Vitruvius juli 2016

Page 7

NUMMER

36

JULI

2016

Gods ondoorgrondelijke wegen De lijnen tussen landaanwinning en landverlies aan de ene kant en Gods veronderstelde almacht zijn altijd kort geweest. Zeker in ons waterrijke land, in het grensgebied van eb en vloed en vooral ook nadat Nederland overwegend Calvinistisch van karakter was geworden. Tot de eerste grote pogingen ‘nieuw land’ te maken, behoorde de bedijking van de Zijpe (ten noorden van Alkmaar). Dit gebeurde aanvankelijk onder leiding van Jan van Scorel (1495-1562), maar het lukte pas definitief bij de vierde poging, in 1597. Maar het feit dat Van Scorel rond 1550 zijn beoogde landaanwinning ‘Nova Roma’ noemde, had een sterke symbolische betekenis: het nieuwe land zou een menselijk eerbetoon aan God zijn en hij schetste er niet minder dan 7 kerken.1 Drieënhalve eeuw later, in 1953, beschouwden duizenden hard core Calvinisten de Watersnoodramp in Zuidwest-Nederland – net als alle voorgaande overstromingen - als een straf van God.

singen kon bieden voor maatschappelijke problemen’, maar dat men er aan de andere kant vast van overtuigd was dat ‘natuurkennis zou leiden tot verdieping van Godskennis’. En die conclusie week niet principieel af van die welke Frijhoff en Spies trokken over wetenschap en filosofie in het midden van de 17de eeuw: ‘Vermoedelijk moet […] de fascinatie met de oneindige variatie van de natuur als een bijzondere uitdrukking worden opgevat […] waaruit hij Gods grootheid kan leren kennen.”5 Er viel in de Republiek der Verenigde Nederlanden in feite gedurende twee eeuwen amper over zoiets als een door mensen geschapen land of landschap te praten. Tekenend hiervoor is dat pas kort na 1774 de medicus en bioloog P. Camper (1722-1789) – vermoedelijk als eerste Nederlander - twijfels uitte over het heersende paradigma betreffende de schepping. Hij deed dit in een daarna nog 200 jaar obscuur gebleven handschrift, dat waarschijnlijk enige tijd na 1774 het licht zag – en niet in een publicatie.6 Alleen al de gedachte dat Hollanders / Nederlanders hun eigen land ‘schiepen’ was, theologisch beschouwd, eeuwenlang on-Nederlands. Dat het Haerlemmermeerboeck (1641) van J.A. Leeghwater – één van de mensen die aan de basis stonden van de Hollandse droogmakerijen - eindigt met “Den Almogenden, Goeden, Barmhertigen en Genadigen God, die Hemel en Aarde geschapen en gemaakt heeft […]”, duidt er indirect op dat die gedachte toen – in ieder geval bij hem - ook nog niet leefde. Maar met ‘de hulpe Gods’ was volgens Leeghwater veel mogelijk.7 Dat wist niet alleen hij, maar dat zagen ook vreemdelingen.

De Franse, Engelse en Duitse Verlichting kregen in het Calvinistische Nederland van de 17de en 18de eeuw maar een pover onthaal.3 Hoewel vrije denkers hier volop ruimte kregen en controversiële geschriften relatief weinig in de weg werd gelegd, was het toch gebruikelijk expliciet te kennen te geven dat God als enige in staat was de ‘natuur’ te beheersen en vorm te geven. Voorbeelden hiervan in publicaties en geschriften van vooral onze eigen ingenieurs, waterbouwkundigen en landmeters, maar ook in die van buitenlandse geleerden, zijn talloos.4 Hoe langzaam het proces van terugdringen van het absolute geloof in Gods unieke scheppingskracht ging, moge eruit blijken dat Kloek en Mijnhardt schreven dat men in ons land in het midden van de 18de eeuw enerzijds geloofde dat ‘wetenschap oplos-

Hulp uit het zuiden Mede doordat buitenlanders goed zagen wat er in de Nederlanden allemaal mogelijk was, kon de toeschrijving van het gezegde aan Voltaire toch een belangrijke sleutel tot het ontsluiten van het mysterie worden. Een eerste stap hierin was de vondst van een korte bijdrage in het Algemeen Handelsblad van 7 januari 1876, die was geplaatst naar aanleiding van een in de Engelse Daily Mail opgenomen bericht over toenmalige plannen tot droogmaking van onze Zuiderzee. In het krantenartikel worden de Engelsen enigszins belerend toegesproken door ze erop te wijzen dat ze beter hadden kunnen wachten op het (toevallig?) op diezelfde 7de januari in België verschenen artikel: ‘Annexion pacifique d’une province de l’empire de Neptune par le gouvernement

natie van dichtbij mee, maar intussen was de Republiek, zoals die er tot aan het ontstaan van het Koninkrijk (1806/1815) zou uitzien, wel zo ongeveer op de kaart gezet; de Republiek met haar tientallen Noord- én Zuid-Hollandse droogmakerijen, polders, poldermolens, waterwegen, dijken en rationele verkavelingen. Ondanks de toeschrijvingen van het gezegde aan één van deze beide grote denkers van het begin, respectievelijk de hoogtijdagen van de lange Eeuw van de Rede, bleek echter nooit en nergens dat één van hen de woorden op papier heeft gezet.

2 - Pierre-Daniel Huet (1630-1721); bisschop en sceptisch geleerde. Hollandais’. Het artikel in het Handelsblad bevat als sluitstuk de volgende Latijnse regels: ‘Tellurem fecere Dei, sua littora Belgae’, die werden vertaald als: ‘God schiep de zee en ‘t land, maar Holland schiep zijn kusten.’ Het in de Belgische krant verschenen artikel (en een overdruk ervan) eindigden met een vrijwel identieke tekst: ‘Tellurem fecere Dii, sua littora Belgae.’ De Belgische krant gaf als vertaling: ‘les dieux ont créé la terre, mais les Hollandais leurs rivages.’ Naast de gehanteerde meervoudsvorm, is opmerkelijk dat er een toevoeging is: ‘l’adage de leurs ancêtres’. Opmerkelijk omdat er gezinspeeld wordt op ‘een gezegde van hun voorouders’.8 Maar wie zouden dan die voorouders geweest moeten zijn? Een volgend tipje van de sluier raakte opgelicht in een recensie van een Franstalige, biografische schets van een grote Nederlandse ingenieur van waterstaat, Jan Blanken Jnz (1755-1838).9 In de recensie – en vergelijkbaar in de korte biografie - staat onder meer: “[…] dien de Schrijver te regt “een’ der nuttigste burgers van een land als Holland noemt, waarvan VOLTAIRE met reden (naar HUAT) gezegd heeft:God schiep de wereld, maar de menschen Holland.” De auteur stelde dus dat niet Voltaire, maar vóór hem ene Huat het gezegde heeft gemunt. Bedoeld werd echter Huet – om precies te zijn: de ruim 90 jaar oud geworden Fransman Pierre-Daniel Huet (1630-1721), een niet door de paus erkende bisschop, maar tevens sceptisch filosoof en ‘man van de wetenschap’. [Afb. 2] Huet was iemand die de Nederlanden meerdere keren 7

VITRUVIUS_Juli2016_v2.indd 7

12/06/16 16:02

Foto: Marieke Kuipers.

VITRUVIUS


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.