19 minute read

2.1 Ontsteking, besmetting en infectie

Algemene pathologie 2

2.1 Ontsteking, besmetting en infectie

Advertisement

De algemene pathologie, of algemene ziekteleer, houdt zich bezig met de algemene kennis van oorzaken en uitingen van ziekten. Gezondheid is gedefinieerd als een toestand van lichamelijk, geestelijk en sociaal welzijn. Ziekte wordt gezien als een verstoring van de toestand die we gezondheid noemen. Het is een proces in het lichaam, waarbij ten gevolge van in- of uitwendige invloeden een verandering in cellen of weefsels plaatsvindt, waardoor functies in het lichaam verstoord raken en er een reactie tot herstel wordt oproepen. algemene pathologie

Oorzaken van ziekten

Voor verstoring van de gezondheid is altijd een oorzaak aan te wijzen. Soms ligt die oorzaak in het lichaam zelf. We noemen dat een inwendige of endogene oorzaak. Vaak ontstaat een ziekte door een invloed van buitenaf. Dat noemen we uitwendige of exogene oorzaken. Soms is er sprake van zowel een endogene als een exogene oorzaak. Dat is bij een allergie het geval. Je hebt bijvoorbeeld een aanleg voor een allergische aandoening (endogeen), maar de allergie ontwikkelt zich pas als in de omgeving allergenen aanwezig zijn (exogeen). Ook als een ziekte een duidelijk exogene oorzaak heeft, zullen inwendige factoren het beloop van een ziekte verder bepalen. Het uiteenlopende reactiepatroon waarmee verschillende mensen op een zelfde allergie

inwendige oorzaken van ziekten

uitwendige oorzaken exogenen ziekteprikkel reageren, wijst op de grote invloed die endogene factoren hebben bij het ontstaan van ziekte.

Endogene oorzaken Enkele voorbeelden van inwendige oorzaken van ziekten zijn: • erfelijke of aangeboren oorzaken (taaislijmziekte, ziekte van

Down, aangeboren hartgebrek); • degeneratieve oorzaken (dementie, artrose); • hormonale oorzaken (tekort of overmaat aan productie van schildklierhormoon); • stofwisselingsoorzaken (aangeboren vetzucht).

Exogene oorzaken Voorbeelden van uitwendige oorzaken zijn: • microbiologische oorzaken (infectieziekten); • fysische oorzaken: - mechanische oorzaken (botbreuken en snij-, druk- of schaafwonden); - thermische oorzaken (brandwonden, of onderkoelingsverschijnselen); - stralingsoorzaken (zonnebrand door UV-licht); - elektrische oorzaken (brandwonden); • chemische oorzaken (allerlei soorten gif, roken, alcohol, of de etsende werking van sterke zuren en basen).

Ook voedsel, of het gebrek daaraan kan ziekte veroorzaken: • door voeding met giftige bestanddelen, zoals bedorven voedsel; • door de hoeveelheid voeding: - te veel veroorzaakt adipositas; - te weinig veroorzaakt ondervoeding; • door een tekort aan de juiste voedingstoffen; • door een teveel aan voedingstoffen.

Ontsteking

Reacties van het lichaam op beschadiging Een ontsteking is een plaatselijke reactie van weefsels op een voor het lichaam schadelijke prikkel. Een ontsteking begint altijd met een weefselbeschadiging (die op zichzelf voor het lichaam ook een schadelijke prikkel is). Weefselbeschadiging kan op verschillende manieren ontstaan. De belangrijkste oorzaken van weefselbeschadiging zijn: • mechanisch (snij-, schaafwonden, botbreuken); • chemisch (etsende stoffen); • fysisch (verbranding, straling, elektrische beschadiging); • immunologisch (allergie, auto-immuunziekte); • pathogene micro organismen, ziektekiemen. ontsteking

weefselbeschadiging

Normaal beloop van een ontsteking Een ontsteking kenmerkt zich door een aantal specifieke verschijnselen. Door beschadiging van het weefsel en de reactie daarop van het lichaam verwijden zich de haarvaten. Dit is meteen de eerste stap in het genezingsproces van de weefselbeschadiging. Door verwijding van de haarvaten, vasodilatatie, ontstaat roodheid. Als gevolg van de sterkere doorbloeding ontstaat ook warmte. Dat komt gedeeltelijk doordat het bloed uit dieper gelegen gebieden in het lichaam komt, waar de temperatuur hoger is. Ook ontstaat warmte door een versterkte celactiviteit ter plaatse van de ontsteking. In het ontstekingsgebied treden vocht en cellen buiten de bloedbaan. Hierdoor ontstaat zwelling. Bij een ontstekingsproces treedt meestal ook pijn op door de druk van de zwelling op de zenuwuiteinden en door prostaglandines, die door het ontstekingsproces vrij komen. Prostaglandines zijn hormoonachtige stoffen die in allerlei weefsels en vasodilatatie

