

nieuwsbrief Public Affairs September 2025

Beste leden,
Voor u ligt de eerste Public Affairs nieuwsbrief na de zomer. We hebben de zomermaanden gebruikt om veel leden te bezoeken en zo informatie op te halen uit de praktijk. Nu maken we ons klaar voor wat er in het najaar komen gaat. Vorige week was INMEX SMM India en binnenkort staan er weer nieuwe beurzen en handelsmissies op de agenda.
Daarnaast is ook de politiek in zowel Brussel als Den Haag weer op gang gekomen. Gisteren was het Prinsjesdag en daarom ontvangt u deze speciale editie van onze Public Affairs nieuwsbrief met een uitgebreide analyse van de door het demissionaire kabinet gepresenteerde plannen. Bovendien staan we stil bij de verkiezingsprogramma’s van de verschillende partijen. Voordat de partijprogramma’s zijn geschreven, hebben we vanuit NMT-IRO op verschillende onderwerpen fiches ingediend. We zijn blij om te zien dat een groot deel van onze input nu terug te vinden is in de programma’s.
Iets anders waar we naar vooruit kijken is het werkdiner van het Ministerie van Klimaat en Groene Groei. Tijdens dit diner gaan we in gesprek met prominente vertegenwoordigers uit de energiesector, politiek en ambtenarij over de toekomst van Wind op Zee. Hierbij willen we ons specifiek richten op Contract for Difference (CfD) als sleutel tot een succesvolle voortzetting van de energietransitie. Dit wordt ook een belangrijk onderwerp bij de verkiezingen. Als NMT-IRO blijven we dit in de gaten houden en er bovenop zitten.
Mocht u tijdens of na het lezen van deze nieuwsbrief vragen hebben of onderwerpen missen, laat het ons dan weten!
Met hartelijke groet,
Jeroen de Graaf
Directeur NMT-IRO

Foto: Eerste kamer
Prinsjesdag 2025
Prinsjesdagontbijt 2025 groot succes
“Prinsjesdag is een dag van tradities en daarom maken we ook van het Prinsjesdagontbijt een jaarlijkse NMT-IRO traditie”, zo opent directeur Jeroen de Graaf het Prinsjesdagontbijt. NMT-IRO leden TWD en Bargemaster, beiden actief in de offshore wind, hebben de ruimte en het ontbijt beschikbaar gesteld waar honderd ondernemers uit de maritieme en offshore maakindustrie samenkomen om vooruit te blikken op deze dag. Op het programma staan presentaties van VNO-NCW voorzitter Focco Vijselaar en voormalig minister-president Jan Peter Balkenende.
Focco Vijselaar
“We zijn wakker geworden in een andere wereld”, zo omschrijft Vijselaar de huidige geopolitieke realiteit. De situatie in de Verenigde Staten en het beleid van president Trump hebben ervoor gezorgd dat we in Europa een harde ‘reality check’ ondergaan zijn. “Europa kan niet meer zoveel acteren, we staan niet meer zo sterk als eerst”.
Ook de Nederlandse economie is voor ondernemers op dit moment niet zo goed als het misschien lijkt. Het ondernemersvertrouwen is teruggezakt naar het niveau van het eerste corona-jaar. Daarom heeft Vijselaar zowel voor de politieke partijen als voor de aanwezigen een boodschap in aanloop naar de verkiezingen: neem Europapolitiek serieus. Voor de aanwezigen in de zaal heeft hij nog een toevoeging: “Nederland moet weer van het slot. Dus mijn advies: stem bestuurlijk. We kunnen ons geen nieuwe bunch of amateurs veroorloven”.
Wil je de volledige presentatie bekijken? Klik dan hier
Duurzaamheid en economie
Jan Peter Balkenende, oud-minister-president en voorzitter van de Dutch Sustainable Growth Coalition, spreekt daarna over het belang van duurzaamheid en hoe dit gekoppeld zit aan de economie. Hij heeft het onder meer over de Sustainable Development Goals (SDG’s), die in 2015 zijn vastgesteld. Balkenende ziet een kloof tussen de SDG’s en wat er in de wereld gebeurt. In zijn woorden: “De doelstellingen zijn nodig om de wereld te redden, maar tegelijkertijd zien we de wereld uit elkaar vallen”.
Er wordt stilgestaan bij het verband tussen economie, kwaliteit van leven, duurzaamheid en klimaat. Net als Focco Vijselaar brengt ook Balkenende verschillende kloven op die hij ziet in de samenleving, zoals de kloof tussen duurzaamheid en het bedrijfsmodel. Waar een tijd geleden duurzaamheid een grote rol speelde in bijna alle bedrijven, wordt het steeds minder geïntegreerd in het bedrijfsleven. En dat terwijl SDG’s een katalysator kunnen zijn voor succes. “De bedrijven die creatief omgaan met duurzaamheid worden de winnaars van morgen,” aldus Balkenende. Ook hij sluit af met een boodschap voor de aanwezigen: “Wees trots op jullie sector en houd de politiek scherp”.
NMT-IRO analyse Prinsjesdagplannen
De Miljoenennota en Rijksbegroting laten dit jaar een beleidsarme koers zien. Dat is niet verrassend, gezien de dubbele demissionaire status van het kabinet en de verkiezingen die eraan komen. Toch benadrukken wij dat Nederland sneller stappen moet zetten richting een sterker industriebeleid en duurzame economische koers. De uitdagingen rond energie, defensie, verduurzaming en het verdienvermogen wachten niet op een nieuw kabinet.
De Troonrede
In zijn troonrede benadrukt de Koning dat het kabinet beseft dat zij in de komende periode nauw in overleg moet treden met zowel de Eerste- als Tweede Kamer om voldoende steun te verwerven en resultaten te boeken. Mede gelet op het feit dat het kabinet de intentie heeft om zoveel als mogelijk verder te bouwen op hetgeen in het achterliggende jaar is ingezet. Het is heel belangrijk dat Nederland van het stikstofslot gaat, zodat bedrijven weer kunnen investeren, maar ook om werk te maken van de grootste onderhoudsopgave ooit aan wegen, bruggen en andere infrastructuur. Het is van belang dat daarin toekomstbestendige keuzes gemaakt worden zodat Nederland mobiel en bereikbaar blijft. Het kabinet zal doorgaan met de uitwerking van het Startpakket Nederland van het slot.
Zorgelijk is dat steeds meer ondernemers negatief zijn over het Nederlandse investeringsklimaat, in zowel het mkb als in het grootbedrijf. Als bedrijven minder investeren, of zelfs overwegen Nederland te verlaten, dan tast dat uiteindelijk het verdienvermogen van Nederland aan. Verlaging van de regeldruk blijft dus noodzakelijk. Het kabinet blijft werken aan de voorbereiding van een nationale investeringsinstelling. De regeling voor lagere energiekosten voor de industrie wordt verlengd tot 2028.
Reactie NMT-IRO:
Net als VNO-NCW ziet NMT-IRO, zoals verwacht, een beleidsarme koers. Dit onderstreept het sentiment in de sector. Voor onze sector liggen uitdagende opgaven waarin de sector vaak zelf het voortouw neemt. Maar op sommige terreinen is hulp van de overheid nodig om optimaal te kunnen floreren. Het verbeteren van het vestigingsklimaat en het verminderen van onnodige regeldruk zijn hier voorbeelden van. Daarom zullen wij ons hiervoor de komende periode blijven inzetten.
Begroting Klimaat en Groene Groei
Het demissionaire Kabinet werkt aan een duurzaam, betaalbaar én betrouwbaar energiesysteem van de toekomst. Hiervoor maken we steeds meer gebruik van duurzame energiebronnen, zoals zon, wind en aardwarmte, slaan we vaker energie op via batterijen en waterstof en passen we onze energie-infrastructuur aan.
De marktomstandigheden voor windparken op zee zijn verslechterd door kostenstijging en achterblijvende vraag, waardoor de kans kleiner is geworden dat er voldoende interesse is bij ontwikkelaars om nieuwe parken te bouwen. Het kabinet presenteert in september 2025 een actieplan Windenergie op zee. Doel is het versnellen van vraagontwikkeling naar elektriciteit en het ondersteunen van de aanbodontwikkeling voor windparken op zee. Om de slagingskans van tenders voor windparken op zee te vergroten, is het Kabinet voornemens om in 2026 2 GW aan windparken op zee met subsidie te vergunnen en treft zij daar momenteel alle voorbereidingen voor.
In 2026 wordt de SDE++ opnieuw opengesteld met een budget van €8 miljard. Daarnaast werkt het kabinet aan tweezijdige Contracts for Difference (CfD’s) om hernieuwbare elektriciteit te stimuleren. Via het traject Toekomst van de SDE++ wordt onderzocht hoe de regeling richting 2050 het best kan bijdragen aan de energietransitie.
Hiervoor is in de post Overhevelingen Klimaatfonds een grote overheveling opgenomen voor prioritaire dekking voor Wind op Zee (948 miljoen).
Een belangrijk onderdeel van de Nederlandse energietransitie is windenergie op zee. De huidige routekaart richt zich op 21 gigawatt (GW) productiecapaciteit. In 2025 wil het Kabinet extra ruimte aanwijzen voor windenergie na realisatie van de 21 GW. Dit voor de periode richting 2040, in een partiële herziening van het Programma Noordzee 2022–2027.
Reactie NMT-IRO:
Het kabinet heeft bijna 1 miljard euro extra subsidie uitgetrokken voor de bouw van wind op zee. NMTIRO onderstreept het belang van de gestage en doordachte ontwikkeling van wind op zee als een van de belangrijke pijlers van en op weg naar een nieuwe, duurzame energiemix. Het gaat hier om een tijdelijke subsidie voor 2026, die wat ons betreft zo snel mogelijk gevolgd moet worden door een structureel instrument in de vorm van Contracts for Difference (CfD’s).
Daarbij onderstrepen wij de motie Grinwis, die de regering verzoekt een langetermijnoplossing voor wind op zee met behulp van CfD’s te realiseren.
Als medeondertekenaar van het pamflet ‘Samen blijven bouwen aan een betrouwbare en schone Nederlandse energievoorziening’ verwelkomen wij dat het kabinet hiermee regie neemt en de routekaart Wind op zee binnen bereik houdt.
Begroting Economische Zaken
Prioriteiten die geformuleerd zijn, zijn: sterke productiviteitsgroei, een concurrerende en innovatieve economie, een weerbare economie, regeldruk terugdringen, toegang tot financiering, fysieke ruimte voor economie, digitale economie, goed werkende markten en consumentenbescherming en Europese en internationale economische samenwerking.
Het Ministerie van EZ gaat in 2026 door met de inzet op een goed samenspel tussen Europa, de overheid, toezichthouders, bedrijven en consumenten. Zo krijgen bedrijven eerlijke kansen en vergroten we de maatschappelijke waarde van de overheidsinkoop. Van groot belang is de herziening van de aanbestedingsrichtlijnen, waarvan een voorstel in 2026 van de Europese Commissie verwacht wordt. In de aanloop naar dit voorstel zet het Ministerie van EZ zich in om samen met andere gelijkgestemde lidstaten te pleiten voor significante administratieve lastenverlichting voor overheden en bedrijven bij aanbesteden en een flexibeler aanbestedingsstelsel waarin veiligheid en strategische autonomie goed geborgd zijn. Daarnaast onderzoekt het Ministerie van EZ hoe administratieve lasten verlaagd kunnen worden voor nationale overheidsopdrachten.
Om ons technisch leiderschap te behouden en versterken, werkt het Ministerie van EZ in 2026 verder aan de uitwerking en uitvoering van het 3%-actieplan. Dit plan presenteert beleidsopties om de Nederlandse R&D-uitgaven structureel te verhogen naar 3 procent van het bbp in 2030, zoals vastgelegd in het regeerprogramma.
Reactie NMT-IRO:
NMT-IRO sluit zich aan bij de prioriteiten van EZ. Innovatie, productiviteit en strategische weerbaarheid zijn belangrijke opgaven voor de maritieme en offshore-industrie. Daarbij is het goed dat gekeken wordt naar de aanbestedingsrichtlijnen met aandacht voor vermindering van administratieve lasten, meer ruimte voor duurzame innovatie en duidelijke borging van veiligheid en een strategische autonomie.
Het 3%-actieplan is belangrijk, mits ook toegepaste R&D en demonstratieprojecten in de maakindustrie worden ondersteund, zodat kennisontwikkeling direct leidt tot industriële toepassingen. Kortom, succes hangt af van een praktische vertaling van regeldruk terugdringen, toegang tot financiering verbeteren en fysieke ruimte voor maritieme bedrijvigheid behouden en uitbreiden.
Begroting Infrastructuur en Waterstaat
De begroting benadrukt dat Nederland van oudsher een sterke maritieme sector heeft. Onze zeehavens zijn belangrijke logistieke schakels tussen Europa en de rest van de wereld. Om de waarde van de sector te behouden, investeert het kabinet in onze maritieme maakindustrie en in (cyber)veiligheid. Want de internationale dreiging is reëel. We trekken hierin op met Europese partners.
Sinds het voorjaar van 2025 wordt gewerkt aan het nieuwe Programma Noordzee 2028-2033. De scope en ambitie daarvan worden eind 2025 aan de Kamer gecommuniceerd. In het (herziene) Programma Noordzee worden onder andere windenergiegebieden voor de periode na 2031 aangewezen en worden scheepvaartmaatregelen voorbereid. Ook wordt binnen het Greater North Sea Basin Initiative (GNSBI) met negen Noordzeelanden en de Europese Commissie gewerkt aan versterkte en internationale samenwerking op maritieme ruimtelijke planning binnen het Noordzeebassin voor het realiseren van nationale en gedeelde doelen.
Begin 2023 is het voorstel voor een brede restrictie op PFAS ingediend. Het gaat hierbij om vele duizenden stoffen en een zeer breed scala aan toepassingen. In 2026 zal het Europees agentschap voor chemische stoffen (ECHA) wetenschappelijke opinies afronden en voorleggen aan de Europese Commissie die verder gaat met het besluitvormingstraject.
Reactie NMT-IRO:
Het is positief dat het kabinet het strategisch belang van de maritieme sector onderstreept en investeert in zowel een toekomstbestendige en duurzame maritieme maakindustrie als in (cyber)veiligheid. De ontwikkeling van het Programma Noordzee 2028-2033 is daarbij een belangrijk instrument, waar samenwerking met de negen Noordzeelanden en de EC cruciaal is.
In de aangekondigde PFAS-restrictie is zorgvuldigheid, gebaseerd op gedegen risicoanalyse, belangrijk. Bescherming van gezondheid en milieu moet samengaan met realistische transitiepaden. Dat is nodig voor innovatie binnen de sector en het algemeen maatschappelijk belang.
Begroting van Defensie
Op het Europese continent woedt al meer dan drie jaar een grootschalige internationale oorlog. Onze veiligheid, vrijheid en toekomst worden bedreigd. Dit vraagt om versterking van de defensie-industrie, innovatiekracht en weerbaarheid van de Nederlandse samenleving.
De toenemende geopolitieke spanningen en technologische ontwikkelingen dwingen ons om onze krijgsmacht te transformeren. Innovatie is geen luxe, maar een absolute noodzaak. We moeten niet alleen reageren op nieuwe dreigingen, maar deze ook kunnen overtreffen. Dit betekent investeren in technologie, slimme systemen en een sterkere defensie-industrie die in staat is om snel en efficiënt te leveren.
Reactie NMT-IRO:
Wij onderschrijven het belang dat het kabinet hecht aan versterking van de defensie-industrie en innovatiekracht. De maritieme maakindustrie levert hieraan een directe bijdrage, onder meer door de bouw van marineschepen, innovatieve systemen en hoogwaardige producten. In een tijd van toenemende geopolitieke spanningen is het essentieel dat de randvoorwaarden voor de defensie-industrie en de maritieme maakindustrie versterkt worden. Dat vraagt om betere toegang tot financiering, nauwere civiel-militaire samenwerking en vroegtijdige betrokkenheid van de industrie bij de behoeftestelling van Defensie.

