Vitruvius Juli 2023

Page 1

ONAFHANKELIJK VAKBLAD VOOR ERFGOEDPROFESSIONALS ARCHEOLOGIE | CULTUURLANDSCHAP | MONUMENTEN | IMMATERIEEL ERFGOED | VOLKSCULTUUR JAARGANG 16 | NUMMER 64 | JULI 2023

RECENT CORNELIS DREBBEL VEELZIJDIG PRACTICUS EN UITVINDER (DEEL 1) TUSSEN VONDSTEN EN BRONNEN DE CATHARINAKERK TE EINDHOVEN, DEEL 2

Uw speciaal Erfgoed verdient een Special

Informeer naar de vele mogelijkheden? Stuur een e-mail met uw vragen en wensen naar: info@uitgeverijeducom.nl

Mathenesserlaan 347

3023 GB Rotterdam

Tel. 010-425 6544 info@uitgeverijeducom.nl www.uitgeverijeducom.nl

COLOFON

Vitruvius is een informatief, promotioneel, onafhankelijk vaktijdschrift dat beoogt kennis en ervaring uit te wisselen, inzicht te bevorderen en belangstelling te kweken voor de vakgebieden archeologie, cultuurlandschap, monumenten, immaterieel erfgoed en volkscultuur.

DIGITAAL ABONNEMENT

Digitaal abonnement (4 nrs./p.jr.)

Particulier EUR 50,- (incl. btw)

Bedrijfsabonnement EUR 60,- (excl. btw)

REDACTIE

Blijdenstijn, R. Cramer, drs. M.A. Diederiks, R.P.H. Niemeijer, drs. A.F.J. Verschuure-Stuip, Mw. dr. ir. G.A. Vreeze, dr. ir. N. de

FREQUENTE BIJDRAGEN

Van Hellenberg Hubar, Mw. dr. B.C.M. en Coenen, Mw. M.

© Copyrights Uitgeverij Educom, Juli 2023, ISSN 1874-5008. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd met welke methode dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de uitgever.

VAKBLAD VITRUVIUS IS EEN UITGAVE VAN: Uitgeverij Educom | Mathenesserlaan 347 | 3023 GB Rotterdam | Tel. 010-425 6544 | info@uitgeverijeducom.nl | www.uitgeverijeducom.nl

JAARGANG 16 NUM ME R 64

JULI 2023

4

CORNELIS DREBBEL

VEELZIJDIG PRACTICUS EN UITVINDER (DEEL 1)

DHR. DRS. A.F.J. NIEMEIJER

12

TUSSEN VONDSTEN EN BRONNEN

DE CATHARINAKERK TE EINDHOVEN, DEEL 2

MW. DR. B. VAN HELLENBERG HUBAR & MW. M. COENEN

3
25
RECENT Voor u gelezen 2 8

Cornelis Drebbel

Veelzijdig practicus en uitvinder (Deel 1)

Duinontginningen

‘Tegendraads vernuft: uitvinders en uitvindingen die tegen de stroom in gingen’

Een nieuwe serie

Van opdracht, via obsessie naar ontspanning - Deel 1

Deze serie portretten van minder bekende, maar niettemin belangrijke of interessante figuren begint met een artikel over de veelzijdige Cornelis Drebbel, een Alkmaarder van geboorte die vooral in Engeland en in Centraal-Europa opzien baarde met zijn proeven en uitvindingen. We bezien hem als kind van zijn tijd, volgen kort zijn levensloop, belichten een aantal missers en successen en geven en passant ruimte aan enige historische en moderne opvattingen over zijn werk en betekenis.

Eind september 2017 wezen de toenmalige ministers Bussemaker (OC&W) en Schulz van Haegen (I&M) de ‘Ontginningen Voornes Duin’ aan als een van de laatste van Rijkswege beschermde dorpsgezichten. De ontginningen in de duinen van Voorne passen in een lange reeks ontginningen in duingebieden en andere Nederlandse zandgronden. Cultures in de duinen, binnenduinen en op de strandwallen kennen we al van vóór het begin van de jaartelling. Zo ver gaan we hier echter niet terug. Een deel van de ontginningen waarover we hier spreken dateert van laat-middeleeuwse perioden, maar de redenen om ze in cultuur te brengen waren sinds die tijd niet altijd dezelfde. Wanneer we de processen door de oogharen heen bekijken, zien we natuurlijk altijd ‘functies’, maar deze functies verschilden in tijd en plaats en ook en vooral naar de betrokken initiatiefnemers. In deze bijdrage passeren enige typerende perioden, locaties en aanleidingen voor ingrepen de revue. En daarbij staan degenen die aan de touwtjes trokken regelmatig centraal.

Opdrachten van hogerhand Ontginnen is van alle tijden. Al in de Bijbel (Statenvertaling; Genesis 3: 23) staat het: “Zoo verzond hem de Heere God uit den hof van Eden, om den aardbodem te bouwen, […].” En dat lieten onze Nederlandse voorvaderen zich geen twee keer zeggen. Katholiek of (vanaf de 16de eeuw) protestant, de spaden gingen de grond in en de bodem werd omgewoeld en zo veel mogelijk vruchtbaar gemaakt. Ontginnen begon echter al vóórdat het christendom de Lage Landen bereikte. Dit gebeurde het eerst waar dat het gemakkelijkst was - en wat later ook op moeilijker plaatsen. Relatief simpel was het ontginnen in gebieden waar water in de buurt was. Ook als dat

Cornelis Drebbel (1572-16331) is een in ons land relatief onbekend gebleven verkenner van de toenmalige grenzen van de natuurwetenschappen. Hoewel Drebbel enerzijds binnen de wijsgerige theorieën van de middeleeuwen opereerde – en daarmee ook binnen die van de klassieke oudheid – behoorde hij aan de andere kant tot de vroegste generatie Nederlanders die ver voorbij de limieten van de beredeneerbare werkelijkheid keek. Drebbel zocht de antwoorden op vragen niet (uitsluitend meer) in wat ‘de ouden’ hierover hadden gezegd, maar ook en vooral in de praktijk van proefondervindelijkheid - en daarmee door het bewandelen van de weg van vallen en opstaan. Het tijdsgewricht waarin hij opereerde en de theorieën die hij en zijn tijdgenoten aanhingen, brachten mee dat hij enerzijds onder de alchemisten en aan de andere kant onder de (vroege) natuurfilosofen werd geschaard. Contrasten tussen theorie en praktijk positioneerden hem hiermee ook tegenover de vele nog klassiek geletterde, maar al ‘beginnend verlichte’ geleerden die zijn tijdgenoten waren en/of die kort na hem kwamen. Drebbel was hiermee een overgangsfiguur die tussen Oudheid/Middeleeuwen en Moderne tijd vermorzeld dreigde te worden. Hij was één van de geleerden die met experimenten grenzen hielpen verleggen en die hiermee een brug wisten te slaan tussen kennis door (scholastisch en semantisch) redeneren vanuit soms al eeuwenoude paradigma’s enerzijds en wetenschap via proefondervin-

op strandwallen of zavelige stroomruggen was. Voorbeelden zijn er volop: vrijwel alle dorpen op de Hollandse en Zeeuwse strandwallen en ook die op de tegenwoordige Waddeneilanden zijn ontstaan als agrarische nederzettingen van het type ‘geestdorp’.1 Min of meer hetzelfde geldt voor de dorpen in het rivierengebied: droge fossiele takken van rivieren maakten het eenvoudig de gronden te ontginnen en er permanent te blijven wonen. Ten slotte waren ook zandgebieden in hoog Nederland van oudsher bewoonbaar door ontginning. Water was een absolute voorwaarde; voor de rest kon worden gezorgd. Er zijn dan ook veel oude ontginningen gevonden en/of voortgezet in deze gebieden. De redenen waarom onze (verre) voorouders tot ontginning van zandige gronden overgingen, moeten vooral worden gezocht in de simpele noodzaak monden te voeden. Toenemende bevolkingsdruk vroeg om steeds meer akkerland. Toen het christendom eenmaal vaste grond had gekregen in de Nederlanden, waren het verder ook monni-

We kennen in Nederland een lange traditie van soms (wereld)beroemd geworden uitvinders, constructeurs, geleerden, initiatiefnemers - en af en toe ook fantasten. Tot de meer bekende behoren onder veel meer: Simon Stevin (1548-1620), Anna Maria van Schurman (1607-1678), Herman Boerhaave (1668-1738), Hendrik Lorentz (1853-1928), Aletta Jacobs (1854-1929), Anthony Fokker (1890-1939) en - tamelijk kort geleden nog - nobelprijswinnaar Ben Feringa (1951- ). Dit is een willekeurige, chronologisch geordende lijst, die gemakkelijk kan worden uitgebreid of verdicht, zonder dat de opsomming aan betekenis zou inboeten. Van de fantasten kunnen we noemen figuren als Cornelis over de Linden (1811-1874), Tjerk Vermaning (19291987) en – vrij recent - Diederik Stapel. Allen dubieuze klanten, die hier buiten beeld zullen blijven.

ken en kloosters die ontginningen ter hand namen: de Cisterciënzers zijn hiervan wel de bekendsten. Voor de kloosterlingen was het een ‘opdracht’ of levensvervulling zich te wijden aan taken als het bewerken (‘bouwen’) en ontginnen van gronden. Dit gebeurde ook in kust- en duingebieden, zoals in Zeeland (Kloosterzande) en op de Waddeneilanden (Schiermonnikoog).

Naast beroemdheden die binnen een publiek van geïnteresseerden in en direct betrokkenen bij cultuur- en wetenschapsgeschiedenis (enige) bekendheid of faam genieten, zijn er echter nog vele anderen. Hún namen zijn vrijwel vergeten, hun prestaties door moderne ontwikkelingen achterhaald en soms zijn toenmalige experimenten destijds te onzinnig gevonden, maar later alsnog waardevol of haalbaar gebleken.

In een nieuwe serie artikelen worden enkele personen centraal gesteld die eigenlijk een plaats in het volle licht verdienen. Hierbij wordt gepoogd hetgeen eerder over hen is geschreven van zinnig commentaar te voorzien. Het spits wordt afgebeten door de inmiddels niet meer zo heel onbekende Cornelis Drebbel (1572-1633), die wel wordt beschouwd als de oervader van de onderzeeboot, maar die veel wetenschappelijk krediet verspeelde met zijn ‘ontdekking’ van het perpetuüm mobile.

Tot op zekere hoogte gold zo’n ‘opdracht van boven’ ook voor de poging van Jan van Scorel een bedijking uit te voeren in het noordwestelijk kustgebied van Noord-Holland. Nadat hij in Rome voor de paus had gewerkt, probeerde hij kort na 1550 de buitendijkse kwelder Zijpe droog te maken en te ontginnen. Het plan mislukte totaal, maar het feit dat hij de onderneming ‘Nova Roma’ had gedoopt en dat hij er zeven kerk(dorp)en wilde vestigen, zegt veel over zijn beweegredenen.2 In dezelfde tijd gaven – naast de hogere geestelijkheid - ook vele wereldlijke gezagsdragers opdrachten of vergunningen voor

delijke en voorspelbare, in natuurwetten te verankeren feiten anderzijds. Een belangrijke fase in dit proces werd gevormd door de zogenoemde alchemie. Die wees de weg van een wereldwijd en tientallen eeuwen omspannend geloof in het bestaan van een beperkt aantal ‘elementen’ (aarde, water, lucht en vuur), aangevuld met specifieke metalen (zoals: tin, kwik, lood en goud) en hierbij ‘hermetisch’ omschreven handelingen (waaronder: conjunctie, sublimatie en projectie).2 Hiernaast kwam in de loop van de 15de eeuw ook nog het vraagstuk van de onsterfelijkheid van de ziel op de voorgrond.3 Vooral op grond hiervan is de alchemie lang als ‘hocus pocus’ bestempeld, maar in de recente tijd is er een verandering ontstaan in de positionering hiervan in de wetenschapshistorie en is er meer waardering gekomen voor het experimenterende opereren van alchemisten. En dit uiteraard niet vanwege de spirituele saus, maar dankzij het begin van de proefondervindelijke kennisverwerving. Terwijl Drebbels werk

zeker enige kenmerken heeft van alchemistische denkwijzen, behoort hij in de eerste plaats tot degenen die op die manier de weg naar moderniteit insloegen. (Afb. 1)

Inleiding

1 - Duinakkertjes en duinweiden ten noorden van het dorp Hoorn op Terschelling, begin 20ste eeuw Bron: Collectie Zuiderzeemuseum

De belangrijkste reden waarom Cornelis Jacobsz. Drebbel enige bekendheid geniet, dankt hij aan het feit dat hij er in de vroege 17de eeuw in slaagde een scheepje te construeren waarmee onder water gevaren kon worden – een vaartuig dat daarom wel als de eerste werkende duikboot wordt bestempeld. Het scheepje was een nadere praktische toepassing van de mogelijkheden die ervaringen en natuurwetten hem boden. In de loop der tijd verloor dit bijzondere feit bij ons echter zo veel aan erkenning, dat Drebbels naam niet voorkomt in de vierdelige Maritieme Geschiedenis der Nederlanden uit de jaren 1976-1978.4 Tot in de 19de eeuw en zelfs voor de Tweede Wereldoorlog gold hij echter nog als een beroemdheid. Er zijn nogal wat publicaties en ook enige dissertaties

4 VITRUVIUS NUMMER 64 JULI 2023
12 VITRUVIUS NUMMER 43 APRIL 2018
VITRUVIUS_April.2018 v3.indd 12 02/03/18 13:53

aan hem gewijd. Toch kwam ik niet via die weg op zijn spoor. Nee, ik werd nieuwsgierig toen ik in de loop van 2022 opnieuw op zijn naam stuitte toen ik door Nicolaes Witsens 17de-eeuwse handboek over scheepsbouw bladerde en ik hem daar kort genoemd zag.5 Dit werd de aanleiding voor het schrijven van deze bijdrage – en meer dan dat – ook voor deze serie artikelen over minder bekende Nederlanders die hun steentje bijdroegen aan de (inter)nationale faam van ons land op (praktisch) natuurwetenschappelijk terrein. Ik bleek intussen niet de enige te zijn, want sinds een aantal jaren duikt Drebbels naam vaker op. De promotionele kracht hierachter ligt vooral bij Hubert van Onna, de oprichter en voorzitter van het Tweede Drebbel Genootschap en Francis Franck. Zij zijn de motoren achter de enorme Drebbelwebsite https://www.drebbel.net.6 Maar behalve deze beiden, hebben bijvoorbeeld ook Richard Ridderinkhof (UvA, KNAW) en Vera Keller (University of Oregon, USA) in meer recente tijd ruim aandacht besteed aan en onderzoek gedaan naar Drebbel. Vooral deze laatste heeft de laatste 15 jaar in meerdere lezingen en publicaties haar licht over Drebbel laten schijnen, maar ze lijkt in ons land amper bekend.7 Dat Drebbel lang in het vergeetboek was verstopt, zal mede te wijten zijn aan het feit dat Jaeger hem in 1922 met strenge hand naar de kantlijn van de geschiedenisboeken heeft verbannen. Hij deed dit op effectieve wijze, door Drebbel eerst schijnbaar op een sokkel te plaatsen en vervolgens dit voetstuk te verbrijzelen.8 Nogal ten onrechte echter, naar intussen is gebleken.9 Reden te meer om hier eens door Drebbels historie te bladeren.10

In het volgende zullen we eerst stilstaan bij enkele biografische bijzonderheden, dan bij enige (mogelijk) faliekante missers en daarna bij een aantal (vrij) zekere wapenfeiten van Cornelis Drebbel.11 Naar aanleiding van de vraag wat Drebbels betekenis is geweest en wat er mogelijk de oorzaak van is dat hij tegenwoordig weer tot de verbeelding spreekt, komen we ten slotte bij enige (nieuwe) interpretaties rondom zijn werk. Onderweg vragen we ons af of – en zo ja waar - hij in de valkuil van het middeleeuws denken is gevallen. En natuurlijk ook of hij een route heeft helpen uitzetten naar de toekomst.