prostaglandines

snel verlopende (acute)

traag verlopende (chronische) ontstekingen acute ontsteking lichaamsvloeistoffen voorkomen. Verschillende soorten prostaglandines oefenen in heel kleine hoeveelheden uiteenlopende functies in het lichaam uit. De meeste zijn nog niet helemaal duidelijk. Het aangetaste weefsel is nu niet goed meer te gebruiken, denk bijvoorbeeld aan een ontstoken vinger (functio laesa). Zo ontstaan vijf algemene symptomen van een ontsteking. In de medische wereld worden de verschijnselen bij een ontsteking met onderstaande Latijnse termen aangegeven: • rubor - roodheid • calor - warmte • tumor - zwelling • dolor - pijn • functio laesa - gestoorde functie

Behalve de lokale verschijnselen kunnen er bij een ontsteking ook allerlei algemene verschijnselen optreden, zoals koorts, lusteloosheid, algehele malaise en verlies van eetlust. We kunnen ontstekingen naar hun beloop verdelen in snel verlopende (acute) en traag verlopende (chronische) ontstekingen. Een acute ontsteking is een ontsteking die vrij plotseling ontstaat en waarbij zich hevige verschijnselen openbaren. Nadat het beschadigde of dode weefsel is opgeruimd, begint het genezingsproces door de vorming van nieuw weefsel. Een acute ontsteking duurt meestal enkele dagen tot maximaal enkele weken. De genezing verloopt over

het algemeen voorspoedig en de genezing is, afgezien van een groter of kleiner litteken, meestal volledig. Bij een chronische ontsteking zijn de ontstekingsverschijnselen minder duidelijk aanwezig. Het ontstekingsproces komt langzamer op gang en verloopt minder hevig. Bij een acute ontsteking begint het herstel van het weefsel pas als de ontsteking (bijna) voorbij is. Bij een chronische ontsteking verlopen het ontstekingsproces en het reparatieproces van het weefsel naast elkaar. chronische ontsteking

Wond Huid

Fagocyten Bacterie

Histamine

Ten slotte kunnen ontstekingen worden ingedeeld naar hun plaats (lokalisatie) en de uitbreiding van hun verschijnselen. Een ontstoken vinger geeft in het algemeen alleen plaatselijke verschijnselen, maar een longontsteking veroorzaakt behalve plaatselijke verschijnselen (hoesten en sputum opgeven) ook algemene verschijnselen (koorts, moeheid, slechte eetlust). Soms is de grens moeilijk te trekken. Een ontsteking kan zonder resten genezen, maar kan zich ook uitbreiden en genezen mét restverschijnselen (denk bijvoorbeeld aan de littekenvorming bij brandwonden) of zelfs helemaal niet genezen en chronisch worden (zoals een chronische bronchitis).

Wanneer een ontsteking in de dieper gelegen weefsels gaat doordringen, kan een infiltraat worden gevormd. Dit is een min of meer vaste zwelling, die ontstaat door de opeenhoping van vocht en ontstekingscellen (leukocyten). Oppervlakkig gelegen infiltraten zijn voelbaar, zoals bij een steenpuist en bij een borstontsteking van een zogende vrouw (mastitis). Soms zijn ook dieper liggende infiltraten infiltraat

infectie besmetting

primaire infectie

secundaire infectie

bacteriële infectie te voelen, zoals rond een ontstoken blindedarm. Maar andere typen infiltraten kunnen dikwijls alleen op andere manieren zichtbaar worden gemaakt, zoals het infiltraat van een longontsteking op een röntgenfoto. Als gevolg van een ontsteking of de vorming van een infiltraat kan zich een aantal bijzondere complicaties voordoen.

