewust te maken en kan zelfs bijdragen om armoede tegen te gaan. Laten we onze jongeren financieel vaardig maken, bewust maken van financiële risico’s en leren om schulden te vermijden. Zo zorgen we ervoor dat de volgende generatie niet alleen financieel geletterd is, maar ook financieel veerkrachtig. Daar kun je niet vroeg genoeg mee beginnen.

Kim Kreté

COLUMN 27
Onderzoeker Maria Tiggelaar:

“Drempels voor hulp worden soms bewust opgeworpen”

Juist voor de mensen die financiële hulp het hardst nodig hebben, zijn de drempels om deze hulp aan te vragen het hoogst. Soms worden die drempels bewust opgeworpen met de gedachte dat mensen die de hulp echt nodig hebben wel doorzetten en de hulp ook krijgen. Het tegendeel is helaas waar, concludeert Maria Tiggelaar, onderzoeker aan de Universiteit Gent. Haar onderzoek richt zich op drempels in de bureaucratie. Daarmee ziet zij dat de rol van hulporganisaties steeds belangrijker wordt, omdat zij de doelgroep wél weten te bereiken.

Wanneer je aanspraak wil maken op een toeslag, uitkering of andere financiële hulpregeling, zijn er allerlei stappen die je moet zetten. Deze stappen zijn niet altijd even toegankelijk en simpel. De vele formulieren, regels, wachttijden en uitzonderingen maken dat de drempel om hulp te zoeken en de juiste hulp te krijgen te groot is, zo ziet Tiggelaar. Het onderwerp kreeg haar interesse toen ze onderzoek deed naar het verminderen van de administratieve druk die docenten ervaren. “Ik realiseerde me dat dit onderwerp op veel meer terreinen speelt, op veel meer manieren. Zo kwam ik terecht bij de bureaucratische drempels die mensen ervaren bij het zoeken naar financiële hulp.”

Geen toeval

Bureaucratische drempels zijn grofweg in te delen in drie categorieën. Allereerst de moeite die je moet dóen, zoals op een afspraak komen, of documenten meebrengen. Daarnaast zijn er de dingen die je moet wéten, bijvoorbeeld op welke website je de juiste informatie vindt. En ten slotte is er de psychologische druk die je bij dit

proces ervaart, zoals bijvoorbeeld het stigma dat rond een regeling als ‘de bijstand’ heerst. Uit het onderzoek van Tiggelaar blijkt dat deze drempels daadwerkelijk beïnvloeden of iemand aanspraak maakt op bepaalde regelingen. “In andere woorden: krijgt iemand wel waar hij of zij recht op heeft? Dit maakt uit voor het leven van een individu, maar ook voor het grotere plaatje van de samenleving. Als bepaalde groepen steeds dezelfde drempels niet over komen, dan verdiept dat de al bestaande kloven in de samenleving.” Die hindernissen zijn volgens Tiggelaar niet altijd een toevalligheid: “Drempels ontstaan op verschillende manieren, maar worden soms ook echt actief opgeworpen. Heel lang is het idee geweest dat de drempels er zijn, zodat we onze schaarse middelen, zoals geld of tijd van de overheid, het beste kunnen inzetten voor mensen die dat het hardst nodig hebben. Vanuit economisch denken wordt dan geredeneerd dat die mensen de meeste moeite zullen doen om ook echt bij dat geld en die regelingen en hulp te komen, omdat ze het zo dringend nodig hebben. Maar nu blijkt steeds meer dat het omgekeerde geldt:

0NDERZOEK 28
“Juist mensen die het hard nodig hebben komen de drempels niet over.”
29

juist de mensen die het hard nodig hebben, komen die drempels niet over.”

Mislopen van hulp

Hierdoor lopen veel mensen hulp mis, waar ze eigenlijk wel recht op hebben. NRC schreef in een artikel in oktober 2023 bijvoorbeeld dat naar schatting 60.000 mensen niet bekend zijn met een regeling die hun UWV-uitkering aanvult tot bijstandsniveau. De vele drempels maken dat ze niet bij die regeling terechtkomen. “En dat gewoonweg omdat ze niet weten wat er is, of ze er recht op hebben en hoe ze het aan moeten vragen.”

“Mensen moeten het gevoel hebben dat er voor ze geknokt wordt door iemand die dit niet doet om er zelf voordeel uit te halen.”

Er zijn veel factoren die maken dat mensen niet alle hulp krijgen die beschikbaar is. Hierachter gaan volgens Tiggelaar twee mechanismen schuil. Juist mensen die veel hulp van de overheid nodig hebben, moeten een beroep doen op veel verschillende regelingen.

“Deze mensen komen dus ook automatisch de meeste bureaucratische drempels tegen.”

Daarnaast belemmert hun persoonlijke situatie deze mensen al bij voorbaat om goed met deze drempels om te kunnen gaan. “Dat kunnen hele kleine dingen zijn, zoals het mee moeten nemen van een pasfoto, of je CV steeds moeten updaten, maar ook de stress die je ervaart of de schaamte. Of dat je ergens heen moet gaan maar geen geld hebt voor de bus.”

Hulporganisaties

De oplossing zou heel simpel kunnen zijn: maak het systeem eenvoudiger en minder bureaucratisch. Maar dat is niet realistisch volgens Tiggelaar. “De overheid is een heel ingewikkeld

orgaan, daar is weinig aan te veranderen. Dus we moeten meer kijken naar hoe we daarmee omgaan.” Daarom pleit Tiggelaar voor een versterking van het bestaande netwerk in het middenveld: de hulporganisaties. “Er is al een groot netwerk, en daar moeten we nóg beter gebruik van maken. Dat moeten organisaties of vrijwilligers zijn die echt naast de hulpzoekende staan.” Een voorbeeld van een dergelijke organisatie is SchuldHulpMaatje. Hier worden deskundige vrijwilligers gekoppeld aan mensen met financiële zorgen en schulden. “Mensen moeten het gevoel hebben dat de vrijwilliger helemaal aan hun kant staat en voor hen strijdt. Dat vermindert de schaamte en stress enorm en maakt ook dat ze in het vervolg meer zelfvertrouwen krijgen en over de kennis beschikken om zelf de bureaucratische molen door te gaan. Ze bouwen dan meer ‘administratief kapitaal’ op, oftewel ze kennen de processen en het jargon en komen in de toekomst beter beslagen ten ijs. En wanneer het toch niet helemaal lukt, weten ze dat ze op iemand terug kunnen vallen.”

Daarnaast helpt het wanneer ambtenaren weten dat een organisatie zoals een SchuldHulpMaatje ondersteuning biedt. Dan weten ze dat het goed zit, en klopt, en verloopt het proces sneller en soepeler.

Persoonlijke relatie

Ook ziet Tiggelaar dat hulporganisaties invloed hebben op de vorming van het formele beleid. “In mijn onderzoek kwam ik situaties tegen waarbij hulporganisaties tegen problemen aanliepen en dit aangekaart hebben bij de gemeente, waarna de gemeente deze regelingen aanpaste. Zo gaat hun invloed verder dan alleen het specifieke individu dat geholpen wordt.”

Hulporganisaties weten ook steeds beter hun weg te vinden naar de politiek, ziet Tiggelaar.

“Ze schrijven mee aan moties, sturen lobbybrieven in, zitten om tafel met beleidsmedewerkers van het ministerie van Sociale Zaken en schrijven mee aan nieuwe plannen. Bijvoorbeeld de Nationale Schuldhulproute, die is mede ontworpen door stichting SchuldHulpMaatje.” Het is volgens Tiggelaar wel belangrijk om onafhankelijk te blijven van de overheid en geen ‘partner’ te worden van de overheid. “De kracht zit hem juist in die persoonlijke relatie met iemand die hulp nodig heeft, die informele rol is heel belangrijk

0NDERZOEK 30

als het gaat om vertrouwen en dus het succes van de hulp. Mensen moeten het gevoel hebben dat er voor ze geknokt wordt door iemand die dit niet doet om er zelf voordeel uit te halen.”

Opvallend onderzoek

Onderzoek naar bureaucratische processen en de toegankelijkheid hiervan, vindt op verschillende plekken wereldwijd plaats. “Een groot deel van ons onderzoek wordt verricht in Denemarken. Dat land is qua structuur erg vergelijkbaar met Nederland, vandaar dat de informatie die we daaruit halen ook voor ons heel relevant en waardevol is.” Ook de Verenigde Staten is een land waar veel onderzoek plaatsvindt op dit gebied. Daar noemen ze al die bureaucratie ‘Red Tape’ en is het al heel lang een veel groter thema. De grote ongelijkheid in de samenleving, bijvoorbeeld tussen de witte en zwarte bevolking, speelt hierbij ook een grote rol. “Binnen de overheid van landen als Nederland en de VS heb je regelingen waar je automatisch recht op hebt en waar je zelf eigenlijk niks voor hoeft te regelen. En er zijn regelingen waarbij die druk en dat initiatief wel bij jou ligt en je dus zelf bij de overheid aan moet kloppen om er aanspraak op te maken. Wat je ziet in de VS is dat bijvoorbeeld mensen met een zwarte huidskleur vaker in die tweede categorie vallen, waarbij ze zelf achter overheidssteun aan moeten. Hierdoor ervaart deze groep onevenredig veel drempels, en maakt dus minder vaak gebruik van regelingen waar ze wél recht op hebben. Op deze manier wordt een al bestaande ongelijkheid in de samenleving verder uitvergroot.”