Alkmaar, Praag en Londen

Cornel(i)(u)s Drebbel12 werd in 1572 in Alkmaar geboren, waar hij - naar tegenwoordig wordt aangenomen - in doopsgezinde

1 - Laboratorium van een alchemist. Gravure van Hans Vredeman de Vries (ca. 1595).

kringen verkeerde.13 Een jaar na Drebbels geboorte vond de Spaanse belegering van de stad plaats, die op 8 oktober 1573 eindigde in het roemruchte ‘Bij Alkmaar begon de Victorie’. Vermoedelijk bezocht hij er een aantal jaren de Latijnse School en mogelijk maakte hij in die tijd ook kennis met twee leeftijdgenoten, de broers Jacob (1572-1628; instrumentmaker) en Adriaan Metius (1571-1635), die later carrière zou maken aan de toenmalige universiteit van Franeker. Drebbel zelf studeerde niet aan een universiteit, maar hij ging in de leer bij de Haarlemse kunstenaar en uitgever Hendrick Goltzius (1558-1617), bij wie hij onder meer het graveren en etsen onder de knie kreeg.14 (Van hem wordt wel gezegd dat hij Drebbel in contact bracht met alchemie.)15 Eén van de resultaten van Drebbels grafische opleiding was een in 1597 door hem vervaardigde koperen drukplaat met de plattegrond van Alkmaar. Deze was ingemeten door de landmeter, vestingbouwkundige en later als Alkmaarse burgemeester aangestelde, Adriaen Anthonisz. (15411620).16 Dat Drebbel ondanks zijn vooral praktische scholing, toch in belangrijke mate ook een theoretische wind mee kreeg, kan blijken uit het feit dat hij al in 1604 een

eerste uitgave het licht deed zien. Drebbels Een kort tractaet van de natuere der elementen […], bevat een (nogal ‘vrijzinnige’) verzameling van eigentijdse gedachten over fysieke natuur(verschijnselen), maar het kan amper worden ontkend dat het boek tevens een soort geloofsbelijdenis bevat. Op talrijke plaatsen laat Drebbel duidelijk weten dat hijzélf, én de mensheid, én de gehele natuur door God geschapen zijn en aan hem onderworpen zijn. Maar dat God zich ook in de natuur laat kénnen - een opvatting die meer en meer opgeld deed sinds de vaststelling van de Nederlandse Geloofsbelijdenis, in de jaren ’60 van de 16de eeuw. Volgens de Belijdenis zou God zich laten herkennen: ten eerste door de schepping, die is als een boek met ‘letteren’, en ten tweede – ‘klaarder’ - door de Bijbel.17 Een citaat uit Drebbels Tractaet moge dit ondersteunen: “Doe werde ick beweeght, die lerende natuyre te beminnen, om Godt te kennen uyt sijn schepselen, die ick met verwonderen aensach.” 18

Drebbel was maatschappelijk gezien spoedig tamelijk succesvol. Zo was hij begin 1602 –dus nog vóór zijn 30ste verjaardag – reeds in het rijke bezit van drie octrooien. Ze betrof-

5 VITRUVIUS NUMMER 64 JULI 2023
P.D., Wikimedia
Bron:

Wikimedia

2 - Een afbeelding van Drebbels Perpetuüm Mobile. Weergave door Hiesserle von Choda. (verm. begin 17de eeuw).

fen onder meer het bouwen van voorzieningen in en rond Middelburg - namelijk een ‘fonteyne’ (pomp en/of watertoevoer?) - en een octrooi op beter trekkende rookkanalen. Het interessantste van de drie had betrekking op een eeuwig lopend uurwerk, “[…] een horologie oft uuyrwyser, t welken den tijt van vijfftich, ’t sestich, jae hondert oft meer jaren achter een sal mogen gebruicken sonder opwinden, […]”19 Dit instrument - Drebbel noemde het aanvankelijk het resultaat van zijn zoeken naar het primum mobile, maar het apparaat zou voortaan doorgaan voor een perpetuum mobile. Het geheim erachter was dat het een uiterst inventief mechanisch kunststukje was, waarin gebruik werd gemaakt van de variaties in luchtdruk en temperatuur om

beweging – ‘eb en vloed’ - in een vloeistof te genereren.20 Cornelis Drebbel bracht zijn uitvinding onder aandacht van de Engelse Koning Jacobus I (1566-1625) en korte tijd later, vermoedelijk nog in 1607, kon hij het apparaat voor het eerst aan diens hof demonstreren.21 Aanvankelijk met welwillend resultaat, want Drebbel werd alom bewonderd, niet het minst door de nog jonge, maar enkele jaren later gestorven kroonprins, Henry van Wales (1594-1612). Het succes duurde echter niet lang – mede doordat Jacobus weinig financiële armslag had vanwege soms extravagante uitgaven in een omgeving van verslaving aan steeds nieuwe gimmicks en aan intellectueel geïnspireerde excentriciteit.22 Na enkele jaren vertrok

Drebbel uit dit te weinig opleverende milieu en in 1610 kwam hij op uitnodiging terecht bij een andere bewonderaar van zijn vaardigheden, de Habsburgse keizer Rudolf II van het Heilige Roomse Rijk (1552-1612), in Praag. Deze ontwikkelde, hypochondrische en melancholische vorst wilde het liefst occulte en alchemistische kunsten voorgeschoteld krijgen. Zo was Rudolf II eveneens in de ban van die ‘eeuwigdurende beweging’, hoewel zijn keizerrijk tegelijkertijd zuchtte onder wanorde, pronkzucht en geldtekort. Dit leidde tot afzetting en opsluiting van de keizer door diens broer, aartshertog Matthias – al spoedig gevolgd door Rudolfs overlijden. Voor Cornelis Drebbel betekende het dat alles opnieuw anders werd. Het feit dat diezelfde Matthias van 1577 tot 1581 landvoogd van de Nederlanden was geweest, hielp Drebbel niet en vermoedelijk is hij zelfs enige tijd gevangengezet, voordat hij mocht terugkeren naar … Engeland, waar hij in 1613 nogmaals voet aan wal zette.23 Jacobus I zat daar nog steeds op de troon en deze ontving hem als een verloren zoon.24 Drebbel bleef vervolgens in hoofdzaak in Engeland, maar hij woonde en werkte zeker niet uitsluitend in of in de directe nabijheid van Londen.25 (Afb. 2)

Het is opmerkelijk dat Drebbel in de Nederlanden nauwelijks voet aan de grond kreeg en dat hij er zijn kunnen amper heeft weten te demonstreren. De jaren 1609-1621 waren hier een periode van relatieve rust door het Twaalfjarig Bestand in de oorlog met Spanje en de Nederlandse Gouden Eeuw omvatte in ieder geval het tijdvak 1600 tot 1650. Er wordt wel verondersteld dat het ontbreken van een monarchaal hof - en daarmee ook van een zogenoemd mecenaat of een patronaatheeft betekend dat Drebbel zijn geluk elders is gaan beproeven. Hier staat tegenover dat hij geen ‘klassieke’ opleiding had gehad, wat hem elders op achterstand zette, terwijl in ons land het wetenschappelijk vertoog vanaf ±1600 juist vaak wél in de landstaal plaatsvond. Dit is een nog niet bevredigend opgeloste kwestie.26 Maar hoe het zij: Drebbel was in twee ándere belangrijke Europese mogendheden – de Republiek behoorde daar rond 1625 zeker óók toe – zeer welkom om er zijn wetenschappelijke verdiensten en/of kunstige charlatanerieën (?) te tonen. Want geloofde hij zelf echt alles waarvan hij beweerde het te kunnen realiseren?

Áls hij al een snoever was, dan maken de weinige portretten die er van hem bekend

6 VITRUVIUS NUMMER 64 JULI 2023
Bron:
P.D.,

zijn toch geen onsympathieke indruk. Een zelfportret uit 1623 laat een bebaarde, circa 50-jarige man met open gelaat en ingetogen oogopslag zien en alle, kennelijk op dit beeld voortbordurende afbeeldingen sluiten hierbij aan. Ook omschrijvingen van zijn uiterlijk doen geen dikdoener vermoeden, zoals dit voorbeeld uit 1609 mag onderstrepen: the inventor [is] “a very light-haired and handsome man, and of very gentle manners all together different from suchlike characters.”27 (Afb. 3) Het lijkt er dus op dat Cornelis Drebbel – ook toen hij een midden-30-er was en aan het Engelse hof verkeerde – geen buitensporig leven leidde. Of zijn rijzende - en soms dalende - ster hierop van invloed was? We zullen trachten een tip van de sluier op te lichten. De belangrijkste hulpen hierbij zijn meerdere werken van Vera Keller, die Drebbel nu eens niet in biografische, in chronologische of in fysieke thema’s geharnaste vorm giet, maar die hem in de complexe context van talrijke tijdgenoten en tijdverschijnselen beschouwt.

Een handvol miskleunen (of niet?)

De literatuur puilt uit van aan Drebbel toegeschreven wetenschappelijke ontdekkingen en van zijn praktische successen. Maar hiernaast zijn er talloze verhandelingen waarin hij alchemist wordt genoemd - of zwendelaar die goede zaken deed in kringen van goedgelovigen. Hoe het zij: Drebbel liet relatief weinig geschriften na en hij correspondeerde voornamelijk met zijn jongere tijdgenoot en veelzijdig geleerde Constantijn Huygens (1596-1687).28 Ook werd hij serieus genomen door onder meer de Franse historicus en astronoom Nicolas-Claude Fabri de Pereisc, terwijl verder onder meer Galileo Galileï, Isaac Beeckman en later Robert Boyle naar hem verwijzen als natuurvorser.29 Keller noemt nog vele andere eigentijdse geleerden en historici die Drebbel lof toezwaaiden - maar die hem ook een enkele keer bekritiseerden. In het bijzonder gaat zij in op het feit dat Drebbel toch maar mooi was uitgenodigd aan de hoven van twee Engelse vorsten en van een Habsburgse – een duidelijk blijk van succes.30 Hier staat tegenover dat sommigen reeds tijdens zijn leven en anderen tot ver na Drebbels dood over hem schreven in weinig vleiende bewoordingen.

Beeld en geluid

Een goed voorbeeld van het laatste is zijn bestempeling tot ‘charlatan’ en ‘fastasmag-

oriste’ (zinsbespiegelaar, illusionist – zoiets als ‘onze’ Hans Klok) in 1814.31 Een kleine eeuw eerder schreef ene Johann Burchard Mencke – vertaald naar Jean van Duren –ook al over ‘Fraude & Charlatanerie’ naar aanleiding van een door Drebbel beschreven illusoire verkleedpartij. Iets waarvan we nu weten dat zelfs het doorzagen van personen van vlees en bloed ‘levensecht’ op de bühne kan worden getoond.32 Zoals wel vaker, nam hij het geheim ervan mee in zijn graf. Maar was Drebbel daarmee een charlatan, of gunnen we hem met deze mooie practical joke het voordeel van de twijfel? Of kunnen we misschien gewoon zeggen dat hij door gebruik te maken van natuurwetten zijn publiek een rad voor ogen wist te draaien?33 Een ander aardig voorbeeld van zo’n ‘toegepaste kunst’ is wat in de loop der tijd het door de zon bespeelde clavichord of clavier is gaan heten. Ook hierbij deed hij nooit uit de doeken wat het geheim achter zijn instrument was, maar zeker is dat het heeft bestaan en dat het redelijk goed werkte. Vermoedelijk benutte Drebbel het onder invloed van de warme straling van de zon uitzetten en weer krim-

pen van een afgesloten lucht- of gasvolume. Hij schreef erover: “[…] when the sun appears […] then it plays music, as long as the radiance of the sun lasts […].” Het aldus voortgebrachte geluid was echter niet naar zijn zin; Drebbel vond dat er ‘a despicable sound’ uit het apparaat kwam. Of tweede en/of latere versies ervan een beter resultaat opleverden, is niet zeker, maar het is goed denkbaar dat een instrument met een door warmte aangedreven wieltje met pennetjes kon tokkelen als een speeldoos. Dat collega-natuuronderzoekers zich erover verbaasden, is zeker. Dat er als zodanig geen muzikaal-artistieke ‘creativiteit’ van de zon verwacht mocht worden, is evident, maar als gimmick op tuinfeesten van Koning Jacobus I was zo’n ‘pianola’ ongetwijfeld een curieus speeltje.34 Of het daarmee een ‘blijvertje’ was, is een ander verhaal – maar het was leuk bedacht en het getuigt van inzicht. Dat Drebbels denkwijze en zijn experimenten niet onzinnig waren, bleek ongeveer 250 jaar later, toen een zekere William Crookes een naar hem vernoemd lichtmolentje maakte: het bestaat uit een op zonnewarmte ronddraaiend, vierbladig

7 VITRUVIUS NUMMER 64 JULI 2023
Bron: P.D., Wikimedia
3 - Portret van Cornelis Drebbel op ongeveer 60-jarige leeftijd. Gravure van Christoffel van Sichem [1631; en dus niet 1604 !].

propellertje binnen een glazen bol.35 (Afb. 4)

Snakken naar lucht Iets heel anders is de tot op de dag van vandaag intrigerende en vermoedelijk nooit definitief te beantwoorden vraag of Cornelis Drebbel het element zuurstof (O/O2) uit een chemische verbinding heeft weten te ‘bevrijden’. En dan wel zodanig dat die zuurstof benut kon worden om in te ademen in een afgesloten ruimte - zoals in zijn duikbootje - of om deze te benutten voor verbranding. Sommigen, zoals de biochemicus Lane, zijn hiervan voldoende overtuigd – al dan niet onder verwijzing naar eigentijdse bewoordingen.36 Er zijn echter minstens evenveel twijfelaars en zeker ook vurige ontkenners hiervan - waaronder de al genoemde Jaeger.37 Tot de moderne twijfelaars behoort de natuurkundige Severinghaus, die schreef: “Drebbel never revealed the secret of refreshing submarine air but newspapers and others believed that he had learned from Sendivogius [een Poolse alchemist, die door anderen juist wordt genoemd als ‘onbetrouwbaar’, FN] in Prague how to make oxygen on board. I doubt that and suspect he pumped in air through snorkles from little surface floats some said they saw.”38 Zonder nieuwe, harde ondersteuning zal waarschijnlijk nooit ontrafeld worden hoe hij de roeiers onder water van het ‘levenselixir’ voorzag, maar er zijn niettemin wel wat aanwijzingen dat hij het zogenoemde ‘aerial nitre’ (= zuurstof) kon bereiden.39 Als het Drebbel inderdaad is gelukt dioxygen (O2) vrij te maken uit een chemische verbinding, dan zou dat uiteraard een formidabele pres-

tatie zijn geweest. Maar hieraan moet dan wel worden toegevoegd dat ‘zijn’ bereiding van zuurstof slechts één van de stappen was op weg naar definitieve scheikundige determinatie van dit element - einde 18de eeuw. Echter een mislukking – of zelfs onzin, zoals sommigen menen – die is evenmin aantoonbaar als het tegendeel.

Explosieven

Minder onschuldig waren Drebbels experimenten met het zogenoemde fulminating gold of Knallgold, een rond 1600 door alchemisten gevonden complex van verbindingen met hierin onder meer goud (Au), chloor (Cl) en ammonia (NH3). In verschillende verhoudingen - vaak met additieven - deed men hiermee (vrijwel onbegrepen) alchemistische proeven. De reacties en de chemische processen konden onder meer zorgen voor violetpaarse waaiers, die het mooi deden in feestelijk vuurwerk en vlamden als ‘fiery meteors’. (Afb. 5) Meerdere mengsels van chemicaliën die werden gebruikt konden echter tot ontploffingen leiden - met ongevallen en slachtoffers tot gevolg. Ook Cornelis Drebbel moet zich met dergelijke proefnemingen hebben ingelaten. Zo zou hij de anonieme auteur (kunnen) zijn van een schrijven over dit onderwerp dat in de jaren 1614 à 1617 in Linz (nu Oostenrijk) verscheen.40 De proeven die hij deed zorgden voor hoge verwachtingen bij eventuele toepassing ervan in een militaire context. Het in 1626 samen met een compagnon tonen van hun vaardigheden ten overstaan van his Majesty’s service en de betaling hiervan in

1627, sloeg met zekerheid op de demonstratie van het nieuwe wapentuig.41 Maar toen zo’n explosief rond 1628 - in plaats van met gewoon buskruit in een kanon - in een soort zeemijnen of ‘torpedo’s’ (‘engins’; petards) werd gebruikt bij een Engelse aanval op de Franse schepen nabij La Rochelle, liep dat op een totale mislukking uit. Tot voor kort werd aangenomen dat dit debacle leidde tot een in koninklijke ongenade vallen van Drebbel, die sinds 1622 een aanstelling bij de Royal Navy had.42 In haar meest recente boek laat Keller echter zien dat dit geenszins het geval was en dat Drebbel tot aan zijn dood – en zelfs daarna - een rol bleef spelen bij de bewapening van de Engelse vloot. Zo werden er plannen gemaakt om een vloot van 20 à 30 schepen uit te rusten met ‘a great quantity of Engins to be sodaynly [= spoedig] prepared by Mr. Cornelius and his sonn.’43 Het wapen dat Cornelis Drebbel had ontworpen was dus allerminst als onbruikbaar aan de kant geschoven en het zou in de toekomst nog zijn diensten bewijzen.