Besmetting en infectie

Als een ontsteking door pathogene micro-organismen, of hun gifstoffen (toxinen), is ontstaan noemen we dat een infectie. Aan een infectie is altijd een besmetting vooraf gegaan. Een besmetting is het in contact komen met ziektekiemen. Onder een infectie verstaan we het actief binnendringen, vermenigvuldigen en verspreiden van pathogene micro-organismen in het weefsel van een gastheer. We noemen de eerste fase van een infectie, het binnendringen van pathogene micro-organismen ook wel een invasie. Als een ontsteking door een andere oorzaak dan pathogene micro-organismen is ontstaan, noemen we dat een steriele ontsteking. Infectie van het hele lichaam is een infectieziekte. Een plaatselijke infectie is een ontsteking.

We onderscheiden twee soorten infecties:

• primaire infectie: Een infectie van een niet beschadigde huid.Een voorbeeld van een primaire infectie is folliculitis; • secundaire infectie: een infectie als gevolg van een huidbeschadiging door een huidaandoening. Een voorbeeld van een secundaire infectie is geïnfecteerd eczeem.

Bacteriële infecties Een bacteriële infectie is een ontsteking door bacteriën. Bacteriën zijn heel kleine organismen die met het blote oog niet te zien zijn. Er zijn duizenden verschillende soorten bacteriën. Bacteriën zijn eencellige micro-organismen met een eigenstofwisseling. Wat bacteriën van de protozoën onderscheidt, is dat hun erfelijke materiaal niet in de vorm van chromosomen in een celkern ligt opgeslagen, maar zich vrij in het cytoplasma van de bacterie bevindt. Daarnaast kennen bacteriën geen geslachtelijke voortplanting; zij vermenigvuldigen

Salmonellabacil Tuberkelbacil

zich door deling. Naar levenswijze kunnen bacteriën worden onderscheiden in aërobe- en anaërobe bacteriën. Aërobe bacteriën maken de energie die ze nodig hebben vrij door de verbranding. Ze hebben voor hun bestaan dus zuurstof nodig. Anaërobe bacteriën kunnen zonder zuurstof leven. De voor hun levensverrichtingen noodzakelijke energie maken ze op andere wijze vrij. Anaërobe bacteriën treft men bijvoorbeeld in de dikke darm aan. De daar levende colibacterien zijn voor 99% anaëroob. Naast het onderscheid tussen aërobe en anaërobe bacteriën worden bacteriën ingedeeld naar de verschillende vormen die ze hebben. Ingedeeld naar vorm onderscheiden we: • bacillen: dit zijn staafvormige bacteriën. De meeste in de darm levende bacteriën zijn staafvormige bacillen. Een voorbeeld van een pathogene darmbacil is salmonella. De verwekker van tuberculose is staafvormig en wordt om die reden ook wel tuberkelbacil genoemd; • kokken: dit zijn bolvormige bacteriën. Voorbeelden van kokken zijn: - stafylokokken: trosvormig. Deze bacterie is een pusvormer. Bijvoorbeeld steenpuisten, abcessen; - Staphylococcus aureus: stafylokok die normaal op de huid en in de neus zit en tot de normale huidflora behoort; bij binnendringen in de huid, kan deze huidinfecties veroorzaken; - Propionibacterium acnes: anaërobe bacterie die zich bevindt in de verstopte talgklier, die een ontsteking (papel) kan veroorzaken; - streptokokken: kettingvormend, bijvoorbeeld keelontsteking, wondroos; - meningokokken: paarvormend, bijvoorbeeld hersenvliesontsteking; - pneumokokken (longontsteking) en gonokokken (gonorroe). aërobe en anaerobe bacteriën

bacillen

kokken

spirocheten

vibrionen • spirocheten: spiraalvormig die bijvoorbeeld syfilis, ziekte van Weil (door rattenbeet) of de ziekte van Lyme (door Teek tekenbeet) veroorzaakt;

• vibrionen: kommavormige bacteriën, veroorzaker van cholera.