Een mooi experiment dat in de VS werd gedaan, is volgens Tiggelaar een experiment waarbij er kaarten werden gestuurd naar mensen waarvan

MARIA TIGGELAAR

de overheid vermoedde dat ze in financiële problemen zaten. “De ene groep stuurden ze een simpele kaart met wat basisinformatie over waar ze terechtkonden en dat mensen voor ze klaar stonden. De andere groep kreeg een kaart met ‘It is your debt, but not your fault’, die speelde dus echt in op die schaamte die er heerst. En wat bleek, uit die laatste groep gingen veel meer mensen op zoek naar hulp. Het verschil liep op tot 20 procent. Het maakt dus zeker uit om die psychologische drempels en gevoelens van schaamte weg te nemen.”

Minder stress

Schaamte is helaas voor veel mensen de reden om de stap naar hulp niet te zetten. Veel mensen blijven ook te lang zitten met financiële problemen, waardoor deze alleen maar toenemen. “De drempel om openlijk toe te moeten geven dat je financiële problemen hebt, is heel hoog. Het is een taboe. Vervolgens krijgen mensen meer stress, waardoor ze nog minder goed om kunnen gaan met de situatie waar ze zich in bevinden. We zien ook dat daardoor mensen het nog moeilijker vinden om aan te kloppen bij bijvoorbeeld de gemeente. Ze kunnen niet inschatten wat de regelingen precies voor hen betekenen en hebben geen overzicht meer.” Hier komt weer de grote rol van vrijwilligers en andere hulporganisaties naar voren. “Door iemand aan je zijde te hebben die zich vol voor je inzet én weet welke wegen je moet bewandelen, vermindert de stress aanzienlijk en dat is natuurlijk heel fijn en belangrijk.”

Maria Tiggelaar studeerde politieke wetenschappen in Leiden, waarvoor ze ook een tijdje in Kopenhagen verbleef. Ze liep stage bij het Ministerie van Buitenlandse zaken en was fractiemedewerker in de Eerste Kamer namens de ChristenUnie. Momenteel is ze PhD onderzoeker Public Management aan de Universiteit Gent.

31
‘Ontroerend en confronterend’ Ik­denk­aan­jou

steunpakketjes zijn van onschatbare waarde

Nooit iets lekkers bij de koffie, of koud de winter door omdat je geen geld hebt voor een warme jas. Voor sommige ouderen is dit de harde realiteit. Annemarie Mols, voorzitter van Weggeefhoek Gilze en Rijen ziet het leed dat armoede onder ouderen veroorzaakt. Met de Ik­denk­aan­jou steunpakketjes van het Armoedefonds biedt zij wat licht in het duister.

Hoe hard het leven in armoede kan zijn, weet Annemarie als geen ander. Ruim twintig jaar geleden raakte zij na een scheiding zelf dakloos en stond ze met haar dochter van drie op straat. “Er was bijna geen hulp te vinden. Dat moest anders kunnen en ik besloot dat ik daar iets mee wilde doen.” En zo geschiedde, want inmiddels negen jaar geleden nam zij de Weggeefhoek Gilze en Rijen over en maakte ze er een stichting van. “Wat startte met twintig gezinnen, is inmiddels uitgegroeid tot meer dan driehonderd gezinnen uit deze gemeente.”

Punten voor producten

Uit de cijfers blijkt wel dat de hulpvraag groeit en Annemarie ziet dit voorlopig nog niet veranderen: “Integendeel, we zien de problemen met de maand toenemen.”

Gezinnen kloppen zelf aan bij de stichting, maar worden ook doorverwezen door het dorpsteam, de kerk of maatschappelijk werk. De aanmeldingen worden gecontroleerd om zo te zorgen dat de spullen op de juiste plek terechtkomen. Bij de fysieke winkel

kunnen mensen drie keer per week terecht voor spullen. Elk huishouden dat aangemeld is, krijgt een aantal punten die ze in de winkel kunnen besteden. Hiermee kunnen zij kleding en verzorgingsproducten kopen, maar ook decoratie, elektronische apparaten en andere spullen voor in huis. Voor al deze artikelen is de stichting volledig afhankelijk van donaties. “Voor het pand krijgen wij subsidie, voor de rest zijn wij afhankelijk van donateurs. Ook wij voelen de effecten van de crisis en

hebben helaas onze financiële donaties zien teruglopen. Gelukkig zijn er nog wel veel mensen die spullen doneren. Daarnaast zijn er soms winkels die een donatie doen, zoals een kledingwinkel uit Breda, die het mogelijk heeft gemaakt dat we al twee keer nieuwe kleding hebben kunnen uitgeven aan onze klanten.”

Kwetsbare ouderen

De Weggeefhoek werkt op verschillende fronten samen met het Armoedefonds. Zo hebben zij de Schoolspullenpassen verstrekt en is er een samenwerking voor menstruatieproducten. Een derde doelgroep is die van de kwetsbare ouderen. “We zien helaas ook dat deze doelgroep steeds groter wordt”, legt Annemarie uit. “We zien steeds meer ouderen die enkel van hun AOW moeten rondkomen. Onder deze groep is er veel schaamte en daarom wordt de hulpvraag vaak uitgesteld. Wanneer hun waterkoker bijvoorbeeld kapot is, zetten ze een pannetje op het vuur. Ze zoeken vaak eerst zelf een oplossing voordat ze met hun probleem op anderen afstappen.

KWETSBARE OUDEREN
32
“Nu kan ik eindelijk iets extra’s voor mezelf kopen.”

Het is natuurlijk al schrijnend genoeg dat ze in deze situatie terecht zijn gekomen. Zij hoeven zich daar niet voor te schamen en wij helpen ze graag”, zo verzekert Annemarie ons.

Ouderen die leven in armoede krijgen ook andere problemen, ervaart Annemarie. “We zien vaak dat ze zich slechter gaan verzorgen. Daarom bieden wij ook verzorgingsproducten aan. Daarnaast zien we dat ze vereenzamen. In onze fysieke winkel staat een koffietafel, waar mensen drie keer in de week koffie of thee kunnen pakken en even een praatje kunnen maken. We faciliteren dit om eenzaamheid tegen te gaan en ik ben blij dat ik kan zeggen dat het een succes is. We hebben daar vriendschappen zien ontstaan en mensen spreken elkaar nu ook buiten de winkel om en ondernemen samen activiteiten.”

Ontroerend

Dankzij het Armoedefonds heeft Annemarie al twee keer een actie kunnen organiseren waarbij de Ikdenk-aan-jou steunpakketten zijn uitgedeeld. In het kader lees je waar

deze steunpakketten uit bestaan. De steunpakketten zijn aangevraagd bij het Armoedefonds en vervolgens is in het systeem van de Weggeefhoek gekeken wie in aanmerking kwam voor de steunpakketjes. Deze zijn in de winkel aan de ouderen overhandigd. “Die steunpakketten zijn van onschatbare waarde”, vertelt Annemarie. “Als we ze uitdelen, zie je wat het met die mensen doet. Sommigen staan te huilen in de winkel. Eindelijk kunnen ze iets anders kopen dan alleen het hoognodige. Eindelijk is er ruimte voor iets lekkers, een extraatje.”

Met de steunpakketjes kunnen ze boodschappen kopen bij Albert Heijn, maar ook krijgen ze een tegoed voor Kruidvat. Dit kunnen ze dan bijvoorbeeld uitgeven aan verzorgingsproducten, wat binnen hun gebruikelijke budget vaak niet lukt. Voor Annemarie en de andere medewerkers van de Weggeefhoek biedt het uitdelen van deze steunpakketjes soms een emotionele aanblik. “Het is zo mooi om te zien wat die steunpakketjes voor ouderen betekenen. Als je ziet hoe blij het ze maakt, dan hoop ik dat we dit nog heel lang kunnen blijven doen!”

ZO VRAAG JE EEN STEUNPAKKET AAN

De Ik-denk-aan-jou steunpakketjes zijn een welkom extraatje voor kwetsbare ouderen. Wil je met jouw hulporganisatie Ik-denk-aan-jou steunpakketjes uitdelen aan de 60-plussers die jullie ondersteunen? Je kunt je bij Stichting Armoedefonds in mei aanmelden voor het nieuwe jaar. Neem contact op via hulporganisaties@armoedefonds.nl of bel naar 073-7440181. Eind van het jaar maakt het Armoedefonds bekend welke organisaties kunnen deelnemen aan het project. Dit jaar zijn er 9.000 steunpakketjes naar lokale hulporganisaties in Nederland verstuurd. Kijk voor meer informatie over deze steunpakketjes en andere acties op: www.armoedefonds.nl/projecten-armoedefonds

33

Een sterk netwerk zorgt voor steun in de rug

Als hulporganisatie ben je afhankelijk van donateurs en giftgevers. Dat geldt voor het Armoedefonds dat, onder andere vanwege een sterk netwerk, op veel steun kan rekenen van grote en kleine partijen. Ook voor kleinere lokale hulporganisaties zijn goede contacten heel belangrijk. Dankzij dat netwerk wist stichting Sintvoorieder1 in korte tijd enorm veel te bereiken.

Al 14 jaar geeft Sintvoorieder1 cadeautjes aan kinderen tot achttien jaar die in armoede leven of die om andere redenen geen sinterklaascadeautjes ontvangen. Oprichter Esther Blom kwam op het idee voor de stichting toen ze zich realiseerde dat haar kinderen en de kinderen van haar vrienden wel erg veel cadeautjes kregen. Cadeaus waar ze soms niet eens iets mee deden. “Het leek meer te gaan om veel cadeautjes uitpakken dan om er daadwerkelijk mee te spelen. En dat terwijl er genoeg kinderen zijn die helemaal geen cadeautjes krijgen.”