Dijkwerken?

Korte tijd later is een ‘gelegenheidsonderneming’ op het Engelse platteland vermoedelijk wél in het honderd gelopen. Drebbel, met zijn achtergrond in het vanaf het einde van de 16de eeuw opkomende Noord-Hollandse en Zeeuwse bedijkingen- en droogmakerijenlandschap, leek een geschikte persoon om deze waterbouwkunde ook aan de overkant van de Noordzee toe te passen. Onmiskenbaar was Drebbel op de hoogte van getijden, van water en waterdruk en van ’communicerende vaten’, want hij realiseerde immers een ‘fonteyne’ in Middelburg, hij was een beroemdheid vanwege zijn golvende perpetuüm mobile en vooral vanwege zijn duikboot. Een gedeelte van de lage oostelijke Engelse kustzone – The Fens - schreeuwde er vanaf het begin van de 17de eeuw bijna om blijvend in cultuur te worden gebracht. Meerdere Nederlandse technici en waterbouwkundigen hebben er hun krachten op beproefd, waaronder de Brabander (!) Humphrey Bradley en de Zeeuw Cornelius Vermuyden. En ook de Hollander Cornelius Dribble wordt erbij genoemd. Terwijl van de beide eersten bekend is dat ze redelijk slaagden, weten we van een eventueel succes van Drebbel echter weinig of niets. Al in 1623 huurde hij nabij Londen (in Bromley en Poplar) enige percelen Marsh (ground), mogelijk om ze droog en begaanbaar te maken. Maar wat later, op 11 januari 1629, wordt hij als ‘Cornelius Dribble Engeneere’ genoemd als

8 VITRUVIUS NUMMER 64 JULI 2023
P.D., still uit Wikipedia
4 - Deze op zonnewarmte draaiende ‘motor’ is in 1873 bedacht door de Britse scheikundige William Crookes

deelnemer in een groot project van “Master Burrell and his Associates, for the drayning of the great Levell in the sixe Counties aforesayd, and for the maintenance of the worke, beeing done, the quantitie of 80000 Acres, […]”44 Hierover lezen we later niets meer en er wordt wel een mislukking verondersteld omdat Drebbel zijn laatste levensjaren gedesillusioneerd als herbergier (en brouwer) in Londen zou hebben gesleten – en omdat hij er in zijn levensonderhoud zou hebben voorzien door zich enigszins zonderling te gedragen – namelijk als een populaire showman, als some strange Monstar.45 Zeker is dat hij geen formele erkenning kreeg voor zijn verdiensten voor Engeland, zoals die Sir Cornelius Vermuyden, in 1629, wel ten deel is gevallen.

Spelen met koude en warmte In de zomer van 1620 demonstreerde Drebbel een soort air conditioning in Westminster Abbey. Hij deed nooit verslag van zijn proef, maar vermoed wordt dat hij ijs of sneeuw uit ijskelders gebruikte en dat hij verder onder meer water en zouten toepaste, die tot verlaging van temperatuur (kunnen) leiden, mogelijk zelfs tot beneden het vriespunt. Het bleef bij de proef in het kerkgebouw, maar nu is bekend dat verschillende van dergelijke zoutoplossingen de temperatuur tot ver beneden 0oC kunnen doen dalen; ze worden vaak als koelvloeistoffen gebruikt.46 Drebbel was hierbij vermoedelijk zijn tijd vooruit – wat toch iets anders is dan dat er sprake was van een fiasco.

Een uitvinding die sommigen als een halve mislukking of een halve waarheid beschouwen, wordt door anderen gezien als een half succes - het bekende verhaal van het halfvolle of het halflege glas dus. Drebbel zou rond 1620 een ovensysteem hebben ontworpen waarvan de (relatieve) temperatuur kon worden afgelezen en waarvan de luchttoevoer –en hiermee de verbranding – ‘automatisch’ werd gereguleerd. Jaeger beschouwt deze ovens als weinig of niets aan de bestaande praktijk toevoegende constructies, die door hun onvolkomenheden al snel vergeten raakten.47 Inmiddels is deze uitvinding echter talloze malen beschreven – onder meer in een handboek over werktuigen en systeembeheersing. Het vage patent erop is van 1634, dus van kort na Drebbels overlijden; een betere omschrijving kwam pas later tot stand via een van zijn schoonzoons.48 Tien jaar geleden bracht de eerdergenoemde Keller in een uitgebreid artikel aanvullende informatie, die gebaseerd is op twee nieuw gevonden, laat-17de-eeuwse bronnen. Hoewel ze dus niet authentiek van Drebbels hand zijn, geven de bronnen nadere aanwijzing dat hij in staat was vuur te reguleren via luchttoevoer (= zuurstof) door feedback met behulp van het krimpen of uitzetten van een kwikmassa. Of zoals Keller schrijft: “In other words, the thermometer served not only a diagnostic, but a regulatory function even in this first use of the term.” De toepassing ervan zou hebben plaatsgevonden in wat Keller noemt a self-regulating oven. Overigens muntte Drebbel het woord thermometer niet, maar

5 - Vuurwerk langs de Theems in de Koninklijke tuinen Vauxhall, Londen, in 1713 – dus een eeuw na Drebbel.

hij paste het principe van een kwikkolom als ‘ventiel’ kennelijk wel al toe.49 Kun je spreken van een ‘halve mislukking’ wanneer het principe en de naam min of meer tegelijkertijd op meer plaatsen zijn ontstaan? Of wanneer beide later – tot op de dag van vandaag - op grote schaal zijn toegepast in mechanische processen? Op basis van dit principe experimenteerde hij ook met een broedmachine, die hij de ‘Athenor’ noemde. Het was een idee dat toen tot hilariteit leidde, maar dat aan het einde van de 19de eeuw uitmondde in apparaten die gewoon te koop waren.50 (Afb. 6)

Een laatste curieus voorbeeld van wat toen een mislukking genoemd mocht worden, is Drebbels nooit tot zelfs maar een begin van uitvoering gekomen idee voor een kunstmatige zon in de vorm van een permanent vuur. Dit vuur zou het mogelijk maken dat Londenaren – net zoals ze voorzien waren van een netwerk van watertappunten – ook vuur vanuit een centrale plaats naar hun huizen zouden kunnen brengen om te gebruiken voor verwarming en koken. Voor dit plan vroeg Drebbel in 1623 aan de toen nog toekomstige koning, Karel I, tevergeefs het enorme voorschot van 20.000 pond sterling. 51 Maar dat zijn nooit uitgevoerde plan toch niet zo gek was, weten we omdat zowel gasdistributie, als blok- en wijkverwarming in de eeuwen na hem in toenemende mate zijn toegepast. Sterker nog: beide laatste behoren tegenwoordig tot de manieren om energie te besparen! We mogen uit de voorgaande voorbeelden van wat door zijn critici wel als mislukkingen worden beschouwd, geen teruggrijpen op mystieke of hermetische handelingen afleiden. Wel kan erbij worden opgemerkt dat hij experimenteerde met mengsels van chemicaliën en dat hij de effecten daarvan heeft benut zonder ze voldoende te (kunnen) doorgronden. Maar daarmee gaf hij (onbewust) richting aan toekomstig onderzoek.

Dit eerste deel van een tweeluik over practicus en uitvinder Cornelis Drebbel eindigt met de vaststelling dat meerdere ideeën waaraan hij trachtte een concrete uitvoering te geven hun tijd vooruit waren, maar dat ze achteraf beschouwd zo gek nog niet waren. De knowhow schoot nog te kort, maar de behoefte bestond kennelijk al - of werd gekweekt. In dit deel kwamen slechts enkele van de vele ideeën van Drebbel aan de orde. In het tweede gedeelte richten we ons op een aantal gerealiseerde objecten en op geslaagde

9 VITRUVIUS NUMMER 64 JULI 2023
Bron: Rechthebbende: PB.works.com; ‘non commercial use only’

6 - Een thermostatische broedmachine (incubator) zoals die in 1877 is gepatenteerd door E.S. Renwick.

experimenten. Als beluit is er een korte beschouwing over Drebbel. De noten zijn afzonderlijk achter de beide delen geplaatst, maar de literatuur staat integraal na deel 2.

Noten

1 Soms wordt als sterfjaar 1634 genoemd. Zie bv. Drebbels biograaf H.A. Naber (1904); J.-N. Paquot (1764), 390.

2 Conjunctie: chemisch huwelijk of vereniging van tegengestelden; Sublimatie: materie spiritueel maken of veredelen; Projectie: onedele metalen omvormen tot edelmetaal - het liefst tot goud.

derinkhof/ ; V. Keller (2008); idem, (2010); idem, (2011); Zie ook: https:// honors.uoregon.edu/sites/honors2. uoregon.edu/files/vera_keller_cv_ june_2017.pdf ; Een korte, relatief recente, enigszins kritische beschouwing is die van H.A.M. Snelders (1993).

8 Een venijnige reactie volgde korte tijd later: H.A. Naber [1923]; Zie ook: V.[A.] Keller (2008), 38, 39.

9 Een punt van kritiek: het is jammer dat de website, die ongelooflijk veel Drebbelaria aan de oppervlakte heeft gebracht, zo moeilijk doorzoekbaar is. Op documentniveau is de zoekfunctie uitzonderlijk onbetrouwbaar en op zoekwoordniveau incompleet. Dit doet de bekendheid met Drebbel geen goed.

10 Een weinig genoemde, maar zeer uitgebreide biografische schets van Drebbelinclusief bronverwijzingen - kan worden gevonden in: W.B. Rye (1865/1967), noot 84 (= 232-242).

11 Zie bv.: A.J. van der Aa (1858), 322-326.

12 Drebbels naam komt in vele varianten voor, waaronder: (Van) Dreb(b)el(l), Dribbel, Drummel, Drybel, Drib(b) le, Dre(b)belius, Drubelsius en zelfs Tröhler.

13 P. Visser (1989), 94.

14 Er wordt wel gesteld dat universiteiten gesloten waren voor doopsgezinden en anabaptisten, maar dat gold in hoofdzaak voor de theologische faculteit en rechten. Zie: P. Visser (1989), 95, 96; Idem (2007), 329; K. van Berkel (1999), 27 e.v.

3 https://nl.wikipedia.org/wiki/Alchemie ; Zie ook: J. Bor, E. Petersma & J. Kingma (red.) (2000), 174-262.

4 Hetzelfde geldt voor het publieksboek: Denkers, Doeners, Durfals; Vijf eeuwen onderzoek en innovatie in Nederland van de hand van T. Huisman en A. Maas (2022). Nog verbazingwekkender (schande!) is het dat Drebbels eigen woorden niet zijn opgenomen in ons nationale historische tekstenbestand DBNL.

5 N. Witsen (1671), 178.

6 Het (Eerste) Drebbelgenootschap werd in 1925 opgericht door dr. Henry Naber; Het tweede in 1980, door H. van Onna. Zie ook: H. van Onna (2022).

7 https://historiek.net/author/richard-rid-

15 De periode ca. 1585-1605 is van doorslaggevende betekenis geweest voor de ontwikkeling en loopbaan van Drebbel, vermoedelijk ook door de religieuze tegenstellingen die er speelden binnen doopsgezinde gelederen. Behoudende en meer tolerante facties stonden lijnrecht tegenover elkaar, met als resultaat een schisma dat wel leek op dat van remonstranten (tolerant) en contraremonstranten (behoudend) van 1619. De meer tolerante tak van de doopsgezinden - waartoe ook Drebbel behoord zal hebben – vond uiteindelijk deels aansluiting bij het gedachtegoed van de remonstranten. Zie hiervoor o.m.: P. Visser (2007), 314-334.

16 F.M. Jaeger (1922), 9-14; H. van Onna (1988), 2-5.

17 https://www.nederlandse-geloofsbelijdenis.nl/artikel-2

18 C. Drebbel (1621), 7 en passim. Van de eerste uitgave, uit 1604, is geen exem-

10 VITRUVIUS NUMMER 64 JULI 2023
Bron: P.D.;
von Culin (1894), The art of incubation and brooding, 81
Uit: E & C

plaar bekend; de oudst bekende versie is een Duitse vertaling uit 1608. Het is het vermelden waard dat Drebbels woorden in deze uitgave van 1608 wezenlijk afwijken van die in 1621: “Derowegen wie ich sahe, wie der hochmüt den menschen verführet unnd ihne verhinderet die Natur zu verstehen, wardt ich bewegt die lehrende Natur zu lieben, und Gott auß seiner geschopf, das ich mit verwunderung sahe, zu kennen.” (sic) (C. Drebbel (1608), fol. 7) Dit geeft reden aan te nemen dat Drebbel na de vroegste jaren 17de eeuw een vrijere vorm voor zijn onderzoekingen heeft gevonden. (vet: FN)

19 F.M. Jaeger (1922), 13,14 en i.h.b. 119121. Het is Jaeger die het bedoelde uurwerk vereenzelvigt met het perpetuüm mobile.

20 V.[A.] Keller (2008), 298. Drebbel beschouwde het als een microkosmos waarin de bewegingen van alle dingen zichtbaar waren. [FN: Vergelijk het principe van een kwikthermometer, in combinatie met communicerende vaten.]

21 Jacobus (James) I regeerde als Jacobus VI in Schotland. C. Drebbel [1607] / [in: C. Drebbel (1621)]. In het geschrift maakt Drebbel duidelijk dat hij het Engels, noch het Latijn (in voldoende mate) beheerst; G. Tierie, (1932), 17. Er wordt soms gesteld dat hij zich later alsnog het Latijn eigen maakte; J. Wolfe (2004), 65 e.v.

22 S. Wortham (2002), 182 e.v.; Verder: D. Fischlin en M. Fortier (red.), passim.

23 F.M. Jaeger (1922), 37-46; G. Tierie, (1932), 5-8; J. Sokol (2003/10), 119-123; Zie ook: P. Huijs (2005), 7-17. Deze laatste is duidelijk genuanceerder over Rudolf II. Een vergelijkbare nuancering geldt ook Jacobus I – zeker voor wat betreft de tweede periode waarin Drebbel in Engeland was. Zie bv.: https:// en.wikipedia.org/wiki/James_VI_and_I

24 F.M. Jaeger (1922), Bijl. I, 100.

25 Er zijn berichten dat hij op uitnodiging van keizer Ferdinand II vóór 1619 nog kort terug geweest zou zijn in Praag (of Wenen?) om diens kinderen te onderrichten. Ook dit onbevestigde, tweede bezoek zou geëindigd zijn in een korte gevangenschap. Onderweg zou hij onder meer de Nederlanden aangedaan hebben. Zie: F.M. Jaeger (1922), 42-46. Deze uit hierin overigens sterke twijfel over de terugkeer van Drebbel naar Praag of

Wenen; Zie ook: J.-N. Paquot (1764), 388.; R.W. Soukup (2007), 411.

26 H. van Onna (2022), (https://drebbel. net/wiki/index.php?title=PDF:HvO_ Voorloper), 170 e.v.

27 Geciteerd uit: G. Tierie, (1932), 17. Een schildering door Anthony van Dijck, uit 1631, die door sommigen wel als een portret van Drebbel wordt beschouwd, stelt in werkelijkheid de bankier Marc-Antoine Lumagne voor. (Zie: https://www.pubhist.com/w21676; Vgl.: Michel Lasne, graveur, ca. 1645: https:// www.ngv.vic.gov.au/explore/collection/ work/24529/).

28 C. Huygens (1987, ed. C.L. Heesakkers), m.n. 127-133. Drebbel komt voor in een autobiografische tekst van Huygens, die hem meerdere malen ontmoette in Engeland.

29 C. de Waard (1942), Journal tenu par Isaac Beeckman de 1604 à 1634 (4 delen), passim; F.M. Jaeger (1922), passim.

30 V.[A.] Keller (2008), 121-172.

31 Biographie universelle […], volume 12 (1814), 17-19.

32 J.B. Mencke / Jean Van Duren (1721), 199, 200; zie hiervoor ook: https:// www.drebbel.net/1821%20Van%20 Capelle.html (Optische en katoptrische uitvindingen)

33 Drebbel deed niet veel meer dan nauwkeurige opstellingen van spiegels en objectieven maken om illusies teweeg te brengen.

34 Ph. Steadman (2021), 254-256. Citaat: 254; V. Keller (2010) 52, 55-56.

35 https://nl.wikipedia.org/wiki/ Radiometer_van_Crookes

36 Zie bv.: H.A. Naber (1904), 210, 211; N.J. Lane (2002), H.1; V. Keller (2012), 207, 208.

37 F.M. Jaeger (1922), 78-84.

38 J.W. Severinghaus (2016), 6, 7; Zie bv. ook: I. Ballantyne (2018), Part I, H.1.

39 https://en.wikipedia.org/wiki/Oxygen: De algemeen erkende ontdekking en bereiding van zuurstof was pas anderhalve eeuw later.