koloniseren

opportunistische infecties virulentie

strikt pathogeen Het is normaal dat er bacteriën in en op het lichaam leven. Ze komen onder andere voor op de huid, in de darmen, de mond, de geslachtsorganen en de slijmvliezen. Het merendeel van de bacteriële infecties wordt veroorzaakt door micro-organismen die het lichaam koloniseren; ze zijn in of op het lichaam aanwezig zonder daar schade aan te richten. De infectie berust dan op een tijdelijke verstoring van hun normale leefomstandigheden, zoals bijvoorbeeld een afgesloten haarzakje (tot steenpuist) of een niersteen die de urineweg afsluit (tot nierbekkenontsteking). Koloniserende micro-organismen maken daarbij in feite gebruik van de mogelijkheden die hun geboden worden, het zijn opportunistische infecties. Dit zijn meestal de bacteriën die het grootste ziekmakend vermogen, ofwel virulentie bezitten, zoals de huidbacterie Staphylococcus aureus. Deze bacteriën bezitten het vermogen om binnen te dringen in lichaamsweefsel en ziekteverschijnselen te veroorzaken. Micro-organismen die onder alle omstandigheden een infectie en ziekteverschijnselen veroorzaken, zijn ‘strikt pathogeen’. In tegenstelling tot bij virussen zijn strikt pathogenen onder de bacteriën zeldzaam. Ook aandoeningen, zoals diabetes mellitus, kanker, ondervoeding, een aangeboren stoornis in het afweersysteem of gebruik van bepaalde geneesmiddelen kunnen de weerstand tegen een binnendringend micro-organisme verminderen.

Optreden van een infectie

Het optreden van een infectie is afhankelijk van verschillende factoren. Vooral het aantal bacteriën en de snelheid, waarmee zij zich kunnen gaan vermenigvuldigen, zijn van belang. Bacteriën kunnen op verschillende manieren ziekte veroorzaken. Een grote groep bacteriën veroorzaakt in feite niet zelf de aantasting van het weefsel en de ziekteverschijnselen,

maar deze worden veroorzaakt door hun uitscheidingsproducten. Uitscheidingsproducten van bacteriën die ziekteverwekkend zijn, worden toxinen genoemd. Toxinen zijn dus gifstoffen. Voorbeelden van toxineproducerende bacteriën zijn de tetanusbacil, de cholerabacil en sommige stafylokokkenstammen. Sommige bacteriën, zoals de tuberkelbacil, zijn pathogeen, omdat de afweer van het lichaam ze niet onder de duim kan houden. Ze kunnen zich blijven delen en in het lichaam verspreiden. Staphylococcus aureus daarentegen veroorzaakt doorgaans alleen lokaal een etterige infectie, zoals een steenpuist of een negenoog, die na ontlasting van de pus in de regel snel weer geneest. Het tot stand komen en voortschrijden van een infectie is afhankelijk van de uitslag van de balans, waarop het aantal en de kracht van de bacterie wordt gewogen tegen de afweer van de gastheer. Of eenvoudiger gesteld: de groeisnelheid van de bacteriën tegenover de snelheid van witte bloedcellen om bacteriën weer uit te schakelen. Is het aantal bacteriën klein, dan kan de afweer het vaak alleen af. Als de infectiedosis hoger is, helpen antibiotica het afweersysteem om de infectie op te ruimen. toxinen

Bacteriën

Infectie

Schimmels Sepsis

Parasieten

Virussen

Overige

Ernstige ontstekingsreacties

Overige

Trauma

Verbrandingen

Pancreatitis

Bij een gezond individu kan een kleine remming van de bacteriegroei de balans ten gunste van de gastheer doen overslaan. Is de natuurlijke afweer van de gastheer bijzonder laag, bijvoorbeeld door een verlaagd aantal witte bloedcellen na chemotherapie, dan zal een sterkere remming van de bacteriële groeisnelheid nodig zijn. In het

bactericide

bacteriostatisch

virale infectie laatste geval wordt gekozen voor bacteriedodende (‘bactericide’) antibiotica, terwijl antibiotica die bacteriën alleen in hun groei remmen maar niet doden (‘bacteriostatisch’) gegeven worden als het afweersysteem kan bijdragen aan het opruimen van de infectie.

Bij een behandeling met antibiotica zal het niet altijd noodzakelijk zijn om álle bacteriën die het lichaam zijn binnengedrongen, te doden. Sterker, bij antibioticagebruik wordt altijd een deel van het werk aan de afweermechanismen van de gastheer overgelaten. Wanneer dit afweersysteem ernstig verstoord is, kan een antibiotische behandeling, hoe juist uitgevoerd ook, toch tekort schieten.

Virale infectie

Een virale infectie is een infectie die veroorzaakt wordt door een virus. Virussen zijn erg besmettelijk en er zijn heel veel soorten. Een simpele verkoudheid bijvoorbeeld kan al door tenminste 200 verschillende virussen worden overgebracht.