Snelle groei

Esther stuurde een e-mail aan vrienden en familie in de hoop tachtig cadeaus te verzamelen. De lat leek hoog maar de praktijk oversteeg alle verwachtingen. Ze haalde er direct duizend op die werden verspreid via het Leger des Heils in Voorburg. Daarna is de stichting flink gegroeid, zowel in het aantal vrijwilligers als in het aantal cadeaus wat men kan weggeven aan diegenen die deze hulp hard kunnen gebruiken. De presentjes worden gebundeld in pakketten met ongeveer vier cadeautjes per kind. Ruim 31.000 cadeaupakketten verlieten afgelopen december het pakhuis in Voorburg richting kinderen in heel Nederland. De meeste pakketten gingen naar kinderen in de vier grote steden, regio Haaglanden en Oost-Nederland. Dit zijn kinderen in allerlei leefomstandigheden en van allerlei nationaliteiten en achtergronden. “Onze naam is niet voor niets Sint voor iedereen; wij vinden het belangrijk dat

iedereen die het nodig heeft, via ons cadeautjes kan krijgen. Daarom hanteren we ook niet die 120% van het bijstandsniveau als inkomensgrens die vaak geldt, maar vertrouwen wij op de inmiddels ruim 600 hulporganisaties in ons netwerk om de cadeaus bij de juiste mensen terecht te laten komen.” Dit betekent dat ook kinderen en jongeren boven de armoedegrens mee kunnen doen, net als bijvoorbeeld tienermoeders en jongeren in asielzoekerscentra.

Overtollige voorraad

Om genoeg voorraad op te bouwen om de cadeaupakketten te kunnen maken, is Sintvoorieder1 afhankelijk van verschillende vormen van steun. “We ontvangen veel donaties van mensen die gewoonweg graag een kind iets willen geven, maar ook van bedrijven of winkels die bijvoorbeeld hun overtollige voorraad of oude collectie schenken. Dat is heel fijn, maar we hebben ook zeker donaties in geld nodig, want we krijgen nooit genoeg voor alle leeftijdscategorieën. Voor kinderen tussen 8 en 12 jaar hebben we een structureel tekort. In dat geval moeten we zelf cadeautjes inkopen.”

Samenwerking

Sintvoorieder1 heeft hard gewerkt aan de bouw van een groot netwerk. “Dat begint bij de hulpinstanties, de intermediairs. Zij weten welke kinderen geen cadeautjes krijgen en dienen bij ons een aanvraag in. Zo komen wij bij doelgroepen die we normaal niet zouden bereiken. Die samenwerking met andere hulporganisaties en stichtingen is heel

DONATEURS WERVEN 34

waardevol en daardoor breid je je netwerk ook constant uit. Daarnaast heb je natuurlijk leuke artikelen of speelgoed nodig om in het cadeaupakket te doen, en dat red je niet alleen met donaties van individuen. De hoeveelheid die wij verwerken is groot. Dus daar zijn bedrijven een heel goede partner voor.”

Sociale media

Om bij donateurs op te vallen is het volgens Esther belangrijk om integer, passievol, transparant en authentiek te zijn. “Zorg dat je uitdraagt waar je voor staat, zorg dat mensen zien wie je bent en wees zichtbaar. Soms zie ik wel

VELE HANDEN MAKEN LICHT WERK

Voor Sintvoorieder1 worden er genoeg acties op touw gezet in de omgeving. “We hebben heel veel scholen en verenigingen die zich voor ons inzetten. Dat is echt fantastisch. We roepen mensen ook echt actief op om iets te doen, groot of klein. Zo komen er mensen bij ons in het pakhuis vrijwilligerswerk doen. En dat is nodig, want we pakken alles helemaal zelf in.”

Die vrijwilligers zijn ook nodig om alle gedoneerde spullen uit te zoeken, want niet alles is in perfecte en complete staat. “Dat is wel iets wat we altijd merken

dat stichtingen meer bezig zijn met hun eigen bestaansrecht, maar dat is niet waar het je om moet gaan. Sterker nog, je uiteindelijke doel zou opheffing moeten zijn. Je wil namelijk dat je niet meer nodig bent.”

Ook zijn er enkele praktische adviezen die Esther wil geven. “Sociale media zijn nu erg belangrijk, ze zorgen ervoor dat mensen je leren kennen en kunnen volgen. Dus die proberen we goed bij te houden en in te zetten. Daarnaast krijgen we ook wel aandacht vanuit de pers en proberen wij op zo veel mogelijk aanvragen in te gaan. Dat helpt veel in je zichtbaarheid en het betrokken gevoel dat mensen bij je stichting hebben.”

en waar we ook wel voor willen oproepen: geef ons geen speelgoed dat kapot, vies of niet compleet is. Bedenk bij alles wat je weg wil geven of je het je eigen kind ook in die staat zou geven. Ieder kind verdient speelgoed dat in goede staat is en waar ze meteen iets mee kunnen. Daarom leveren we ook altijd batterijen mee als het nodig is, of bijvoorbeeld een pompje voor een voetbal. Dan kunnen ze meteen nadat ze het uit hebben kunnen pakken met hun cadeaus spelen, dat verdienen ze.”

35

Ziek door geldstress

Buikpijn, hoofdpijn, ontregelde suikerwaarden, een hoge bloeddruk…

Armoede en (geld)stress hebben een negatieve invloed op onze gezondheid. “Zowel lichamelijke als psychische klachten steken vaak de kop op wanneer er sprake is van chronische stress”, vertelt Feia Hemke. Als huisarts en onderzoeker bij Pharos doet ze actiegericht onderzoek naar een passende aanpak voor patiënten met chronische stress in Utrecht en Zeist.

Wanneer je als huisarts ergens niet helemaal de vinger achter kunt krijgen en je niet precies duidelijk hebt wat er speelt door de vele of vage klachten, dan is het noodzaak om goed door te vragen, vindt Feia Hemke. “Door de gekaderde tijd is het spreekuur vaak te kort, daarvoor is een uitgebreid gesprek of een doorverwijzing naar de praktijkondersteuner GGZ of de buurtteammedewerker nodig. Deze professionals hebben meer tijd voor de patiënt en brengen de gehele situatie van de patiënt in kaart. Ze kijken verder dan enkel de medische oorzaak, waartoe huisartsen soms geneigd zijn.” Ook ziet ze dat mensen door armoede bepaalde zorg niet krijgen en er veel schaamte heerst als het om armoede gaat. “Mensen zullen nooit vertellen dat ze geldzorgen hebben, terwijl dit wel de oorzaak kan zijn van de klachten. Ook speelt mee dat chronische stress het probleemoplossend vermogen verkleint en een patiënt vaak in een negatieve vicieuze cirkel terechtkomt, waardoor de problemen complexer worden en soms uitlopen op een crisissituatie. Als huisarts kun je veel betekenen als je je signalerende functie serieus neemt en actie onderneemt.”

Ken je netwerk

Deze actie bestaat in eerste instantie

“Patiënt met vage klachten? Vraag door!”

uit doorvragen, maar daarna is het belangrijk om te weten waar je moet aankloppen. Feia Hemke: “Contact met de gemeente en het buurtteam is van groot belang. Bijna elke Nederlandse gemeente is bezig met het koppelen van buurtteams aan de huisartsenpraktijk, dat is een fijne ontwikkeling. In Utrecht en Zeist zien we een goede samenwerking tussen de disciplines. Buurtteams staan dicht bij de mensen en zorgen voor een vertrouwde omgeving. Daardoor ontstaat er een goed gesprek en kan er beter achterhaald

worden waar de klachten vandaan komen en hoe we deze mensen kunnen helpen. Een netwerk van gedreven professionals om je heen is hierin van onschatbare waarde.”

Praat erover

In haar huisartsenpraktijk wordt er in geval van vage klachten en een onsamenhangend ziektebeeld samen met de praktijkondersteuner GGZ en de specialist van het buurtteam besproken wat het beste voor een patiënt is. “Dit beslis ik niet alleen, ik geef aan wanneer

HUISARTS
36
FOTO: DAVID LOK

ik het niet vertrouw en zo gaan we met elkaar in gesprek.” Ze noemt verschillende signalen waar je als huisarts op kunt letten: “Medicatie niet ophalen bij de apotheek, kapot ondergoed dragen, klachten passend bij chronische stress zoals klachten zonder medische verklaring en chronische pijn. Maar ook een hoge bloeddruk, hoge suikerwaarden, buikpijn, en hoofdpijn.”

Geen geld meer voor de specialist

Chronische stress door armoede kan dus zowel lichamelijke als psychische klachten geven.

Daarnaast ziet Feia Hemke vaak dat het advies voor medicatie niet opgevolgd wordt, omdat mensen de rekening hiervan simpelweg niet kunnen betalen. “Ook doorverwijzingen naar specialistische zorg zoals fysiotherapie zijn voor veel mensen onbetaalbaar, waardoor de lichamelijke klachten verergeren en er zich soms een crisissituatie voordoet

CHRONISCHE STRESS

ACTIEGERICHT ONDERZOEK

Het actiegerichte onderzoek ‘Wijk (z)onder stress’ van huisarts Feia Hemke loopt in de wijken Kanaleneiland en Zuilen in Utrecht en Vollenhove in Zeist. Onderliggende sociale problemen worden aangepakt en deelnemers maken gebruik van stressverminderende behandelingen. Meer weten over het onderzoek? Kijk op pharos.nl

“Mensen zullen nooit vertellen dat ze geldzorgen hebben, terwijl dit wel de oorzaak kan zijn van de klachten.”

waarbij de patiënt in het ziekenhuis belandt.”

Neem de regie over Als huisarts en onderzoeker heeft Feia Hemke schrijnende gevallen gezien. Ze noemt voorbeelden van ernstige wonden door te weinig geld voor specialistische wondzorg of te weinig zorg en medicatie in de palliatieve fase. “Ik voel me verantwoordelijk om dergelijke gevallen te voorkomen. Het is fijn om dan korte lijnen te hebben met het buurtteam, die weet wat voor financiele mogelijkheden er zijn. Er kan vaak meer vergoed worden dan je denkt.