40 N.A. Naber (1907), H. 7. Ik heb Nabers bron niet kunnen traceren.

41 Calendar of State Papers, Reign of Charles I (1858): 1625, 1626, 367; Idem (1858): 1627-1628, 206.

42 Calendar of State Papers, Reign of Charles I (1860): 1629-1631, 212, 215. https://de.wikipedia.org/wiki/Knallgold ; https://scitoys.com/fulminating.html;

T.L. Davis (1941), 338-342; H.A.M. Snelders (1993), 44; G. Tierie, (1932), 71-75, 89. Rooms-Katholieke Franse legers en vloot belegerden protestantse Hugenoten die zich in La Rochelle hadden verschanst. De Engelsen probeerden hen te ontzetten.

43 V. Keller (2023), H. 7.

44 F.M. Jaeger (1922), 55; G. Tierie (1932), 13; https://ota.bodleian.ox.ac. uk/repository/xmlui/bitstream/handle/20.500.12024/A13708/A13708.html?sequence=5&isAllowed=y Het betreft een project dat nader wordt omschreven als: “with the rest of the Vndertakers for the drayning of the Levell within the sixe Counties of Norfolke, Suffolke, Cambridge, Isle of Elie, Huntington, North-hampton and Lincolne-shire, on the South side of Gleane.”

45 F.M. Jaeger (1922), 29, 107; G. Tierie, (1932), 12,13; V.[A.] Keller (2008), 59. De bron die zij noemen geeft ondermeer: “He was very poore, and in his later time kept an Ale-house below the bridge. He had an invention of goeing under water which he used so advantageously, that many persons were perswaded that he was some strange Monstar, and that means drew many to see him and drink of his ale.” (Bodleian Library, Oxford, Rawlinson MS B 158, 174-175). [geciteerd uit Jaeger]

46 T. Shachtman (1999), 7-15.

47 F.M. Jaeger (1922), 84-87.

48 K. Kelly (1995), passim. Kelly stelt expliciet dat Drebbel een thermostaat ontwikkelde – een feedbacksysteem dus; Ch.L. Nachtigal (red.) (1990), 13; Jumeau, J. (2013), 11.

49 V. Keller (2013a), 243 e.v. De term thermometer is in 1624 voor het eerst op papier gezet door Jean Leurechon of door Hendrick van Etten.

50 Zie bv.: F. Franck (2009), 3.

51 V. Keller (2013b), 354-356; F.M. Jaeger (1922), 132.

11 VITRUVIUS NUMMER 64 JULI 2023

Bernadette van Hellenberg Hubar

Erfgoedprofessional & schrijver vanhellenberghubar.org

Marij Coenen

Redacteur & fotograaf vanhellenberghubar.org

Terugblik deel 1

Het eerste deel van dit artikel gaat over de gevolgen van een eenvoudige vraag met betrekking tot een gebouw van de omvang en gelaagdheid van de Catharinakerk. Die vraag ging over de oorspronkelijke leien waarmee het gebouw gedekt was. Om te voorkomen dat er bij volgende vragen over materiaalgebruik, ingrepen en technieken telkens opnieuw archiefonderzoek gestart moest worden, hebben we dit in 2021 zo breed mogelijk onderzocht. Je zou denken dat dat heel vanzelfsprekend is aan de vooravond van een grote restauratie van een rijksmonument, maar dat is niet wat de praktijk laat zien. Archiefonderzoek is arbeidsintensief en dus kostbaar en nog altijd vinden veel restauratiearchitecten het ook niet nodig, omdat het gebouw zelf wel voldoende informatie zal geven voor het nemen van beslissingen. Natuurlijk staat het gebouw ook als bron centraal, maar dit onderzoek laat zien dat geschreven bronnen een onmisbare schakel vormen in het systeem van informatievergaring. Het resultaat was verbluffend, zoals de tijdlijn online laat zien.1

In deel 1 hebben we de opzet van de tijdlijn uitgelegd en aanwijzingen gegeven voor het gebruik ervan:

• Welke gegevens zijn hierin wel opgenomen en welke niet. Hoe is verwezen naar de bronnen. Dat lijkt eenvoudig, maar door het gebruik van een pdf van het gefotografeerde archiefmateriaal, was daar een extra slag voor nodig.

• Hoe hebben we de geraadpleegde stukken ontsloten, waardoor zijn verwijzin-

Tussen

vondsten en bronnen

De Catharinakerk te Eindhoven.

Deel 2

1 - Zoals uit de tijdlijn online (noot 1) blijkt, is op het Regionaal Historisch Centrum in Eindhoven (RHCe) veel informatie te vinden over de herstelwerkzaamheden na het Sinterklaasbombardement van 1942. Hierbij werd met name de zuidwestkant van de kerk geraakt. Architect

Kees de Bever heeft het ontwerp van Pierre J.H. Cuypers tot de polychromie toe hersteld, maar ook het nodige veranderd en verwijderd. Herkomst RHCe.

gen controleerbaar. Dit geldt onder meer voor de kwestie van ongepagineerde bronnen.

• In de tijdlijn zijn we zo dicht mogelijk bij de bronnen gebleven. Om het toenmalige jargon met betrekking tot materialen en toepassingen zichtbaar te maken, zijn originele teksten waar dit aan de orde was, letterlijk overgenomen.

• Niet alleen de bronnen, maar ook de tijdlijn is ontsloten en wel door middel van een lijst met trefwoorden die gebruikt kunnen worden als zoektermen. Ook dit was nodig, omdat de bronnen – en dus geciteerde stukken – geen uniforme spelling kennen. De trefwoorden zijn daarop afgestemd.

Fotograaf: A. Lukkesen (1943).

• Een ander belangrijk hulpmiddel is het overzicht van de betrokken architecten, pastoor-dekens, kerkmeesters, aannemers en enkele ambachtslieden. Zo kan de gebruiker van de tijdlijn direct de betrokken actoren plaatsen.

• Tenslotte is het hoe en waarom van de fasering van de tijdlijn toegelicht, waarin we de volgende afbakening hebben toegepast: - 1ste fase: Pierre J.H. Cuypers en Anton C. Bolsius | Pastoor-dekens G.W van Someren (tot 1877) en J. van Iersel.

- 2de fase: Willem H. Booms/Pierre J.H. Cuypers | Pastoor-dekens J. van Iersel (tot 1902) en A. Damen.

12 VITRUVIUS NUMMER 64 JULI 2023

2 - De Catharinakerk circa 1907-1917 was symbolisch opgezet als een stenen tent met gordijnen in baksteenpolychromie en sculptuur. Dat laatste betreft die in het triforium, waarvan dankzij dit onderzoek vaststaat dat ze, net als de trifolias* erboven, van zandsteen waren, ontworpen door Bolsius en gemaakt door de firma Barette. De ‘locus sanctus’ of heilige plek van het priesterkoor wordt geaccentueerd door de triomfbalk* met het triomfkruis* van Cuypers & Stoltzenberg, dat eveneens een aantal keren voorkomt in de tijdlijn online (noot 1). Apart genoeg bevindt de triomfbalk zich niet bij de entree van het priesterkoor, maar een travee dieper. Opvallend is het doorkijkje op de schilderingen over het leven van Vincentius* via de noordoostelijke transepthal en de noordwestelijke zijbeuk van het transept. Hiervan weten we dankzij dit onderzoek de datum (1867) en dat ze door Cuypers & Stoltzenberg gemaakt zijn. De kolommen zijn door Wed. Baijens* in 1873 gepolychromeerd, nadat ze eerder in 1867 ‘met waterglas en een weinig kalk bijgekleurd en geglasureerd’* waren. Zie de tijdlijn online (noot 1) via de hiervoor aangegeven jaartallen of een van de woorden die met * is aangegeven. Zie voorts afb. 4.

- 3de fase: Louis J.P. Kooken/Pierre J.H. Cuypers | Pastoor-dekens A. Damen (tot 1922) en Jos M.M. Maas. - 4de fase: Kees (C.H.) de Bever | Pastoor-dekens Jos M.M. Maas (tot 1945), H.F. Heezemans (tot 1960) en W.J.H. Kaal (1909-2006). Hierin staat het herstel na het Sinterklaasbombardement centraal (afb. 1, 3, 11).

In dit deel gaan we nader in op enkele ontdekkingen, nieuwe inzichten, maar ook op wat we nu juist niet hebben kunnen vinden. Sterker nog, daar starten we zelfs mee.

Vondsten en lacunes

De ontbrekende bestekken

Bij het opstellen van de tijdlijn hebben we primair gebruik gemaakt van de notulen van het kerkbestuur die we van 1857 tot en met 1963 hebben doorgenomen. Ze bleken onmisbaar om een goed beeld te krijgen van de bouw, de inrichting en het beheer van het kerkgebouw. Je kunt ze beschouwen als een kapstok, waardoor de overige stukken zoals facturen, werkstaten, offertes, tekeningen et cetera in structuur gebracht konden worden. Ook het Registrum memoriale van de pastoor-deken speelt daarin een rol, zij het dat dit door de veel beknoptere vorm aanmerkelijk minder samenhangende informatie biedt. Sowieso is er sprake van een allerminst volledig bouwdossier in het parochiearchief. Op dit punt is het met name spijtig dat het oorspronkelijke bestek van Pierre Cuypers niet teruggevonden is, terwijl de verschillende bestekken van Louis Kooken en Kees de Bever eveneens ontbreken. Voor een belangrijk deel liggen deze in het archief op het bureau van de architecten De Bever (mogelijk zelfs dat van Cuypers), maar dat is onvoldoende ontsloten om effectief geraadpleegd te kunnen worden.2

Bij eerdere onderzoeken, zoals bij het Cuypershuis (2006-2007) en de nieuwe Bavo te Haarlem (2016) hebben we in de bestekken essentiële gegevens gevonden over materialen, werkzaamheden en technieken.3 In beide gevallen ging het overigens niet om een bestek van Pierre J.H. Cuypers, maar van Jan Stuyt voor de verbouwing van het Cuypershuis te Roermond in 1907-1908 en van Joseph Cuypers voor de nieuwe Bavokathedraal (tegenwoordig KoepelKathedraal) in Haarlem. Om een voorbeeld aan te halen bleek bij de KoepelKathedraal dat het van meet af aan de bedoeling was om de voegen binnen af te werken ‘in nader aan te duiden

13 VITRUVIUS NUMMER 64 JULI 2023
Bron: Joseph Cuypers, Het werk van dr. P.J.H. Cuypers, 1827-1917.

3 - De Catharinakerk vandaag de dag. Zoek de verschillen met de vorige afbeelding. Spoiler: waarom Kees de Bever het koepelgewelf boven de viering heeft vervangen door een gotisch netgewelf is nog steeds een raadsel. Dat deel was niet beschadigd bij het Sinterklaasbombardement (zie afb. 1).

Foto: Kerkfotografie.nl 2016.

4 - De polychromie van de bouwsculptuur in de Catharinakerk is ondanks vervuiling en vocht opmerkelijk gaaf behouden gebleven, zoals de vergelijking met de ontwerptekening van Pierre J.H. Cuypers laat zien. Dankzij de tijdlijn online (noot 1) weten we meer over de makers en de ontstaansdata (afgekorte zoekterm poly). Herkomst beeldmateriaal: links, Gemeente Eindhoven/HNI CUBA.110379266; overige foto’s van Don Rackham, 2020.

kleur’. Kleurhistorisch onderzoek wees uit dat Joseph Cuypers bij de koorpartij en een deel van het transept koos voor synthetisch ultramarijn dat in de loop van de tijd vervaagd was.4 Die blauwe voeg was zo bijzonder en zo afwijkend dat het tot pittige discussies leidde tussen de betrokken partijen in het restauratieproject. Uiteindelijk won de wetenschap het van emoties en werden de blauwe voegen hersteld.5

Bij de lezer zal vast de vraag opkomen of we dit bestek niet in het archief van de architecten Cuypers in HNI te Rotterdam hadden moeten zoeken. Daar hebben we van afgezien, omdat dit archief de afgelopen decennia door collega-onderzoekers uitvoerig is nagevlooid zonder dat dit document tevoorschijn kwam: Peter Thoben & René Erven (2017), Aart Oxenaar (2009), Wies van Leeuwen (2007) en Lidwien Schiphorst (2004).6 Uit controle van de gegevens via het zoekportaal van HNI kwam overigens wel het besteknummer naar voren (145), maar

niet het bestek zelf.7

Architectuurpolychromie

In het waardenstellend onderzoek van 2020 hebben we veel aandacht besteed aan de rijke architectuurpolychromie van de Catharinakerk. Hoewel vervuild is die voor het gros gaaf behouden gebleven (afb. 2, 4-5). Alleen bij het na de oorlog herbouwde gedeelte van de koorpartij aan de zuidwestkant van de kerk en het torenblok aan de oostkant is ze vernieuwd. Voor het overige hebben we te maken met authentiek negentiende-eeuwse afwerklagen, zoals blijkt uit de stukken in het parochiearchief. Dat is iets om heel zuinig op te zijn! Tot dusver werd er vanuit gegaan dat de architectuurpolychromie van de Catharinakerk in twee fasen tot stand kwam: tijdens de uitmonstering van het gebouw in 18648 en gedurende het herstel van de oorlogsschade door Theo Hoppenbrouwers onder regie van architect Kees de Bever.9

Wat betreft de eerste fase is uit de archieven gebleken dat de firma Cuypers & Stoltzen-

berg bij dit project assistentie kreeg van de lokale ‘meesterverwers’ J. Baijens en C. de Haan (of Haen). In 1863 begon men met het priesterkoor en de gewelven, in 1866 met de rest van de kerk. Daarnaast verzorgde Wed. J. Baijens de polychromie van de kolommen in 1873.10 Pas in 1885 wordt het werk aan de geschilderde uitmonstering afgesloten:

‘In den zomer dezes jaars is door de decoratieschilders van de firma Cuijpers- Stolzenberg vier maanden lang door vier personen geschilderd, namelijk al de sluitstenen verguld, al de triforia en de capiteelen verguld en geverfd. Dit werk was aangenomen door bovengenoemde firma voor f1750 nog er kwam bij f180 buitenwerk. Zodat aan Cuijpers-Stolzenberg voor geheel het werk en voor het bij schilderen (= polychromeren) van altaren, kruisweg en gordijnen et cetera ƒ1930 is betaald geworden. Tegelijkertijd heeft het kerkbestuur, dat voor de besteigering moet zorgen, alle steenen laten bijkleuren en de geheele kerk opgefrischt en afgestoft’.11

15 VITRUVIUS NUMMER 64 JULI 2023
bvhh.nu 2023.
Collage:

5 - Dankzij het archiefonderzoek is nu bekend dat de cyclus van Sint Vincentius op de kopgevel van het noordtransept van Cuypers & Stoltzenberg is, vermoedelijk naar ontwerp van Pierre J.H. Cuypers. Het uitgelichte deel bij het centrale portaal is een test voor het schoonmaken van de baksteenpolychromie. Omdat er in 1861 nog geen gekleurde baksteen bestond, zijn alle geel, wit en zwart ogende bakstenen met de hand geverfd.

Deze berichten geven een onverwacht inkijkje in de praktijk van de polychromie. Allereerst wat betreft de kosten: omgerekend naar vandaag de dag is 1930 gulden gelijk aan ruim 26.000 euro!12 Dan de noodzaak om de polychromie toch minstens eens in de twintig jaar te reinigen. En tenslotte de inzet van lokale vaklui, wat elders bij de uitmonstering van kerken van Cuypers niet anders geweest zal zijn. Zeker toen het ambachtsonderwijs van rijkswege door Victor de Stuers gereorganiseerd en uitgebreid werd volgens een programma dat hij samen met Cuypers ontwikkeld had, groeide het aantal gekwalificeerde decoratieschilders.

Dat Theo Hoppenbrouwers ruim een halve eeuw later wist hoe hij de muren, pijlers, schalken, kraagstukken en kapitelen in de zuidwesthoek opnieuw moest polychromeren vormt ongetwijfeld nog een uitvloeisel van dit onderwijs.13 Hoppenbrouwers, wiens familie al eerder bij de Catharinakerk betrokken was, was schilder, leraar aan de ambachtsschool en eigenaar van een verfwinkel op Stratumseind. Waarschijnlijk heeft hij ook enkele leerlingen ingezet, gelet op de wisselende kwaliteit van het werk.

6 - Detail van de cyclus van Elisabeth van Thuringen in het zuidtransept die net als die van Vincentius aan de overkant in het teken van naastenliefde staat. Ook dit werk is gemaakt door Cuypers & Stoltzenberg. Het schoongemaakte stukje linksonder laat de mate van vervuiling zien.