Virussen kunnen op allerlei manieren in het menselijk systeem terecht komen. Het is bijna onmogelijk om ze volledig uit de weg te gaan. Een goede hygiëne (regelmatig handen wassen, opletten met niezen, gezond eten) is belangrijk om weerstand te bieden tegen virussen. Ook helpt het mee om te voorkomen dat je zelf virussen verspreidt.

Virussen bestaan niet uit complete cellen, maar bestaan uit een stukje erfelijk materiaal. Een virus is dan ook geen organisme, maar hebben altijd een gastheercel nodig om zich voort te kunnen planten. Ze zijn niet zichtbaar onder een gewone microscoop, omdat ze veel kleiner zijn dan andere micro-organismen. Virussen zijn moeilijk te bestrijden. De gastheer maakt zelf antistoffen aan, die vervolgens altijd in het lichaam aanwezig blijven. Een zelfde virus zal de gastheer niet meer kunnen infecteren.

Enkele voorbeelden van virussen zijn: • Humaan papillomavirus – veroorzaker van wratten; • Herpes simplex virus – veroorzaker van koortslip;

• Varicella zoster virus – veroorzaker van waterpokken en gordelroos; • Norovirus – veroorzaker van buikloop en buikgriep; • Influenzavirus – veroorzaker van griep; • HIV – veroorzaker van AIDS.

Parasitaire infecties

Parasitaire infecties zijn infecties die veroorzaakt worden door parasieten. Een parasiet is een dierlijk organisme dat voor het volbrengen van zijn natuurlijke ontwikkelingscyclus gebruik maakt van een ander levend organisme, de gastheer. Een parasiet leeft tijdelijk of permanent in of op zijn gastheer en onttrekt hieraan zijn voedsel. Hoewel er ook parasieten van planten zijn, beperkt het vakgebied van de parasitologie zich tot die organismen, waarbij mens of dier als gastheer optreden. Parasieten vormen een afzonderlijke groep die te onderscheiden is van de virussen, bacteriën en schimmels. Enkele bekende voorbeelden van parasieten die de mens als gastheer gebruiken: • eencellige organismen die malaria, slaapziekte en toxoplasmosis veroorzaken; • lintwormen; • wormen die bilharzia (schistosomiasis) veroorzaken; • vlooien, hoofdluizen, schaamluizen; • mijten, die schurft (scabiës) veroorzaken. parasitaire infecties

In de tropen en subtropen komen parasieten in grotere aantallen en in grotere diversiteit voor dan in de gematigde en koele streken van de wereld. Onder de infectieziekten in de tropen nemen de parasitaire infecties een dominante plaats in (bijvoorbeeld malaria en schistosomiasis). Het aantal geïnfecteerde personen op een bepaald moment ligt voor de diverse parasietsoorten tussen tientallen en vele honderden miljoenen (bijvoorbeeld ascaris met meer dan een miljard infecties en malaria, waaraan alleen al in Afrika meer dan een miljoen kinderen per jaar sterven).

Het percentage van de mensen dat op een bepaald moment geïnfecteerd is met een bepaalde parasiet wordt de prevalentie van infectie genoemd. Veel infecties met parasieten verlopen zonder (duidelijke) ziekteverschijnselen. Het percentage geïnfecteerde mensen dat wel duidelijke klinische symptomen vertoont (zonder aan de infectie te overlijden), wordt morbiditeit genoemd. morbiditeit

mortaliteit

Toxoplasma Trichomonas Enterobius Pediculis

endemische infecties

importinfecties

nietendemisch Mortaliteit is het percentage geinfecteerde mensen dat overlijdt als gevolg van een infectie.

In Nederland komen parasitaire infecties minder frequent voor en nemen infecties met virussen en bacteriën een belangrijker plaats onder de infectieziekten. Schurft Enkele parasitaire infecties die vroeger in Nederland voorkwamen, zoals malaria, zijn uit Nederland verdwenen en kunnen dus nu niet meer in Nederland worden opgelopen. Er zijn echter nog steeds een aantal parasitaire infecties, waarvan de prevalentie in Nederland hoog is, zoals die van bijvoorbeeld Toxoplasma, Trichomonas, Enterobius (aarsmade) en Pediculis (hoofdluis). Er is dus alle reden om ook in Nederland attent te zijn op parasitaire infecties.