Nationaal niveau
In aanloop naar de verkiezingen hebben de politieke partijen hun programma’s gepresenteerd. Voor de maritieme en offshore maakindustrie is het belangrijk om te volgen welke thema’s daarin terugkomen en hoe die aansluiten op onze prioriteiten. In onderstaand overzicht hebben we per thema de standpunten op de voor ons relevante onderwerpen samengebracht. Om zo inzicht te geven in de inzet van de verschillende programma’s en de betekenis daarvan voor onze sector. De thema’s die gekozen zijn voor dit overzicht, komen uit onze inzet voor de verkiezingsprogramma’s die in de nieuwsbrief van juli is gedeeld. Deze inzet is te vinden onder bijlage 1
Belangrijke thema’s van de verkiezingsprogramma’s
Defensie
Wat NMT-IRO vindt
De maritieme maakindustrie is onmisbaar voor de versterking van de Nederlandse krijgsmacht en de bredere Europese veiligheid. Het is van groot belang dat marinebouw structureel verankerd wordt in het nationale industriebeleid. De sector heeft de capaciteit en expertise om te leveren, maar voorspelbare en meerjarige opdrachten zijn noodzakelijk om deze capaciteit optimaal te benutten. Vroege betrokkenheid van de industrie bij specificaties, gerichte steun voor R&D en werkkapitaal en duidelijke afspraken over strategische autonomie zijn randvoorwaarden. Zo kan Nederland minder afhankelijk worden van buitenlandse leveranciers en de eigen defensiecapaciteit versterken.
Wat zeggen de partijen?
PVV
De PVV stelt dat de NAVO de hoeksteen blijft van het Nederlandse defensie- en veiligheidsbeleid. De partij wil de uitgaven aan Defensie de komende jaren gestaag laten groeien en benadrukt daarbij dat het Nederlandse belang altijd voorop moet staan. De PVV kiest voor een pragmatische benadering: investeren in Defensie is nodig, maar met duidelijke prioriteitstelling ten gunste van nationale veiligheid.
CDA
Het CDA committeert zich aan de nieuwe NAVO-norm: uiterlijk in 2035 moet 3,5% van het bbp aan defensie worden uitgegeven. De partij wil de eerste stappen hiervoor al voor 2030 zetten. Daarnaast reserveert het CDA 1,5% van het bbp voor defensiegerelateerde doelen. Om deze forse investeringen maatschappelijk te dragen, stelt het CDA een “vrijheidsbijdrage” voor, waarbij burgers en bedrijven naar draagkracht bijdragen. Het CDA wil strategische afhankelijkheden afbouwen, oneerlijke handelspraktijken zoals dumping tegengaan en nieuwe partnerschappen aangaan voor grondstoffen en productiecapaciteit. De Nederlandse en Europese defensie-industrie moet innovatief en sterk zijn, waarbij regelgeving rond inkoop en voorfinanciering eenvoudiger wordt gemaakt.
JA21
JA21 kiest voor een duidelijke ambitie: in 2035 moet 5% van het nationale inkomen naar defensiegerelateerde uitgaven gaan. De partij benadrukt dat de defensie-industrie in Nederland moet worden versterkt door het schrappen van belemmerende regelgeving en het toekennen van langdurige opdrachten aan Nederlandse bedrijven. Volgens JA21 is dit nodig om de veiligheid van Nederland te waarborgen en tegelijkertijd de industrie een stevig fundament te geven.
BBB
BBB wil via een Wet Strategische Defensieproductie vastleggen dat minimaal 50% van alle defensiematerieelaankopen in Nederland landen. Bij buitenlandse aanbestedingen moet maximale participatie van Nederlandse bedrijven in productie en onderhoud worden afgedwongen. Om ondernemers hierbij te ondersteunen, stelt BBB een “one-stop-shop” voor waar bedrijven informatie kunnen vinden over aanbestedingen, subsidietrajecten en samenwerkingspartners. Daarmee wil de partij zorgen dat de defensie-industrie structureel en op voorspelbare wijze wordt betrokken.
GL-PvdA
GroenLinks-PvdA wil het defensiebudget verhogen naar 3,5% van het bbp. Deze middelen moeten gebruikt worden om de krijgsmacht te versterken en te moderniseren, met nadruk op maritieme en logistieke capaciteiten. De partij ziet een sterke rol voor Europese samenwerking en wil daarom investeren in een onafhankelijkere en moderne Europese defensie-industrie. Daarbij geven ze aan dat strategisch relevante defensiebedrijven deels in publieke handen moeten komen, bijvoorbeeld via staatsdeelnemingen. Voor GL-PvdA staat voorop dat veiligheid niet kan worden overgelaten aan de markt en dat publieke sturing nodig is.
SP
De SP is fel tegenstander van de nieuwe NAVO-norm van 5% van het bbp, die volgens hen leidt tot een wereldwijde wapenwedloop en vooral de Amerikaanse wapenindustrie dient. De partij benadrukt dat zulke uitgaven ten koste zouden gaan van publieke voorzieningen in Nederland. In plaats daarvan pleit de SP voor een Europese veiligheidsarchitectuur die militair onafhankelijk wordt van de VS, en waarin de NAVO op termijn kan worden opgeheven. Tot die tijd moet de NAVO zich beperken tot verdediging van het eigen grondgebied. De SP wil investeren in een Europese defensie-industrie die in publieke handen is, zodat de productie van wapens niet gedreven wordt door winst maar door het algemeen belang. Daarnaast moet er nadrukkelijk aandacht zijn voor bescherming tegen asymmetrische dreigingen, zoals cyberaanvallen en aanvallen op kritieke infrastructuur.
VVD
De VVD kiest voor forse investeringen in Defensie: 3,5% van het bbp wordt wettelijk vastgelegd als streefcijfer, waarbij verhoging mogelijk is als de NAVO dat eist. De VVD wil de zelfstandigheid behouden in sectoren waar Nederland sterk in is, zoals de marinebouw en radartechnologie en wil daarnaast investeren in innovatieve niches zoals quantumtechnologie en drones. De partij wil gesloten Europese defensiemarkten openbreken zodat Nederlandse ondernemers meer kansen krijgen en zet in op gezamenlijke orders voor materieel om schaalvoordelen te benutten. Ook wil de VVD investeren in licentieproductie van Amerikaanse wapens om afhankelijkheid van één productielocatie te verminderen. Bovendien pleit de partij voor de oprichting van een Europese Defensie-Innovatieautoriteit naar het model van DARPA. Specifiek voor de Noordzee wil de VVD investeren in radar- en patrouillevliegtuigen om vitale onderzeese infrastructuur zoals datakabels en pijpleidingen beter te beschermen.
D66
D66 wil de NAVO-afspraak nakomen door minimaal 3,5% van het bbp aan defensie uit te geven en 1,5% van het bbp aan de kritieke infrastructuur, civiele paraatheid en veerkracht. De partij benadrukt dat beveiliging tegen hybride oorlogsvoering minstens zo belangrijk is als de versterking van de krijgsmacht. Daarom investeert D66 in fysieke en digitale infrastructuur, strategische reserves en een weerbare samenleving, onder meer door het tegengaan van desinformatie.
Energiezekerheid
Wat NMT-IRO vindt
De maritieme en offshore maakindustrie speelt een sleutelrol in de verduurzaming en de energiezekerheid van Nederland en Europa. Offshore wind, waterstof, CCS en nieuwe energievormen vragen om hoogwaardige scheepsbouw, offshore-installaties en infrastructuur. Het is cruciaal dat de overheid voorspelbare tenders en langjarige afspraken maakt, zodat bedrijven kunnen investeren in capaciteit en innovatie. Tegelijkertijd moet er oog zijn voor de bescherming van de Noordzee als vitale energiehub, inclusief de onderzeese kabels en leidingen die essentieel zijn voor onze economie en veiligheid.
Wat zeggen de partijen?
PVV
De PVV kiest nadrukkelijk tegen verdere verduurzaming van de energiesector. De partij wil dat er geen enkele nieuwe windturbine meer wordt geplaatst en stelt dat Nederland juist meer en sneller gas en olie moet winnen op de Noordzee. De CO₂-heffing wordt afgeschaft, zodat de industrie niet langer extra lasten ervaart. Voor de PVV staat betaalbare energievoorziening voor burgers en bedrijven voorop, ook al betekent dit meer afhankelijkheid van fossiele bronnen.
CDA
Het CDA wil een Europese aanpak van energie- en klimaatbeleid en kiest voor een brede energiemix. Naast wind- en zonne-energie ziet de partij een belangrijke rol voor kernenergie, waterstof, groen gas, biomassa, aardwarmte en schone brandstoffen. Nieuwe windparken op zee zijn nodig, maar moeten natuurversterkend worden aangelegd en rekening houden met de visserij. Cruciaal vindt het CDA dat kosten voor netten op zee gezamenlijk met buurlanden worden gedragen. Tegelijkertijd wil de partij strategische afhankelijkheden afbouwen door ketens voor grondstoffen te diversifiëren en oneerlijke handelspraktijken aan te pakken.
JA21
JA21 wil de nationale CO₂-heffing schrappen en geen nieuwe invoeren. De partij wil dat de industrie een gelijk speelveld krijgt met omringende landen, zodat Nederlandse bedrijven niet uit de markt worden gedrukt. Gaswinning op de Noordzee moet juist worden geïntensiveerd, terwijl kernenergie prioriteit krijgt boven windturbines en zonneparken. Duurzaamheid en circulariteit moeten volgens JA21 alleen worden gesteund als het economisch rendeert.
BBB
BBB is kritisch op de rol van Nederland als klimaatkoploper in Europa en wil geen nationale koppen bovenop Europese regelgeving. De CO₂-heffing moet verdwijnen. De partij pleit voor een pas op de plaats bij de uitrol van wind op zee en land: alleen projecten die uiterlijk 1 november 2025 volledig vergund zijn, worden nog gerealiseerd. Ook de SDE++-subsidies worden vanaf 2026 stopgezet. BBB wil de focus verleggen naar innovatie, energiebesparing en slimme infrastructuur.
GL-PvdA
GroenLinks-PvdA stelt ambitieuze doelen: 65% CO₂-reductie in 2030, een klimaatneutrale elektriciteitsvoorziening in 2035 en een klimaatneutrale industrie in 2040. De partij wil de aanleg van windparken op zee versnellen en stelt een Noordzeepact voor, waarin de overheid samenwerkt met winden waterstofproducenten. De overheid neemt daarin een deel van de financiële risico’s op zich, maar deelt ook mee in de winst. Elektriciteit uit zon en wind moet het motorblok worden van de toekomstige energievoorziening. Tegelijkertijd moet natuurontwikkeling op de Noordzee en Waddenzee samengaan met de energietransitie. Ook ziet GL-PvdA een belangrijke rol voor circulaire economie en het aanpakken van netcongestie door uitbreiding van infrastructuur en slimmer gebruik van bestaande netwerken.
SP
De SP wil volop investeren in windparken op zee, maar altijd in balans met natuur en biodiversiteit. Windparken moeten natuurinclusief worden ontworpen, zodat ze niet alleen schade voorkomen maar juist bijdragen aan nieuwe habitats. Daarnaast wil de SP investeren in zonnepanelen op daken, aardwarmte, waterstof en een toekomstbestendige energie-infrastructuur. Groene waterstof moet daarbij spaarzaam worden ingezet, enkel in sectoren die niet volledig kunnen elektrificeren. Cruciaal vindt de SP dat de CO₂heffing behouden blijft, zodat bedrijven blijven investeren in schonere technieken. Ook wil de partij dat cruciale industrie in eigen land blijft, zoals staal en chemie, waarbij publieke zeggenschap gegarandeerd moet zijn.
VVD
