
3 minute read
2.4 Een zuivere omgeving: scheiding tussen vuil en zuiver
> Na het morsen van bloed en lichaamsvochten en producten met gevaarlijke eigenschappen dient dit opgeruimd te worden en vervolgens gereinigd en gedesinfecteerd met een morskit die voorzien is van alle materialen die nodig zijn voor deze taak.
Isolatie betekent letterlijk ‘beschermen tegen’. Je kunt patiënten isoleren om twee redenen: om het individu te beschermen tegen invloeden van buitenaf en om de buitenwereld te beschermen tegen invloeden van de besmette patiënt.
Als je mensen met een immunodeficiëntie (een zeer zwakke weerstand) omwille van hun aandoening isoleert, spreek je over beschermende isolatie. Dergelijke patiënten worden beschermd tegen micro-organismen van buitenaf, die onder normale omstandigheden niet schadelijk zijn voor een gezond individu.
Patiënten met een besmettelijke aandoening of belangrijke pathogenen worden geïsoleerd zodat ze hun medemensen, gezondheidswerkers of hun omgeving niet kunnen besmetten. Dat proces wordt bronisolatie genoemd. Isoleren gaat niet alleen over het afzonderen van de patiënt, maar omvat een heel pakket van maatregelen die je kunt nemen om de overdracht van micro-organismen naar anderen (bv. patiënten, zorgverleners), materialen en de zorgomgeving tegen te gaan.
De isolatierichtlijnen zijn steeds een bijkomende aanvulling op de algemene voorzorgsmaatregelen. Afhankelijk van de eerder genoemde factoren bestaan er bij isolatie verschillende voorzorgsmaatregelen die specifiek gericht zijn tegen de overdrachtswegen van het pathogeen: > contactisolatie om contacttransmissie te voorkomen; > druppelisolatie om druppeltransmissie te voorkomen; > aerogene isolatie om aerogene transmissie te voorkomen; > strikte isolatie om contact, druppel- en/of aerogene transmissie te voorkomen.
3.1 Bronisolatie
Er zijn dus een aantal factoren die bepalen welke soort isolatie je het best toepast: > De verspreidingsweg van de ziekteverwekker: verplaatst de verwekker zich via druppels, via de lucht of kan hij enkel worden overgedragen via rechtstreeks of onrechtstreeks contact of een combinatie daarvan. > De virulentiegraad van de ziekteverwekker: dit is het ziekmakend vermogen van het micro-organisme. Hier gaat het om een strikt pathogene of moeilijk te behandelen kiem. > De besmettelijkheid van de ziekteverwekker: sommige pathogenen kunnen erg virulent zijn maar weinig besmettelijk, vice versa of beide. > Het aantal kiemen die afgescheiden worden: een klein oppervlakkig wondje zal minder kiemen produceren dan een gedraineerd abces. > De overdrachtsweg: het micro-organisme moet via de juiste weg overgedragen worden om besmettelijk te zijn, bv. een respiratoir virus dat via onbedekte ogen, neus of mond kan binnendringen. > De overlevingsduur: de overlevingsduur gaat over hoe lang een ziekteverwekker zonder zijn gastheer kan overleven. Hoe langer hij kan overleven, hoe groter de kans op besmetting van materialen, de omgeving en apparatuur. > De ernst van de aandoening en de behandelbaarheid van het micro-organisme. > De kans op overdracht: hoe groot de kans op overdracht is, heeft veel te maken met de weerstand van de andere patiënten op de afdeling. Ligt de besmette patiënt op een afdeling waar veel zieken met een immunosuppressieve aandoening liggen, dan is de noodzaak voor isolatie groter (afhankelijk van het infectieus agens) dan wanneer de patiënt op een afdeling ligt met mensen met een normale weerstand.
Hoe meer mensen in een kleine ruimte verblijven, in combinatie met een grote reeks risicocontacten of invasieve handelingen, hoe groter de kans op overdracht. > De besmettelijkheid van de patiënt: is de patiënt een drager van het microorganisme, of strooit hij het voortdurend rond (bv. heeft de patiënt een gesloten tbc-letsel of heeft hij open longtuberculose)? > De omgeving: ligt de patiënt alleen of ligt hij op een meerpersoonskamer? > Het begrip of het gedrag van de geïnfecteerde patiënt: het is voor bv. dementerende personen veel moeilijker om uit te leggen dat er bepaalde maatregelen nodig zijn, waardoor er een strengere of net geen isolatie moet gebeuren. > De immuunstatus van de patiënt: bij een lage immuniteit kunnen zelfs opportunist pathogene kiemen ernstige infecties veroorzaken.
Onderzoek toonde al aan dat de handhygiëne van de patiënt en zijn bezoekers een belangrijke impact heeft op de verspreiding van micro-organismen.