Parasitaire infecties die 'van nature' in Nederland voorkomen worden endemische infecties genoemd. Veel parasitaire infecties bij mensen in Nederland worden door parasieten veroorzaakt die hier niet voorkomen, maar die zijn opgelopen in het buitenland, de zogenaamde importinfecties. Er een toename van deze importinfecties in Nederland door de toename van het internationale reizigersverkeer. Migranten, gastarbeiders, asielzoekers, adoptiekinderen, vakantiegangers en diegenen die voor hun beroep of voor familie-aangelegenheden een endemisch gebied bezoeken kunnen parasitaire infecties oplopen en meenemen naar Nederland.

Tot niet-endemische importziekten behoren bijvoorbeeld malaria, amoebendysenterie en talrijke wormziekten. De toename van importinfecties wordt niet alleen veroorzaakt door een toename van het reizigersverkeer. Ook een toename van (transmissie) van parasitaire infecties in de tropen en ontwikkeling van resistentie tegen geneesmiddelen, zoals bij malaria, kan een oorzaak zijn. Importinfecties zijn van groot belang voor de patiënt en de arts, maar zelden of nooit vindt de geïntroduceerde parasiet hier gunstige omstandigheden voor verspreiding.

Schimmelinfectie

Schimmels kunnen meercellig of eencellig zijn. Eencellige schimmels noemt men gisten. Schimmels vormen sporen die zeer lang kunnen overleven, ook onder ongunstige omstandigheden. Schimmels geven zelden ernstige infectieziekten. Een voorbeeld is dermatomycose. candida albicans Het bekendste voorbeeld van een gist is Candida albicans, een commensaal levend micro-organisme. Bij 50% van de gezonde mensen treffen we deze gist in de mondholte aan. Onder bepaalde omstandigheden kan Candida albicans zich echter pathogeen gaan gedragen. Het kan dan huid- en nagelriemafwijkingen veroorzaken. Bij candidiasis vrouwen geeft Candida nogal eens een ontsteking van de vagina, die gepaard kan gaan met vaginale afscheiding. Candida-infecties (candidiasis) worden vooral veelvuldig aangetroffen bij mensen met suikerziekte. Ook bij mensen met een gestoorde afweer (door bijvoorbeeld leukemie of AIDS) treden vaak Candida-infecties op. Bij zuigelingen die borstvoeding krijgen, wordt wel eens een Candida-infecties in de mondholte aangetroffen. Deze aandoening wordt spruw genoemd. De gist Pityrosporum ovale behoort tot de normale huidflora. Pity- pityrosporum rosporum ovale zou een regulerende werking hebben op de Propio- ovale nibacterium acnes.

Huisarts

Een besmetting zoveel mogelijk voorkomen, kunnen we hoofdzakelijk zelf. Daarvoor zorgen we voor een goede huishoudelijke hygiëne van lichaam en kleding, proberen we voldoende van de juiste voedingsstoffen binnen te krijgen en zien toe op beweging in de open lucht. Als er echter een infectie of ontsteking is ontstaan, kan er alleen behandeld worden door een arts. Deze neemt een anamnese af en voert een onderzoek uit met inspectie en palpatie. Eventueel wordt er nog een aanvullend serologisch onderzoek met kweek uitgevoerd, bijvoorbeeld bij patiënten met diabetes mellitus, kanker of perifeer arterieel vaatlijden.

maceratie

necrose

macrofagen Bij oppervlakkige bacteriële huidinfecties zal de huisarts lokaal kunnen behandelen. Bij diepe infecties zijn meestal orale antibiotica geïndiceerd of is chirurgisch ingrijpen noodzakelijk.

Let op: de (allround) schoonheidsspecialist behandelt een ontsteking nooit, maar verwijst door naar een arts! Wel kunnen de onderstaande adviezen worden gegeven: • regelmatig handen wassen met zeep en nagels kort knippen; • eigen handdoek gebruiken en deze dagelijks verschonen; • dagelijks lichaam wassen met zeep met de juiste pH-waarde; • contact met de huidinfectie (bijvoorbeeld door krabben) vermijden; • vermijd factoren die maceratie (week worden) van de huid bevorderen, zoals warmte, vocht en wrijving; • was de huidplooien eenmaal daags (gebruik bij voorkeur weinig zeep); maak de aangedane huidplooien daarna goed droog; • vermijd beschadiging van de huid en gebruik van vetten en oliën op de huid; • dek de huid niet af met pleisters.