De VVD stelt dat Europees klimaatbeleid leidend moet zijn en dat Nederland geen nationale koppen moet invoeren. De nationale CO₂-heffing moet daarom worden afgeschaft. De VVD wil dat bedrijven geholpen worden bij hun verduurzaming, onder meer met investeringskortingen en maatwerkafspraken die concrete verduurzamingsplannen bevatten tot en na 2030. Ook wil de partij dat het Groene Groei Pakket wordt voortgezet en uitgebreid, zodat de industrie in Nederland blijft. De VVD benadrukt het belang van circulaire economie: producten moeten langer meegaan, afvalstromen moeten worden benut en kritische grondstoffen teruggewonnen. Dit versterkt volgens de VVD zowel de concurrentiekracht als de energiezekerheid.
D66
D66 wil dat Nederland het voortouw neemt bij de opbouw van een sterk Europees energiesysteem. Samenwerking met andere landen moet zorgen voor gedeelde stroomnetwerken en gezamenlijke energieopslag. Wind op zee, groene waterstof en betrouwbare netwerken onder de Noordzee vormen de basis van deze strategie.
Duurzaamheid & Klimaat
Wat NMT-IRO vindt
De maritieme en offshore maakindustrie draagt direct bij aan de verduurzaming van de Nederlandse en Europese economie. Onze sector ontwikkelt innovatieve schepen, installaties en technologieën voor wind op zee, waterstof, elektrificatie en circulaire productie. De transitie vraagt om een voorspelbare markt, stabiele regelgeving en investeringen in nieuwe technologie. Tegelijkertijd moeten we voorkomen dat de verduurzaming leidt tot een ongelijk speelveld, waarbij Nederlandse bedrijven harder worden belast dan concurrenten in andere landen. Een nauwe samenwerking tussen overheid en industrie is noodzakelijk om de klimaatdoelen te halen, banen te behouden en de strategische autonomie te versterken.
Wat zeggen de partijen?
PVV
De PVV verzet zich tegen vergaande klimaatmaatregelen. De partij wil dat er geen enkele nieuwe windturbine meer wordt gebouwd en dat de CO₂-heffing wordt afgeschaft. Duurzaamheid en elektrificatie mogen niet ten koste gaan van betaalbaarheid voor burgers en bedrijven. De PVV kiest nadrukkelijk voor behoud van fossiele energievoorziening en ziet klimaatbeleid vooral als een bedreiging voor de concurrentiekracht van Nederland.
CDA
Het CDA kiest voor een ambitieuze maar Europese aanpak. Nationale koppen op Europese regels moeten verdwijnen. De partij wil investeren in een brede mix van energiebronnen: wind, zon, kernenergie, waterstof, groen gas, biomassa, aardwarmte en schone brandstoffen. Windparken op zee worden als essentieel gezien, maar deze moeten natuurversterkend zijn en rekening houden met de visserij. Het Nationaal Programma
Circulaire Economie moet versneld worden uitgevoerd en de Clean Industrial Deal moet worden vertaald naar Nederlands beleid. Het CDA pleit ook voor Europese normen voor groene grondstoffen, bijvoorbeeld voor de inzet van groen staal in de auto-industrie.
JA21
JA21 benadrukt dat duurzaamheid en circulariteit alleen gesteund mogen worden als het economisch rendeert. De partij wil de CO₂-heffing schrappen en geen nieuwe heffingen invoeren. Kernenergie krijgt prioriteit, terwijl windturbines en zonneparken naar de achtergrond verschuiven. Klimaatbeleid moet volgens JA21 in lijn zijn met de aanpak van buurlanden om een gelijk speelveld voor de industrie te waarborgen.
BBB
BBB is kritisch op Nederland als klimaatkoploper en wil geen nationale koppen bovenop Europese regelgeving. De partij wil de CO₂-heffing afschaffen en stelt een pas op de plaats voor uitbreiding van wind op zee en land: alleen volledig vergunde projecten worden nog gerealiseerd. De SDE++-subsidies worden vanaf 2026 afgeschaft. In plaats daarvan kiest BBB voor investeringen in innovatie, energiebesparing en infrastructuur. Voor BBB moet klimaatbeleid vooral uitvoerbaar en betaalbaar zijn.
GL-PvdA
GroenLinks-PvdA kiest voor stevige doelstellingen: 65% CO₂-reductie in 2030, een klimaatneutrale elektriciteitsvoorziening in 2035 en een klimaatneutrale industrie in 2040. Bedrijven worden verplicht een klimaatplan te maken en daar ook aan gehouden, met terugbetaling bij niet-naleving. Naast financiële prikkels wil GL-PvdA harde normen en bindende sectorale besparingsdoelen. De partij zet sterk in op zon en wind als motorblok van het toekomstige energiesysteem en wil de uitrol van wind op zee versnellen. Daarbij hoort een Noordzeepact waarin overheid en producenten samenwerken en de overheid deels meedeelt in de winst. Circulaire economie en aanpak van netcongestie zijn eveneens speerpunten.
SP
De SP wil volop investeren in windparken op zee en andere duurzame bronnen zoals zonnepanelen, aardwarmte en waterstof, maar altijd met oog voor natuur en biodiversiteit. Windparken moeten natuurinclusief worden ontworpen. De partij kiest voor groene waterstof, maar spaarzaam en doelgericht, zodat deze alleen wordt ingezet in sectoren die niet volledig kunnen elektrificeren. Cruciaal is dat de CO₂-heffing behouden blijft, zodat bedrijven worden beloond voor verduurzaming. Daarnaast wil de SP inzetten op een circulaire economie, waarbij hergebruik, reparatie en recycling de norm zijn en producten langer meegaan.
VVD
De VVD ziet Europees klimaatbeleid als leidend en wil geen nationale koppen toevoegen die de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven schaden. De nationale CO₂-heffing moet worden afgeschaft. Bedrijven worden ondersteund in hun verduurzaming door investeringskortingen en maatwerkafspraken tot en na 2030. Het Groene Groei Pakket wordt voortgezet en uitgebreid om de industrie in Nederland te houden. Daarnaast wil de VVD dat de circulaire economie een belangrijk onderdeel van de verduurzaming wordt, met nadruk op langere levensduur van producten, hergebruik en terugwinning van kritische grondstoffen uit afvalstromen.
D66
D66 investeert uitgebreid in windmolens op zee en zonnepanelen op daken, evenals op bedrijventerreinen en restgronden zoals bermen. Wind op zee wordt de basis van de toekomstige energievoorziening.
Concurrentievermogen van Nederland
Wat NMT-IRO vindt
De maritieme en offshore maakindustrie is een strategische sector die sterk afhankelijk is van export: ruim 60% van de omzet wordt in het buitenland verdiend. Om concurrerend te blijven is een aantrekkelijk ondernemingsklimaat cruciaal, met voorspelbare regels, toegang tot financiering en gerichte steun voor innovatie en R&D. Nederland moet inzetten op een gelijk speelveld in Europa en voorkomen dat bedrijven worden weggepest door nationale koppen, hoge lasten of versnipperde regelgeving. Een sterke samenwerking tussen overheid, kennisinstellingen en industrie is nodig om nieuwe technologieën sneller te ontwikkelen en internationaal leidend te blijven.
Wat zeggen de partijen?
PVV
De PVV benadrukt dat bedrijven gekoesterd moeten worden in plaats van weggepest door vergaande klimaatmaatregelen en hoge energielasten. De partij wil dat de overheid ondernemers ondersteunt door lastenverlichting en minder bemoeienis, zodat Nederland aantrekkelijk blijft voor investeringen en werkgelegenheid.
CDA
Het CDA stelt dat er in Nederland een gebrek is aan langetermijnbeleid voor bedrijven en dat het plezier van ondernemerschap moet terugkeren. Specifieke regelingen zoals de expatregeling, WBSO en Innovatiebox wil de partij behouden. Fiscale regelingen moeten worden vereenvoudigd en gebundeld, zodat bedrijven makkelijker kunnen investeren en innoveren. Het CDA wil dat Nederland voldoet aan de Lissabondoelstelling om 3% van het bbp te investeren in onderzoek en innovatie, onder meer in sleuteltechnologieën als AI en batterijen. Daarvoor komt er een gezamenlijk innovatieprogramma van Defensie en Economische Zaken, gekoppeld aan sectoragenda’s en de Nationale Technologiestrategie. Ook wil het CDA een Nationale Investeringsbank oprichten en mkb’ers makkelijker toegang geven tot financiering. Regeldruk moet met minstens 20% omlaag en er mogen geen nationale koppen bovenop Europese regelgeving komen.
JA21
JA21 wil dat de overheid zich richt op investeringen die de welvaart structureel versterken, zoals veiligheid, energie, infrastructuur en technologie. De lasten voor ondernemers en familiebedrijven moeten omlaag en er moet een fiscaal gunstig klimaat komen voor investeringen. Het mkb moet maximaal worden gefaciliteerd, met minder regeldruk en minder rapportageverplichtingen. Innovatie wordt gestimuleerd door R&D-kosten direct aftrekbaar te maken, waardoor bedrijven sneller kunnen investeren in onderzoek en ontwikkeling.
BBB
BBB stelt dat regelgeving drastisch moet worden verminderd en dat er geen nationale koppen meer mogen komen op Europese regels. De partij wil een Nationale Investeringsbank oprichten die innovatie stimuleert en het mkb beter toegang geeft tot microfinanciering. Zo moet de financieringskloof voor kleine bedrijven worden gedicht. BBB ziet het verminderen van bureaucratie en het vergroten van praktische uitvoerbaarheid als voorwaarden om ondernemerschap en innovatie te bevorderen.
GL-PvdA
GroenLinks-PvdA wil een Toekomstfonds van €25 miljard oprichten waarmee de overheid investeert in verduurzaming van de industrie en innovatie. Ook moet er een Nationale Investeringsbank komen die meer durfkapitaal voor mkb beschikbaar maakt. GL-PVDA wil Nederland aantrekkelijk maken voor starten scale-ups door moderne arbeidsvoorwaarden te stimuleren en meer te investeren in innovatie en wetenschap. Daarnaast vindt de partij dat werknemers mee moeten profiteren van bedrijfswinsten, onder meer door een hoger minimumloon en afschaffing van het jeugdloon. Zo moet de economie eerlijker en
duurzamer worden ingericht.
SP
De SP wil dat Nederland een investeringskabinet krijgt dat fors inzet op infrastructuur, volkshuisvesting, onderwijs en innovatie. Hiervoor moet een Nationale Investeringsbank en een Investeringsfonds voor Vooruitgang komen. Specifiek voor het mkb wil de SP een aparte investeringsbank oprichten die financiering en advies biedt. De partij wil de regels voor aanbesteden zodanig aanpassen dat ook kleinere bedrijven kunnen meedoen, onder meer door grote opdrachten op te knippen. Flexwerk moet worden teruggedrongen, zodat vakmanschap behouden blijft en kennisontwikkeling mogelijk is. Ook wil de SP investeren in ambachtelijke opleidingen en nieuwe vakopleidingen.
VVD
De VVD wil dat Nederland in de top tien van meest concurrerende economieën blijft en legt de plicht daartoe wettelijk vast. Als Nederland uit de top tien dreigt te vallen, moet de overheid maatregelen nemen. De partij streeft naar verhoging van R&D-investeringen naar 3% van het bbp en introduceert een R&Dlanceerplatform. Ook wil de VVD de WBSO uitbreiden en de Innovatiebox behouden. Met een Groei- en Ondernemersakkoord wil de partij meer stabiliteit, lagere lasten en hogere lonen realiseren. Daarnaast moet er letterlijk ruimte blijven voor bedrijven: als een bedrijventerrein verdwijnt, moet er elders nieuw terrein beschikbaar komen. De VVD wil nationale koppen schrappen, investeringskortingen voor verduurzaming invoeren en sterk inzetten op circulaire economie, inclusief terugwinning van kritische grondstoffen.
D66
D66 wil het vestigingsklimaat versterken met een eerlijk en eenvoudig belastingstelsel, minder en stabiele regels en betere aansluiting tussen onderwijs, arbeidsmarkt en financiering. Daarnaast wordt onderzoek en ontwikkeling (R&D) gestimuleerd: de partij wil 3% van het bbp aan R&D besteden en de overheid laten optreden als eerste klant om innovatie te versnellen. Verder pleit D66 voor een Nationale Investeringsbank voor grote transities, met meer middelen en een breed mandaat, toegankelijk ook voor mkb’ers.
Aanbestedingen
Wat NMT-IRO vindt
Aanbestedingsbeleid is voor de maritieme en offshore maakindustrie van groot belang. Te vaak worden Nederlandse bedrijven buitenspel gezet door onnodig complexe regels of een te strikte toepassing van Europese aanbestedingsregels. NMT-IRO pleit ervoor dat aanbestedingen bijdragen aan strategische autonomie, verduurzaming en behoud van werkgelegenheid in Nederland. De overheid moet meer ruimte krijgen om bij opdrachten rekening te houden met duurzaamheid, circulariteit, sociale voorwaarden en het belang van Nederlandse en Europese bedrijven. Tegelijk moet aanbestedingsbeleid toegankelijker worden voor het mkb, bijvoorbeeld door opdrachten op te knippen en vereenvoudigde procedures te hanteren.
Wat zeggen de partijen?
PVV
In het verkiezingsprogramma van de PVV wordt aanbestedingsbeleid niet expliciet genoemd. Wel benadrukt de partij dat vitale infrastructuur en havens in Nederlandse handen moeten blijven. Daarmee geeft de PVV impliciet aan dat strategische belangen voorrang moeten krijgen boven internationale aanbestedingsregels.
CDA
Het CDA wil dat overheden meer ruimte krijgen om bij aanbestedingen te kiezen voor Nederlandse of Europese producten. De partij benadrukt dat de overheid een voorbeeldfunctie heeft als aanbesteder en investeerder. Duurzaamheid, circulariteit en de klimaatafdruk van producten moeten structureel meewegen in het aanbestedingsbeleid. Daarmee wil het CDA zowel de verduurzaming als de concurrentiepositie van de Nederlandse industrie versterken.
JA21
JA21 pleit voor minder en eenvoudigere nationale en Europese aanbestedingsregels. Volgens de partij moet het mkb beter kunnen meedingen naar opdrachten door de regeldruk te verlagen.
BBB
BBB wil een hervorming van het aanbestedingsbeleid zodat mkb-bedrijven eerlijke en haalbare toegang krijgen tot opdrachten. Daarbij moet nadruk liggen op praktische uitvoerbaarheid en maatschappelijke waarde. De partij wil dat Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen voorrang krijgen bij overheidsopdrachten. Ook stelt BBB dat aanbestedingsprocedures eenvoudiger moeten worden en beter afgestemd op de mogelijkheden van kleinere bedrijven.
GL-PvdA
GroenLinks-PvdA wil dat Europese aanbestedings- en mededingingsregels worden aangepast zodat arbeidsvoorwaarden, duurzaamheid en strategische autonomie zwaarder meewegen. Aanbestedingen vanuit (semi-)overheden moeten alleen worden gegund aan bedrijven die cao-lonen betalen. Voor strategische sectoren en technologieën moet er een Europees voorkeursprincipe komen. Ook wil de partij onderzoeken of er nationaal meer voorrang kan worden gegeven aan Europese bedrijven bij inkoop- en aanbestedingsprocedures.
SP
De SP vindt dat de huidige manier van aanbesteden slecht werkt en wil dat de regels worden aangepast. Grote opdrachten moeten worden opgeknipt en de procedures versimpeld, zodat ook kleinere bedrijven beter mee kunnen doen. De partij wil af van het verplichte Europese aanbesteden en pleit voor een grondige herziening van het hele stelsel. Volgens de SP moet aanbestedingsbeleid weer in dienst staan van de samenleving en niet van grote internationale spelers.
VVD
De VVD wil dat de overheid slim aanbesteden inzet om Nederlandse bedrijven vaker te steunen en belangrijke transities zoals de circulaire economie een zetje te geven. De overheid moet optreden als launching customer en op die manier innovatie stimuleren. Zo moet aanbestedingsbeleid niet alleen de goedkoopste optie belonen, maar bijdragen aan een sterkere economie en internationale concurrentiekracht van Nederlandse bedrijven.
D66
D66 wil dat Nederland in 2050 volledig circulair is en in 2030 het gebruik van nieuwe grondstoffen al met de helft is verminderd. Overheden moeten hierbij het goede voorbeeld geven: in 2035 is minstens de helft van hun aanbestedingen circulair en in 2045 alles. Per sector, zoals bouw, textiel, plastics en metalen, worden circulaire doelen vastgesteld. Hiermee wil D66 innovatie stimuleren, verduurzaming versnellen en zorgen dat iedereen bijdraagt aan de transitie.
Neem voor vragen of meer informatie contact op met Lennaert Rolloos via rolloos@maritimetechnology.nl
Werkbezoek Holland Shipyards Group: samen koers zetten in de maritieme maakindustrie
Op woensdag 27 augustus waren wij te gast bij Holland Shipyards Group voor een bijzonder werkbezoek. We ontvingen de Directeuren-Generaal van Defensie (Elanor Boekholt-O’Sullivan), Financiën (Jasper Wesseling), Buitenlandse Handel (Michiel Sweer) en Economische Zaken (Tjerk Opmeer), samen met hun ondersteuningsteam.
Het werkbezoek stond in het teken van de recente ontwikkelingen binnen de Nederlandse maritieme maakindustrie. Sinds de oprichting van het Rijksregiebureau, dat onder andere uitvoering geeft aan de Sectoragenda Maritieme Maakindustrie, zijn er veel positieve stappen gezet. Tijdens dit werkbezoek konden we de moderne industriepolitiek in de praktijk laten zien aan de betrokken Directeuren-Generaal. Onder leiding van dagvoorzitter Jeroen de Graaf stond het bezoek in het teken van drie actuele thema’s:
· Grondstoffenafhankelijkheid (via circulaire toepassingen)
· Ethische verantwoordelijkheid
· Innovatie in de scheepsbouw
Ieder thema werd ingeleid met een prikkelende stelling, die meteen leidde tot scherpe eerste reacties. Vervolgens brachten leden van NMT-IRO de nodige nuance aan door praktijkvoorbeelden te delen. Zo werd zichtbaar hoe bedrijven in de sector hier concreet invulling aan geven. Onze leden lieten zien welke initiatieven zij ondernemen, zowel binnen hun eigen bedrijfsvoering als in gezamenlijke projecten, om deze uitdagingen aan te pakken. Daarmee werd duidelijk dat samenwerking binnen de sector én met de overheid essentieel is om de ambities uit de Sectoragenda Maritieme Maakindustrie te realiseren. Onze dank gaat uit naar de leden die tijd hebben gemaakt om hieraan bij te dragen.
Als afsluiting ontvingen de Directeuren-Generaal en hun team een handreiking met de belangrijkste aanbevelingen vanuit de sector. U vindt de handreiking terug in de bijlage 2. Het werkbezoek werd zeer positief ontvangen.
Neem voor vragen of meer informatie contact op met Liz Gutter via gutter@maritimetechnology.nl
Windenergie Infrastructuurplan Noordzee
Het kabinet en zes brancheorganisaties hebben overeenstemming bereikt over het belang van windenergie op zee. Door sterk gestegen kosten en tegenvallende vraag is de oorspronkelijke ambitie echter bijgesteld van 50GW naar 30–40 GW in 2040. In september presenteert het kabinet een actieplan om de sector te ondersteunen en de stagnatie in de uitrol van offshore wind het hoofd te bieden.
De businesscase voor wind op zee staat onder druk, terwijl de noodzaak groter is dan ooit. Voor NMT-IRO zijn de volgende punten van belang:
Windenergie blijft onmisbaar voor de elektrificatie van industriële processen.
De businesscase staat onder druk door gestegen kosten, beperkte mogelijkheden voor langetermijncontracten en knelpunten in het elektriciteitsnet.
Voor groene waterstof kan de industrie de meerkosten niet doorberekenen; daarom moet de overheid substantieel bijdragen via subsidies.
Opschaling moet parallel plaatsvinden: wind op zee en elektrolyse moeten gelijktijdig groeien, aangevuld met import.
Vraag naar windenergie blijft achter, maar zal volgens het kabinet op korte termijn toenemen. Uitstel van investeringen komt door netcongestie, hoge tarieven en verwachte daling van elektriciteitsprijzen. Maatwerkaanpak gesprekken zijn vertrouwelijk, maar tonen aan dat lange termijnvisie en stabiliteit cruciaal zijn.
NMT-IRO ondersteunt nadrukkelijk de noodzaak van een lange termijnvisie en een gegarandeerde uitrol van offshore wind. Alleen met parallelle opschaling en stabiele randvoorwaarden kan de energietransitie realistisch worden gerealiseerd.
Neem voor vragen of meer informatie contact op met Tjerk Suurenbroek via suurenbroek@maritimetechnology.nl
Aanbesteding exportkredietverzekeringsfaciliteit
Het ministerie van Financiën is een stakeholderconsultatie gestart over de toekomstige aanbesteding van de exportkredietverzekeringsfaciliteit. Na definitieve gunning is de intentie om de huidige overeenkomst met Atradius Dutch State Business op te zeggen. Op basis van de planning kan dat per eind 2026. De overeenkomst kent een opzegtermijn van drie jaar, waarin de transitie naar de nieuwe werkwijze plaatsvindt. Beoogd wordt om per 1 januari 2027 een nieuwe overeenkomst te sluiten met de winnende opdrachtgever. De initiële looptijd is zeven jaar en loopt maximaal 25 jaar.
De documenten voor deze consultatie zijn online te vinden via deze link. Daarnaast treft u het stakeholderconsultatiedocument in bijlage 3, waarin de achtergrond, het proces en de aandachtspunten uitgebreid worden beschreven. Reageren kan tot 10 oktober 2025.
Oproep aan leden
Om een sterke en samenhangende reactie vanuit de maritieme en offshore maakindustrie te kunnen geven, vragen wij leden hun input en aandachtspunten uiterlijk eind september bij NMT-IRO aan te leveren. Wij bundelen de reacties en brengen deze namens de sector in bij het ministerie.
Neem voor vragen, input of meer informatie contact op met Lennaert Rolloos via rolloos@maritimetechnology.nl
Arbeidsmigranten onmisbaar – maar hoe toekomstbestendig is dat?
Op 11 september [dit is na het schrijven van deze nieuwsbrief, red.] vond in de Tweede Kamer het commissiedebat Arbeidsmigratie plaats. Voor de maritieme sector is dit een belangrijk thema: arbeidsmigranten zijn op korte en middellange termijn onmisbaar voor het draaiende houden van werven, toeleveranciers en offshore-activiteiten. Zonder deze arbeidskrachten zou de capaciteit in de sector snel onder druk komen te staan.
Tegelijkertijd groeit het besef dat de afhankelijkheid van arbeidsmigranten moet worden verminderd. Bedrijven, overheden en brancheorganisaties zullen gezamenlijk moeten inzetten op innovatie, opleiding en procesverbetering om de sector veerkrachtiger en toekomstbestendiger te maken. Daarbij gaat het niet alleen om meer opleiden van eigen personeel, maar ook om het slimmer combineren van mensen en machines.
NMT-IRO benadrukt dat de toekomst waarschijnlijk niet ligt in een keuze tussen óf-óf, maar in een combinatie van migratie en modernisering. Samen met onze leden en de overheid willen we werken aan een arbeidsmarktstrategie die de maritieme maakindustrie duurzaam versterkt.
Neem voor vragen of meer informatie contact op met Karlijn van de Kamp via kamp@maritimetechnology.nl

Europees niveau 2
Europees niveau
NMT-IRO levert input op Maritime Industry Strategy
NMT-IRO heeft namens de maritieme maak- en offshore-industrie gereageerd op de call for evidence van de Europese Commissie voor de European Maritime Industry Strategy (EMIS). Met deze bijdrage benadrukken we het belang van een sterke, innovatieve en duurzame maritieme sector in Nederland en Europa.
De consultatie is een belangrijke stap richting een toekomstgerichte EU-strategie die later dit jaar wordt verwacht. In onze reactie pleiten we voor een Europees industriebeleid dat de zeggenschap over strategische waardeketens en technologie versterkt. Daarbij zetten we ons in voor een stimulerend kader waarin Europese maritieme innovatie en productie kunnen floreren, binnen een eerlijk en internationaal gelijk speelveld.
Met deze inzet in Brussel hebben wij gepleit voor een Europees industriebeleid dat de zeggenschap heeft over strategische waardeketens en de technologische basis versterkt. Dit is noodzakelijk om de concurrentiekracht, duurzaamheid en autonomie van de Nederlandse en Europese maritieme sector te waarborgen.
Neem voor vragen of meer informatie contact op met Luc Kronenberg via kronenberg@maritimetechnology.nl
SEA Naval Directors Committee in Hamburg
SEA Naval is een besloten netwerk van Europese marinewerven en enkele brancheorganisaties. Het platform richt zich op strategische samenwerking en het versterken van de toegang tot Europese defensieprogramma’s zoals het European Defence Fund (EDF). Met het recent behaalde raamcontract binnen het EDF/CDP-programma van de EDA speelt SEA Naval een sleutelrol in conceptontwikkeling en studies voor toekomstige maritieme capaciteiten.
Tijdens de Directors Meeting in Hamburg kwamen onder meer Organization for Joint Armament Cooperation (OCCAR) en nationale vertegenwoordigers aan het woord. De nadruk lag op capaciteitsopbouw, gezamenlijke lobby en het voorkomen van versnippering binnen de Europese defensie-industrie. Ook werd benadrukt hoe samenwerking via SEA Naval kansen kan vergroten om effectief gebruik te maken van Europese fondsen en programma’s.
Voor de Nederlandse maritieme industrie is dit relevant omdat er in Europa steeds meer wordt geïnvesteerd in defensie en specifiek ook in maritieme capaciteiten. Door aan te haken bij SEA Naval verkent NMT-IRO hoe civiel-militaire samenwerking en marinebouw beter georganiseerd en vertegenwoordigd kunnen worden, en hoe onze achterban toegang kan krijgen tot deze Europese kansen. De Nederlandse maritieme industrie verkent daarbij actief de mogelijkheden om een bijdrage te leveren aan de defensieopgave in Europa.
Neem voor vragen of meer informatie contact op met Liz Gutter via gutter@maritimetechnology.nl
EFRAG start consultatie gewijzigde ESRS
EFRAG is eind juli een publieke consultatie gestart over de herziening van de European Sustainability Reporting Standards (ESRS). Deze loopt tot eind september. De herziening volgt op signalen dat de huidige rapportageverplichtingen voor veel bedrijven te omvangrijk en complex zijn.
De belangrijkste wijziging binnen de CSRD betreft het verhogen van de drempel voor rapportageplicht naar bedrijven met meer dan 1.000 medewerkers en een omzet vanaf €450 miljoen. Daarmee vallen aanzienlijk minder ondernemingen onder de directe verplichting. Tegelijkertijd heeft EFRAG als technisch adviseur het aantal datapunten flink teruggebracht. De verplichte Double Materiality Assessment (DMA) blijft bestaan, maar wordt in vereenvoudigde vorm doorgezet.
Ook zijn er overgangsmaatregelen voorzien. Voor beursgenoteerde grote bedrijven (wave 1) geldt dat zij in de jaren 2025 en 2026 bepaalde onderwerpen (ESRS E4, S2, S3 en S4) uit hun rapportages mogen schrappen. Niet-beursgenoteerde grote bedrijven (wave 2, volgens de nieuwe drempel) krijgen twee jaar uitstel voor hun rapportage. Daarnaast worden binnen de CSDDD de verplichtingen rond onderzoeksplicht en aansprakelijkheid in de keten aanzienlijk teruggeschroefd.
Voor de leden van NMT-IRO is het relevant dat er momenteel nog de mogelijkheid bestaat om input te leveren op deze consultatie. NMT-IRO voorziet vooralsnog niet in een gezamenlijke reactie, maar leden kunnen indien gewenst individueel hun standpunt kenbaar maken. Tegelijkertijd blijft het van belang om, ongeacht de uiteindelijke rapportage-eisen, duurzaamheidsdata en -prestaties structureel te blijven monitoren. Naast CSRD en CSDDD, en de vrijwillige standaard voor het mkb (VSME), neemt de vraag vanuit klanten en ketenpartners naar betrouwbare ESG-informatie sterk toe. Dit onderstreept het belang van een solide intern framework en proces voor dataverzameling.
Neem voor vragen of meer informatie contact op met Daniëlle Veldman via veldman@maritimetechnology.nl
Input SEA Europe op IMO Net Zero Framework
In aanloop naar de vergadering van de IMO Intersessional Working Group on Reduction of Greenhouse Gas (GHG) Emissions from Ships (ISWG-GHG 18) in oktober is via de Europese koepel SEA Europe input geleverd op het voorgenomen IMO Net-Zero Framework. Dit kader, dat na formele aanname vanaf 2027 in werking treedt, wordt een belangrijk instrument voor de wereldwijde decarbonisatie van de scheepvaart. Het Framework heeft als doel de uitstoot van broeikasgassen te limiteren en te beprijzen, en tegelijkertijd het gebruik van hernieuwbare brandstoffen te stimuleren. Daarmee kan de invoering een sterke impuls geven aan de verduurzaming van de internationale scheepvaart en de verdere ontwikkeling van de maritieme maakindustrie.
Ook op Europees niveau pleit de sector – in lijn met het standpunt van NMT-IRO – voor een techniekneutrale aanpak. De inzet is om maatregelen te baseren op de hoeveelheid vermeden CO₂-uitstoot, zonder specifieke brandstoffen of technieken voor te trekken. Daarbij wordt evenredig aandacht gevraagd voor energie-efficiëntie en voor zowel nieuwbouw als retrofits.
Via onze Europese koepel behartigen wij op deze manier de belangen van de Nederlandse maritieme maakindustrie in mondiale discussies, ook wanneer dat niet altijd direct zichtbaar is.
Neem voor vragen of meer informatie contact op met Daniëlle Veldman via veldman@maritimetechnology.nl
PFAS-dossier op de agenda in Den Haag en Brussel
PFAS staat de komende weken hoog op de politieke agenda. In Nederland komt het onderwerp op 24 september 2025 aan bod tijdens het commissiedebat Water in de Tweede Kamer. VNO-NCW schreef hiervoor een inbreng waar NMT-IRO zich bij aansluit. Vooralsnog ligt in dit debat de nadruk op lozingen en drinkwater. Later zal, mede op basis van de recent gepubliceerde update van het restrictievoorstel van de European Chemicals Agency (ECHA), meer aandacht uitgaan naar uitzonderingen en implementatietijdlijnen voor afzonderlijke toepassingen.
ECHA presenteerde eind augustus een aangescherpte versie van haar voorstel. Hierin worden toepassingen, mogelijke alternatieven en uitzonderingen meer in detail benoemd. Zo wordt onder meer specifiek verwezen naar seals (afdichtingen) en onderdelen binnen de transportsector. Via de Transport Coalition, waarin ook de Europese maritieme koepel SEA Europe deelneemt, is richting de Europese Commissie (DG GROW) input geleverd met de oproep om uitzonderingen te formuleren voor PFAS binnen de transportsector, afhankelijk van hun risicoprofiel.
Dit is relevant voor NMT-IRO, omdat veel maritieme toepassingen afhankelijk zijn van PFAS-houdende componenten waarvoor nog geen geschikte alternatieven bestaan. Een eerder voorgesteld totaalverbod op alle PFAS is in dit licht niet realistisch en kan grote gevolgen hebben zolang vervangende materialen ontbreken. Belangrijk is dat onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende soorten PFAS en hun risicoprofielen, zodat er ruimte ontstaat voor uitzonderingen en een realistisch tijdpad voor uitfasering. Dit geldt met name voor fluorpolymeren, die een zeer laag risicoprofiel hebben en cruciaal zijn in toepassingen waar veiligheid en duurzaamheid vooropstaan.
Meer informatie: ECHA publiceert update PFAS-restrictievoorstel en VNO-NCW standpunt PFAS
Neem voor vragen of meer informatie contact op met Daniëlle Veldman via veldman@maritimetechnology.nl
1