Naar verluidt zou Hoppenbrouwers zijn diensten voor niets hebben aangeboden voor zijn zielenheil. In een staat van 16 juni 1951 met een overzicht van de herstelkosten is echter ook een rekening van hem opgenomen (19 juli 1944).14

Figuratieve schilderingen

Een kerkelijke uitmonstering bestaat niet alleen uit polychromie, maar ook uit figuratieve schilderingen. Het meeste daarvan in de

Catharinakerk is niet alleen fysiek, maar ook uit het collectieve geheugen verdwenen. Vermoedelijk heeft dat voor een deel te maken met de oorlogsschade aan de zuidwestkant en voor een deel met de ingrepen van Kees de Bever. Het blijft verbazen dat hij wel de polychromie van Cuypers respecteerde, maar de zandstenen gordijntjes met de trifolias in het triforium, ook waar ze niet beschadigd waren, heeft verwijderd. En dat geldt al helemaal voor het bijzondere koepelgewelf boven

16 VITRUVIUS NUMMER 64 JULI 2023
bvhh.nu 2020. Foto: Kerkfotografie.nl. 2016.
Foto:

Veranderen in Collage: bvhh.nu 2023.

7 - Van het linker reliëf van de voorgevel van de Catharinakerk is het ontwerp (links) bewaard gebleven. Bij het onderzoek in 2020 ontdekte Don Rackham restanten polychromie in de timpanen boven de drie portalen. Dat die er was wordt ondersteund door archiefmateriaal, zoals de tijdlijn online (noot 1) laat zien (zoekterm timpan). Herkomst beeldmateriaal: links, Gemeente Eindhoven/HNI CUBA.110379266, CUCOn337; rechts: foto Don Rackham, 2020.

de viering dat plaats moest maken voor een gotisch netgewelf (afb. 2-3, 11). Dat doet niet af aan de eigentijdse toevoegingen van Kees de Bever aan de inrichting, waarmee hij samen met vooral pastoor-deken Heezemans vooruitliep op Vaticanum II.15

Kijken we de tijdlijn na dan zijn er de volgende schilderingen geweest:

• De schildering van een Christusfiguur in de koepel van de viering naar ontwerp van Pierre J.H. Cuypers (28 juni 1868).

• De beschildering van de muren van het koor (28 juni 1868 en 3 sep. 1868), waarvoor Cuypers eveneens benaderd werd. Wat hiermee bedoeld wordt is niet duidelijk. Het koor zelf heeft geen muren, omdat het omringd is door een ambulatorium. Mogelijk wordt het muurdeel bedoeld onder de glazen in de straalkapellen (zie deel 1, afb. 3).

• In 1874 is volgens het kasboek van de nieuwbouw (i.n. 403) de beschildering van het ‘presbiterium’ (priesterkoor) uitgevoerd door H. Bokholtz of H. Bockholts.

• In 1877 wordt Cuypers gevraagd om tekeningen van onder meer een beschildering op paneel van vier muurvlakken

met de geschiedenis van Catharina (12 dec. 1877). Ook hiervan is de locatie onbekend, terwijl niet vaststaat dat dit werk is uitgevoerd.

• Niet uit de tijdlijn, maar wel uit een historische foto blijkt de balustrade van het oksaal met voorstellingen uitgemonsterd te zijn.16

De enige monumentale schilderingen die nog aanwezig zijn bevinden zich in de nissen onder het roosvenster van de kopgevel van de transeptarmen (afb. 5-6, 11). Aan de liturgische noordkant – het domein van Maria – is de cyclus gewijd aan Elisabeth van Thuringen, terwijl die aan de mannelijke kant in het zuiden over Vincentius van Paolo gaat.17 In allebei staat de naastenliefde en de zorg voor de medemens centraal. Dankzij het archiefonderzoek is eindelijk achterhaald wie de ontwerper van deze voorstellingen was. Uit de tijdlijn blijkt dat het kerkbestuur op 18 maart 1867 besluit om Cuypers offerte uit te laten brengen voor ‘de beschildering der niches onder de rozetten van het transept’. Een jaar later ligt er een factuur van Cuypers & Stoltzenberg voor ‘Schildering van het zangkoor’ en staat in het kasboek de vermelding: ‘St Vinct. à Paulo en H. Elisabeth voor het

Zangerenkoor’ 18 Hieruit kan geconcludeerd worden dat de schilderingen geschonken zijn door het koor van de kerk. In het waardenstellend onderzoek van 2020 hebben we dit werk met een slag om de arm gedateerd in de late negentiende, eerste decennia van de twintigste eeuw.19 Ze blijken dus ouder te zijn, wat uitnodigt tot verder onderzoek naar dit type figuraties.

Geschilderde buitenpolychromie

De meeste buitenpolychromie bestaat uit kleurcombinaties door het gebruik van verschillende soorten natuur- en baksteen, zoals ook de Catharinakerk laat zien. Tijdens onderzoek naar de conditie van het glas in lood vanaf een hoogwerker in 2019 bleek dat er daarnaast sporen zijn gezien van een gele kleurafwerking op bakstenen randen en de bouwsculptuur aan de buitenkant. Ook bij de drie monumentale timpanen van de voorgevel van de kerk is de aanwezigheid van deze kleur geconstateerd (afb. 7, 11).20 Er zijn echter geen archiefstukken met woordelijke specificaties van de polychromie van de bouwsculptuur. Toch zijn er enkele concrete aanwijzingen!

Zoals bij het voorgaande punt is aangege-

17 VITRUVIUS NUMMER 64 JULI 2023

8 - Ontwerp hoogaltaar van Pierre J.H. Cuypers, 1865, dat aan de kerk geschonken werd door pastoor-deken van Someren. Van dit altaar is de opbouw met een deel van de sculptuur na de Tweede Wereldoorlog behouden gebleven (zie afb. 10).

9 - De ravage op het priesterkoor na het Sinterklaasbombardement in 1942. Links kijken we tegen de zijkant van het hoogaltaar. Vandaar af zien we naar rechts de noordelijke kant van de arcade lopen die nog redelijk in tact was. De zuidelijke helft ligt aan gruzelementen. Herkomst RHCe, beeldbank nummer 0064296.

Aan weerszijden van het hoogaltaar – met centraal het tabernakel en de expositietroon met kruisbeeld – had Cuypers een koorscherm bedacht. In de notulen van het kerkbestuur wordt dit koorscherm aangeduid als de ‘arcade’ of ‘arcades’. Over dit scherm is heel wat te doen geweest wat ook opgaat voor het hoogaltaar. We noemen twee momenten: in 1877 wordt dit kerkmeubel ‘2 ellen’ naar achteren geplaatst bij het herstel van de arcades die door hun gewicht door de vloer aan het zakken waren. Bij die gelegenheid is de vloer van het priesterkoor verhoogd. In 1916 stelt pastoor-deken Maas voor om ‘het hoogaltaar op zijn oude plaats te brengen, daar het tot op heden feitelijk buiten het priesterkoor staat’. Dat was dankzij de betere belichting door elektriciteit ook mogelijk. Op deze oude plek heeft het hoogaltaar gefunctioneerd tot het Sinterklaasbombardement in 1942 (zie tijdlijn online (noot 1), zoektermen: arcade, hoogaltaar). Herkomst: Gemeente Eindhoven/HNI CUBA.110379266, CUCOn337.

ven, blijkt uit het Registrum memoriale dat de polychromie van het interieur in 1885 door de firma Cuypers & Stoltzenberg is voltooid. Veelzeggend is de opmerking dat er aanvullend op de behandeling van het interieur nog ‘buitenwerk’ bijkwam. Aangezien de Roermondse firma geen huisschilders leverde – dat liet men over aan lokale vakmensen – zal het bij dit werk om de bouwsculptuur en ander beeldhouwwerk gaan. Dit rijmt met de gesignaleerde fragmenten buitenpolychromie.21 Een andere aanwijzing wordt in 1887 genoteerd: in het register van werkzaamheden (i.n. 402) staat bij de naam van de huisschilder en polychromeur Wed. J. Baijens: ‘facade kerk’. Gelet op de afwezigheid van raamkozijnen of iets dergelijks, gaat het hier met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid om de sculptuur en de gemetselde lijsten.22 De reliëfs in de timpanen van de drie portalen zelf dateren van 1875, dus wie weet gaat het hierbij om de eerste fase van herstelwerk.

Overigens kan niet uitgesloten worden dat de sculptuur voor de ‘timpans’, gepoly-

18 VITRUVIUS NUMMER 64 JULI 2023
Foto: F. Hezemans (1942-1943).

10 - Het hoogaltaar in zijn huidige opstelling op het priesterkoor. Vergelijking met afb. 8 leert dat er veel van behouden is. Het baldakijn met de opstelling van het altaarkruis ontbreekt. Het gedeelte aan de linkerkant van het priesterkoor tot en met de centrale muur achter het altaar is na het Sinterklaasbombardement in 1942 herbouwd onder regie van Kees de Bever.

chromeerd en al is opgeleverd en geplaatst. Jammer genoeg ontbreekt de factuur van Cuypers & Stoltzenberg, waarin dit soort afwerkingen steevast gespecificeerd wordt. In het kasboek van de nieuwbouw (i.n. 403) vinden we onder de naam van Stoltzenberg (= Cuypers & Stoltzenberg) alleen: ‘Monument in de façade der kerk’ (1875)’. 23

Tot dusver zijn geen andere kerken van Cuypers in de vakliteratuur of via professionele websites bekend, waar restanten van buitenpolychromie geconstateerd of gerestaureerd zijn. Het enige voorbeeld waar dat de afgelopen jaren speelde, is de nieuwe Bavo/ Koepelkathedraal te Haarlem van zijn zoon, Joseph Cuypers. Daar ging het vrijwel steeds om minieme tot zeer minieme sporen.24 Voldoende reden dus om in Eindhoven niet te lang te wachten met nader onderzoek.

Wat dies meer zij

Dit is slechts een kleine greep uit de vondsten. Er is nog zoveel meer gevonden, waar je vanzelf op stuit als je door de tijdlijn bla-

dert. De geschiedenis van het onderhoud –vooralsnog een zeldzaamheid dat dat bij een kerk is achterhaald – hebben we in deel 1 al behandeld, net zoals het bijzondere detail van de zandstenen trifolias en gordijntjes in het triforium van de Catharinakerk. Bij de afbeeldingen in dit artikel vestigen we de aandacht op het stenen koorscherm – in de stukken betiteld als arcade – dat tijdens het Sinterklaasbombardement in 1942 werd vernietigd (afb. 8-10, 11). Over deze arcade is veel over te doen geweest, onder meer doordat er verzakkingen optraden. De verantwoordelijkheid daarvoor werd niet bij Cuypers gelegd die gevraagd werd om advies uit te brengen, en dat gold ook voor enkele andere werkzaamheden.25 Dat roept vragen op over hoe men hier afspraken over maakte. Maar dat is stof voor een ander verhaal.

Tot slot

Met dit tweedelige artikel hebben we een systematiek willen aanreiken voor de ontsluiting van archieven bij restauratieprojec-

ten van het formaat van de Catharinakerk. Vaak gaat het hierbij om miljoenen vergende operaties, waartegenover de kosten van een diepgaand archiefonderzoek in het niet vallen. Is dat eenmaal grondig gedaan, dan is het iets van blijvende waarde in een projectdossier, waar telkens bij onderhoud en volgende restauraties op teruggegrepen kan worden. Op dit moment is dit type onderzoek extra opportuun vanwege de vele kerksluitingen en herbestemmingen. Misschien iets voor gemeenten om op te pakken met lokale en regionale archiefdiensten en vrijwilligers.

Naschrift en dankwoord

Onze dank gaat uit naar het RHCe voor de hulp bij dit project. Er werd proactief meegedacht en meegewerkt om de juiste informatie naar boven te halen en de stukken toegankelijk te maken. Daarnaast willen we Diana Niewold van Kerkfotografie.nl in de schijnwerper zetten. Opnieuw hebben we gebruik mogen maken van haar rijke en fraaie werk. Voorts bedanken we Don Rackham van Res nova Monumenten voor de samenwerking

19 VITRUVIUS NUMMER 64 JULI 2023
Kerkfotografie.nl (2016).
Foto:

11 - Plattegrond van architectenbureau Kooken/De Bever, waarvan het origineel dateert van 1944, aangepast vanwege de verbouwing in 1968. Het gedeelte dat verwoest werd tijdens het Sinterklaasbombardement betreft de kooromgang en de straalkapellen in de blauwe cirkel. De groene cirkel markeert het hoogaltaar op het priesterkoor, dat voor 1942 links en rechts geflankeerd werd door een koorscherm (arcade) (afb. 8-10). Uit de gewelflijnen in de viering (roze cirkel) blijkt dat het koepelgewelf (afb. 2) op deze tekening al vervangen is. De rode lijnen refereren aan de transeptschilderingen (afb. 5-6), de groene lijn aan de portaalsculptuur (afb. 7).

en het ter beschikking stellen van zijn foto’s.

Dit artikel kan geciteerd worden als: Hubar, Bernadette van Hellenberg, en Marij Coenen. ‘Tussen vondsten en bronnen! De Catharinakerk te Eindhoven, deel 2’. Vitruvius, onafhankelijk vakblad voor erfgoedprofessionals 16 (2023): 12-24.

Met uitzondering van de foto’s van het RHCe, Diana Nieuwold van Kerkfotografie, Don Rackham en HNI valt het beeldmateriaal in dit dubbelartikel onder de Creative Commons licentie (CC BY-NC-SA en in het geval van de RCE: CC BY-SA), dus onder voorbehoud van naamsvermelding (BY) en/of geen commercieel gebruik (NC). Het

beeldmateriaal van HNI mag onder voorwaarden gebruikt worden voor publicaties (zie Bronnenlijst, paragraaf Literatuur).

Bronnenlijst

Afkortingen & termen en begrippen

• 10068 Par. Cat. = RHCe 10068 RK parochie H. Catharina Eindhoven, 1641-1984

• HNI = Het nieuwe instituut te Rotterdam

• RHCe = Regionaal Historisch Centrum Eindhoven

• RCE = Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

• GAR = Gemeentearchief Roermond

• CC BY-SA-NC = Creative Commons licentie; BY = door (verplichte naams-

vermelding van de maker); SA = share alike (delen onder dezelfde voorwaarden); NC = non commercial (geen commerciële doeleinden)

• CUBA = HNI, Cuypers Bureau Archief

• CUCO = HNI, Archief van de firma Cuypers & Co, opvolger van de firma Cuypers & Stoltzenberg

Verreweg de meeste bouwkundige termen en begrippen kunnen opgespoord worden via Wikipedia. Daarnaast is de specialistische website van Joost de Vree een onmisbaar hulpmiddel: www.joostdevree.nl.

Archivalia

Nota bene — Hier worden alleen de stukken

20 VITRUVIUS NUMMER 64 JULI 2023
Eindhoven.
Bron: Gemeente

12 - In 1902 schreef Louis Kooken een ‘Rapport Betreffende de toestand der R.K. Kerk van de H. Catharina te Eindhoven’. Het dak verkeert in goede staat, maar met de natuursteen is het weer mis (met als gevolg vochtdoorslag); op verschillende plaatsen zijn er problemen met de steunberen en luchtbogen. Zie de tijdlijn online (noot 1), zoekfrase: Rapport van Kooken. Herkomst 10068, Par. Cat. i.n. 404. Bewerking Wolthera.info (2021).

vermeld die direct gebruikt zijn voor de tijdlijn. De stukken die geen informatie hebben opgeleverd of geen meerwaarde hebben ten opzichte van de al bekende informatie zijn achterwege gelaten.

De stukken kunnen, inclusief het spreadsheet met de tijdlijn, gedownload worden via onze website: VanHH.org/?p=18946.

Verkorte vermeldingen met de bijbehorende volledige bron

Tenzij anders wordt vermeld, verwijzen de bronnen in de tijdlijn naar ‘10068 RK parochie H. Catharina Eindhoven, 1641-1984’ op het RHCe en aan de hand van het inventarisnummer (i.n.) naar de PDF’s in de volgende paragraaf.

13 - In 1947 stuurde pastoor-deken H.F. Heezemans, de motor achter de restauratie en herinrichting van de Catharinakerk deze circulaire aan zijn parochianen en netwerk. Voor zijn inbreng zie deel 1 van dit artikel en de tijdlijn online (noot 1), zoekterm: Heezemans. Voor deze circulaire werd gebruik gemaakt van een gravure uit De Katholieke Illustratie (18741875, p. 173). Herkomst: Arch.nr. 10089, i.n. 72 Gem. Eindhoven, Documentatie Monumenten Archeologie. Bewerking Wolthera.info (2021).

• i.n. 1(a-d) Registrum memoriale | i.n. 1(e) Registrum memoriale

- 1 Memorieboek van de Catharinaparochie: 1852-1960.

• i.n. 102(a) Notulen kerkbestuur (18421894) | i.n. 102(b) Notulen kerkbestuur (1842-1894)

- 102 Notulen van de vergaderingen van het kerkbestuur: 1842-1894.

• i.n.103(a) Notulen kerkbestuur (18941968) | i.n.103(b) Notulen kerkbestuur (1894-1968)

- 103 Notulen van de vergaderingen van het kerkbestuur: 1894-1968.

• i.n. 107 Correspondentie (1942-1960)

- 107 Correspondentie, ingekomen stukken en doorslagen van uitgaande stukken 1942-1960.

• i.n. 398 Rekeningen bouw en inrichting (1868/1863-1869)

- 398 Rekeningen betreffende de bouw en inrichting van de kerk: 1868-1869.

- Oudst aangetroffen stuk dateert van 1863.

• i.n. 402 Register werkzaamheden (1867-1889)

- 402 Register voor werkzaamheden door vaklieden en onderhoudsfirma’s: 1867-1889.

- Oudst aangetroffen stuk dateert van 1857.

• i.n. 403 Kasboek nieuwbouw (1863-1888)

- 403 Kasboek ‘Uitgaven voor het nieuwe kerkgebouw: 1863-1888.

- Oudst aangetroffen stuk dateert van 1861.

21 VITRUVIUS NUMMER 64 JULI 2023
Foto: Marij Coenen
2021.
Foto: Marij Coenen 2021.

• i.n. 404 Rapporten bouwkundige toestand kerk (1902, 1958, 1960)

- 404 Rapporten aangaande de bouwkundige toestand van de kerk: 1902, 1958, 1960 (zie afb. 12).

• i.n. 405, 406, 408 Stukken over het onderhoud van de kerk vanaf 1961

- 405 Rekeningen voor onderhoud en reparaties aan de kerk: 1961-1963.

- 406 Stukken betreffende de restauratie en onderhoud van het kerkgebouw, 1968-1970.

- Oudste stuk in de tijdlijn dateert van 1951.

- 408 Stukken betreffende het onderhoud en herstel van het kerkgebouw: 1964-1965.

• i.n. 428 Stukken ontwerp en uitvoering preekstoel (1958-1961)

- 428 Stukken betreffende het ontwerp en de uitvoering van een preekstoel: 1958-1961.

• i.n. 428-434/443-444 Stukken inrichting na 1950

- 428 Stukken betreffende het ontwerp en de uitvoering van een preekstoel: 1958-1961.

- 429 Stuk betreffende het ontwerp van het Maria Goretti-altaar: 1951.

- 430 Tekeningen en ontwerp van een communiebank van architect C.H. de Bever: 1953.

- 431 Stukken betreffende het ontwerp en de uitvoering van kerkbanken | Niet geraadpleegd omdat de kerkbanken buiten het onderzoek vallen.

- 432 Technische tekeningen van hoofdaltaar en verlichting, 1963.

- 433 Begroting voor het plaatsen van een nieuw hoofdaltaar, de verbouwing van de sacramentskapel en de verwarmingskelder: 1961.

- 434 Ontwerptekening voor een lezenaar op het priesterkoor van de St.Catharinakerk: 1969.

- 443 Stukken betreffende de verandering in opstelling van priesterkoor en sacramentskapel: 1961.

- 444 Stukken betreffende de verandering in opstelling van priesterkoor en sacramentskapel: 1961.

• i.n. 436 Rekeningen inrichting kerk (1870-1892)

- 436 Rekeningen betreffende de inrichting van en voorzieningen aan de kerk: 1870-1892.

- Meest recente stuk dat aangetroffen is dateert van 1894.

• i.n. 437 Stukken beglazing kerk (1913,

1943, 1950, 1958)

- 437 Stukken betreffende de beglazing van de kerk: 1913, 1943, 1950, 1958.

- Jongste stuk in de tijdlijn dateert van 1960.

RHCe Catharinakerk | Pdf’s van de foto’s van de archiefstukken

Van de gefotografeerde stukken zijn per inventarisnummer PDF bestanden van de geselecteerde stukken gemaakt, waar nodig opgedeeld in a, b en/of c. Een deel van de PDF’s is ontsloten door middel van opmerkingen in de kantlijn. Deze zijn verwerkt in de tijdlijn. Een apart geval vormt i.n. 103 dat door het RHCe is gescand ten behoeve van dit onderzoek. Vanwege de omvang als gevolg van de ontsluiting door middel van opmerkingen is deze scan in tweeën gesplitst (i.n. 103(a) en i.n. 103(b)). Daarnaast zijn stukken van na het gemeengoed worden van de typemachine OCR gescand. Zoals eerder aangegeven zijn ze daardoor redelijk doorzoekbaar, tenzij er sprake is van doorslagen of een te vage tekst als gevolg van een bijna kaal typelint.

10068 RK parochie H. Catharina Eindhoven, 1641-1984 — Behalve bij Par. Cat. i.n. 103, gaat het om selecties uit de betreffende bestanden!

• 1(a-d) Parochiearchief Catharinakerk Eindhoven, P1330429-461 (ontsloten). pdf

• 1(e) Parochiearchief Catharinakerk Eindhoven, P1330335-428 (ontsloten). pdf

• 102(a) Parochiearchief Catharinakerk Eindhoven, IMG_9048-9131, P1330891899 (ontsloten).pdf

• 102(b) Parochiearchief Catharinakerk Eindhoven, P1330476-553 (ontsloten). pdf

• 103(a)-1920, A_10068__103_2021-0924_131613 mhq (ontsloten), pp. 1-224. pdf

• 103(b)-1921, A_10068__103_2021-0924_131613 mhq (ontsloten), pp. 225-458. pdf

• 107 Parochiearchief Catharinakerk Eindhoven, RHCe, IMG_9236-53 (OCR).pdf

• 398 Parochiearchief Catharinakerk Eindhoven, P1330159-208 (ontsloten).pdf

• 402 Parochiearchief Catharinakerk Eindhoven, P1330229-255 (ontsloten).pdf

• 403 Parochiearchief Catharinakerk Eindhoven, P1330209-228 (ontsloten).pdf

• 404 Parochiearchief Catharinakerk Eindhoven, P1330256-274 (ontsloten).pdf

• 405(a) Parochiearchief Catharinakerk Eindhoven, RHCe, IMG_8948-9015 (OCR).pdf

• 405(b) Parochiearchief Catharinakerk Eindhoven, IMG_8914-8935 (OCR en ontsloten).pdf

• 406(a-c) Parochiearchief Catharinakerk Eindhoven, IMG_8936-8947, IMG_90169036, P1330275-322 (OCR).pdf

• 408 Parochiearchief Catharinakerk Eindhoven, P1330323-334 (OCR).pdf

• 428-434, 443-444 Parochiearchief Catharinakerk Eindhoven, RHCe, IMG_9438-73 (ontsloten).pdf

• 436 Parochiearchief Catharinakerk Eindhoven, RHCe, P1340001-38 (ontsloten).pdf

• 437 Parochiearchief Catharinakerk Eindhoven, RHCe, P1330900-972 (ontsloten).pdf

RHCe Archieven van de gemeente Eindhoven | Pdf’s van de foto’s van de archiefstukken

• Arch.nr. 10089, i.n. 72 Gem. Eindhoven, Documentatie Monumenten Archeologie, RHCe, P1330816-875.pdf

- Inventarisbeschrijving: 10089 Documentatie betreffende monumenten en archeologie Eindhoven, 2-131 Eindhoven, 72 Stratumseind 2 (St. Catharinakerk).

- Zeer informatieve documentatiemap met krantenknipsels en artikelen – van na de oorlog – over de werkzaamheden, de inrichting en de geschiedenis van de kerk (zie afb. 13).

• Arch.nr 10246, i.n. 2652, Gemeentebestuur Eindhoven, kanaalrechten P1330471-73.pdf

- Inventarisbeschrijving: 10246 Gemeentebestuur Eindhoven, 18111913 (1920), i.n. 2652. Stukken betreffende de bouw van de nieuwe Catharinakerk, 1858-1864.

- Gaat over grondruil en de kanaalrechten, die het kerkbestuur gerestitueerd probeert te krijgen. Een stuk, d.d. 1 juni 1861, gefotografeerd, omdat dat een beeld geeft van de gebruikte materialen (kennelijk de vrachten voor de fundering van de kerk).

• Arch.nr 11026, i.n. 121, Gem. Eindhoven RHCe, IMG_9214-35 en scan calque (OCR).pdf

- Inventarisbeschrijving: 121 Stratums-

22 VITRUVIUS NUMMER 64 JULI 2023

eind 2 (Catharinakerk) Plaatsen van voorzetglas ter bescherming van de glas-in-loodramen 1984.

Van de verschillende deelarchieven van de gemeente zijn nog meer stukken bekeken met betrekking tot de Catharinakerk: wat hierboven niet vermeld wordt viel – in principe net als de voorzetramen – buiten het tijdsbestek van 1859-1964.

Archief Architecten de Bever Zoals in de inleiding uiteengezet, is het bedrijfsarchief van de architecten de Bever niet ontsloten, waardoor het nauwelijks raadpleegbaar is. Het grootste deel bevindt zich in vijf dozen met de nummering 623a-1 tot en met 623a-5. De stukken hierin liggen niet op volgorde, waardoor bijvoorbeeld over de herinrichtingscampagne onder pastoor-deken Kaal en Kees de Bever de informatie verspreid zit over alle vijf de dozen. Ook elders in het archief zitten nog stukken met betrekking tot de Catharinakerk, waaronder mogelijk het originele bestek van Cuypers.

Literatuur

• ‘Dekens St. Catharinakerk’. De historische en eigentijdse encyclopedie van Eindhoven, 2014. http://eind hoven-encyclopedie.nl/index.php/ Dekens_St.Catharinakerk.

• ‘Tweede Vaticaans Concilie’. In Wikipedia, 2016. http://bit.ly/2qYOxDa. #Vaticanum II

• Bestek en voorwaarden voor het gedeeltelijk voltooien der Kathedrale kerk St. Bavo te Haarlem, volgens ontwerp van Joseph Cuypers, architect civ.-ing te Amsterdam, Amsterdam 1902.

• Bestek en voorwaarden waarnaar zal worden aanbesteed: het bouwen der Kathedrale Kerk van St. Bavo te Haarlem met torens, sacristieën, kapellen en pastorie volgens ontwerp van Joseph Cuypers te Amsterdam, bestek no. 47, Amsterdam 1895.

• Cuypers (pseudoniem TH), Joseph. Stedelijk Museum. Tentoonstelling der werken van Dr. P. J. H. Cuypers: architect der Rijks Museumgebouwen als overzicht van diens kunstenaarsloopbaan gedurende meer dan vijftig jaren omvattende bouwkundige ontwerpen, eigenhandige schetsen van bouwwerken, meubels, decoratieve schilderwerken, enz.: ingericht door het genootschap Architectura et Amicitia: in het Stedelijk Museum te Amsterdam van 6 tot 30 juni 1907. http://

bit.ly/3avUhdO-ArchiveOrg.

• Cuypers, Jos.Th.J., e.a. Het werk van dr. P.J.H. Cuypers, 1827-1917. Amsterdam 1917.

• De Bever Architecten. ‘De Bever Bureau Kroniek’. Geraadpleegd 24 september 2021. https://www.debeverarchitecten.nl/ bureau#teamnl.

• Delpher | Eindhovensch dagblad. ‘Jan Booms Eindhoven’, 18 januari 1915. https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MM RHCE01:000054731:mpeg21:a0016.

• Delpher | Eindhovensch dagblad. ‘NIEUWS UIT EINDHOVEN Hanze-inkoopvereeniging voor aannemers’, 6 mei 1919. http://resolver.kb.nl/resol ve?urn=MMRHCE01:000053995:m peg21:a0009.

• Eggenkamp, Wim, ‘Restauratie Kathedrale complex van Sint Bavo halverwege’, in: Haerlem Jaarboek 2014, Haarlem 2015, pp. 133-179.

• Nieuwe Instituut. ‘Reproducties’. Geraadpleegd 12 mei 2023. https:// nieuweinstituut.nl/projects/collectie/ reproducties.

• Hubar, Bernadette van Hellenberg, Angélique Friedrichs, en G. W. C. van Wezel. De genade van de steiger. Monumentale kerkelijke schilderkunst in het interbellum. Amersfoort-Zutphen: Rijksdienst Cultureel Erfgoed, Walburg Pers, 2013.

• Hubar, Bernadette van Hellenberg, en Don Rackham. De Catharinakerk te Eindhoven. Waardenstellend onderzoek, deel 1a Tekst, VanHellenbergHubar.Org en Res nova Monumenten. Ohé en Laak/ Echt, 2020.

• Hubar, Bernadette van Hellenberg, en Don Rackham. De Catharinakerk te Eindhoven. Waardenstellend onderzoek, deel 1b Beeldmateriaal, VanHellenbergHubar.Org en Res nova Monumenten. Ohé en Laak/Echt, 2020.

• Hubar, Bernadette van Hellenberg, en Marij Coenen, Tijdlijn archiefonderzoek Catharinakerk Eindhoven (1858-1963). Materialen & werkzaamheden | Bouwen, verbouwen, herstellen, restaureren en inrichten, in opdracht van de gemeente Eindhoven, in samenwerking met Res nova Monumenten, Eindhoven/Ohé en Laak 2021.

• Hubar, Bernadette van Hellenberg, en Marij Coenen. ‘Spreadsheet tijdlijn archiefonderzoek Catharinakerk Eindhoven’. VanHellenbergHubar.org, 2022. www.VanHH.org/?p=18946.

• Hubar, Bernadette van Hellenberg. Arbeid en Bezieling: de esthetica van P.J.H. Cuypers, J.A. Alberdingk Thijm en V.E.L. de Stuers, en de voorgevel van het Rijksmuseum. Nijmeegse kunsthistorische studies, d. 3. Nijmegen: Nijmegen University Press, 1997.

• Hubar, Bernadette van Hellenberg. De nieuwe Bavo te Haarlem: ad orientem - gericht op het oosten. Onder redactie van Marij Coenen. Zwolle; Haarlem: Wbooks ; Stichting Kathedrale Basiliek Sint Bavo, op initiatief van de Rijksdienst Cultureel Erfgoed, 2016.

• Hubar, Bernadette van Hellenberg. Rien de pareil, Cultuur- en bouwhistorische analyse Stedelijk museum ‘Het huis van Cuypers’ te Roermond. Vol. deel 1 De stad in het klein. Ohé en Laak: Res nova-VanHH.org, 2007. http://bit.ly/ Cuypershuis-Cassette.

• Hubar, Bernadette van Hellenberg. Rien de pareil, Cultuur- en bouwhistorische analyse Stedelijk museum ‘Het huis van Cuypers’ te Roermond. Vol. deel 2 Icoon van de natie. Ohé en Laak: Res nova-VanHH.org, 2007. http://bit.ly/ Cuypershuis-Cassette.

• Hüsken, Bauke. ‘Lijst van namen van architecten en architectenbureaus van gebouwen uit de oude stad (binnenstad) Eindhoven’, 2021-2017. http://zichtop eindhoven.nl/josenbauke/architecten.pdf.

• Hüsken, Jos. ‘NV HIVA, Booms Bouwmaterialenhandel’. De historische en eigentijdse encyclopedie van Eindhoven, 2019. http://www.eindhoven-encyclopedie.nl/index.php/NV_HIVA,_Booms_ Bouwmaterialenhandel.

• Leeuwen, A. J. C. (Wies) van. Pierre Cuypers, architect (1827-1921). Cultuurhistorische studies. Zwolle: Amersfoort/Zeist: Waanders; Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten, 2007.

• Oxenaar, Aart. P.J.H. Cuypers en het gotisch rationalisme: architectonisch denken, ontwerpen en uitgevoerde gebouwen 1845-1878. Rotterdam: NAi Uitgevers, 2009. http://bit. ly/2W5FM9W-Cuypers.

• Rackham, Don en Bernadette van Hellenberg Hubar, De Catharinakerk te Eindhoven, Verklarende beschrijving, deel 2a Tekst, Res nova Monumenten en VanHellenbergHubar.Org, Echt/Ohé en Laak, 2020.

• Rackham, Don en Bernadette van Hellenberg Hubar, De Catharinakerk te Eindhoven, Verklarende beschrijving,

23 VITRUVIUS NUMMER 64 JULI 2023

deel 2b Pictografie, Res nova Monumenten en VanHellenbergHubar.Org, Echt/ Ohé en Laak, 2020.