Abces

Necrose Een ontsteking zal langer duren naarmate de weefselschade groter is. Bij een ontstekingsproces veroorzaakt door een infectie is het verloop van de ontsteking vooral afhankelijk van de aanvalskracht van de bacteriën en de sterkte van de afweerreactie van het lichaam. Hoe groter de weerstand, des te korter duurt de ontsteking en des te sneller verloopt het herstel. Bij een grote aanvalskracht van het micro-organisme zal er veel weefsel te gronde gaan.

Dit weefselversterf noemen we necrose. De ontstekingsfase duurt dan langer en ook de reparatiefase van het weefsel, het genezingsproces, zal dan meer tijd in beslag nemen. Ontstekingen, waarbij veel necrose optreedt, zijn herkenbaar aan pus- of ettervorming. Pus of etter is een roomachtige substantie, die bestaat uit een opeenhoping van dode weefselcellen gemengd met dode en levende bacteriën, dode witte bloedcellen, vooral macrofagen, en andere bloedbestand-

delen. Ontstekingen met necrose zijn ernstige ontstekingen die gepaard gaan met weefselversterf.

Abces Een voorbeeld van een ontsteking met necrose is een abces. Een abces is opeenhoping van pus in een tevoren niet bestaande, afgekapselde holte. Men kan de holte zien als een succesvolle poging van het lichaam het ontstekingsproces in te dammen. De verschijnselen van een abces bestaan uit een rode, warm aanvoelende, drukpijnlijke ronde zwelling, omgeven door een infiltraat.

Een infiltraat is een lokale ophoping van vocht, eiwitten en bloedbestanddelen in weefsel, die ontstaat gedurende de verschillende fases van de ontsteking. In tegenstelling tot pus bevinden zich in een infiltraat juist levende witte bloedcellen, die een actieve rol spelen bij de ontsteking en de afweer van het lichaam. Een infiltraat kan genezen of zich verder ontwikkelen tot een abces. abces

infiltraat

Door de voortdurende pusvorming stijgt de druk in de abcesholte. De pus bevindt zich centraal in de holte en is omgeven door een soort wal of kapsel, de zogenoemde abcesmembraan. Als de druk een bepaalde waarde overschrijdt, zal het abces openbarsten in de richting waar de tegendruk het minst is, meestal naar buiten toe. Soms barst het abces open in de richting van het weefsel. De pus kan dan ook in het bloed komen. Er ontstaat dan heftige koorts, die soms gepaard abcesmembraan

gaat met een koude rilling. Om deze complicatie te voorkomen, maakt men een abces meestal open als het ‘rijp’ is, dat wil zeggen als de inhoud van het abces vervloeid is tot pus. Het voordeel hiervan is dat de pus niet het lichaam in zal gaan.

Behandeling van een abces De schoonheidsspecialist verwijst altijd door naar een arts bij verdenking van een abces. De arts bepaalt wat er vervolgens gebeurt.

Er zijn sommige kleine huidabcessen die het probleem vanzelf afvoeren en oplossen; hier is een behandeling dus niet nodig. Warmte op de plek van het abces (door middel van een warm kompres) wil nog wel eens helpen om de zwelling wat te verminderen en de genezing te versnellen. Het is echter wel belangrijk om een kompres hierna goed schoon te maken om op die manier eventuele verdere infectie tegen te gaan.

Voor grotere of aanhoudende huidabcessen is het mogelijk dat de huisarts antibiotica voorschrijft om de infectie te verminderen en de verbreiding ervan te voorkomen. In de meeste gevallen zal antibiotica echter niet genoeg zijn om een huidabces compleet te verwijderen en zal het onderhuidse pus moeten worden afgevoerd om het helemaal te verwijderen.

Als de huid open moet worden gemaakt dan wordt een kleine operatie onder narcose uitgevoerd. De gebruikte narcose zal afhangen van de omvang en ernst van het huidabces. Meestal zal gekozen worden voor een plaatselijke verdoving waarbij de patiënt wakker blijft en enkel het gebied rond het abces wordt verdoofd. Tijdens deze procedure maakt de arts een snee in het abces om ervoor te zorgen dat al het pus eruit loopt. Nadat alle pus is verwijderd, zal de wond die wordt achtergelaten door het abces met een zoutoplossing worden schoongemaakt. Het abces wordt open gelaten, zodat eventueel extra pus gemakkelijk kan worden afgevoerd. Als het abces diep genoeg is dan wordt er een antiseptische dressing (drain) in geplaatst om de wond open te houden. Deze procedure kan een klein litteken achterlaten.

This article is from: