
41 minute read
1.1 De huid/cutis
from Handboek acne
anatomie en fysiologie van de huid 1
1.1 De huid/cutis
Advertisement
Het is logisch dat een goede kennis van de huid voor de (allround) schoonheidsspecialist heel belangrijk is. In het bijzonder bij de specialisatie acne of andere huidverbeterende behandelingen of specialisaties.
De huid wordt, op de hersenen na, als het belangrijkste orgaan beschouwd vanwege haar vele en gevarieerde functies. De huid vormt de bekleding van ons lichaam en gaat bij de natuurlijke openingen, zoals de mond, de neus en de anus, over in slijmvlies. De dikte van de huid is variabel, het dikst is de huid van de handpalmen, de voetzolen en de nek. Het dunst is de huid van de oogleden en de lippen.
De huid is ons grootste orgaan en heeft bij een volwassene een oppervlak van ruim anderhalve vierkante meter. Per vierkante centimeter huid komen ongeveer 100 zweetklieren, 10 haren en 15 talgklieren voor. Daarnaast bevinden zich in de huid capillairen (haarvaten), zenuwen en receptoren (orgaantjes waarin uitwendige prikkels worden omgezet in signalen voor de cellen).
Functies van de huid
De huid is geen passief omhulsel, maar het is een orgaan dat net als andere organen, aan psychosomatische invloeden blootstaat. We weten ook dat psychische invloeden een grote rol kunnen spelen bij huidziekten. Doordat zich meer dan een half miljoen zenuwuiteinden in de huid bevinden, kunnen we in contact staan met de buitenwereld. Door aanraking met de vingertoppen kunnen we ons een beeld vormen van de werkelijkheid. De huid biedt ons bescherming tegen koude en warmte en zorgt ervoor dat onze lichaamstemperatuur constant blijft.

vorming van vitamine D
vorming van hormonen
uitscheiding van afvalstoffen
bescherming tegen bacteriën
gaswisseling Ook kan de huid zelf vitamine D vormen, waardoor ons skelet sterk blijft. Aan de huid kunnen we zien hoe iemand zich voelt, wat voor emoties er zijn, wat voor werk iemand doet en of iemand gezond is. Daarom noemen we de huid ook wel de spiegel van de ziel. Het is dus niet zomaar behang. De huid heeft vele zeer belangrijke functies. Als er meer dan 80% van onze huid verloren gaat, sterven we.
We onderscheiden de volgende functies: • bescherming tegen mechanisch geweld (slag, stoot, druk, wrijving); • bescherming tegen uitdroging; • bescherming tegen schadelijke (chemische) stoffen; • bescherming tegen straling. Om het lichaam te beschermen tegen het schadelijke ultraviolette licht wordt pigment in de huid gevormd, waardoor een bruine kleur ontstaat; • bescherming tegen elektriciteit; mits de hoornlaag droog is; een droge hoornlaag is een slechte geleider van elektriciteit; • vorming van vitamine D (onder invloed van ultraviolet licht) uit ergosterol en cholesterine (twee stoffen die in talg voorkomen).
Vitamine D is van belang voor de beendervorming; • vorming van hormonen. De huid is in staat door middel van de zogenaamde mestcellen (speciale cellen in de leder- en onderhuid) hormonen en hormoonachtige stoffen te produceren.
Vandaar dat de huid ook wel een neuro-hormonaal orgaan wordt genoemd. In dit kader kijken we in het bijzonder naar het weefselhormoon histamine. Dit is een stof die door de bindweefselcellen wordt gevormd. Bij een intensievere celdeling, door bijvoorbeeld massage, treedt een grotere histamineproductie op. Histamine heeft een verwijdende invloed op de fijne bloedvaatjes in de huid. Dit is zichtbaar door een vlekkerige roodheid op de huid.
Bij beschadigingen van de huid of bij allergische reacties speelt histamine een belangrijke rol; • uitscheiding van afvalstoffen. De zweetklieren in de huid scheiden per etmaal ongeveer 3/4 liter zweet uit, waarin een gedeelte van de eindproducten van de eiwitstofwisseling voorkomt (voornamelijk water en zouten); • bescherming tegen bacteriën en andere micro-organismen; • gaswisseling. De huid is in staat te ‘ademen’. Het gaswisselingsproces via de huid noemen we de huidademhaling. Helaas zijn het vaak schadelijke chemische gassen (uit ons vervuilde milieu) die door de huid worden opgenomen en een negatieve invloed op
ons lichaam uitoefenen. In de cosmetiek maken we gebruik van de huidademhaling om belangrijke werkstoffen en zuurstof toe te dienen;
veel warmteafgifte weinig warmteafgifte
Opperhuid Haarvaten
Kringspiertjes samengetrokken Lederhuid
Huidadertje Huidslagadertje Kringspiertjes ontspannen
• temperatuurregulatie. De huid heeft bij de warmteregeling van het lichaam een belangrijke uitvoerende taak. Bij kou reageert het lichaam als volgt: de huidbloedvaten (haarvaten) vernauwen zich. Er ontstaat een geringere doorbloeding van de huid, zodat de warmteafgifte wordt beperkt. Ook vermindert de zweetproductie, waardoor er minder verdamping, dus minder afkoeling plaatsvindt. • bij stijging van de temperatuur gebeurt het tegenovergestelde: de haarvaten verwijden zich, zodat er meer warmte kan worden afgegeven aan de omgeving. Daarnaast neemt de zweetproductie toe, zodat door de extra verdamping meer afkoeling kan optreden. Een natuurlijke isolatielaag, gevormd door het vet in het onderhuidse bindweefsel en de lucht tussen de haren op de huid, zorgt voor de instandhouding van de lichaamstemperatuur; • opslag van vet, water, glucose en minerale stoffen (depotfunctie); • zetel van zintuigen. De huid bevat tast-, druk-, koude-, warmte- en pijnzintuigen; • weerspiegeling van de lichamelijke en geestelijke gezondheid.
Men zegt wel dat de huid de barometer is van de gezondheid; een temperatuurregulatie

opslag van vet zetel van zintuigen
meerlagig epitheel
bindweefsel
gezond mens heeft een frisse, gave huid, een zieke niet. Bij galaandoeningen bijvoorbeeld ziet de huid groen en bij leveraandoeningen is de huid geelachtig of voorzien van grauwgele vlekken. Zijn er storingen in de bloedsomloop dan kleurt de huid blauwachtig of rood. Verder zijn bij long- of nierafwijkingen op de huid zwellingen waar te nemen en vormen zich bij hormoonstoornissen puisten. • De huid wordt ook wel het ’beeldscherm van de ziel’ genoemd, omdat emoties zich vaak via de huid verraden. Zo zien we roodheid bij woede, opwinding en verlegenheid en bleekheid bij schrik. Vlekkerige roodheid kenmerkt nervositeit, terwijl overmatig transpireren kan duiden op angst.
Opbouw van de huid
Net als ieder ander orgaan heeft de huid een specifieke complexe opbouw, waardoor zij haar veelvuldige functies kan vervullen. Het orgaan huid is opgebouwd uit lagen van verschillende weefseltypes: epitheelweefsel en bindweefsel. Van buiten naar binnen onderscheiden we de opperhuid (epidermis), de lederhuid (dermis of corium) en de onderhuid (subcutis). Opperhuid en lederhuid vormen samen de cutis, dat wil zeggen: de eigenlijke huid. Bij de huid horen ook de hiermee verbonden delen, zoals haren, nagels en verschillende klieren.
Ontwikkeling van de huid in de ongeboren toestand (embryonale periode)
De opperhuid is opgebouwd uit meerlagig epitheel (gemiddeld vijf verschillende lagen), waarvan de celvormen zich van elkaar onderscheiden. De lederhuid en de onderhuid zijn allebei uit bindweefsel (van verschillende soort) opgebouwd. In de ontwikkeling van het embryo (de vrucht tot het einde van de derde maand van de zwangerschap) vormen zich drie zogenoemde kiembladen. Hieruit ontwikkelen zich de verschillende weefsels en organen. De opperhuid komt voort uit het buitenste kiemblad of ectoderm; de lederhuid en de onderhuid uit het middelste kiemblad of mesoderm.

Verwevenheid van de huidlagen
Het epitheelweefsel van de opperhuid strekt zich uit tot in de huidklieren (talg en zweetklieren) en de haarzakjes van de lederhuid. Omgekeerd stulpt de lederhuid zich tot in de opperhuid via de genoemde coriumpapillen. Coriumpapillen zijn vingervormige verhevenheden, waarin zich bloedvaatjes (voor de bloedvoorziening van de opperhuidcellen) en tastlichaampjes als ontvangapparaatjes (receptoren) voor de tastzin bevinden. Bovendien zijn opperhuid en lederhuid verbonden door een vlies, het zogenoemde basale membraan (Membrana basale). Hierdoor zijn de opperhuid en de lederhuid hecht met elkaar verweven, waardoor beide huidlagen niet afzonderlijk ten opzichte van elkaar op te nemen of te verschuiven zijn. De huid als zodanig (dus opperhuid en lederhuid samen) kan wel over de onderhuid verschoven worden. Bij de verslapte, oudere huid zal dit gemakkelijker gaan dan bij een stevige, jonge en veerkrachtige huid. coriumpapillen
basale membraam
Dikte van de huid
De opperhuid kan plaatselijk variëren in dikte door het verschil in het aantal cellagen. Twee lagen zijn echter altijd aanwezig, de kiemlaag en de hoornlaag. De hoornlaag is dik aan de handpalmen en voetzolen en dun op de huid van de oogleden. De lederhuid is ongeveer zeven keer dikker dan de opperhuid. De onderhuid is bij iedereen, zowel plaatselijk als van mens tot mens, verschillend van dikte. Dat komt doordat deze bestaat uit een netvormige structuur, waartussen zich de vetcellen bevinden. De onderhuid wordt daarom ook wel het onderhuids vetweefsel of -vetlaag genoemd. In het algemeen is de onderhuidse vetlaag bij vrouwen dikker dan bij mannen.
De huid (cutis) is opgebouwd uit drie lagen: • de opperhuid (epidermis); • de lederhuid (dermis); • de onderhuid (subcutis).
De epidermis/opperhuid
De epidermis is een verhoornd plaatepitheel dat uit vijf verschillende cellagen bestaat en dankzij de stevigheid en ondoordringbaarheid zeer goede bescherming biedt. De celdeling, die essentieel is voor groei en regeneratie, speelt zich in de twee onderste cellagen af. Van daaruit bewegen de cellen zich naar het huidoppervlak, waarbij onderweg volledige verhoorning (keratinisatie) plaatsvindt. dikte van de huid
huid (cutis)
epidermis
keratinocyten De bovenste hoornlaag wordt in de vorm van huidschilfers voortdurend afgestoten. Onder fysiologische omstandigheden duurt dit huidvernieuwingsproces, van de celdeling tot aan de afstoting van de verhoornde cellen, ongeveer 30 dagen. In de epidermis bevinden zich geen bloedvaten en zij wordt door middel van diffusie van voedingsstoffen uit de bloedvaten van de dermis verzorgd. Als de huid bloedt, bijvoorbeeld bij een schaafwond, betekent dat dat de capillairen van de lederhuid beschadigd zijn.

De epidermis vervult de belangrijkste beschermende taken, waartoe tevens het afweren van ultraviolette straling hoort. Om die reden mag een wond pas als volledig genezen worden beschouwd als een nieuw, belastbaar epitheel is gevormd dat in staat is het lichaam voldoende te beschermen tegen externe invloeden.
Het overheersende celtype in de epidermis zijn keratinocyten. Zij worden zo genoemd, omdat ze het vermogen tot keratinesynthese bezitten. Keratine bestaat uit onoplosbare structuureiwitten met een hoge temperatuur- en pH-bestendigheid, waarop afbraakprocessen door enzymen nauwelijks vat hebben. Globaal worden zij onderverdeeld in harde en zachte keratine: haren en nagels bestaan uit harde keratine, zachte keratine is het voornaamste bestanddeel van de verhoornde cellen in de buitenste epidermislagen.
Dwarsdoorsnede van de epidermis van de vingertop, die duidelijk de vijf verschillende cellagen toont: 1. kiemlaagstratum basale 2. stekelcellen laag stratum spinosum 3. korrellaagstratum granulosum 4. lichtbrekende laagstratum lucidum 5. hoornlaagstratum corneum
• Naast de keratinocyten bevat de epidermis nog andere cellen, die als zogenaamde migratiecellen (in het weefsel verspreide cellen zonder vaste verbinding met andere gelijksoortige cellen) voor specifieke functies van de epidermis verantwoordelijk zijn. De volgende cellen zijn belangrijk: melanocyten produceren de zwartbruine huidkleurstof melanine die zij als melanosomen afgeven aan de keratinocyten. Deze slaan het pigment op, hetgeen zich manifesteert in een duidelijke verkleuring. Dit proces heeft tot doel de keratinocyten tijdens de celdeling te beschermen tegen beschadigingen door UV-licht. Hoe sterker de UV-straling is, hoe meer melanosomen worden gevormd, wat uiteindelijk leidt tot een ‘door de zongebruinde huid’. De hoeveelheid melanine en de verdeling ervan is echter ook bepalend voor de verschillende haar- en huidkleuren; de cellen van Merkel, ook wel tastschijven van Merkel genoemd, zijn grote vlakke zenuwuiteinden. Ze functioneren als zich langzaam aanpassende drukreceptoren, wat betekent dat lange aanrakingen door deze cellen worden waargenomen. Deze cellen komen dan ook veelvuldig in de huid van de voetzolen en de handpalmen voor. Hierover later meer; de cellen van Langerhans zijn essentieel voor de immuunfunctie van de huid. Zij herkennen het vreemde antigeen, nemen het op en verwerken het voordat een wisselwerking met immuuncompetente T-lymfocyten optreedt. migratiecellen
melanocyten
cellen van Merkel
cellen van Langerhans
stratum basale basaalcellenlaag

Stratum basale – basaalcellenlaag (1) De basale laag of kiemlaag vormt de binnenste cellaag van de epidermis. Deze laag bestaat uit cilindervormige keratinocyten die het vermogen tot celdeling (mitose) bezitten en de voortdurende regeneratie van de epidermis waarborgen. De celdeling wordt aangestuurd door talloze substanties, zoals verschillende groeifactoren, hormonen en vitamines. Tussen de basale laag en de dermis ligt het
bloedvatloze basaalmembraan dat beide huidlagen scheidt, maar tevens verantwoordelijk is voor de verankering van de basale cellen en het eiwittransport gedeeltelijk aanstuurt.
Dwarsdoorsnede van de epidermis: aan de bovenzijde is het stratum corneum (bruin) met de lagen van de corneocyten zichtbaar. Dan volgen de lagen met de levende cellen (paars/rood). Beneden links is de dermis te zien die de epidemis voedt.

stratum spinosum, stekelcellenlaag
stratum granulosum, korrellaag
stratum lucidum, lichtbrekende laag
stratum corneum, hoornlaag Stratum spinosum – stekelcellenlaag (2) De stekelcellenlaag omvat tot wel zes lagen cellen van onregelmatige vorm, die keratinepeptiden synthetiseren en nog een geringe mitotische activiteit laten zien. Hun ‘stekelige’ uiterlijk hebben zij te danken aan de celbruggen (desmosomen) die hen onderling verbinden. Tussen de celbruggen wordt vocht opgeslagen.
De lichtbrekende laag biedt bescherming tegen waterige oplossingen. Stratum granulosum – korrellaag (3) De geleidelijke verhoorning begint in de korrellaag. Deze bestaat, afhankelijk van de dikte van de hoornlaag, uit maximaal drie lagen vlakke cellen met grove keratohyaline korreltjes (granula), die onder andere een preproteïne bevatten die vermoedelijk een rol speelt bij de opbouw van keratinevezels in de intercellulaire ruimtes. Dit geeft de huid een doorzichtig aspect.
Stratum lucidum – lichtbrekende laag (4) De lichtbrekende laag bestaat uit kernloze cellen die door een hoge enzymactiviteit worden gekenmerkt. Hier wordt de keratinisatie voortgezet, een proces dat ook de omzetting van keratohyaline granula in eleïdine omvat. Eleïdine is een vet- en eiwitrijke, acidofiele (zuren aantrekkende) substantie met een sterk lichtbrekend vermogen. Zij vormt een homogene, glanzende laag die de epidermis beschermt tegen de invloeden van waterige oplossingen. Eleïdine is een tussenvorm van hoornstof en heeft hygroscopische en hydrofiele eigenschappen.
Stratum corneum – hoornlaag (5) In deze laag is het verhoorningsproces volledig afgesloten: de kera-
tinocyten zijn gevuld met de hoornsubstantie keratine Hoorncel en worden in dit stadium corneocyten genoemd. Ze liggen in een dakpanachtige structuur over elkaar heen en zijn door keratohyaline en door fijne vezels (tonofibrillen) met elkaar verbonden. Deze laag bestaat uit 15 tot 20 cellagen, waarvan de bovenste laag in de vorm van huidschilfers wordt afgestoten. Lipiden De hoornlaag is samen met de afscheidingen van de zweet en talgklieren medeverantwoordelijk voor de opbouw van de huidfilm (hydrolipidefilm), die ook wel zuurmantel wordt genoemd. Deze zorgt onder andere voor een fysiologisch evenwicht bij het aantal micro-organismen dat de huid bevolkt. Als de hoornlaag door verwondingen of door eczeem beschadigd is, kunnen schadelijke stoffen en ziektekiemen ongehinderd de huid binnendringen. De belangrijkste functie van deze huidlaag is bescherming. De hoornlaag beschermt onder andere tegen UV-straling, hitte, koude en elektriciteit. huidfilm zuurmantel
De dermis/lederhuid
Het basale membraan van de epidermis (opperhuid) gaat aan de binnenzijde over in de dermis (lederhuid). De lederhuid wordt gevormd door bindweefsel en bevat veel bloedvaten en zenuwen, maar relatief weinig cellen. Deze huidlaag bestaat hoofdzakelijk uit vezelstructuren (collageen, elastine, reticuline en polysachariden). Deze vezels worden geproduceerd door de fibroblasten, de bindweefselcellen. De trekvastheid van de huid is afhankelijk van het gehalte en de structuur van de collagene vezels. De huidelasticiteit berust op de totale structuur van het bindweefsel. Deze vezelstructuren gaan bij het verouderen langzaam verloren en daarmee verdwijnt de elasticiteit van de huid. Behalve fibroblasten bevat de lederhuid ook bloed en lymfevaten, die ervoor zorgen dat de epidermis van voedingstoffen wordt voorzien en dat de huid een verbinding heeft met regionale lymfeknopen. De dermis bevat ook nog mestcellen, macrofagen en T-lymfocyten die tot het immuunapparaat behoren.
In histologisch opzicht kunnen we de lederhuid verdelen in twee lagen: de buitenste papillenlaag (stratum papillare) en de binnenste dermis, lederhuid
collageen elastine reticuline polysachariden
fibroblasten mestcellen macrofagen T-lymfocyten

stratum papillare, papillenlaag
stratum reticulare, netlaag
huidsplijtlijnen van Langerhans netlaag (stratum reticulare). De lagen onderscheiden zich door de dichtheid en de structuur van de bindweefselvezels, maar zijn niet daadwerkelijk van elkaar gescheiden.
Stratum papillare – Epidermis papillenlaag De papillenlaag is door Barrière uitstulpende kegels van bindweefsel (de papillen) vast verbonden met de Mastcellen epidermis. Rondom de paElastinevezels pillen liggen capillaire Dermis lussen, die de vaatloze epidermis van voedingsstoffen voorzien, zenuwuiteinCollageenvezels den, zintuigreceptoren en initiële lymfvaten. Het bindweefsel zelf bestaat Bloedvaten Fibroblasten uit een geraamte van fibrocyten (fibroblasten in rust), waar elastische collageenvezels doorheen lopen. De ruimte tussen de cellen is gevuld met een gelachtige substantie (extracellulaire matrix), die mobiele bloed- en weefselcellen kan bevatten. In deze laag bevinden zich onder andere ook de lichaampjes van Meißner.
Stratum reticulare – netlaag De brede netlaag bestaat uit stevige bundels van collageenvezels die met elkaar vervlochten zijn en waartussen elastische vezelnetten liggen. Deze structuur maakt de huid elastisch, zodat ze in staat is zich aan te passen aan de bewegingen en het variërende volume van het organisme. De huid is bovendien in staat volgens een dynamisch proces vocht op te nemen en weer af te geven. De collageenvezels wijzen alle kanten op, maar verlopen overwegend schuin naar boven naar de epidermis. De natuurlijke splijtlijnen van de huid, die in de richting van het geringste rekvermogen en verticaal ten opzichte van de huidspanningslijnen verlopen, worden huidsplijtlijnen van Langerhans genoemd. Bij incisies dient zo veel mogelijk rekening te worden gehouden met het verloop van de splijtlijnen. Huidincisies die parallel aan deze huidsplijtlijnen verlopen, veroorzaken geen gapende wonden en laten nagenoeg onzichtbare littekens achter, terwijl incisies die dwars op de huidsplijtlijnen worden aangebracht aanzienlijke littekens kunnen veroorzaken.
tussencelstof
elastische vezel
collagene vezel
bondweefselcel

Cellulaire bestanddelen van de dermis
Het bindweefsel van de huid bestaat voornamelijk uit fibrocyten, die in geactiveerde vorm fibroblasten worden genoemd. Dit celtype zorgt voor een aantal substanties die voor de opbouw van nieuw weefsel nodig zijn: fibroblasten synthetiseren een voorbereide vorm van collageen, elastine en proteoglycanen en scheiden dit af. Zij vormen de bindweefselvezels. fibrocyten fibroblasten
collageen elastine proteoglycanen

Buiten de cellen vormen deze substanties colBlaasje met histamine lageen- en elastine vezels en in een niet vezelachtige vorm de gelachtige basissubstantie van de extracellulaire matrix. Daarnaast bevinden zich in de epidermis mestcellen (produceren weefselhormonen zoals histamine) met granula die onder andere heparine en histamine bevatten, histiocyten (bestrijden Mestcel bacteriën), macrofagen die uit de monocyten van het bloed voortkomen en T-lymfocyten. Deze cellen maken deel uit van de specifieke en onspecifieke afweermechanismen (fagocytose dan wel humorale, door cellen overgebrachte Histamine immuniteit), maar scheiden ook substanties met afgifte een biochemische werking af, die signalerende en regulerende functies vervullen en om die reden essentieel zijn voor de instandhouding van het reparatieproces.
Allergeen (antigeen)
IgE
Mestcellen die na activatie histamine afgeven.
Vezelbestanddelen van de dermis
De bindweefselvezels van de dermis bestaan uit het structuureiwit collageen, een uitermate bestendig biologisch materiaal dat ongeveer 60 tot 80% van het droge gewicht van het weefsel uitmaakt. De naam ‘collageen’ is afgeleid van het feit dat deze eiwitten opzwellen als ze worden gekookt en dan een soort lijm (Grieks: kolla) vormen.
De opbouw van collageenvezels, die wit van kleur zijn, omvat een intracellulair en een extracellulair proces en begint in de fibroblasten. In eerste instantie worden in de cel de karakteristieke aminozuren van collageen, glycine en proline/hydroxyproline en een derde deel dat uit overige aminozuren bestaat met elkaar verbonden tot een drievoudige helix van procollageen en naar de extracellulaire ruimte verplaatst. Daar vinden nog meer enzymatische modificaties plaats die ervoor zorgen dat het nog oplosbare procollageen wordt omgezet in onoplosbare collageenfibrillen die ten slotte de collageenvezels van verschillende dikte vormen.


Elastine
Ongeveer 20% van het droge gewicht van de dermis bestaat uit elastine. Van het elastine in het hele lichaam bevindt zich ongeveer 55% in de dermis. Elastine is geel van kleur en wordt eveneens door de fibroblasten gesynthetiseerd en afgegeven. Elastine vormt een spiraalvormige polypeptideketen, die gekenmerkt wordt door grote elasticiteit. Buiten de cellen vormt deze de basis van een netwerk, een tweedimensionaal bouwsel dat lijkt op een trampolinenet. Deze structuur verleent de huid het reversibele rekvermogen (vijf keer beter rekbaar dan een rubberen elastiek met dezelfde diameter) en voorkomt dat zij te ver wordt uitgerekt of zelfs scheurt. Het zorgt ervoor dat het weefsel weer zijn oorspronkelijke vorm en grootte aanneemt, nadat het uitgerekt, ingedrukt of vervormd is geweest. Zoals collageen de huid haar stevigheid geeft, geeft elastine de huid flexibiliteit. Elastine zorgt ervoor dat de huid mooi om de Elastinevezels


contouren van het gelaat heen past. De elastinevezels zijn van essentieel belang voor de elastische eigenschappen van de huid.
Reticuline
De reticulinevezels vormen een netwerk van zich vertakkende vezels die geen bundelstructuur vormen, zoals de collageenvezels. Reticulinevezels komen overal in het bindweefsel voor. Het omhult epitheel, zenuwweefsel en vaten. Het komt ook voor als steunweefsel in de lymfeknopen en vormt een belangrijk deel van het basale membraan.
Collageenvezel
H2O Watermolecule
Protoglycanen
Hyaluronzuur Keratansulfaat
Chondroïtinesulfaat
Reticuline- en collagenevezels
Niet-vezelachtige basissubstanties van de huid
De ruimtes tussen de vezels van het bindweefsel zijn gevuld met tussenstof. Dit is een gel, opgebouwd uit water en verschillende soorten grote moleculen, zoals hyaluronzuur, chondroïtine-B-sulfaat (disacharide) en proteoglycanen, een verbinding van meervoudige suikers (polysachariden) en eiwitten met een hoog koolhydraatgehalte, die voorheen mucopolysachariden werden genoemd. Proteoglycanen zijn zeer hydrofiel en kunnen een grote hoeveelheid vocht vasthouden, zodat een kleverige tot gelachtige substantie ontstaat. Blijkbaar zijn zij niet slechts structuureiwitten, maar kunnen ze ook de celbeweging en de celhechting, evenals de differentiatie van cellen, beïnvloeden. Daarnaast bevat de basissubstantie een aantal glycoproteïnen met een laag koolhydraatgehalte, zoals trombospondine, laminine-/nidogeen-complex, K-laminine en weefsel fibronectine, die een even grote verscheidenheid aan functies laten zien als proteoglycanen. Fibronectine is bijvoorbeeld een kleefeiwit dat in de dermis vooral tot doel heeft cellen aan collageen te binden en daarmee ook bij de wondgenezing een belangrijke rol speelt. Ongeveer 20% van het water in de lederhuid is gebonden aan het collageen. Ongeveer 80% is beweeglijk ‘zwelwater’. Van de totale hoeveelheid water in het lichaam bevindt zich 20 tot 40% in de dermis. reticuline
hyaluronzuur chondroïtine-Bsulfaat
proteoglycanen
De vorming en de eigenschappen van de tussenstof staan onder invloed van verschillende hormonen en vitaminen. Bekend hierbij zijn: • corticosteroïden (bijnierschorshormonen), deze remmen de celdeling en de synthese (aanmaak) van proteoglycanen. Hierdoor ontstaat, bij langdurig lokaal gebruik van corticosteroïden, atrofie van de huid. Ook het ontstaan van striae en teleangiëctastieën corticosteroïden
geslachtshormonen schildklierhormoon
vitamine A (retinol)
vitamine C (ascorbinezuur
vitamine D vitamine E (alfa-tocoferol)
extracellulaire matrix (ECM)
behoort tot de lokale bijwerkingen. De gezichtshuid is zeer gevoelig voor sterk werkzame corticosteroïden; • geslachtshormonen, onder invloed van oestrogenen kan tijdens de menstruatie vochtretentie in de huid optreden; • schildklierhormoon, een ernstig tekort aan schildklierhormoon (hypothyreoïdie) veroorzaakt een opeenhoping van proteoglycanen in de huid, wat myxoedeem wordt genoemd. In tegenstelling tot echt oedeem is dit niet weg te drukken; • vitamine A (retinol), is essentieel bij de synthese (aanmaak) van proteoglycanen, vooral chondroïtine-B-sulfaat (belangrijk onderdeel van bindweefsels). Een tekort aan vitamine A veroorzaakt een afname van de hoeveelheid tussenstof. Ook vermindert vitamine A de neiging tot verhoorning van de opperhuid; • vitamine C (ascorbinezuur), doet de hoeveelheid tussenstof juist toenemen, maar remt de synthese van collagene vezels. Vitamine C is nodig voor de aanmaak van hydroxyproline (belangrijke bouwsteen van collageen); • vitamine D, belangrijk voor de calciumhuishouding; • vitamine E (alfa-tocoferol), is belangrijk voor de tussenstof, omdat het vitamine A in een actieve toestand houdt. Een tekort aan vitamine E kan ook een tekort aan vitamine A tot gevolg hebben.

Extracellulaire matrix
In het weefsel bestaat gewoonlijk een nauwe verbinding tussen de cellen en de substanties die de cellen afscheiden. Daarvoor vormen de macromoleculen van de extracellulaire substanties complexe driedimensionale netwerken die ‘extracellulaire matrix’ (Extra Cellular Matrix = ECM) worden genoemd. Alle lichaamsweefsels bevatten een dergelijke matrix. De structuur en de samenstelling van die matrix verschilt per weefseltype en is afhankelijk van de soort cel die de matrix produceert en van Protoglycaan complex Collagene vezel de functie van het weefsel. Hoewel Extracellulaire matrix nog lang niet alle functies van de ECM bekend zijn, gaat men er tegenwoordig PlasmaExtracellulaire matrix van uit dat zij niet membraam enkel als vulsub- Microfilamenten van het cytoskelet
stantie tussen afzonderlijke cellen, weefsels en organen dient, maar ook verschillende taken bij het overbrengen van informatie tussen de in de matrix ingebedde cellen vervult.
subcutis/onderhuid
De subcutis/onderhuid
De subcutis is de onderste laag van de huid. Zij bestaat uit losmazig bindweefsel en is niet duidelijk gescheiden van de dermis. Diep van binnen is zij verbonden met de spierfascie of het botvlies. De subcutis bestaat uit grote cellen met grote vacuolen die gevuld zijn met vet. Deze vetcellen zijn binnen een netwerk van bindweefselvezels gerangschikt. In dit netwerk bevinden zich arteriën en venen, zenuwen en het onderste deel van sommige zweetklieren. Ook de lichaampjes van Vater-Pacini bevinden zich in deze huidlaag. Erfelijke factoren, hormonale balans en voeding zijn de bepalende factoren voor de hoeveelheid vetcellen van de subcutis op verschillende delen van het lichaam. Met uitzondering van slechts enkele lichaamsdelen kan overal onderhuids vetweefsel worden gevormd. De subcutis waarborgt ook de beweeglijkheid van de huid en dient als bescherming tegen verwondingen, kou en warmteverlies. Ook fungeert het onderhuids bindweefsel als energievoorraad.
Vetcellen
Cytoplasma Vacuole

Adnexa van de huid adnexa van de Haren huid, haren Haren en nagels maken evenals talg- en zweetklieren deel uit van de huid. Haren zijn buigzame, stevige draadachtige structuren die zijn opgebouwd uit de hoornstof keratine. Ze komen voort uit naar binnen groeiende uitstulpingen van de opperhuid, de haarzakjes. De haar bestaat uit de Bloedvaten Haarschacht Haarwortel Talgklier haarschacht (het deel dat boven de huid uitsteekt) en de haarwortel (het deel dat zich in het haarzakje bevindt). Aan weerszijden van het haarzakje bevinden zich de trosvormige talgklieren. De haargroei verloopt in een endogene cyclus die voor elke afzonderlijke haarwortel specifiek is. Er is dus geen sprake van synchrone haargroei. Haarwortels zijn niet regenereerbaar en
nagels
huidklieren
buisvormig (tubuleuze) zakvormig (alveollaire)
zweetklieren daarom zal littekenweefsel altijd onbehaard blijven. Van haarwortelresten, dat wil zeggen overgebleven epitheel van een beschadigde haarschacht, kan echter wel een re-epithelisatie uitgaan. De functie van de haren is overwegend psychisch, maar ze bieden ook bescherming tegen kou en mechanische invloeden van buitenaf.
Nagels Vinger- en teennagels zijn transparante hoornplaten die vanuit de nagelwortel naar de rand toe groeien. Nagels groeien ongeveer drie millimeter per maand, waarbij de groei nauw samenhangt met allerlei orgaanfuncties. De toestand van de nagels kan daarom belangrijke diagnostische aanwijzingen geven. Nagels beschermen de vingertoppen en versterken de tastzin.
Huidklieren De huidklieren (Glandulae cutis) worden onderscheiden in talg- en zweetklieren. We onderscheiden de huidklieren ook naar hun vorm in buisvormig (tubuleuze) en zakvormig (alveolaire). De buisvormige huidklieren zijn de zweetklieren en de oorsmeerklieren, de zakvormige huidklieren zijn de talgklieren en de melkklieren.

De zweetklieren (Glandulae sudoriferae) zijn buisvormige instulpingen van de opperhuid, waarbij het klierlichaam diep in de cutis is gelegen. Ze liggen in het grensgebied met de subcutis en we vinden ze over bijna het gehele lichaam. Bijzonder talrijk zijn zij op de handpalm en de voetzool. Door het uitscheiden (excretie) van zweet wordt de lichaamstemperatuur geregeld en worden schadelijke afvalstoffen (stofwisselingsproducten) uit het lichaam verwijderd. Zweetklieren vormen (met onder andere de talgklieren) mede de zuurmantel van de huid (pH 5.8) als afweer tegen bacteriën. Ook bepalen zij mede de vochtgraad van zde huid.
Gemiddeld hebben mensen twee tot vijf miljoen zweetklieren in hun huid, verspreid over het hele lichaam. Deze klieren worden verzorgd door sympathische zenuwvezels die de aanmaak van zweet en de hoeveelheid ervan regelen.
Eccriene zweetklieren
Er zijn twee soorten zweetklieren, de eccriene en de apocriene klieren. Eccriene klieren komen vaker voor en zitten op de handpalmen, voetzolen, hoofdhuid en in de oksels. Deze klieren maken zweet aan bij warm weer en bij stressvolle emotionele belevenissen. Eccriene zweetklieren zijn lange, gedraaide, holle buisjes die van de bovenste huidlaag (opperhuid) naar de dieper gelegen huidlaag (lederhuid) lopen. Deze klier heeft een onregelmatig gedraaid basissegment, een recht segment dat van het spiraalvormig deel naar de bovenste huidlaag (opperhuid) loopt en een eindsegment dat door de opperhuid wordt omgeven en dat uitmondt in het huidoppervlak. Het zweet in een eccriene klier wordt in het gedraaide basissegment gemaakt en is waterig of slijmachtig en dik. De gehele klier is ruimschoots voorzien van bloedvaten. We noemen de eccriene zweetklieren ook wel de kleine zweetklieren. Bij afscheiding van hun product blijft de gehele kliercel intact. Daardoor is het zweet van de kleine zweetklieren reukloos. Eccriene zweetklieren zijn niet gebonden aan haren. eccriene klieren
kleine zweetklieren
Samenstelling van het eccriene zweet
Zweet bestaat grotendeels uit water, waarin allerlei stoffen zijn opgelost. Dit zijn onder andere: • keukenzout (natriumchloride); • zuren (waaronder melkzuur als afvalstof van de koolhydraatstofwisseling en stikstofhoudende afbraakproducten van de eiwitstofwisseling); • ammoniak (sterk geurbepalend); • ureum.
apocriene klieren grote zweetklieren Als het zweet na de uitscheiding door de eccriene klieren op de huid komt, reageert het zuur door oxidatie. De specifieke onaangename zweetgeur treedt vooral op als het zweet een alkalische reactie heeft. De oorzaken hiervan kunnen een verminderde invloed van zuurstof (bijvoorbeeld bij de okselhuid) zijn, maar ook de invloed van micro-organismen op het huidoppervlak, die chemische omzettingen teweeg brengen. Denk hierbij aan sterk transpirerende voeten en oksels. Als het zweet niet zuur reageert, is er een grotere kans op infectie bij verwonding.
Apocriene zweetklieren
De apocriene zweetklieren, ook wel grote zweetklieren genoemd, worden actief tijdens de puberteit en veroorzaken de typische persoonlijke geur. Het zweet van de oksels en rond de geslachtsklieren bevat geurstoffen, die in relatie staan tot de seksuele aantrekkings-
Natural Moisturizing Factor (NMF)
De Natural Moisturizing Factor, afgekort NMF, is een mix van wateroplosbare stoffen (waaronder aminozuren, ureum, sodium PCA, hyaluronzuur, glycerine, melkzuur en koolhydraten) in de hoornlaag van de huid (stratum corneum) en tussen de huidcellen. De componenten voor de vochtgraad van de huid zijn: • de hoornsubstantie van de hoorncellen; • de lipoïden in en op het huidoppervlak, waaronder ook het zweet; • de in water oplosbare hygroscopische, hydrofiele en emulgerende stoffen, die zich ten gevolge van het verhoorningsproces op het huidoppervlak voordoen. De NMF zorgt ervoor dat de huid gehydrateerd blijft. Niet alleen bevat de NMF zélf water, ook trekken de stoffen in de NMF water aan, waardoor de huid gehydrateerd blijft. Ze zorgen er als het ware voor dat vocht in de huid wordt vastgehouden. Natuurlijke vetstoffen Andersom is echter ook het geval: de huid kan uitdrogen wanneer deze in contact komt met water. Vandaar dat een hete douche of warm bad een trekkerig gevoel van de huid kan veroorzaken! Maar ook de buitenlucht kan al vocht onttrekken. Om dit te voorkomen, bevat de huid ook lipiden (vetstoffen), die als het ware een beschermlaagje over de huid leggen, dat verdamping van vocht uit de huid voorkomt. De hoorncellen in het stratum corneum (waarin de NMF zich bevindt) worden omringd door natuurlijke vetstoffen (lipiden). De lipide laag is opgebouwd uit stoffen als ceramides, essentiële vetzuren en cholesterol. Deze stoffen voorkomen dat er te veel vocht uit de huid verdampt en beschermen de huid tegen schadelijke indringers, zoals bacteriën. De hoeveelheid lipiden die de huid bevat, is deels bepaald (zoals leeftijd en genen) en deels afhankelijk van factoren die iemand zelf kan beïnvloeden (door bijvoorbeeld voeding of verzorging).
kracht, feromonen genoemd. Ze zijn bij de vrouw meer ontwikkeld dan bij de man. Deze klieren scheiden zweet af onder invloed van hormonale factoren in het lichaam. Bij de apocriene zweetklieren ligt het gedeelte dat stoffen afscheidt in de diepere huidlagen (lederhuid), maar het kan tot diep in de onderhuidse vetlagen doorlopen. De kanalen van de apocriene zweetklieren liggen dichtbij en parallel aan een haarzakje. Ze monden gewoonlijk uit in dit haarzakje, boven de uitgang van het talgklierkanaal. Sommige kanaaltjes komen rechtstreeks aan het huidoppervlak uit. De klieren worden omgeven door los bindweefsel dat rijk is aan bloedvaatjes. Apocriene zweetklieren komen plaatselijk voor, op de rand van de oogleden, oksel, de geslachtsorganen en rond de tepels. Ze zijn minder van belang voor warmteregulatie. Zweet wordt in apocriene zweetklieren op dezelfde manier aangemaakt als in eccriene klieren. Het zweet uit de apocriene zweetklieren bevat ook eiwitten en vetzuren, die het dikker maken en het een melkachtige of
NORMALE HUID
Het water verdampt weinig De allergenen worden tegengehouden
VOCHTARME HUID
Het water verdampt De allergenen dringen door
Het water verdampt weinig De allergenen kunnen niet doordringen De huid speelt haar beschermende rol niet: ze laat te veel water verdampen, ze is droog. Ze laat gemakkelijker de allergenen door die een ontstekingsreactie kunnen teweeg brengen.

Vet- of vochttekort De combinatie van de NMF en lipiden wordt ook wel de huidbarrière genoemd. Een goed functionerende huidbarrière is noodzakelijk voor een gezonde huid. Een droge huid heeft van nature een tekort aan natuurlijke vetstoffen (lipiden) en heeft daarom behoefte aan emolliënten (voedende ingrediënten).
Een vochtarme huid heeft een tekort aan vocht (verstoorde NMF) en heeft behoefte aan humectanten (waterbindende stoffen). De functie van deze natuurlijke beschermlaag van de huid gaat overigens verder dan alleen maar hydrateren en soepel houden. Wanneer de huid stelselmatig een tekort heeft aan vocht en lipides (vetstoffen), dan voelt dat niet alleen onprettig aan, maar is de huid ook kwetsbaarder voor bijvoorbeeld infecties. Blootstelling aan UV-stralen, ziekte en ouderdom kunnen er onder andere voor zorgen dat de hoeveelheid NMF afneemt.
mederegulateur van de lichaamswarmte
uitscheiding afvalstoffen
medebepalende factor voor de zuurgraad
medebepalende factor voor de vochtgraad gelige kleur geven. Dat komt doordat bij afscheiding van het product een deel van de kliercel mee gaat. Het zweet van de grote zweetklieren geeft geur af en eiwitten. Deze laatsten kunnen bederven, waardoor ze onaangenaam gaan ruiken.
Andere apocriene klieren
We kennen nog andere apocriene klieren. Dat zijn: • melkklieren, gelegen in het onderhuids bindweefsel van de borsten, deze klieren geven bij de vrouw melk af na de geboorte van haar baby; • oorsmeerklieren, deze produceren oorsmeer dat een beschermende functie heeft; beide klieren worden hier verder buiten beschouwing gelaten.
Functies van zweet
Aan het zweet kunnen de volgende functies worden toegeschreven: • mederegulateur van de lichaamswarmte. Bij verhoging van de lichaamswarmte vindt er meer zweetuitscheiding plaats. Het zweet verdampt op het (warme) huidoppervlak, waardoor warmteonttrekking plaats heeft; • uitscheiding van een (gering) percentage afvalstoffen van de celstofwisseling, zoals keukenzout (waardoor de nierfuncties worden verlicht), melkzuur en stikstofhoudende afbraakproducten van de eiwitstofwisseling; • medebepalende factor voor de zuurgraad van de huid als afweer tegen pathogene microben (bacteriën en schimmels); • medebepalende factor voor de vochtgraad van de huid; zweet vormt met talg een emulsie, de zuurmantel, als een van de componenten voor de NMF (de vochtigheidsgraad van de hoornlaag).

De zweetuitscheiding is te onderscheiden in: • de onzichtbare zweetuitscheiding = perspiratie (perspiratio insensibilis). Hiervan wordt per etmaal een halve tot één liter uitgescheiden; • de zichtbare zweetuitscheiding = transpiratie (Perspiratio sensibilis). In dit geval is de hoeveelheid uitgescheiden zweet groter dan de verdampingsmogelijkheid. De transpiratie kenmerkt zich door zichtbare zweetdruppeltjes ingeval van grote warmte. De mate waarin het zweet wordt uitgescheiden, is individueel verschillend en zowel van interne als externe invloeden afhankelijk. Als interne invloeden kunnen hormonale en neurovegetatieve invloeden genoemd worden. Ook psychische invloeden kunnen de zweetexcretie stimuleren. Uitdrukkingen zoals: ‘het zweet brak hem uit’, ‘het klamme zweet stond hem in de handen’ en ‘hij zweette van angst’ zijn hier voorbeelden van. perspiratie
transpiratie
Zuurmantel en zuurgraad van het huidoppervlak
Alles wat water bevat, dus ook de huid, heeft een bepaalde zuurgraad. Die zure eigenschappen van de huid hebben een belangrijke beschermende werking; ze vormen de zuurmantel. De zuurmantel speelt een belangrijke rol in het vermijden van bacteriële infecties, ze remt de groei van schadelijke micro-organismen en stimuleren de groei van goede.
De zuurmantel wordt gevormd door de talgsubstantie, de zweetsubstantie en enige stoffen die door het verhoorningsproces op het huidoppervlak komen. Deze stoffen hebben een hygroscopische en een hydrofiele eigenschap. Voor de zuurgraad van de zuurmantel is de invloed van de zuurstof in de omringende lucht een medebepalende factor. zuurgraad
zuurmantel
hygroscopisch hydrofiele eigenschap
Daarnaast zijn de talgafscheiding, de zweetuitscheiding en de huidflora van invloed op de zuurgraad. In de omgeving van de eccriene zweetklieren is de pH-waarde van de huid gemiddeld ongeveer 5.5 terwijl deze in de omgeving van de apocriene zweetklieren van neutraal tot licht alkalisch van reactie is. De biologische zuurmantel is in water oplosbaar. Met elke waterwassing wordt deze dus verwijderd. Daarna
pH 0 - 14 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1 1 12 13 14

Vochtverlies wordt gereguleerd herstelt de zuurmantel zich weer, afhankelijk van huidtype, individuele verschillen en de zuurgraad van het waswater. Intussen neemt de hoornlaag de beschermende invloed over. Bij een niet intacte zuurmantel ontstaat ook weerstandsverlies tegenover ziekteverwekkende microben. Uit meerdere onderzoeken wordt langzamerhand duidelijk dat het dagelijks douchen met water en zeep de normale pH-graad van de huid verstoort en dat de zuurgraad wordt verhoogd. Het normale leidingwater in Europa heeft een pH-waarde van boven de 7.0, in Nederland zelfs boven de 8.0. Daardoor duurt het uren voordat de huid de normale pH-waarde terug krijgt.


Gezonde huidbarrière Micro-organismen, chemicaliën en allergenen worden weggehouden
Corneocyten (huidcellen)
Matrix rijk aan lipiden Vochtverlies is toegenomen
Beschadigde huidbarrière
Micro-organismen, chemicaliën en allergenen treden de huid binnen.

Een studie waarbij vrijwilligers werden gevraagd om één dag niet te douchen, liet zien dat het meer dan 24 uur duurt voordat de pHgraad van 7.4 of hoger naar de 5.0 terugkeert. Langer dan 24 uur niet douchen, liet zien dat bij de meeste mensen de pH-waarde zelfs onder de 5.0 daalt. Ook werd duidelijk dat de gemiddelde pH-neutrale waarde bij mensen 4.7 is. Dat is veel lager dan eerst werd aangenomen, omdat pas na een paar dagen niet douchen de huid weer een normale zuurgraad heeft van ongeveer 4.7. De term pH-neutraal in verband met cosmetische producten mag sinds kort ook worden toegepast voor producten met een pH-graad tussen de 4.1 en 5.8. Hiermee is het misverstand dat de normale pH van de huid een hogere waarde heeft dan 5.0 uit de weg geruimd.
Door verschillen in de componenten (meer of minder talg afscheiding, meer of minder zweetafscheiding, meer of minder invloed van zuurstof) kan de zuurgraad zowel plaatselijk als tijdelijk aan schommelingen onderhevig zijn. Ook door interne invloeden zoals voeding, menstruatiecyclus, nervositeit (met verhoogde zweetuitscheiding) kunnen hierop van invloed zijn.
De hydrolipide film op het huidoppervlak
Deze emulsie wordt gevormd door de talgsubstanties (de vetbestanddelen) en door de zweetsubstanties (de vochtbestanddelen). Afhankelijk van het huidtype (vette, droge en/of vochtarme huid) kan deze emulsie zich voordoen als een w/o emulsie of een meer of minder vocht bevattende o/w emulsie. Het spreekt voor zich dat de hydrolipide film cosmetisch gezien van groot belang voor het aanzien van de huid. Ook vormt de hydrolipide film een beschermend laagje op de huid tegen bijvoorbeeld klimatologische- en andere invloeden van buitenaf. hydrolipide film
De natuurlijke huidflora
De huid heeft een eigen flora die voornamelijk uit bacteriën bestaat. Deze flora verschilt van mens tot mens, zowel wat de aard betreft als het verschil van lichaamsdeel tot lichaamsdeel. Veel bacteria die in en op het menselijk lichaam voorkomen zijn weefselspecifiek. Dat betekent dat bepaalde bacteria in grotere hoeveelheden op de huid voorkomen, andere weer meer in de darmen en weer andere bacteria in de mondflora. Vóór de geboorte heeft het ongeboren kind een steriel huidoppervlak, maar vanaf het moment van de geboorte wordt de huid van de zuigeling microbieel ‘besmet’, vooral met stafylokokken. Al na korte tijd wordt de typische huidkiemflora ontwikkeld. natuurlijke huidflora

De kwalitatieve samenstelling van de huidflora wordt door verschillende factoren bepaald. De eerste factor is de samenstelling van de hydrolipide film op de huid. Ook deze verschilt van mens tot mens en de plaats op het lichaam. Bacteriele groei kan hierdoor bevorderd of afgeremd worden. Op hun beurt veranderen de microorganismen de samenstelling van de hydrolipide film, zodat een specifieke lichaamsgeur ontstaat. De hydrolipide film oefent ook een selectief remmende werking uit op bepaalde pathogene micro-organismen. Daar komt bij dat bacteriën die tot de normale huidflora behoren, bijvoorbeeld uit de familie micrococcaea, bacteriocines (antimicrobiële polypeptiden) afgeven die toxisch (giftig) zijn voor andere kiemen. Ten slotte wordt

Staphylococcus epidermidis
corynebacteria
Staphylococcus aureus
Streptococcus pyogenes het voorkomen en de groei van bacteriën mede bepaald door de vochtigheidsgraad van de huid. In het ecologisch evenwicht op de huid is normaal geen plaats voor andere kiemen, zodat de groei van pathogenen bacteriën belemmerd wordt. Bij een verstoring van dit evenwicht kunnen pathogene organismen gemakkelijker koloniseren. De hoeveelheid microben bij een gezonde menselijke huid hangt af van de individuele eigenschappen van de huid en van de hygiënische huidverzorging. Ook de uitscheidingsproducten van de huid spelen een rol bij de hoeveelheid microben die zich op het huidoppervlak bevinden. De microben kunnen hier in een symbiose (het samenleven van organismen tot wederzijds nut) leven of in een zogenoemde antibiose (het samenleven van organismen waarvan de ene soort schadelijk is voor de andere soort).
Bacteriën op de huid
De normale huidflora van mensen bevat meer dan tweehonderd verschillende organismen. Staphylococcus epidermidis en corynebacteria zijn bacteria die bij de meeste mensen veel op de huid voorkomen. In mindere mate Staphylococcus aureus en Streptococcus pyogenes, die ziekten kunnen veroorzaken. Het in grote hoeveelheden voorkomen van bacteria in of op het weefsel noemen we koloniseren.
Pneumokokken Streptokokken Pseudomonas Salmonella typhi
Kokken
Mycobacterium tuberculosis Clostridium tetani
Staa es
De basisvormen van bacteriën
Treponema
Leptospira
Spirocheten
Staphylococcus aureus (l) en de Staphylococcus epidermidis (r)
Drie componenten spelen bij het koloniseren een rol. Ten eerste ‘weefsel tropisme’. Dit is het vermogen van een bepaalde bacterie om in bepaalde omstandigheden beter te groeien dan andere en dit wordt weer bepaald door de zuurgraad, de temperatuur en het in meer of mindere mate voorkomen van zuurstof in de omgeving. Ten tweede de mate waarin een bacterie zich kan hechten op de huid (adherentie). Ten derde het kunnen maken van een biofilm. Een biofilm is een mengsel van bacteria en polysacharides die ervoor zorgen dat bepaalde bacteriën makkelijker op een bepaalde plek kunnen blijven zitten. Een voorbeeld hiervan is tandplak. De normale huidflora geeft een bescherming tegen het koloniseren van de huid met ziekmakende bacteriën, dit wordt ook wel ‘kolonisatie resistentie’ genoemd. Deze kolonisatie resistentie kan verstoord raken door onderliggende huidaandoeningen (eczeem, psoriasis, varices) en irriterende stoffen (irritantia) die de huidbarrière kunnen verstoren, zoals water, zeep en zuren van fruit en groente.
Op een vierkante centimeter huid zitten gemiddeld 100.000 onzichtbare bacteriën. Sommige bacteriën hiervan zijn moeilijk te herkennen, want er zijn soms erg kleine verschillen tussen verschillende soorten bacteriën. Andere bacteriën zijn vrij eenvoudig te herkennen volgens de volgende vijf basisvormen van de bacteriën.
Bij de microben op het huidoppervlak moeten we onderscheid maken tussen huideigen microben en microben die zich van buitenaf tijdelijk op het huidoppervlak bevinden. Hierdoor kunnen zich, afhankelijk van de eigen constitutie en afhankelijk van de invloed vanuit het leefmilieu, individuele verschillen voordoen. Niet alleen van de ene mens tot de ander, maar ook per huidregio. Bacteriën zijn in te delen in de residente- en de transiënte flora op de huid.
residente flora permanente flora
Residente huidflora
De residente, of blijvende, huidflora bestaat uit microorganismen die de huid koloniseren en zich daar vermenigvuldigen. De residente flora wordt ook wel de permanente flora genoemd. Ze kunnen niet volledig van de huid worden verwijderd. De residente flora ontwikkelt zich in de microscopische huidplooien en in de lumina van de talgklieren en de haarfollikels. Van daaruit groeit zij naar de oppervlakte toe en vermengt zich met de transiënte, of tijdelijk oppervlakkige, huidflora. Na het wassen van de handen met water en zeep blijft de residente flora grotendeels aanwezig. Alleen met behulp van een desinfecterend middel kan het aantal residente micro-organismen worden teruggebracht. De meeste huidbacteriën leven in de haarfollikels en zweetklieren, want hier is het altijd vochtig.
Staphilococcus epidermis
Coryne bacteriën
Propionibacteriën
Propioni bacterium acnes Voorbeelden van bacteriën in de residente flora zijn: • verschillende soorten van de Staphylococcus; voorbeelden hiervan zijn de Staphylococcus aureus en de Staphylococcus epidermidis. Het zijn allebei kokken, het verschil tussen de twee bacterien is dat de S. aureus een geel pigment bezit en dat bezit de S. epidermisdis niet. Een ander verschil is dat de diameter van de S. epidermidis groter is dan de S. aureus. Stafylokokken worden gezien als de hoofdoorzaak van steenpuisten, furunkels en folliculitis, de ontsteking van het haarzakje. Acne wordt ook beschouwd als een vorm van folliculitis; • sommige soorten aërobe en anaërobe Coryne bacteriën; tot dit geslacht bacteriën horen vele bodembacteriën, maar ook enkele bacteriën die leven op de huid van mens en dier. Een voorbeeld hiervan is de voor de mens gevaarlijke Coryne diphtheriae. Deze bacterie veroorzaakt difterie. Ook wordt deze bacterie soms gebruikt bij het brouwen van bier; • verschillende soorten Propionibacteriën; dit geslacht bacteriën zijn te beschrijven als korte staafjes met ronde uiteinden. Deze bacteriën zetten suikers om tot onder andere propionzuur. Een voorbeeld van deze bacteriën is Propioni bacterium acnes, deze veroorzaakt mede acne.
De Propionibacterie is een bacterie die bij iedereen al vanaf de geboorte op en diep in de huid zit. De bacterie leeft van vetzuren die voorkomen in talg. Hoe meer vet de talgklier dus produceert, hoe
gelukkiger deze bacterie is. Hij is in staat enzymen te produceren die huidweefsel kunnen afbreken en beschadigt daardoor de cellen van de talgklieren. De bacterie is in staat de wand van de talgklier kapot te maken, waardoor er een toegangsmogelijkheid voor andere bacteriën ontstaat, zoals de Staphylococcus. Deze bacterie is verantwoordelijk voor ontstekingen en infecties in de huid en wordt daarom in verband gebracht met acne.
Transiënte huidflora
De residente huidflora groeit vanuit de lumina van de talgklieren naar het huidoppervlak. Daar bepaalt zij mede de transiënte, of tijdelijk oppervlakkige, huidflora, samen met de bacteriën die uit de omgeving zijn opgenomen. De transiënte huidflora bestaat uit veel soorten micro-organismen die door toeval, bijvoorbeeld door handcontact, contact met besmette voorwerpen of met feces, op de huid zijn terechtgekomen. De micro-organismen van de transiënte huidflora vermenigvuldigen zich niet. Er zijn natuurlijk veel verschillende soorten micro-organismen tot de transiënte huidflora behoren. Deze micro-organismen kunnen mechanisch verwijderd en afgespoeld worden door de handen te wassen met water en zeep. De zeep helpt om het vuil te verwijderen, maar werkt niet kiemdodend. Ontsmetting van de handen is alleen maar nodig als ze besmet werden. Het beste kun je hiervoor een alcoholhoudende handgel gebruiken. Deze moet minimaal 15 seconden worden toegepast; dan is 99,99% van de transiënte huidflora gedood. De residente huidflora hoeft niet noodzakelijkerwijs beïnvloed te worden. residente huidflora
transiënte huidflora

De transiënte flora zijn de bacteriën die zich niet permanent op de huid bevinden. Je treft dus steeds weer andere bacteriën aan in de transiënte flora. Ze bevinden zich op de oppervlakkige epitheellagen.
Escheria coli bacterie
Pityrosporum ovale
huideigen microben Een voorbeeld van bacteriën in de transiënte flora is de Escheria coli bacterie; deze bacterie is een staafje; de bacterie is langwerpig van vorm. De bacterie is groot, plat en wat ruw. Verder is de bacterie dof, en kleurloos. De E.colibacterie is meestal een onschuldige darmbewoner bij de mens. In de darmen beschermt hij onder andere tegen de uitgroei van andere, schadelijke bacteriën. Bij onvoldoende handhygiëne na bijvoorbeeld een toiletbezoek, kan de E.coli op de huid terecht komen. Sommige E.colitypen kunnen een voedselinfectie veroorzaken. E.coli groeit optimaal bij 37 oC.
Escherichia coli
Pityrosporum ovale (Malassezia furfur) Pityrosporum ovale is een gist die wordt aangetroffen op de normale huid, maar vooral (in grotere hoeveelheden) bij seborroisch eczeem, hoofdroos en in de haarzakjes bij Pityrosporum folliculitis. Pityrosporum wordt verantwoordelijk gehouden voor deze huidafwijkingen. De gist is voor zijn groei afhankelijk van lipiden en kan dus goed leven op de vettige huid. Wanneer er sprake is van een sterk toegenomen groei van het aantal gisten in de haarzakjes kunnen de zogenoemd ‘gistpuistjes’ ontstaan.
Pityrosporum oval
Huideigen microben Voor de huideigen microben is een pH-waarde van 5.2 de meest gunstige levensvoorwaarde om zich te vermenigvuldigen. Ze produceren het vetsplitsende enzym lipase. Bij een verhoogde lipase-activiteit worden uit de vetverbindingen van de huid meer vrije vetzuren afgesplitst, waardoor zich seborrhoe en acne kunnen ontwikkelen. Tot de huideigen microben rekenen we de Stafylococcus epidermis (vroeger Stafylococcus alba genoemd) en in de talgafscheiding anaërobe (zonder zuurstof levende) bacteriën (Propiones acnes).
Staphylococcus epidermis
Tot de belangrijkste factoren tot behoud van een normale huidflora behoren: • de zure reactie van het huidoppervlak, die afkomstig is van de vetzuren van de talg en die door bacteriën uit de huidvetten zijn afgesplitst; • de zuurmantel, die voor de meeste microben van buitenaf een ongunstig milieu biedt; • de samenstelling van de talg (bepaalde vetzuren daarin hebben een antibacteriële werking); • het door de huid afgescheiden ferment, lysozym, dat antibacterieel werkzaam is, (komt ook in het traanvocht voor). (Dit ferment kan ook door bepaalde bacteriën worden gevormd); • de bacterieremmende (bacteriostatische) werking van de normale fysiologische huidflora ten opzichte van pathogene microben. normale huidflora

Allerlei factoren kunnen de huidflora beïnvloeden. Dat kunnen zowel inwendige als uitwendige zijn. Inwendige factoren: • veranderingen van de zuurmantel van de huid door wijzigingen in de samenstelling van het zweet; • veranderingen in de lysozymuitscheiding.
Uitwendige factoren: • vochtigheid en temperatuur; • verandering van de zuurmantel door een alkalisering van het huidoppervlak (alkalische zepen); • desinfectie van het huidoppervlak; • desodorisering met antibacteriële stoffen; • antibioticabehandelingen, lokaal of algemeen.
Het huidoppervlak is een biotoop (een bepaald karakteristiek leefmilieu) waarin veel verschillende organismen een uitgebalanceerde levensgemeenschap vormen. De biotoop op de huid is optimaal bij een pH van tussen 4.7 en 5.2. Door zelfregulatie zal de gezonde huid steeds proberen een optimale evenwichtstoestand te handhaven, ondanks invloeden van buitenaf of fysiologische invloeden van binnenuit. biotoop