• Schiphorst, Lidwien. “Een toevloed van werk, van wijd en zijd”: de beginjaren van het Atelier Cuypers - Stoltzenberg, Roermond 1852 - ca. 1865. Nijmeegse kunsthistorische studies 13. Nijmegen: Univ. Press, 2004.

• Society of African Missions | Our Deceased. ‘Vader Frits van TRIGT | Vereniging van Afrikaanse Missies - Provincie Holland’, z.j. https:// defunts.smainternational.info/fr/ necrologe/1238-le-pere-frits-van-trigt.

• Thoben, Peter, en René Erven. Trotse burgers, Cuypers en de Sint-Catharinakerk: Speciale uitgave ter gelegenheid van het 150-jarig jubileum van de Sint-Catharinakerk Eindhoven. Eindhoven: Z]OO producties, 2018.

• Verschueren, Theo. Glas-in-loodramen van de Cathrien. Eindhoven: Verschueren, 2007.

• Vree, Joost de. ‘Joostdevree.nl. Encyclopedie met onderwerpen uit architectuur, bouwkunde en andere bouwgerelateerde zaken’, z.j. https://www.joostdevree.nl.

Noten

1 Hubar en Coenen, ‘Spreadsheet tijdlijn’ (2021), www.VanHH.org/?p=18946: op deze webpagina kun je de tijdlijn raadplegen, wordt uitgelegd waarom ze online staat en hoe je haar kunt downloaden.

2 Maandag 27 september 2021 hebben we de dozen 623A1-623A5 over de Catharinakerk doorgenomen om een indruk te krijgen van wat er aanwezig is. Er berust zowel van Louis Kooken, Kees (C.H.) de Bever, als zijn zoon Loet de Bever veel stukken over hun werk voor de Catharinakerk, echter niet geordend naar deelproject. Verder bevinden zich nog andere stukken, verspreid door het archief. Deze zijn in principe opvraagbaar, maar dat bleek binnen het kader van deze opdracht zowel in termen van tijd als kosten onhaalbaar.

3 Hubar, Rien de pareil (2007), deel 2 en Hubar, De nieuwe Bavo te Haarlem (2016).

4 Bestek en voorwaarden (1895), p. 11, artikel 27. Bestek en voorwaarden (1902), p. 8, artikel 8. Het kleurhistorisch onderzoek werd uitgevoerd door Judith Bohan: Hubar, De nieuwe Bavo te Haarlem, pp. 11, 19, 53, 109, 113, 118, 125, 133, 212,

227, 231, 232, 233, 234, 238, 240, 241, 242, 251, 265, 285, 295.

5 Eggenkamp, ‘Restauratie Kathedrale complex van Sint Bavo halverwege’ (2015), pp. 133-179.

6 Vergelijk de titels in de bronnenlijst van: Peter Thoben & René Erven, Wies van Leeuwen, Lidwien Schiphorst en Aart Oxenaar. Met name Lidwien Schiphorst heeft voor haar proefschrift (2004) zoveel mogelijk bestekken van Cuyperskerken uit de jaren 1850 en 1860 opgespoord, zowel bij de parochiearchieven als HNI (toen nog Nai): Schiphorst, Een toevloed van werk, van wijd en zijd, p. 216, noten 119-122; p. 235, p. 256, noten 182-184.

7 NHI, CUBA.110379266 Noodkerk en nieuwbouw van de rooms-katholieke St. Catharinakerk in Eindhoven. 1858-1882.

8 Hubar en Rackham, De Catharinakerk te Eindhoven. Waardenstellend onderzoek, deel 1a, zoekterm 1864 of pp. 30, 149.

9 Hubar en Rackham, De Catharinakerk te Eindhoven. Waardenstellend onderzoek, deel 1a, pp. 132-144 (herstelcampagne Kees de bever); pp. 139-141 (Theo Hoppenbrouwers).

10 Hubar en Coenen, ‘Spreadsheet tijdlijn’ (2021), onder 1863, 1866 en 1873 en/of via de afgekorte zoekterm poly (> polychromie, polychromeren; polychromeeren).

11 Hubar en Coenen, ‘Spreadsheet tijdlijn’ (2021), onder 1885 en/of via de afgekorte zoekterm poly (> polychromie, polychromeren; polychromeeren).

12 Zie de calculator van IISG: https://iisg. amsterdam/nl/onderzoek/projecten/hpw/ calculate.php.

13 Hubar, Arbeid en Bezieling (1997), pp. 106-108: de Teeken- en Ambachtsschool te Roermond. Hubar e.a,. De genade van de steiger (2013), pp. 72-76, 77-80.

14 Hubar en Coenen, ‘Spreadsheet tijdlijn’ (2021), Zoekterm Hoppenbrouwers: 1884, 1914, 1940. Ibidem onder 1944 of via de zoekfrase ‘16 juni 1951’.

15 Hubar en Coenen, ‘Spreadsheet tijdlijn’ (2021), vanaf 1945, zoektermen ‘Heezemans’ en ‘Kaal’. Hubar en Rackham, De Catharinakerk te Eindhoven. Waardenstellend onderzoek, deel 1a, zoektermen Vaticanum en Vaticaans.

16 Hubar en Rackham, De Catharinakerk te Eindhoven. Waardenstellend onderzoek, deel 1a, pp. 86-87, zoekterm balustrade.

17 Vanwege het gebruik van de kerk voor de godsdienstuitoefening met haar liturgische voorschriften, en de iconografie

en symboliek, wordt het gebouw met betrekking tot kunsthistorische informatie liturgisch beschreven: alsof het priesterkoor op het oosten ligt en de entree op het westen. Bij de Catharinakerk is het in werkelijkheid precies andersom. Vandaar de toevoeging liturgisch om het verschil aan te geven.

18 Hubar en Coenen, ‘Spreadsheet tijdlijn’ (2021), onder 1867 en 1868, zoektermen ‘niches’ en ‘zangerenkoor’; zoekfrase ‘Schildering van het zangkoor’. De term zangkoor wordt in de stukken overigens zowel gebruikt om het kerkkoor als groep aan te duiden als om de plaats aan te geven bij het orgel boven het oksaal bij de hoofdingang van de kerk.

19 Hubar en Rackham, De Catharinakerk te Eindhoven. Waardenstellend onderzoek, deel 1a, pp. 85-86.

20 Hubar en Rackham, De Catharinakerk Eindhoven, Waardenstellend onderzoek, deel 1a-b, zoektermen: Crèvecoeur, #buitenpolychromie. Rackham en Hubar, Catharinakerk Eindhoven, Verklarende beschrijving, deel 2a-b, zoektermen: #buitenpolychromie, okergele, afwerklaag.

21 Hubar en Coenen, ‘Spreadsheet tijdlijn’ (2021), onder 1885 en/of via de zoekterm buitenpolychromie.

22 Hubar en Coenen, ‘Spreadsheet tijdlijn’ (2021), onder 1887 en/of via de zoekterm buitenpolychromie.

23 Hubar en Coenen, ‘Spreadsheet tijdlijn’ (2021), onder 1875 en/of via de zoekterm buitenpolychromie. Voor de facturen van Cuypers & Stoltzenberg zie onder meer i.n. 436 Rekeningen inrichting kerk (1870-1892), waaronder 21 okt. 1874 PDFp. 21.

24 Hubar, De nieuwe Bavo te Haarlem, pp. 231-243.

25 Hubar en Coenen, ‘Spreadsheet tijdlijn’ (2021), zoektermen arcade, goten (na 1870) en pastorie (Louis Kooken, 1905-1907).

24 VITRUVIUS NUMMER 64 JULI 2023
Joachimsthal van de bekendste boekhandels, uitgevers en drukkers van Amsterdam, gevestigd hart van de Jodenbuurt. boek wordt eerst het verhaal Joachimsthal verteld, veel voor de familie het bedrijf en de vernieuwende, vaak verrassende productie. Wat was geheim van Joachimsthal? Hoe kon dit bedrijf, 1823 gestart door Duits-Joodse immigrant, snel zo’n centrale plaats in Joods Nederland hoe verwierven de voornaamste de Joodse publieke sfeer? Naast verhaal van de familie Joachimsthal en hun bedrijf dit boek meer twintig verdiepende vensters de cultuurhistorische betekenis van bedrijf wordt Daarin is aandacht voor vroomheid mystiek, gebedenboeken politieke pamfletten, Joodse Oranjeliefde en antifascisme, vormgeving kunst, Joodse communicatieve netwerken en verhouding de niet-Joodse samenleving, zionisme antizionisme. Joachimsthal familie en firma 1823-1945

Joachimsthal

Joachimstahl. Familie en firma 1823-1945.

AUTEURS

Bart Wallet, Gerben Post, Talma Joachimstahl

UITGAVE

WBooks

DETAILS

Gebonden, 240 pagina’s, ca. 300 afbeeldingen in zw/w en kleur, ISBN: 978-94-6258-544-7

PRIJS

€ 34,95

Joachimsthal was een van de bekendste Joodse boekhandels, uitgevers en drukkers van Amsterdam, gevestigd in

Smaken

het hart van de Jodenbuurt. In dit boek wordt voor het eerst het verhaal van Joachimsthal gebracht, met daarbij oog voor de familie achter het bedrijf en voor de vernieuwende, vaak verrassende productie.

Wat was het geheim van Joachimsthal? Hoe kon dit bedrijf, in 1823 gestart door Duits-Joodse immigranten, zo snel zo’n centrale plaats krijgen in Joods Nederland en hoe verwierven ze in 1891 de voornaamste plek in de Joodse publieke sfeer?

Het boek bevat meer dan 20 verdiepende vensters waarin de cultuurhistorische betekenis van het bedrijf wordt beschreven. Daarin is onder meer aandacht voor vroomheid en mystiek, gebedenboeken en politieke pamfletten, Joodse Oranjeliefde en antifascisme, vormgeving en kunst, Joodse communicatie netwerken en verhouding tot de niet-joodse samenleving, zionisme en antizionisme. n

AUTEURS

Arjan den Boer, Bart van Hoek, Martijn Haan, Martjan Kuit, Teun Meurs

UITGAVE

WBooks

DETAILS

Gebonden, 320 pagina’s, circa 402 afbeeldingen in zw/w en kleur, ISBN 978-94-6258-537-9

PRIJS

€ 59,95 (introductieprijs tot 20-08-2023)

verschillen, ook als het om gebouwen gaat en zeker wanneer die gebouwen gemaakt zijn van beton, heel veel beton. De een vindt het sculpturaal en imposant, de ander lomp en intimiderend. Terwijl het ene gebouw de monumentenstatus verwerft, wordt het andere gesloopt. De makers van BRUUT – atlas van het brutalisme in Nederland gaat er niets boven het brutalisme. Dit boek is dan ook een ode aan misschien wel de meest verguisde bouwstijl.

De makers van BRUUT vonden elkaar in hun gedeelde voorliefde voor het brutalisme. En ze zijn daarmee niet de enigen. De waardering van de bouwstijl beleeft wereldwijd een renaissance.

Lange tijd was de sloophamer de meest voor de hand liggende optie voor ‘die lelijke betonnen monsters’, tegenwoordig wordt dit erfgoed uit de jaren vijftig tot tachtig steeds vaker getransformeerd of gerevitaliseerd. Bruut is een eerste inventarisatie van de honderd ‘bruutste’ gebouwen van Nederland, met extra aandacht voor de top 20. Themateksten bespreken de soorten gebouwen waarin de architectuurstijl werd toegepast. En de belangrijkste architecten van het brutalisme krijgen een portret: Ben Ingwer-

sen, Hugh Maaskant, Sier van Rhijn, Piet Zanstra, Jo van den Broek en Jaap Bakema.

Zij vonden inspiratie bij de Frans-Zwitserse architect Le Corbusier, de godfather van het brutalisme. Le Corbusier ontwierp de l’Unité d’Habitation (1952), een iconische woonflat in Marseille, en de kapel Notre Dame du Haut in Ronchamp in béton brut: ruw, onafgewerkt beton. Het materiaal zou een belangrijk stijlkenmerk worden van het brutalisme. In Nederland kennen we bijvoorbeeld de markante Aula van de TU Delft, het Eerste Christelijke LTS Patrimonium in Amsterdam, maar ook het Provinciehuis van Noord-Brabant en het NS-station in Doetinchem danken hun karakteristieken aan de uitgangspunten van de bouwstijl.

BRUUT breekt een lans voor het architectonisch erfgoed, zodat de waardering groeit en de dreiging van sloop vermindert. Zodat de ‘bruutste’ gebouwen van Nederland, van school tot kerk, van winkel tot waterkering, van kantoor tot woonhuis, niet meer over het hoofd gezien worden. Daarvoor is alles uit de kast gehaald: eerlijke beschrijvingen, prachtige foto’s, en een afwerking geheel in stijl. n

25 VITRUVIUS NUMMER 63 APRIL 2023 recent VERSCHENEN
Bruut - Atlas van het brutalisme in Nederland.
familie en firma 1823-1945 bart wallet talma joachimsthal Gerben Joachimsthal familie en firma 1823-1945

Adel en Ridderschap in Utrecht.

AUTEUR

Renger de Bruin UITGAVE

WBooks DETAILS

Gebonden, 512 pagina’s, circa 300 afbeeldingen in zw/w en kleur, ISBN: 978-94-6258-546-1

PRIJS € 59,95

Adel en Ridderschap in Utrecht is een verhaal van opkomen, verdwijnen en zich handhaven van talrijke geslachten zoals Van Goye, Van Zuylen, Van Hardenbroek, Van Reede en Van Tuyll van Serooskerken. De Lotgevallen van de adel zijn bepaald door oorlogen, revoluties, epidemieën, economische crises, maar ook door tijden van vrede en voorspoed.

Tot ver in de twintigste eeuw nam de adel een belangrijke maatschappelijke positie in. Naast invloeden van buitenaf zijn er de individuele factoren van verstandige of onverstandige beslissingen, ziekte en sterfgevallen. Het persoonlijke krijgt ruime aandacht. Het verhaal over ridders baronnen

Nooit werd er in Nederland zo veel gejaagd als nu. Was de jacht vroeger beperkt tot een enkel jachtseizoen, liggen dieren nu het hele jaar door onder vuur. Jagers komen regelmatig in het nieuws om te vertellen dat zij de natuur en de maatschappij een dienst bewijzen. Is dat zo, of moeten we dit vooral zien als PR om de jacht acceptabel te maken voor het grote publiek? Voor dit boek verzamelde Nettie Dekker honderden artikelen over de jacht. Daarna onderzocht ze met welke argumenten jagers hun bezigheden verdedigen. Wat is er waar van hun claims? Daalt het aantal mens-dierbotsingen bijvoorbeeld echt als je jaarlijks zestienduizend reeën doodt? Jagerslatijn bevat veel infor-

en jonkheren impliceert een mannenwereld, maar krachtige vrouwen als Margaretha Turnor, die de herbouw van kasteel Amerongen leidde, of de kritische schrijfster Belle van Zuylen worden zeker niet vergeten.

Het in- en exterieur van hun kastelen geven letterlijk kleur aan de lange geschiedenis van de Utrechtse adel. Het erfgoed van de adel, zowel materieel als immaterieel, wordt voor het nageslacht bewaard door stichtingen en verenigingen. Een daarvan is de Ridderschap van Utrecht die het initiatief tot dit boek heeft genomen. n

Jagerslatijn

AUTEUR

Nettie Dekker UITGAVE

KNNV

DETAILS

Paperback, 104 pagina’s, ISBN: 978-90-5011-919-1

PRIJS € 12,50

matie over hoe de jacht in ons land is geregeld en welke rol de verschillende partijen daarin spelen. Het is geschreven voor iedereen die in het wild levende dieren een warm hart toedraagt en vindt dat ze goed beschermd moeten worden. - De feiten over een onderwerp dat de meningen blijft verdelen - Een helder inzicht in hoe alles in Nederland is geregeld Schrijver en publicist Nettie Dekker schrijft al ruim tien jaar over dieren en hun welzijn. Ze is vooral geïnteresseerd in de houding van mensen ten opzichte van dieren in het algemeen, en in het wild levende dieren in het bijzonder.. n

v 26 recent VERSCHENEN VITRUVIUS NUMMER 63 APRIL 2023

Huis Nolet. Bouwkunst als ambitie.

AUTEURS

Paula van der Heiden, Krijn van den Ende. UITGAVE

Uitgeverij THOTH

DETAILS

Gebonden, 348 pagina’s, circa 275 afbeeldingen in kleur, ISBN: 978-90-6868-857-3

PRIJS € 39,95

In 1804 verrees aan de Lange Haven in Schiedam een monumentaal woonhuis met een deftige voorgevel en een dubbele hardstenen bordestrap uitgevoerd in neoclassicistische stijl. De opdracht tot de bouw was afkomstig van Cornelis Nolet, telg uit het bekende Schiedamse brandersgeslacht.

Passage Rotterdam 1879-1940

AUTEUR

Herman Romer UITGAVE

Uitgeverij Verloren DETAILS

Gebonden, 96 pagina’s, rijk geïllustreerd, ISBN: 978-94-6455-041-2

PRIJS € 19,00

Architect Jan Giudici tekende voor het ontwerp, passend in de Hollandse traditie: ingetogen en sober aan de buitenzijde en rijk vanbinnen. Achter de fraaie geprofileerde voordeur op de bel-etage ligt een monumentale gestuukte gang met marmeren vloerplaten en dubbele deuren die toegang geeft tot luisterrijke ontvangstvertrekken.

Door het gebruik als kantongerecht in de twintigste eeuw werd het tot dan toe gaaf bewaarde monument meerdere malen verbouwd en werd een deel van het achterhuis gesloopt vanwege funderingsproblemen. Door een zeer gelukkig toeval kwam het pand in 2013 opnieuw in bezit van de familie Nolet en daarmee werd dit cultureel erfgoed veiliggesteld.

Een uitgebreid vooronderzoek in archieven en onderzoek in en om het pand leverden een grote hoeveelheid informatie op die gebruikt werd voor de restauratie, die in dit boek door meerdere vakkundige auteurs wordt belicht. n

Hetkooppaleis, onder de naam Passage, was bij de totstandkoming gelegen tussen de Korte Hoogstraat en de toenmalige Coolvest. Voordat het pand op 15 oktober 1879 in Rotterdam werd geopend, was de verwachting onder de bevolking niet bepaald hooggespannen. Het pessimisme was lange tijd niet van de lucht, maar die stemming sloeg snel om na bezichtiging van de nieuwe aanwinst. De Rotterdammers, destijds niet verwend met veel schoonheid in hun stad, waren ronduit opgetogen. Bij al het verdriet over de verwoesting van het oude Rotterdam tijdens de Tweede Wereldoorlog, was die over het verlies van de Passage niet het minste. Vandaar dit rijk geïllustreerde boek met tal van herinneringen en anekdotes. n

Hoveniers en tuinbazen.

Een cultuurgeschiedenis van het tuinieren door de eeuwen heen.

Eeuwenlang

AUTEUR

Lenneke Berkhout UITGAVE

Alfabet Uitgevers

DETAILS

Paperback, 224 pagina’s, ISBN: 978-90-2134-080-7

PRIJS € 22,99

bleef alles min of meer hetzelfde in de Nederlandse tuin, maar vanaf de zeventiende eeuw

buitelden de ontwikkelingen over elkaar heen: er werden uitheemse planten gekweekt en nieuwe technieken ontwikkeld. Aan de hand van het leven en werk van hoveniers en kwekers verhaalt historicus Lenneke Berkhout over de fascinerende veranderingen in het tuinieren. Zo beschrijft ze hoe een briljante meesterhovenier aan het Oranjehof het beheer kreeg over Engelse koninklijke tuinen. Ze vertelt over een avontuurlijke tuinmanszoon die naam maakte met het kweken van rijpe bananen en een aanstelling kreeg als botanisch directeur van Schloss Schönbrunn in Wenen, over internationale handelsnetwerken, over hoe de tulpenkoorts de een stinkend rijk maakte en een ander failliet liet gaan, over eigenzinnige tuinarchitecten en plichtsgetrouwe tuinbazen in dienst van de adel. ‘Hoveniers en tuinbazen’ is een heerlijke geschiedenis vol bloeiende tuinen, weelderige parken en royale kassen – maar het beschrijft ook het einde van een tijdperk. n

27 VITRUVIUS NUMMER 63 APRIL 2023 recent VERSCHENEN

Werk in uitvoering. - De Nederlandsche Heidemaatschappij in crisis- en oorlogstijd.

AUTEUR

L. Savenije

UITGAVE

Querido Facto

RECENSENT

Frits Niemeijer

DETAILS

Paperback, 464 pagina’s, circa 15 afbeeldingen (zw/w), noten, literatuur, bronnenoverzicht, registers, ISBN: 978-90-2146-983-6, E-book: ISBN 978-90-2146-984-3

PRIJS € 29,99 (als E-book € 15,99)

De titel van de uitgave Werk in uitvoering kan de lezer nogal op het verkeerde been zetten. Zo is het alleszins logisch dat hij of zij verwacht in een relaas over bloed, zweet en tranen terecht te komen – gelardeerd met verslagen over handmatige landinrichtingswerken, dwangarbeid en op zijn tijd de meelijwekkende ervaringen van een tewerkgestelde. Wie op deze invulling van het ongeveer 350 tekstpagina’s beslaande boek rekent, komt echter bedrogen uit: het gaat om een vrij zakelijke uitgave, waarin het reilen en zeilen van de Heidemaatschappij (ook: NHM) voorbijkomt – in de meeste gevallen bezien vanuit bestuurlijke en/of beleidsmatige hoek. Dit is enerzijds een aspect dat eerder misschien te weinig onder de aandacht is gebracht, maar anderzijds bleef zo ook (en opnieuw) het vraagstuk van de mate van verantwoordelijkheid van de Heidemij voor haar optreden jegens (Joodse) tewerkgestelden, dwangarbeiders, (‘foute’) vrijwilligers en ook jegens het eigen personeel onderbelicht. Wat dit laatste betreft had de uitgave een kritischer auteur (of een moediger redactie?) verdiend. Hiermee wil niet gezegd wezen dat de uitgave teleurstellend zou zijn – in tegendeel. Maar verwacht erin geen woke stellingname of een obligaat oordeel over in het verleden genomen, meestal weloverwogen beslissingen.

Een interview met auteur Lennert Savenije naar aanleiding van het verschijnen van het boek opent met diens opmerking: “Ik kende de Nederlandse Heidemaatschappij – Heidemij in de volksmond – van naam en wist van de werkverschaffing, maar hoe die twee met elkaar waren vervlochten wist ik net als de meeste Nederlanders niet.” Savenije (1985) is historicus; hij is in 2018 gepromoveerd op een onderzoek naar collaboratie en verzet in Nijmegen en hij was verder onder meer actief bij het NIOD. De oorlogstijd en de aanloop daar naartoe waren hem dus al bekend toen hij zich zette aan de beschrijving van wederwaardigheden van de Heidemij gedurende de crisistijd en WO II. In de eerste hoofdstukken van zijn boek gaat Savenije in op de historie van de in 1888 als een vereniging (van investeerders, notabelen en landeigenaren) opgerichte Nederlandsche Heidemaatschappij. Hij beschrijft ook de spoedige verbreding van de doelstelling van advieswerk naar uitvoering, waarbij het

zwaartepunt gaandeweg verschoof van bosaanplant en beheer naar grondverbetering en landinrichting. Savenije schrijft letterlijk: “De ‘Dennenmaatschappij’ werd een cultuurmaatschappij, met als doelstelling arme grond te veranderen in productieve landbouwgrond.” (p. 41) Dit is de noemer waaronder generaties Nederlanders de Heidemij hebben leren kennen: als ontwerper en uitvoerder van ontginning, ruil- en herverkaveling, grondverbetering, bodemherstel en een reeks andere vormen van wat we wel onder de zogenoemde ‘openbare werken’ kunnen scharen. Die openbaarheid van de werken vond in veel gevallen haar weerslag in het opdrachtgeverschap: in veruit de meeste gevallen was dat een (semi)overheid en het is dus niet verwonderlijk dat velen de Heidemij als een staatsbedrijf ervoeren. Hoewel dit laatste formeel zeker niet het geval was, bleek dat de organisatie zich graag verschool achter deze façade - met name in de crisis- en oorlogstijd. Meermalen schrijft Savenije dat alles wat als onrechtvaardig, discriminerend, immoreel – of in toenmalige én tegenwoordige ogen als afkeurenswaardigs is bestempeld - door de dienst is weggewuifd onder het mom van: ‘wij zijn volstrekt apolitiek en wíj zijn niet verantwoordelijk voor de arbeidsvoorwaarden dat zijn onze opdrachtgevers.’ (Zie bv. pp. 109-111, 192-195, 347-349) In het geval van tewerkstelling van Joden tegen een 20% lager loon - in aparte kampen – betekende dit in de praktijk echter dat passief werd voorgesorteerd op het naar de Nazi-slachtkamers leiden van deze bevolkingsgroep. De werkkampen - als resultaat van de ‘apolitieke’ houding van de Heidemaatschappij - werden door de Generalkommissar für das Sicherheitswesen, H.A. Rauter, zelfs bestempeld als ‘een soort fuiken’. (p. 234) Deze houding ten opzichte van de bezetter werd na de oorlog bekend – of beter: berucht – onder het spottend bedoelde: ‘Befehl ist Befehl.’

Ondertussen is het natuurlijk gemakkelijk vanuit 2023 terug te kijken naar de periode 1940-1945 en dan te oordelen of te veroordelen. En juist dát doet Savenije niet – zonder overigens ook maar iets te vergoelijken. Hij stelt vragen en geeft antwoorden, becommentarieert en laat toenmalige afwegingen zien. Vrijwel steeds werd erop gemikt het Nederlands landsbelang

28 gelezen VOOR U VITRUVIUS NUMMER 64 JULI 2023

te dienen - en zo weinig mogelijk het Duitse (oorlogs)belang. Dat de NHM hier en daar hand- en spandiensten verleende bij aanleg van vliegvelden (bv. het uiteindelijk niet voltooide Havelte) of verdedigingswerken (bv. bij voorgenomen inundaties) was amper te vermijden. Het was de prijs die is betaald om zo veel mogelijk mannen van de Arbeitseinsatz in Duitsland te kunnen vrijwaren. Op dit punt is het goed terug te keren naar de eerste alinea van deze recensie, waar het grotendeels ontbreken van bloed, zweet en tranen wordt genoemd. In plaats daarvan wordt namelijk de bureaucratische totstandkoming van de beslissingen breed verwoord en komt een parade van personen, instituties en voorzieningen voorbij. En dan wreekt zich al snel een lijst van (officieel) gehanteerde afkortingen en namen van organisaties; bij circa 100 bladzijden noten, literatuur, bronnen en registers had deze simpele handreiking aan de lezer niet mogen ontbreken. De optocht van namen wordt met ruime voorsprong aangevoerd door C. (Kees) Staf (19051973), die van 1922 tot 1928 bosbouw studeerde aan de Landbouwhogeschool in Wageningen. Na een aanvullende opleiding in Breslau (nu het Poolse Wroclaw), werd hij in 1938 eerst benoemd tot adjunct-directeur en in 1941 tot president-directeur – na mogelijk te hebben gebluft te zullen vertrekken. Staf schopte het uiteindelijk nog veel verder en hij was na de oorlog eerst een paar jaar topambtenaar op het ministerie van Landbouw en vervolgens zelfs een aantal jaren minister van Oorlog en Marine. Toch hing er een geur van rotting rond de man, die onder meer te wijten was aan een onverholen stimulans jegens vele Wageningse studenten de loyaliteitsverklaring aan het Duitse gezag te tekenen (pp. 262-265). Ook werd Stafs opzet Nederlanders te interesseren voor de zogenoemde Ostkolonisation1 hem kwalijk genomen. Staf is nooit helemaal van de blaam gezuiverd, maar hij wist nét aan de goede kant van de scheidslijn – dus in het lichtgrijs - te blijven.2

Cijfers betreffende de door de Heidemaatschappij in de jaren ’30 en ’40 geboekte resultaten zijn vrijwel niet vermeld in deze uitgave. Daarvoor zal de geïnteresseerde lezer te rade moeten

LEZERSACTIE

gaan in andere uitgaven, al zal de complete ‘oogst’ nooit tot achter de komma te boek gesteld zijn. En mogelijk is ook een flink deel van de NHM-administratie verloren gegaan, zoals de auteur op pp. 20 e.v. opmerkt. Opmerkelijk is echter dat hij bij de (vervangende) bronnen die hij zegt te hebben geraadpleegd de jaarlijkse Verslagen aan de Koningin over de Openbare Werken, de provinciale en de gemeentelijke verslagen, alsmede de reeks Verslagen over de Landbouw, ontbreken. Deze geven soms vrij nauwkeurige informatie over initiatiefnemers, opdrachtgevers, uitvoerenden, samenwerkenden en adviseurs – en ze bevatten dus juist de informatie die aanvullend kan zijn voor de beschrijving van de rol die de Nederlandsche Heidemaatschappij daarbij (wellicht) speelde. Dit is een puntje van kritiek waaraan niet te veel betekenis dient te worden geschonken, maar dat toch even moet worden genoemd. De digitale vindplaats van de Verslagen aan de Koning(in) is relatief recent gewijzigd, maar de PDF’s zijn gelukkig nog steeds online te raadplegen.3 Intussen is Savenije’s Werk in uitvoering; De Nederlandsche Heidemaatschappij in crisis- en oorlogstijd een bijzonder informatief boek dat misschien niet leest als page turner omdat bloedstollende anekdotes ontbreken, maar dat wel een overduidelijk beeld schetst van de positie van een aan de (bezettende) overheid gelieerde uitvoeringsorganisatie-avant-la-lettre gedurende decennia van ontwrichting. Voor diegenen die geïnformeerd willen zijn over bestuurlijke dilemma’s in crisis- en oorlogsjaren is dit boek zeker een aanrader.

Noten

1 Het stichten van of het werken op boerenbedrijven in door Duitse troepen veroverde en te ontvolken gebieden in Oost-Europa.

2 https://gerard1945.wordpress.com/tag/kees-staf/

3 Ze zijn thans te benaderen via de link: https://open.rws.nl/ open-overheid/onderzoeksrapporten/?zoeken=true&zoeken_term=verslag+aan+de+koning&search_in_field=text&zoeken_daterange_start=&zoeken_daterange_end= n

MAAK NU KANS OP HET WINNEN VAN BOVENSTAAND BOEKWERK!

Bent u betalend abonnee van het vakblad Vitruvius?

Wordt nu abonnee op het vakblad en kennisplatform Vitruvius en maak kans op 1 van de 3 exemplaren die wij van dit boek onder nieuwe abonnees verloten!

Nog geen betalend abonnee? Meldt u dan snel aan (via info@uitgeverijeducom.nl ) om ook kans te maken op dit boekwerk! *

Voor onze lezersactie stuurt u een e-mail met uw adresgegevens en als onderwerp ‘Werk in uitvoering’ vóór 31 juli 2023 naar info@uitgeverijeducom.nl

* Abonnementeninfo: zie colofon elders in dit vakblad.

VITRUVIUS NUMMER 64 JULI 2023 gelezen VOOR U

Nog geen abonnee?

Informeer naar onze advertentietarieven en speciale actie-aanbiedingen

STEUN DE KENNISOVERDRACHT- EN VERSPREIDING OVER ONS CULTUREEL ERFGOED

Neem hiervoor contact op met: Uitgeverij Educom tel.: 010 - 4256544 of mail naar: info@uitgeverijeducom.nl

Word abonnee en ontvang Vitruvius 4x per jaar digitaal. Voor tarieven zie Colofon elders in dit nummer.

Uw speciaal Erfgoed verdient

een Special in Vitruvius

Steeds meer gemeenten zetten zich actief in voor hun eigen cultuurhistorie, monumenten, musea, bodemvondsten en ander erfgoed. Erfgoed spreekt inwoners aan: talloze vrijwilligers zetten zich in voor het behoud van een monument, of zijn actief in een historische vereniging. Cultuurhistorie draagt bovendien sterk bij aan een gevoel van locale identiteit. Erfgoed leeft!

Steeds meer gemeenten zetten zich actief in voor hun eigen cultuurhistorie, monumenten, musea, bodemvondsten en ander erfgoed. Erfgoed spreekt inwoners aan: talloze vrijwilligers zetten zich in voor het behoud van een monument, of zijn actief in een historische vereniging. Cultuurhistorie draagt bovendien sterk bij aan een gevoel van locale identiteit. Erfgoed leeft!

Presenteer uw gemeentelijk erfgoedbeleid in vakblad Vitruvius met een ‘special’. Informeer naar de plaatsingsmogelijkheden.

Presenteer uw gemeentelijk erfgoedbeleid in vakblad Vitruvius met een ‘special’. Een eerste voorbeeld hiervan vindt u op pag. 22-27. Bovendien ontvangt u kosteloos 500 exemplaren voor promotionele doeleinden. Meer weten? Mail: info@uitgeverijeducom.nl

Meer weten? Mail: info@uitgeverijeducom.nl Of bel de uitgever op 010-425 65 44.

Of bel de uitgever op 010-425 65 44.

www.uitgeverijeducom.nl

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.