Chronische stress, angst en depressie komen vaker voor bij mensen met een lage sociaaleconomische status (21%) dan bij anderen (9%). Dit hangt vaak samen met onderliggende sociale problemen, zoals armoede, schulden of werkloosheid. Omdat

Ook binnen de praktijk; zo wordt het extra uur dat ik inplan voor de patiënt vergoed via de Achterstandsfondsen. Er zijn in Nederland veel ingangen en mogelijkheden als je maar weet waar je ze moet zoeken.” Feia Hemke benadrukt, dat het belangrijk is om de regie te nemen als je iemand met chronische stress in je omgeving hebt. “De patiënt zelf gaat de verschillende mogelijkheden en ingangen niet vinden. Iemand die gebukt gaat onder chronische stress is er door de stress vaak niet toe in staat om assertief te handelen. Een warme overdracht en toeleiding naar de juiste plek is dus van belang.”

chronische stress het vermogen vermindert om die problemen op te lossen, komen mensen vaak in een negatieve vicieuze cirkel terecht.

Bron: pharos.nl

37

Armoedebeleid:

De realiteit

in het veld versus politiek De kunst van elkaar vinden

Dat de dagelijkse praktijk van kwetsbare mensen direct helpen ver afstaat van het bedenken van beleid en regelgeving ‘achter het bureau’ is helaas erg goed zichtbaar. Dan is het de kunst van zowel de hulporganisatie als de gemeente om elkaar te vinden en met elkaar in gesprek te blijven. Situaties kunnen nu eenmaal veranderen en zijn niet altijd in beton gegoten. Neem de situatie in de gemeente Meerssen. Mogelijk komt men daar nader tot elkaar.

Anton en Myriam Vegers zetten zich al heel wat jaren in om minima in Zuid-Limburg te helpen. In 2008 merkten ze dat veel mensen in hun omgeving het moeilijk hadden en dus besloten ze te helpen waar mogelijk. Dit hebben ze tot 2016 privé gedaan en vanaf dat moment zijn ze een stichting met ANBI-status geworden. Inmiddels werken er 55 vrijwilligers en afgelopen jaar hebben ze met Stichting Veul Diech Good zo’n 18.000 mensen geholpen in de regio. Dit doen ze onder andere met een eigen klusteam waarmee ze mensen bijvoorbeeld helpen behangen of verven, maar ook met een kerstmarkt voor 500 gezinnen. Met behulp van Stichting Armoedefonds is er ook een noodfonds opgericht. De stichting heeft twee noodfondsen. Met deze fondsen kunnen mensen geholpen worden die van een minimum inkomen moeten rondkomen en zich in een noodsituatie bevinden.

Groeiend armoedeprobleem Myriam ziet dat de hulp die zij bieden echt hard nodig is. “In de afgelopen 15

jaar hebben wij het probleem nog nooit zo erg gezien. Het is nu echt schrijnend en het wordt alleen maar erger. Ik zie gezinnen met twee werkende ouders die het gewoon niet meer redden. Zij komen nergens voor in aanmerking, dus ze zitten klem”, vertelt ze. “Je ziet dat

mensen geen geld meer hebben voor groente en fruit, waardoor ze vitaminetekort krijgen. Ik ken een gezin met vier kinderen die als avondeten niet meer warm eet, maar bijvoorbeeld een tosti. En er zijn mensen die hun overlijdensverzekering opzeggen en die niet meer

HULPORGANISATIE VERSUS POLITIEK
38
Myriam en Anton Vegers op de foto met Emile Roemer, commissaris van de Koning in Limburg.

naar de tandarts gaan.” Myriam ziet dat deze mensen als gevolg van de geldproblemen ook steeds minder contact hebben met de buitenwereld en dat ze geïsoleerd raken. “Het is vergelijkbaar met de coronaperiode. Je kunt niet meer naar buiten, je ziet je vrienden niet meer en je kunt niet op vakantie.”

Bezoek Carola Schouten

In juli 2023 bracht demissionair minister Carola Schouten een bezoek aan Stichting Armoedefonds. Anton en Myriam van Stichting Veul Diech Good waren ook aanwezig. “Ik heb aan de minister gevraagd wat de afspraken zijn over de besteding van geld. De overheid geeft namelijk budgetten aan gemeenten, maar er wordt niet bij gezegd hoeveel ze daarvan aan armoedebestrijding moeten besteden. Dat mag de gemeente zelf beslissen en zij hoeven zich ook niet te verantwoorden. En daar begint het probleem denk ik”, zegt Myriam. Bij Stichting Veul Diech Good kloppen veel mensen aan die door gemeente(n) zijn afgewezen voor de bijzondere bijstand of andere voorzieningen. “De mensen die zijn afgewezen, mogen bij ons aankloppen en wij kijken

hoe we ze alsnog vanuit het noodfonds kunnen helpen. Er zijn ook mensen, zoals studenten, die niet in aanmerking komen voor voorzieningen zoals de Voedselbank. Dat vind ik krom. Je wil zo graag helpen, maar degene die echt het verschil kan maken, de overheid, laat het een beetje liggen.” Myriam heeft om die reden bij de minister geopperd dat er subsidie moet komen voor vrijwilligersorganisaties in de vorm van een vrijwilligersfonds. “Als bijvoorbeeld Stichting Armoedefonds de subsidies verdeelt onder lokale hulporganisaties, dan kunnen wij de mensen concreet helpen. Het Armoedefonds houdt dan het overzicht en wij zullen elke euro verantwoorden.”

Samenwerking met gemeente nog geen realiteit

Stichting Veul Diech Good is gevestigd in het Limburgse dorp Bunde in de gemeente Meerssen. De stichting houdt zich staande met behulp van vaste sponsoren. “Er is geen samenwerking met de gemeente. Ze sturen wel mensen onze kant op, maar wij krijgen er niets voor terug. We hebben ooit subsidie aangevraagd, maar dit is

destijds afgewezen. We zetten ons in heel Zuid-Limburg in, maar van geen enkele gemeente ontvangen we geld. Dit is erg spijtig. Het kost veel om onze stichting draaiende te houden en de eerste zes jaar hebben we alles uit eigen zak betaald.” Voor Myriam en haar man is het voornamelijk vol te houden omdat ze dit alles uit liefde doen. “Vorig jaar met kerst deelden we kerstpakketten uit. Er was een ouder echtpaar dat stil bleef staan bij de auto. Toen we vroegen of er iets aan de hand was, zagen we dat ze huilden. Ze konden eindelijk kerstmis vieren en daar waren ze zo blij mee. Als je dat ziet, dan weet je echt weer waar je het voor doet.” Waar Myriam haar privéleven aan de kant zet om zich 24/7 in te zetten voor iedereen die het financieel moeilijk heeft, vindt ze het lastig om te zien dat gemeente(n) in haar werkgebied nauwelijks meewerken. “Ik vraag me af waarom ze niet met armoede bezig zijn en waarom ze zoveel verzoeken afwijzen. Ook willen ze ons geen subsidie geven, maar ze willen wel mensen bij ons plaatsen omdat dat gratis is. Ja, misschien wat bot uitgedrukt maar… zo werkt het niet.”

Armoedebeleid van de gemeente Meerssen

Stichting Veul Dich Good is actief in verschillende gemeenten in Zuid­Limburg, waaronder de gemeente Meerssen. Sinds 2022 is Bjorn Molling van Lokaal DNA wethouder in deze gemeente, waarbij hij zich veel bezighoudt met armoedebestrijding. Met een netwerk van ketenpartners probeert de gemeente de levens van inwoners met lagere inkomens te verbeteren.

Het thema ‘armoede’ is een constante factor in de carrière van Bjorn Molling. Hij werkte eerder als bijstandsconsulent en zette zich in voor verschillende projecten gericht op armoedebestrijding binnen de regio. Ook in zijn huidige rol als wethouder ziet hij

een grote verantwoordelijkheid om de minima in de gemeente bij te staan. “Een van mijn eerste doelen als wethouder was om een uitvoeringsplan met concrete doelen op te stellen. We moesten de huidige situatie goed in kaart brengen en niet enkel een leidraad

39

opstellen, maar ook echt handelen. Hieruit is het ‘Uitvoeringsplan Armoede 2023-2027’ voortgekomen.” De gemeente Meerssen heeft ongeveer 18.500 inwoners. Volgens berekeningen van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) hebben hiervan 300 huishoudens (3,8% van het totale aantal huishoudens) een laag inkomen. Dit lage inkomen betekent dat het inkomen onder of op het bijstandsniveau ligt. Dit percentage is lager dan het landelijk en provinciaal gemiddelde, maar dat is natuurlijk geen reden om je niet vol voor deze mensen in te zetten, benadrukt Molling. “Onze bijstandspopulatie is redelijk stabiel. Maar daar ligt vaak het probleem ook niet, want die mensen krijgen hulp van allerlei instanties. Wij hanteren voor onze hulp een inkomen van 120% van het bijstandsniveau. Hiermee bereiken we ook de overige 20% die buiten reguliere regelingen zoals de bijstand valt, maar wel veel moeite heeft om rond te komen.” Molling en zijn collega’s hebben het aantal mensen dat tot deze groep behoort, aanzienlijk zien groeien de afgelopen tijd. “Dat komt door allerlei, welbekende, factoren zoals corona, de stijgende energiekosten, de oorlog in Oekraïne en inflatie. Dat zorgt uiteraard voor meer huishoudens die het moeilijk krijgen en hulp nodig hebben, ook in Meerssen.”

Ketenpartners

In het algemeen is Meerssen volgens Molling een redelijk welvarende gemeente, met duurdere huizen en een vrij hoog gemiddeld inkomen. Maar dat betekent ook dat de kloof tussen die rijkere mensen en de armere populatie erg groot is. Gelukkig bestonden er voor het aantreden van Molling al vele hulporganisaties voor mensen met lage inkomens, zoals de lokale voedselbank, kledingbank en stichting Ruggesteun. “Er bestonden ook zeker al goede samenwerkingen, maar we denken dat dit nog beter kan. We willen nog beter zicht krijgen op wat er speelt in de gemeente en een hechtere samenwerking krijgen met onze ketenpartners.”

Sinds deze zomer is er ook een duurzame samenwerking met de lokale bibliotheek, waar mensen met een krappe beurs terechtkunnen met een gratis abonnement en hulp kunnen krijgen bij bijvoorbeeld de belastingaangifte of computerproblemen. Daarnaast is er veel samenwerking met hulporganisaties die goed zicht hebben op wat er in de gemeente speelt qua armoede

Wethouder Bjorn Molling.

en zorgen. “Wij zien onszelf als een van hen, maar zij bevinden zich nog dieper in de doelgroep, dus signaleren ook meer. We werken samen aan het verminderen van armoede en het bieden van hulp aan iedereen die dat nodig heeft. Dat kan op allerlei manieren, waarvan bijvoorbeeld de toegang van kinderen tot sporten of het voorzien van schoolfruit goede voorbeelden zijn.”

Subsidies

Om deze hulp te kunnen bieden, zijn de ketenpartners afhankelijk van subsidies vanuit onder andere de gemeente. Stichting Veul Diech Good is geen ketenpartner en ontvangt geen financiële steun vanuit de gemeente Meerssen. “Ik ken de stichting zeker en weet ook dat hun werk echt veel bijdraagt. Ik was nog geen wethouder toen zij een aanvraag hebben ingediend, dus ik weet niet precies wat daar toen besloten is en waarom.” De gemeente Meerssen verstrekt geen subsidie aan Stichting Veul Diech Good en dat betekent dat ze zonder lokale overheidssteun moeten rondkomen. “En wat betreft het doorverwijzen vanuit de gemeente naar de stichting, dat gebeurt vanuit Sociale Zaken Maastricht-Heuvelland. Dus het is niet zo dat wij mensen gewoon bij een organisatie aanmelden, vaak werkt het zo dat mensen een bepaald advies krijgen vanuit bijvoorbeeld onze ketenpartners of Sociale Zaken Maastricht-Heuvelland. Het is dan aan mensen zelf om contact op te nemen.”

Handreiking

Stichting Veul Diech Good sluit wat betreft zijn doelen en werkwijze wel goed aan bij de doelstelling en plannen van de gemeente, ziet Molling. Daarom staat Molling ook zeker open voor een gesprek met Myriam en haar collega’s. “Dat betekent niet meteen dat we een subsidie verstrekken, maar we kunnen zeker kijken wat we voor elkaar kunnen betekenen en of we hen wellicht toe kunnen voegen aan onze ketenpartners. Dat is dus zeker een handreiking die ik wil doen naar de stichting, want ze doen heel mooi en belangrijk werk.”

HULPORGANISATIE VERSUS POLITIEK 40

Wat doet armoede met een kind?

Armoede is een groeiend probleem in Nederland. Pedagoog Noor Waardijk ziet dat dit in veel gezinnen zorgt voor stress en machteloosheid. Kinderen gaan daar op hun eigen manier mee om en dat begint al op jonge leeftijd.

Noor Waardijk werkt als zelfstandig pedagoog met verschillende opdrachtgevers, zoals de gemeente Almere. Ze houdt zich bezig met kinderen die zich normaal ontwikkelen, maar te maken krijgen met externe problematiek die niet vanuit het kind zelf komt. Armoede is daar een voorbeeld van. Binnen de gemeente Almere werkt ze aan kansengelijkheid voor de afdeling onderwijs. “Het is binnen een gemeente heel belangrijk dat verschillende beleidsterreinen samenwerken als het gaat om zoiets complex als kinderarmoede. Soms betekent dit dat we voor een maatje zorgen voor de ouders, zodat een kind niet meer allerlei ingewikkelde brieven over schulden hoeft te vertalen. Er zijn ook kinderen met een zieke ouder, waardoor zij voor hun broertjes of zusjes moeten zorgen. Dan is het fijn om zo’n kind in een groepje te zetten met kinderen die in een gelijke situatie zitten, zodat ze weten dat ze niet de enige zijn.”

Pleisters plakken

Volgens Waardijk is armoede een systemisch probleem in onze maatschappij. “Ik ben pleisters aan het plakken en aan het verzachten, daar waar ik misschien liever zou versterken of voorkomen. Dat is wel eens frustrerend.” Ze werkt al 25 jaar als pedagoog en de laatste paar jaar ziet ze vooral veel huisvestingsproblematiek en gezinnen met werkende ouders met geldzorgen. “Deze ouders komen niet in aanmerking voor compenserende maatregelen en daardoor hebben ze soms nog minder te besteden dan een gezin dat in de bijstand zit. Dit zie je ook bij mensen met een nulurencontract of mensen die als zelfstandige werken. Een wisselende inkomstenstroom is lastig als je een gezin hebt, zeker als je een keer een fout maakt in de administratie. We zadelen de mensen die het meest geldstress hebben op met de meest complexe wet- en regelgeving.” Nog een voorbeeld: Stel je hebt een kind met een bril. Je kind groeit en

KINDERARMOEDE
41
FOTO: PAUL VAN BAARDWIJK

heeft volgens de opticien een nieuwe bril nodig. Je kunt je eigen bijdrage op dit moment niet betalen en dus krijgt je kind geen nieuwe bril. Vervolgens heeft je kind hoofdpijn op school omdat het zoveel moeite kost om naar een scherm of bord te kijken zonder bril.” Waardijk ziet vaak dat ouders een maximale eigen bijdrage hebben om de premie zo laag mogelijk te houden. Soms gaan ze zichzelf verwaarlozen, zodat ze hun kind wel naar een specialist kunnen sturen. Dit soort geldzorgen kunnen zoveel stress opleveren dat mensen continu druk ervaren. Waardijk: “Langdurige stress zorgt ervoor dat je op een hele andere manier keuzes maakt. Dat is een fysiologisch proces, dus daar kun je niets aan doen. Als mensen de financiële tijd en ruimte hebben om verstandige beslissingen te maken, dan weten ze rationeel meestal wel wat de beste keuze is.”

Ontwikkeling van een kind

De stress die ouders ervaren vanwege geld of andere factoren werkt ook door op kinderen. De eerste stap die ze meekrijgen, begint al in de buik van hun moeder. “In de buik voelen baby’s de stress en adrenaline van hun moeder. Jonge kinderen bevinden zich in hun egocentrische fase. Ze denken dat de wereld om hen draait. Vanaf hun zesde levensjaar ontwikkelen kinderen hun empathisch vermogen en dan beseffen ze dat het niet alleen om hen gaat”, legt Waardijk uit. “Vraag een kind van vier maar eens wat ze als cadeau voor hun moeder willen kopen. Ze

“Al in de buik voelen baby’s de stress en adrenaline van hun moeder.”

zullen een pop of lego noemen. Een kind van zeven zal juist nadenken over wat mama wil: misschien wel parfum? Kinderen gaan op die leeftijd hun best doen om zich te verplaatsen in anderen.” Als een ouder zich zorgen maakt om het budget dan zullen kinderen daar rekening mee gaan houden. “Ze gaan bijvoorbeeld om een boterham minder vragen of ze zeggen dat ze ziek zijn zodat ze niet meegaan met de excursie waar een extra bijdrage voor nodig is. Ze zullen misschien ook niet zeggen dat hun schoenen te klein zijn, zodat mama het niet merkt en geen

nieuwe schoenen hoeft te kopen. Op school zijn er ook veel van die dagen, zoals juffendag, lenteweek of het kerstontbijt, die verborgen kosten met zich meebrengen. Kinderen gaan dat soort momenten compenseren op manieren die je als ouder of leerkracht misschien niet eens doorhebt.” Volgens Waardijk zijn scholen zich wel steeds meer bewust van armoede binnen gezinnen en zijn er scholen die geen traktatiebeleid meer hebben. Er wordt op dit soort scholen niet getrakteerd, maar de jarige mag iets leuks uitkiezen, zoals extra buitenspelen of stoelendans.

Armoede herkennen

Naarmate kinderen ouder worden gaan ze steeds meer rekening houden met de omstandigheden van het gezin. “Dit begint al tussen de vijf tot acht jaar. Ze gaan voor hun broertjes of zusjes zorgen en als ze iets ouder zijn nemen ze een bijbaantje om bij te dragen aan het inkomen. Ze vinden dat baantje misschien wel belangrijker dan school of ze komen te laat op school omdat ze willen dat hun broertjes

KINDERARMOEDE
42

of zusjes op tijd zijn”, vertelt Waardijk. Het is volgens haar dan ook belangrijk dat mensen alert zijn op tekenen van armoede. “Daar heb je al je zintuigen voor nodig. Te kleine schoenen, een kapotte jas of een lege broodtrommel, dat kun je zien. Ongewassen haar kun je zien en voelen en als er geen geld is voor shampoo of deodorant dan ruik je dat. Een kleuter zal dit niet verbergen, maar hoe ouder kinderen worden hoe beter ze het kunnen verbergen. Ze zien en voelen de schaamte van hun ouders en dat nemen ze over.”

Als mentor, leerkracht, jongerenwerker of coach van een sportteam is het goed om dit soort dingen te signaleren. “Bouw vooral een vertrouwensband op met kinderen. Het is voor kinderen namelijk heel fijn als ze iemand in hun leven hebben bij wie ze hun verhaal kwijt kunnen. We moeten daarom ook niet alleen handelen als er stress of gedoe is, ook leuk contact moet er zijn. In de marketing zeggen ze ‘ken je klant’, een schooldirecteur zei eens ‘ken je kind’. Dat vind ik een mooi uitgangspunt.”

Sociale grondrechten

In Nederland zijn er sociale grondrechten: het recht op huisvesting, sociale zekerheid, gezondheidszorg en onderwijs. “Helaas zie je door de woningnood steeds meer gezinnen logeren bij een oom, tante of vrienden. Ze hebben dan wel een adres, maar feitelijk geen thuis. Dat gaat een

“Ze zien en voelen de schaamte van hun ouders en dat nemen ze over.”

tijdje goed, maar daar zit een grens aan, zeker als er pubers zijn. Je ziet soms dat ze op hun vijftiende of zestiende eigenlijk al dakloos zijn omdat ze dan nergens meer terechtkunnen”, vertelt Waardijk. “Geen dak boven je hoofd, niet de zekerheid van eten iedere dag. Wat we zien is dat deze kinderen opgroeien in stress, met onzekerheid. Het is dan lastig om voor jezelf een ander perspectief te hebben. De jeugdcriminaliteit lonkt en deze kinderen zijn kwetsbaar. Ouders werken keihard voor de bestaanszekerheid van hun gezin, maar dat harde werken en de stress van altijd geld tekort, zorgt er ook voor dat er minder tijd en ruimte is voor de opvoeding.”

Bestaansminimum

Door inflatie, hoge energiekosten en de huisvestingsproblematiek is het probleem rondom armoede de afgelopen jaren gestegen. Dit betekent dat er ook een nieuwe groep mensen geldproblemen krijgt. “Zij kennen de regelingen niet en ze weten letterlijk niet hoe je overleeft. Er is door de overheid overigens bepaald dat je van 120% van het bestaansminimum (sociaal minimum) moet kunnen leven. Waarom wordt dit niet op 100% gesteld? Er zijn allerlei regelingen om mee te compenseren, maar niet iedereen komt hiervoor in aanmerking of snapt hoe het werkt”, legt Waardijk uit. En dat is niet de enige regel die ze graag anders zou zien. “Sommige mensen hebben nu twee banen om rond te komen, maar bij je tweede baan krijg je geen loonheffingskorting. Een tweede baan loont dus veel minder. Ik vind dat arbeid juist moet lonen in die mate dat je goed voor je kinderen kunt zorgen en een dak boven je hoofd hebt. Dat zijn onze sociale grondrechten, maar soms vraag ik me af wat die nog waard zijn.”

43

Armoedefonds steunt Voedselbank met nieuwe koelbus

Voedselbank Den Bosch heeft mede door een donatie van het Armoedefonds een nieuwe koelbus kunnen aanschaffen. Deze hadden ze hard nodig, want met 181 vrijwilligers voorzien zij ongeveer 650 gezinnen per week van eten, drinken en andere levensmiddelen. Om al die producten vers te bezorgen bij de uitgiftepunten in Den Bosch, Rosmalen, Vught, Vlijmen en Drunen komt de nieuwe koelbus goed van pas.

Een bijdrage voor het opstarten van een kledingbank, steun voor zwemlessen voor kinderen, een toekenning voor verzorgingsartikelen of dus een nieuwe koelbus. Stichting Armoedefonds ondersteunt lokale armoedehulporganisaties op verschillende manieren. Zo vindt er drie keer per jaar een toekenningsronde plaats waar lokale hulporganisaties een aanvraag voor kunnen indienen. Door deze toekenningen worden mensen geholpen met onder andere voedsel, kleding, verzorgingsproducten en activiteiten. Maar ook hulporganisaties worden versterkt in hun organisatie. Dat merkt ook Jo Maas, leidinggevende van de logistieke operaties bij Voedselbank

Den Bosch: “We rijden met twee vrachtwagens en voor de meer stadse omgeving hebben we een koelbus. Die bus was inmiddels wel aan vernieuwing toe, na jaren trouwe dienst.” Daarom klopte de Voedselbank aan voor hulp bij het Armoedefonds. Per situatie wordt dan gekeken wat er nodig is. Jo vertelt: “We gingen in gesprek met het Armoedefonds. Zij dachten mee en gaven aan: ‘Wij helpen jou met die bus.’ Dat was natuurlijk heel erg fijn.”

Waardevolle vrijwilligers

Jo is verantwoordelijk voor het gehele logistieke proces van de Voedselbank Den Bosch. Dat is best een klus omdat er vijf uitgiftepunten zijn, verspreid door de omgeving van Den Bosch.

“Sommige van die punten zijn in een regulier zaaltje dat we een dagdeel mogen gebruiken, maar dan ook weer leeg moeten achterlaten. Dus halen vrijwilligers de spullen ’s ochtends eerst op bij de winkels of leveranciers om ze vervolgens naar het zaaltje te brengen. Aan het eind nemen we de overschotten weer mee terug.” Gelukkig hebben ze genoeg vrijwilligers die zich dag in dag uit inzetten voor mensen die niet rond kunnen komen zonder de Voedselbank. “Dat is afkloppen, maar bij ons is er nog geen tekort en redden we het allemaal. Dat is bij sommige Voedselbanken in andere steden wel anders. En trouwens ook bij andere hulporganisaties die met vooral vrijwilligers werken.” De goede naam en het grote netwerk van de Bossche Voedselbank maakt volgens Jo dat er veel positieve mond-tot-mondreclame plaatsvindt. “Mensen vragen hun kennissen, vrienden, buren of

andere bekenden om een dagje mee te draaien. Veel mensen bevalt het dan zo goed dat ze ons blijven helpen. Dat is heel mooi om te zien.”

Voldoende vers voedsel

Om alle mensen van de Voedselbank van vers voedsel te voorzien, was de koelbus essentieel. Jo vertelt: “Wij bieden onze klanten veilig vers voedsel. Daarom is een bus met goed werkende koeling belangrijk.” De oude bus werd na meer dan 12 jaar trouwe dienst vervangen. Gelukkig ziet Jo een kleine stagnatie in het aantal aanmeldingen bij de Voedselbank. “Wat dat precies betekent, weten we niet, maar we worden gelukkig niet overspoeld door mensen die het niet meer redden.” Jo merkt wel dat het steeds lastiger wordt om genoeg producten bij elkaar te verzamelen om alle mensen een gevarieerd dieet aan te bieden. “Dat komt mede doordat er steeds minder overschotten zijn bij winkels. Ze hebben zelf allerlei acties bedacht om met korting producten aan te bieden die op de datum zijn. Dat is natuurlijk heel goed vanuit duurzaamheidsoogpunt, maar minder voor ons want wij missen daardoor

DONATIE VOEDSELBANK
44

producten. Koekjes, snoep en chips is er altijd in overvloed, maar dat is natuurlijk niet het eten dat wij enkel aan willen bieden.”

Leveranciers

Veel van de producten die beschikbaar gesteld worden aan de bezoekers van de Voedselbank, zijn afkomstig van vaste leveranciers waar door de jaren heen sterke banden mee op zijn gebouwd. Een goed voorbeeld hiervan is supermarkt Jumbo, waar zowel vanuit de fysieke winkels als het distributiecentrum van de online winkel regelmatig veel producten opgehaald worden. “Daar komen we bijna dagelijks, en dan hebben we meteen ook een volle wagen.” Het belangrijkste is volgens Jo om goede afspraken te maken met

leveranciers: wat voor producten, in wat voor staat en hoe gaan we te werk. “Zolang je van allebei de kanten die afspraken nakomt, heb je een langdurige en sterke samenwerking.” Soms krijgt de Voedselbank non-food producten binnen die ze niet direct kunnen uitgeven. “Deze brengen we dan langs bij het Armoedefonds. Zij zorgen dat deze bij andere hulporganisaties goed terechtkomen.”

Volgende stap

De komende jaren worden er nog verschillende stappen gezet voor een nog fijnere Voedselbank in Den Bosch. Zo wordt er gewerkt richting een supermarktconcept: mensen kunnen net als in een normale winkel rondgaan om zo hun boodschappen te verzamelen.

Dit maakt de ervaring laagdrempeliger en geeft de bezoeker meer eigen keuze over de producten die mee naar huis gaan. Hiervoor is echter wel een nieuwe, grotere locatie nodig. Na het besluit om te gaan verhuizen, kon de Voedselbank bij het Armoedefonds terecht. “Ik kon een aanvraag indienen voor de inrichting en indeling van het magazijn”, zo vertelt Jo. “Het Armoedefonds toetste de aanvraag en keurde hem goed. Daar zijn we heel blij mee.” De verhuizing naar het nieuwe, ruimere pand staat gepland voor 2024. In de tussentijd blijven Jo, zijn collega’s en alle vrijwilligers elke dag vol energie hulp bieden aan mensen die dat kunnen gebruiken. En dat ook nog eens met een spiksplinternieuwe koelbus.

45

Mensen versterken op weg naar financiële gezondheid

Het leed verzachten waar de nood het hoogst is, maar vooral mensen versterken en ze op weg helpen om financieel gezond te worden én te blijven. Dat is de doelstelling van Stichting Financieel Paspoort.

Voorzitter Philip Helmer en penningmeester John Karsten leggen uit hoe de organisatie dit doel nastreeft en hoe zij daardoor hulpverleners helpen hetzelfde te doen.

Philip kent de financiële wereld als geen ander. Jarenlang werkte hij in de financiële sector.

Hij zag er niet enkel positieve ontwikkelingen, maar ook de keerzijde van de medaille. “Er is veel goeds mogelijk gemaakt, zoals verzekeringen en hypotheken, maar er is ook veel mis. Er is gebrek aan transparantie, en zaken als overcreditering zorgen voor problemen. Dit houdt in dat een persoon een hogere lening heeft dan diegene kan dragen. Het heeft allemaal niet geleid tot een hogere

bestaanszekerheid en de financiële wereld is voor de gemiddelde Nederlander niet te begrijpen. En elke schakel voegt alleen maar toe aan de reeks van complexiteit, met nieuwe regelingen en toeslagen.”

Financieel paspoort en voorzieningenregister Volgens Philip wordt de situatie nog ingewikkelder, omdat er een grote groep mensen is die moeite heeft met de Nederlandse taal. “Dat kunnen mensen met een migratieachtergrond zijn, maar een taalbarrière kan ook op andere manieren ontstaan. De manier waarop de overheid communiceert, is voor hen onbegrijpelijk. Zij lezen de brieven, maar hebben geen idee wat er écht staat. Op dit moment is maar liefst 1 op de 5 Nederlandse huishoudens bestaansonzeker. Dit brengt veel stress met zich mee.” John stemt daarmee in: “Wij willen mensen in staat stellen om financieel inzicht te krijgen zónder veel geld te betalen voor een adviseur.”

Daarom heeft de stichting een handige app ontwikkeld in de vorm van een financieel paspoort. Hierin kun je eenvoudig je financiële gegevens verzamelen, zodat je overzicht hebt. De app is gratis en kan door iedereen gedownload worden via de App Store of Google Play. Daarnaast is er het voorzieningenregister, een praktisch overzicht van voorzieningen op alle niveaus, zowel landelijk als lokaal. Met gebruik van de gegevens in de app kun je zoeken in het voorzieningenregister en zo kun

FINANCIEEL PASPOORT
46
De app van Stichting Financieel Paspoort is gratis.

TIPS VOOR HULPVERLENERS

Volgens Philip Helmer zijn er voor hulpverleners drie belangrijke stadia bij hulpverlening rondom armoede en schulden.

1. Ontmoeten

“Zorg allereerst dat je de mensen ontmoet en contact met ze weet te leggen. Mensen met financiële problemen komen niet als eerste naar de loketten van de gemeente, waar alles van glas en marmer is. Ze doen ook niet zomaar de voordeur open. Wanneer er iemand aanbelt, betekent het immers vaak dat deze persoon geld komt halen. Denk maar aan de deurwaarder. Wacht ook niet tot deze mensen jou benaderen, want de drempel om hulp te zoeken is vaak heel hoog. Zorg er daarom voor dat je met ze in contact komt en dat je dit contact ook onderhoudt.”

2. Verzachten

“Waar de nood het hoogst is, is het belangrijk dat er direct gekeken wordt naar mogelijkheden om het leed te verzachten. Denk aan huishoudens waar de energierekening niet betaald kan worden of onvoldoende eten is. Deze mensen leven met veel stress en zorgen. Bekijk hoe je hen kunt helpen om rust te creëren. Daarna komt er ruimte om de zaken op de rit te krijgen. Denk bijvoorbeeld aan voedselpakketten of andere praktische steun. Ga met ze om de tafel en denk mee. Even ademruimte! Het is heel belangrijk dat mensen weten dat zij er niet alleen voor staan.”

3. Versterken

“De derde fase is die van het versterken. Hoe gaan wij als hulpverleners jou structureel uit de ellende halen. In de tweede en derde fase speelt ons voorzieningenregister een belangrijke rol. Niet iedere hulpverlener is immers gediplomeerd of onderwezen in schuldhulpverlening. Dit kan evengoed de voetbaltrainer of een leerkracht op school zijn. Het register helpt om op een eenvoudige manier inzicht te krijgen en brengt de mogelijkheden in kaart. Vanuit het verzachten kun je doorpakken naar versterken. Hulp bieden om ervoor te zorgen dat iemand (financieel) weerbaarder wordt. Het tegengaan van een taalachterstand is bijvoorbeeld een maatregel, die hierbij kan helpen. Door mensen te versterken, kunnen zij op termijn weer zelfstandig deelnemen aan de maatschappij.”

je direct de volgende stap zetten. Ten slotte wil de stichting ook hulpverleners faciliteren. Zij kunnen het voorzieningenregister gebruiken om mensen verder te helpen, ook wanneer zij zelf niet thuis zijn in de schuldhulpverlening.

Focus op preventie

Philip en John hebben de nood in de samenleving in de afgelopen jaren zien toenemen. Philip: “Op dit moment is hulpverlening vooral gericht op mensen die al financiële problemen hebben, maar daar gaan nog verschillende stadia aan vooraf. Wij pleiten ervoor om op tijd in te grijpen, zodat mensen niet meer in deze situatie terechtkomen. Financiële zelfredzaamheid is daarbij heel erg belangrijk. We hopen dat onze initiatieven daaraan kunnen bijdragen.” John voegt toe: “Onlangs hebben we het heugelijke nieuws ontvangen dat de gemeenten Vught en Heusden een overeenkomst willen aangaan om onze initiatieven uit te dragen. Ook werken we samen met Voedselbanken Nederland en het Voedselvangnet in een project van het Europees Sociaal Fonds. De Voedselbanken distribueren eten dat wordt ingekocht door het Voedselvangnet en de mensen naar wie dat voedsel gaat moeten versterkt worden. Ons concept is daarvoor uitgekozen. Samenwerking is heel krachtig! Wij willen dat elke willekeurige voorziening en elke hulpverlener, of wie dan ook die in contact is met iemand die hulp nodig heeft, in staat is om de volgende stap te zetten. Om door te pakken en er samen voor te zorgen dat mensen financieel redzaam worden.”

John Karsten (l) en Philip Helmer.

47

Inzet van hulpverleners en energiecoaches is van groot belang

Volgens onderzoeksbureau TNO telt Nederland maar liefst 600.000 energiearme huishoudens. Energiearmoede is dan ook een serieus probleem, maar hoe maak je dit als hulpverlener bespreekbaar en welke tips kun je mensen meegeven?

Energiearme huishoudens is een term die wordt gebruikt om huishoudens te omschrijven die moeite hebben hun woning comfortabel en gezond te houden. Onderzoeksbureau TNO monitort energiearmoede in Nederland en kwam tot de conclusie dat Nederland eind 2022 zo’n 600.000 energiearme huishoudens kende. In 2020 waren dit nog 90.000 huishoudens minder. Volgens het onderzoeksbureau woont 69% van deze gezinnen in een woning die een slechte energetische kwaliteit heeft. Dat wil zeggen dat de woning bijvoorbeeld

slecht geïsoleerd is en hierdoor moeilijk en duur te verwarmen. Het gaat om woningen met een energielabel F of G.

Hoge kostenpost

Voor energiearme huishoudens vormt de energierekening in 2022 maar liefst 12,7% van het totale inkomen. Een enorme kostenpost voor deze huishoudens. Een steeds groter wordende groep heeft dan ook moeite om dit bedrag maandelijks op te hoesten en loopt het risico op een betalingsachterstand. Vaak wordt het toepassen van verduurzamingsmaatregelen genoemd als oplossing, maar voor deze gezinnen is dit niet haalbaar. Dit heeft verschillende redenen. Zo woont bijna 68% in een corporatiewoning, waar zij zelf weinig aan kunnen aanpassen omdat dit niet is toegestaan. Ook heeft een groot deel helemaal niet de financiële middelen om verduurzamingsmaatregelen toe te passen.

Signalenkaart

Om het probleem bij huishoudens te signaleren kun je als hulpverlener op enkele zaken letten. Signalenkaart Armoede heeft een uitgebreide lijst met kenmerken van armoede, zoals het ontbreken van een winterjas, betalingsachterstanden en wonen in een achterstandswijk. Ook bepaalde gedragingen kunnen kenmerken zijn van armoede, zoals een korter lontje, het ontkennen van het probleem of een sociaal isolement. Veel gezinnen in armoede hebben ook last van energiearmoede. Het aanpakken van energiearmoede begint bij het bespreekbaar maken

ENERGIEARMOEDE
48
Ga het gesprek aan als je vermoedt dat een iemand letterlijk in de kou zit.

van het probleem en ook daar heeft de Signalenkaart Armoede tips voor:

Niet invullen voor een ander (NIVEA)

Als hulpverlener is het belangrijk om een gesprek open aan te gaan zonder alles voor de ander in te vullen. Check of je eigen gedachtegang klopt door het gesprek bijvoorbeeld te beginnen met ‘Ik zie dat je de energierekening nog niet hebt betaald. Mag ik daar iets over vragen?’. Wees niet oordelend en toon je gevoel door aan te geven dat je begrijpt dat het lastig is om hierover te praten. Je kunt best eens aangeven dat je jezelf een ‘bemoeial’ vindt, maar dat je dit echt doet om te helpen. Stel jezelf open, kwetsbaar en benaderbaar op.

Luisteren, samenvatten en doorvragen

Vaak geven mensen tussen de regels door belangrijke aanwijzingen, zoals een opmerking over geld of een grapje over de rekening. Vat samen wat iemand nu eigenlijk zegt en nodig degene uit om meer te vertellen, bijvoorbeeld door te zeggen ‘Als ik je goed begrijp, bedoel je dat je de rekening niet kunt betalen. Betekent dat ook dat jullie thuis in de kou zitten?’

Wat je vindt mag je houden

Een belangrijke oorzaak van schaamte is het oordeel van de ander. Voorkom dus dat je oordelend praat en houd het feitelijk: wat je vindt houd je voor jezelf en wat je ziet kun je delen. Het expliciet benoemen van wat je waarneemt kan best pijnlijk zijn voor een ander en ook dat kun je benoemen: ‘Ik merk dat je het er liever niet over hebt. Wanneer het nodig is, wil ik je graag helpen.’

Samenwerken

De eerste stap is het probleem signaleren en aankaarten. Wees niet bang om mensen persoonlijk te benaderen, maar laat ook zien dat zij jou mogen benaderen. Het kan onder andere helpen om flyers uit te delen of een thema-avond te organiseren, zodat mensen zelf de stap kunnen zetten. Tijdens zo’n thema-avond kun je bijvoorbeeld een energiecoach uitnodigen die algemene tips kan geven om op de hoge energiekosten te besparen. Op de website van onderzoeksbureau TNO staan verschillende factsheets over energiearmoede in Nederland. Met deze factsheets kun je het probleem inzichtelijk maken voor jezelf en voor je doelgroep. Je kunt hiermee namelijk zien of energiearmoede

Het aanbrengen van radiatorfolie levert al snel een paar tientjes per jaar op.

binnen jouw gemeente actueel is. Volgens TNO is samenwerking effectief om met dit probleem aan de slag te gaan: “Het gaat om samenhang tussen leefbaarheid in de wijk, sociale cohesie, veiligheid, financiële zekerheid en persoonlijke ontwikkeling. Zodra wijkbewoners ontdekken dat gezamenlijk energie opwekken of een collectieve warmtevoorziening loont, neemt de belangstelling vaak toe.” Probeer als organisatie dan ook de verbinding op te zoeken. Denk aan contact met wijkcentra, maar ook zorgverleners. Wanneer de thuiszorg regelmatig bij iemand over de vloer komt en signaleert dat iemand in energiearmoede leeft, kan deze hulp een sleutelrol spelen. Samen kunnen jullie iemand doorverwijzen naar andere instanties, zoals een energiecoach of het energieloket van de gemeente.

Energiecoaches

Een grote winst ligt volgens het onderzoeksbureau bij die energiecoaches. Die worden, zo zegt TNO, nog onvoldoende benut. Mensen putten vaak uit hun eigen netwerk voor tips en hulp, maar schakelen zelden een energiecoach in. Volgens TNO komt dit, omdat deze energiearme huishoudens voor de gemeente vaak lastig te bereiken zijn. Zo is er argwaan richting de gemeente of komen de brieven van de gemeente ongeopend bij het oud papier terecht. Deze energiecoaches kunnen echter enorme hulp bieden. Zo kunnen ze vaak met praktische tips een besparing van een paar tientjes per maand realiseren op de energierekening, wat deze gezinnen al wat ademruimte kan geven. Volgens TNO heeft een samenwerking tussen lokale hulp- en welzijnsorganisaties en zo’n energiecoach een heel positief effect. Het is dan ook een aanrader om te kijken hoe dit bij jou in de gemeente geregeld is en de handen ineen te slaan.

49

Zo zet Stichting Armoedefonds zich in

Stichting Armoedefonds steunt lokale hulporganisaties en initiatieven in heel Nederland die zich richten op het ondersteunen van minima.

De stichting steunt deze organisaties met geld, producten en kennis.

Stichting Armoedefonds is in 2013 opgericht met als doel het bestrijden en verzachten van armoede en de gevolgen daarvan. Dit doet de stichting door lokale hulporganisaties en initiatieven, die actief zijn op het gebied van armoedebestrijding in Nederland, te ondersteunen. Het Armoedefonds gelooft in de kracht van lokale organisaties die de hulp kunnen afstemmen op een individu en op persoonlijke situaties. Lokale organisaties hebben veelal te weinig structurele inkomsten, waardoor het soms lastig is om te blijven bestaan. Daarom vindt het Armoedefonds het belangrijk om juist deze organisaties en initiatieven te steunen op diverse manieren.

Hulp aanvragen

Stichting Armoedefonds zet zich dagelijks in om te zorgen dat vrijwilligers van lokale hulporganisaties en initiatieven hun werk kunnen voortzetten. Als lokale hulporganisatie of als initiatief is het mogelijk om een aanvraag in te dienen bij het Armoedefonds voor financiële steun. Drie keer per jaar organiseert het Armoedefonds een toekenningsronde, waarbij aanvragen worden bekeken door de commissie. Voor goedkeuring is het vereist dat een organisatie of initiatief bewijsstukken zoals statuten en de jaarrekening meestuurt. Ook is het belangrijk dat een hulporganisatie een ANBI-status heeft. Bij goedkeuring ontvangen zij een bijdrage en na afloop dienen zij

Bestrijding van menstruatiearmoede is een belangrijk speerpunt van het Armoedefonds.

verantwoording in. Met een bijdrage kan een organisatie van alles aanschaffen. Een voedselbank kan een nieuwe vrieskist kopen om eten in te bewaren en een kledingbank kan nieuwe sokken en ondergoed aanschaffen om aan minima te schenken die daar zelf geen geld voor hebben.

Donatieverdubbelaar Hulporganisaties die zich richten op armoedebestrijding kunnen niet alleen

een financiële aanvraag doen bij het Armoedefonds, maar ze kunnen ook gebruikmaken van de verdubbelaar. Als een hulporganisatie een fondsenwervende actie of evenement organiseert, zoals een sponsorloop of een braderie, dan kan het Armoedefonds de opbrengst van deze actie verdubbelen. Om hier als organisatie voor in aanmerking te komen moet het evenement een nieuwe fondsenwervende actie zijn. Het maximale bedrag dat verdubbeld kan worden is € 1.250. Er wordt dus tot maximaal € 2.500 uitgekeerd door het Armoedefonds.

Deelnemen aan projecten Lokale hulporganisaties en initiatieven kunnen tevens deelnemen aan een project van het Armoedefonds. Het Armoedefonds heeft namelijk diverse projecten opgezet, zoals de Schoolspullenactie, Ik-denkaan-jou steunpakketten en het project Menstruatiearmoede. Met de Schoolspullenactie worden kinderen geholpen die in armoede opgroeien en die geen geld hebben om zelf schriftjes, pennen en andere schoolspullen te kopen. De Ik-denk-aan-jou steunpakketten zijn bedoeld voor kwetsbare ouderen. In dit pakket zit onder andere een boodschappenkaart met tegoed voor verzorgings- en hygiëneproducten. Het project Menstruatiearmoede helpt meisjes en vrouwen die geen geld hebben voor menstruatieproducten. Het Armoedefonds stelt gratis

ARMOEDEFONDS HELPT 50

Hulporganisaties die zich richten op armoedebestrijding nemen een cheque van het Armoedfonds in ontvangst.

menstruatieproducten beschikbaar via lokale hulporganisaties.

Donateurs

Veel mensen met financiële problemen zijn afhankelijk van de hulp van lokale organisaties en initiatieven. Om zo’n lokale organisatie op te zetten en om te kunnen blijven bestaan is geld nodig. Het Armoedefonds geeft onder andere financiële steun, zodat lokale organisaties hun werk kunnen blijven doen. Het Armoedefonds kan dit alleen doen met behulp van donateurs. Donateurs kunnen op verschillende manieren bijdragen. Het is mogelijk om vaste donateur te worden, maar ook om een eenmalige bijdrage te leveren. Met een periodieke schenking geeft een donateur minimaal vijf jaar achter elkaar een vast bedrag aan de stichting. Het Armoedefonds is een Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI), wat betekent dat zij geen belasting hoeven te betalen over de ontvangen giften. Donaties kunnen hierdoor volledig worden besteed aan de strijd tegen armoede. Stichting Armoedefonds is ook een Erkend Goed Doel. Alleen goede doelen die aan strenge kwaliteitseisen voldoen kunnen deze erkenning krijgen van het CBF. Zo kunnen alle donateurs ervan uitgaan dat Erkende Goede

Doelen daadwerkelijk bijdragen aan een betere wereld, zorgvuldig omgaan met elke euro, verantwoording afleggen en zich onafhankelijk laten controleren. Een aantal keer per jaar gaat er een digitale nieuwsbrief naar alle donateurs waarin wordt aangegeven waar

Veel mensen met financiële problemen zijn afhankelijk van de hulp van lokale organisaties en initiatieven.

de ontvangen financiële bijdragen aan worden besteed en wat de actuele stand van zaken is.

Huis­aan­huis­voorlichting

Om donateurs te kunnen bereiken gaat Stichting Armoedefonds langs de deur. Op deze manier kunnen mensen goed geïnformeerd worden over armoede. Dat is van belang omdat armoede in ons land voor veel mensen niet zichtbaar is, terwijl er honderduizenden mensen in Nederland in armoede leven. Stichting Armoedefonds haalt overigens geen contant geld op langs de deuren of met een collectebus op straat. Er worden door het Armoedefonds ook geen kaarten of andere producten verkocht.

LANDELIJKE BIJEENKOMST ARMOEDEHULP

Stichting Armoedefonds organiseert elk jaar de Landelijke Bijeenkomst Armoedehulp. Tijdens deze dag zijn alle hulporganisaties en initiatieven die zich inzetten voor minima welkom. Er wordt kennis en inspiratie gedeeld tijdens workshops, er is ruimte om te netwerken en dit is het moment om vragen aan elkaar en aan het Armoedefonds te stellen. De afgelopen editie werd door zo’n 200 hulporganisaties bezocht en aan het eind van de dag kregen de aanwezige organisaties allemaal een cheque van € 1.000 om hun organisatie nog sterker te maken. De eerstvolgende Landelijke Bijeenkomst Armoedehulp vindt plaats op zaterdag 1 juni 2024.

51

Save the date!

Zaterdag 1 juni 2024

Aanmelden kan vanaf 1 april

LANDELIJKE BIJEENKOMST ARMOEDEHULP

Stichting Armoedefonds organiseert jaarlijks de Landelijke Bijeenkomst Armoedehulp. Dé dag voor de armoedebestrijders in Nederland. Volg inspirerende sessies, bezoek de informatiemarkt, maak gebruik van de unieke kans om te netwerken met 500 collega’s uit de sector en leer van elkaar. Of je werkzaam bent binnen de voedselbanken, schuldhulpverlening, gemeente of andere instantie. Iedereen is welkom! *Vooraf aanmelden is verplicht.

www.armoedefonds.nl Scan mij!
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.