Onderwerp: –- verbetering van het vestigingsklimaat (maritieme ruimte in NL), - vermindering van onnodige regeldruk, - betere benutting van aanbestedingsbeleid en - het versterken van de unieke ketensamenwerking.
Datum
Plaats
Pagina 1 van 6
Bijlage

–in de volgende pagina’s ’ - defensie, - energiezekerheid, - duurzaamheid en klimaat, - het Nederlandse concurrentievermogen en - overheidsaanbestedingen.
“Veiligheid tot op de bodem”

Defensie
Wat is er nodig?
Tekstsuggestie voor in het verkiezingsprogramma
Wij versterken de defensiecapaciteit van Nederland door marinebouw structureel te verankeren in het nationale industriebeleid. Door voorspelbare opdrachten, vroege marktbetrokkenheid en gerichte ondersteuning van R&D en werkkapitaal benutten we de volledige capaciteit van de Nederlandse maritieme maakindustrie.
Energiezekerheid en offshore wind

Wat is er nodig?
• Creeer financiele zekerheid voor investeerders via Contracts for Difference (CfD’s) en langdurige Power Purchase Agreements (PPA’s) ter voorkoming van prijsschommelingen.
• Harmoniseer EU-breed het beleid rond offshore wind, door:
o Eenduidige vergunningseisen en ecologische randvoorwaarden.
o Een consistente, langjarige tenderplanning voor investeringszekerheid.
o Standaardisatie van turbine voor kostenefficientie.
o Versnel elektrificatie van de industrie, onder meer door compensatie van nettarieven en inzet op infrastructuurverzwaring. Dit versterkt ook de concurrentiepositie van de Europese industrie ten opzichte van mondiale spelers.
• Zet non-price criteria voort in tenders, zoals beoogd in de Net Zero Industry Act.
• Werk aan een sectorbreed convenant tussen overheid en industrie, met afspraken over organisatorische, technische en regelgevende oplossingen ter versterking van de keten.
Tekstsuggestie voor in het verkiezingsprogramma
Duurzaamheid en klimaat
Wat is er nodig?

Tekstsuggestie voor in het verkiezingsprogramma
Het Nederlandse concurrentievermogen
Wat is er nodig?
Tekstsuggestie voor in het verkiezingsprogramma
Aanbestedingen

Wat is er nodig?
Tekstsuggestie voor in het verkiezingsprogramma
Stelling: “De maritieme maakindustrie heeft te weinig oog voor ethisch verantwoord ondernemen” Bijlage 2

Handreiking werkbezoek – Maritieme en offshore maakindustrie
Met dit werkbezoek hebben wij u een inkijk gegeven in de ontwikkeling van de Nederlandse maritieme maakindustrie – onze Hollandse Glorie – in de afgelopen periode. Dankzij intensieve samenwerking binnen de sector is een belangrijke bijdrage geleverd aan vernieuwing, modernisering en het realiseren van onze strategische doelstellingen. Daarbij is gebleken dat jong én oud, man én vrouw, onmisbaar zijn om de sector veerkrachtig en toekomstbestendig te maken juist in tijden van geopolitieke spanningen en toenemende concurrentie.
De maritieme en offshore maakindustrie speelt een sleutelrol bij het veiligstellen van onze nationale strategische en vitale belangen. Denk aan kustbescherming en waterbeheer, de winning van kritieke grondstoffen, voedselvoorziening via visserij en aquacultuur, en het waarborgen van energiezekerheid en defensietaken op en vanaf zee. Deze industrie vormt letterlijk en figuurlijk de basis van een welvarend, veilig en autonoom Nederland, en biedt aanzienlijke strategische kansen voor ons land.
Onze wens is dat de sector wordt erkend en benut als voorbeeld van modern industriebeleid beleid dat niet slechts op papier bestaat, maar daadwerkelijk wordt uitgevoerd. Dit vraagt om betrokkenheid van iedereen, zodat we samen koers kunnen houden en de basis verder kunnen versterken.
Hieronder volgen per besproken thema de aanbevelingen die wij uit de sector hebben opgehaald.
1. Grondstoffentransitie
Stelling: “We kunnen straks geen schip meer bouwen, omdat we te afhankelijk zijn van landen buiten Europa voor grondstoffen”
Aanbevelingen:
• Ontwikkel een gezamenlijke langetermijnstrategie: Een duidelijke visie op circulariteit en grondstoffengebruik biedt richting en versnelt investeringen.
• Vertaal EU-regelgeving helder: Vroege duidelijkheid over Europese wetgeving (zoals CRMA, Circular Economy Act, Digital Product Passport) vermindert onzekerheid en vergroot de slagkracht van bedrijven.
• Versterk samenwerking en financiering: Door veilige informatie-uitwisseling, standaardisatie en betere toegang tot financiering kunnen circulaire businessmodellen daadwerkelijk worden opgeschaald.
2. Ethische verantwoordelijkheid

Aanbevelingen:
• Inzicht in ketens vergroten: Samen met de overheid wil de sector inzetten op het transparanter maken van de ketens. De industrie loopt tegen schaduwvloten, indirect gebruik en de herkomst van kritieke grondstoffen aan. De industrie is hierin gebaat bij wederzijds begrip.
• Heldere normen afspreken: Bedrijven nemen verantwoordelijkheid, maar zijn gebaat bij duidelijke kaders. Bepaal samen waar bedrijfsverantwoordelijkheid ophoudt en waar overheidstoezicht, via wetgeving, begint.
• Ontwikkel praktische handvatten: Denk aan compliance-lijsten en instrumenten die bedrijven helpen om ethische verantwoordelijkheid concreet en uitvoerbaar te maken. Daarbij hoort ook aandacht voor inclusiviteit en maatschappelijke waarden. Door dit te koppelen aan ethisch verantwoord ondernemen, kan de maritieme maakindustrie laten zien dat zij niet alleen oog heeft voor ketens en regels, maar ook voor de mensen en gemeenschappen die er onderdeel van zijn.
3. Innovaties
Stelling: “De bouw van schepen moet beter, sneller en goedkoper om concurrerend te blijven”
Aanbevelingen:
• Stimuleer regionale samenwerking: Initiatieven zoals de Werf van de Toekomst tonen aan dat samenwerking tussen werven, toeleveranciers en kennisinstellingen innovatie versnelt.
• Betrek de sector bij aanbestedingen: Betrek de sector eerder – bijvoorbeeld via de branchevereniging – bij aanbestedingen (zoals voor marineschepen) en kies contractvormen die innovatie bevorderen en risico’s beheersbaar houden.
• Zorg voor continuïteit via orders: Een stabiele orderportefeuille, bijvoorbeeld via overheidsopdrachten, zorgt voor voldoende schaal en continuïteit. Dit maakt investeringen in nieuwe technologie rendabel en vergroot de innovatiekracht van de sector.
Slotboodschap
De maritieme en offshore maakindustrie wil samen met de overheid werken aan:
• een robuuste grondstoffentransitie,
• duidelijke en uitvoerbare ethische kaders,
• en innovatie die leidt tot betaalbare, duurzame en concurrerende schepen.
Door gezamenlijk te investeren biedt dit niet alleen een uitgelezen kans om onze maritieme en offshore maakindustrie in ere te herstellen, maar komt dit ook ten goede aan de strategische autonomie, veiligheid en welvaart van ons Nederland
NMT-IRO is de Nederlandse brancheorganisatie van de maritieme en offshore maakindustrie. NMT-IRO verbindt, versterkt en vertegenwoordigt 850 leden die goed zijn voor 150.000 banen en een omzet van 26 miljard euro, waarvan 60% in het buitenland wordt verdiend.
Bijlage 3
Stakeholderconsultatie
Uitvoering Exportkredietverzekeringen en Investeringsgaranties
Europese aanbesteding Mededingingsprocedure met onderhandeling
voor het
Ministerie van Financiën en
Ministerie van Buitenlandse Zaken
Datum
1 september 20251 september 2025
Kenmerk 201865004.016.017
Versie Concept
1. Inleiding
De Nederlandse Staat dekt risico’s af die verbonden zijn aan het handels- en dienstenverkeer van ondernemers met landen buiten Nederland. De Nederlandse Staat heeft besloten de uitvoering hiervan als overheidsopdracht aan te besteden. De opdracht betreft de uitvoering van diensten die zien op de regelingen inzake het afdekken van risico’s verbonden aan het internationaal handelsen dienstenverkeer, waaronder regelingen inzake exportkredietverzekeringen, investeringsgaranties en regelingen van het ministerie van Buitenlandse Zaken (hierna: de Opdracht). De dienstverlener (hierna: Opdrachtnemer) voert de regelingen uit op naam van en voor risico van de Nederlandse Staat.
De intentie is om de huidige overeenkomst met de huidige uitvoerder Atradius Dutch State Business (ADSB) ná definitieve gunning van de Opdracht als gevolg van de onderhavige aanbesteding op te zeggen. Op basis van de planning van de aanbesteding betekent dit dat de overeenkomst met ADSB naar verwachting eind 2026 kan worden opgezegd. De overeenkomst met ADSB kent vervolgens een opzegtermijn van 3 jaar. Gedurende dat tijdvak zal er een transitie plaatsvinden naar werkwijzen die passen bij de nieuwe overeenkomst die wordt aanbesteed
Beoogd wordt om per januari 2027 een nieuwe overeenkomst te sluiten met een Opdrachtnemer die de onderhavige aanbesteding wint. Deze overeenkomst kent een initiële termijn van 7 jaar en loopt maximaal 25 jaar. De geplande start van de aanbesteding is januari 2026.
De afgelopen periode hebben de betrokken ministeries van Financiën en Buitenlandse Zaken (tezamen: Opdrachtgever) concept aanbestedingsdocumenten opgesteld. Er wordt een marktconsultatie voor potentiële Opdrachtnemers en een stakeholderconsultatie voor gebruikers en andere belanghebbenden georganiseerd om de concept aanbestedingsdocumentatie verder te optimaliseren.
Middels deze stakeholderconsultatie informeren wij u over de achtergrond van de aanbesteding en geven wij een toelichting op de bijgevoegde concept aanbestedingsdocumentatie. Door te reageren op deze stakeholderconsultatie kunt u invloed uitoefenen op de wijze waarop de Opdrachtgever de aanbesteding vormgeeft. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de eisen en voorwaarden die we toepassen. De kans wordt zo groter dat de aanbesteding aansluit bij uw werkwijze. Uw bijdrage aan deze stakeholderconsultatie wordt zeer gewaardeerd. In paragraaf 1.3 van dit document leest u hoe u deze bijdrage kan doen. In de paragrafen 1.1 en 1.2 gaan wij eerst in op de aandachtspunten bij de aanbesteding en de aanbestedingsdocumentatie.
1.1. Aandachtspunten bij de aanbesteding
Tijdens eerdere gesprekken met verschillende belanghebbenden zijn waardevolle aandachtspunten naar voren gebracht. Deze input hebben wij zo goed mogelijk verwerkt in de concept aanbestedingsdocumentatie De belangrijkste thema's zijn hieronder samengevat:
• Naleving van nationale en Europese aanbestedingsregels.
• Een zorgvuldig aanbestedingsproces met borging van kennis, continuïteit (ook tijdens een transitie naar een eventuele andere Opdrachtnemer) en kwaliteit (bijv. snelheid en efficiëntie)
• Een contracttermijn passend bij de dienstverlening, de investeringshorizon van een potentiële opdrachtnemer, maar ook de handelsbevorderende aard van de ekv-faciliteit
• Maximale mitigatie van transitierisico's om continuïteit van dienstverlening te borgen voor ekv gebruikers.
• Versterking van innovatie, digitalisering en klantgerichtheid.
• Belang beleidsflexibiliteit en innovatie: Wens tot aansluiting op breder innovatie- en industriebeleid, zonder dat het ten koste gaat van de reguliere ekv
• Flexibiliteit in het kunnen op- en afschalen van capaciteit ten behoeve van acceptabele doorlooptijden
• Klantgerichtheid: belang van het ekv-instrument voor gebruikers, inclusief het MKB
Stakeholderconsultatiedocument - 201865004.016.017 - 1-9-2025 – Concept 3 van 7
• Behoud van een gelijk speelveld voor exporteurs en financiers.
1.2. Documentatie in de stakeholderconsultatie
Tijdens de stakeholderconsultatie worden diverse concept aanbestedingsdocumenten geconsulteerd. U treft hieronder een beknopte leeswijzer met de meest relevante documenten De leeswijzer is bedoeld om u snel te oriënteren. Ze vervangen geen eigen beoordeling aan uw kant. Hieronder treft u een visuele weergave van de samenhang van aanbestedingsdocumentatie De documenten in het grijs zijn enkel relevant voor potentiële Opdrachtnemers.

Wij raden u aan de bovenstaande stukken integraal te lezen voor zover relevant voor uw organisatie.
1.2.1. Dienstenbeschrijving
De Bijlage B3.1-Dienstenbeschrijving omvat een omschrijving en technische specificaties van de te leveren diensten en eisen die aan de uitvoering van de dienstverlening gesteld worden. Voor ekvgebruikers en banken zijn met name de volgende diensten relevant om nader te bestuderen:
• Dienst 1 – Initiële beoordeling & underwriting. Deze dienst omschrijft het proces om een verzekeringsaanvraag van een exporteur of financier te beoordelen conform de beleidskaders en geldende verzekeringsvoorwaarden.
• Dienst 2 – Polisbeheer & monitoring, Deze dienst bevat onder andere het factureren van premies, het wijzigen van polissen en het monitoren van lopende polissen conform het MVO-beleidskader.
• Dienst 4 – Schade & recuperaties. Deze dienst is relevant in het geval er schade ontstaat op een polis en omvat het behandelen van (dreigende) schadeclaims en het uitvoeren van incassoprocedures
• Dienst 7 – Productontwikkeling & marketing: behandelt de rol van Opdrachtnemer bij eventuele toekomstige innovatie van het instrumentarium (om beter aan te sluiten op behoeften van de markt) en marketingaspecten, bijvoorbeeld richting MKB’ers
Afhankelijk van uw activiteiten kunnen ook andere diensten in de Bijlage B3.1Dienstenbeschrijving relevant voor u zijn. De Service Level Agreement voor alle diensten treft u in bijlage B3.2. In dit document wordt beschreven welke Service Levels en bijbehorende Prestatie
Stakeholderconsultatiedocument - 201865004.016.017 - 1-9-2025 – Concept 4 van 7
Indicatoren (‘PI’s’) van toepassing zijn op de verschillende diensten. Deze Prestatie Indicatoren hebben als doel om een prikkel in te bouwen voor Opdrachtnemer om tot nog betere prestaties in de Dienstverlening (ook richting ekv-gebruikers) te komen.
1.2.2. Governance en stuurmechanismen
In Bijlage B3.3- Governance en stuurmechanismen wordt de overkoepelende gewenste samenwerking tussen Opdrachtgever en Opdrachtnemer beschreven. Het hoofdstuk Regie en besturingsmodel en de daaropvolgende onderdelen bieden inzicht in de wijze waarop opdrachtgever en opdrachtnemer zullen samenwerken en sturen op prestaties. Relevante paragrafen zijn onder andere:
• 3. Opdrachtdoelen en stuurinstrumenten: bevat KPI’s, prestatienormen en bijsturingsmechanismen; hierin staat het strategisch belang van de ekv omschreven inclusief hoe de Opdrachtgever sturing geeft aan deze doelen.
• 9.5 Flexibiliteitsprocedure: beschrijft hoe flexibel kan worden op- en afgeschaald in capaciteit om doorlooptijden en kwaliteit richting gebruikers te waarborgen. Het heeft betrekking op omvang, diepte en breedte van de ekv-instrumenten
1.2.3. Transitieplan, Dossier Financiële Afspraken en Selectieleidraad Gelet op het belang van continuïteit en kennisbehoud, is het raadzaam bijzondere aandacht te besteden aan het integrale transitieplan, het Dossier Financiële Afspraken en de Selectieleidraad.
• Bijlage B3.5-Transitieplan doet een voorstel omtrent het transitiepad om tot de nieuwe gewenste werkwijze te komen. Het doel is om de continuïteit van dienstverlening te borgen, zodat ekv-gebruikers en andere belangrijke belanghebbenden geen last hebben van een transitie
• In Bijlage B3.7-Dossier Financiële Afspraken wordt omschreven hoe de vergoeding voor de dienstverlening plaatsvindt en het besturingsmiddel (bonus/malus) voor de in Bijlage B3.2 Service Level Agreement (SLA) beschreven PI’s.
• De Bijlage Selectieleidraad beschrijft de werking van de aanbestedingsprocedure, wat wij belangrijk vinden en hoe wij beoordelen welke partij het meest geschikt is om de opdracht uit te voeren In dit document staan onder andere de opdrachtdoelen en de voorgestelde looptijd contracttermijn omschreven
1.3. Uw bijdrage aan de stakeholderconsultatie
Bijgevoegd treft u een Vraag en Antwoordblad aan. Dit kan worden gebruikt om opmerkingen en aandachtspunten per onderdeel van de documentatie op een gestructureerde manier te delen. In dit document treft u ook de vragenlijst aan. De ingediende reacties worden gebruikt om de aanbestedingsdocumenten waar mogelijk te optimaliseren en uw inbreng wordt zeer op prijs gesteld. U kunt het formulier aanleveren tot en met 10 oktober 2025 via www.internetconsultatie.nl. Uw reactie op de consultatie is vertrouwelijk en wordt niet openbaar gemaakt.
Stakeholderconsultatiedocument - 201865004.016.017 - 1-9-2025 – Concept 5 van 7
2. Vraag en antwoordblad
1.1 Antwoord op vragenlijst
Vraag # Vraag
1
2
3
4
In welke aspecten ziet u groeipotentieel voor de dienstverlening van huidige uitvoerder (Bijlage B3.1.3 – Achtergrondinformatie en onderliggende achtergronddocumenten)?
Mist u nog belangrijke PI’s/KPI’s in de documenten? (Bijlage B3.2 Service Level Agreement en hoofdstuk 3 van Bijlage B3.3 – Governance en stuurmechanismen)
In hoeverre acht u de PI's en KPI’s voldoende om snelheid en efficiëntie te borgen in de dienstverlening richting u? (hoofdstuk 3 van Bijlage B3.3 – Governance en stuurmechanismen)
Mist u bepaalde Hoofd/Subdiensten die op dit moment geleverd worden, maar die nog niet in de Dienstenbeschrijving staan? (hoofdstuk 2 t/m 8 van Bijlage B3.1Dienstenbeschrijving
5 Zijn er specifieke eisen of wensen in de Dienstverlening die u mist? (Bijlage B3.1 t/m B3.7)
6
7
In hoeverre acht u de Bijlage B3.5transitieplan adequaat om risico’s op onderbreking van de ekv-dienstverlening te mitigeren? Heeft u nog toevoegingen/suggesties?
Hoe beoordeelt u de wijze waarop handelsbevordering is verwerkt in de documentatie? Bijvoorbeeld het uitwisselen van best practices en vertegenwoordiging in buitenlandse gremia en internationale fora? (hoofdstuk 5 van Bijlage B3.1 –Dienstenbeschrijving en Bijlage B3.3 –Governance en stuurmechanismen)
8
9
10
In hoeverre ziet u ruimte voor Opdrachtnemer om Nederlandse bedrijven te ondersteunen in nieuwe of risicovollere markten? (hoofdstuk 3 van Bijlage B3.3 –Governance en stuurmechanismen)
Welke partnerschappen (banken, financiële instellingen, RVO, posten, brancheorganisaties) acht u essentieel voor een goede uitvoering van de ekv en BZinstrumenten?
In hoeverre vindt u dat de huidige uitwerking voldoende ruimte biedt voor innovatieve dienstverlening en flexibiliteit ten aanzien van veranderend (geo)politiek en industriebeleid? (hoofdstuk 7 van Bijlage B3.1 – Dienstenbeschrijving)
11
In hoeverre acht u dat innovatie (digitalisering, AI, data-analyse) voldoende wordt meegenomen? (Bijlage B3.1Dienstenbeschrijving en hoofdstuk 3 van Bijlage B3.3 – Governance en stuurmechanismen)?
Antwoord inclusief eventuele tekstsuggestie
Stakeholderconsultatiedocument - 201865004.016.017 - 1-9-2025 – Concept 6 van 7
12
13
14
15
In hoeverre acht u de uitwerking van de flexibiliteitsclausule in paragraaf 9.5 van Bijlage B3.3 - Governance en stuurmechanismen voldoende om de benodigde schaalbaarheid en capaciteit te waarborgen bij de uitvoering van de ekvdienstverlening?
In hoeverre vindt u dat de huidige uitwerking in hoofdstuk 7 van Bijlage B3.1 –Dienstenbeschrijving voldoende ruimte biedt voor innovatieve dienstverlening en flexibiliteit ten aanzien van veranderend (geo)politiek en industriebeleid?
In hoeverre vindt u dat ESG-thema's voldoende geborgd zijn? (hoofdstuk 1 van Bijlage B3.1 – Dienstenbeschrijving)
In hoeverre acht u de uitwerking van de flexibiliteitsclausule voldoende om schaalbaarheid en capaciteit te waarborgen? (paragraaf 9.5 van Bijlage B3.3 –Governance en stuurmechanismen)
16 Welke risico’s ziet u bij de overgang naar een nieuwe uitvoerder? (Bijlage B3.5 –Transitieplan)
17
18
In hoeverre waarborgen de huidige bepalingen kennisbehoud en expertiseopbouw? (hoofdstuk 3 van Bijlage B3.5 – Transitieplan)
Wordt er in de aanbestedingsdocumentatie voldoende aandacht gegeven aan het MKB, bijvoorbeeld op het gebied van toegang en bekendheid met het ekv-instrumentarium?
19 Welke drempels ervaart het MKB bij de huidige dienstverlening wat betreft toegang tot de ekv en BZ-instrumenten of diensten?
1.2 Additionele opmerkingen
Mis je onderwerpen? Heb je vragen? Neem contact op met onze sectormanagers.

Teamleider Sectormanagement
Dan Veen veen@maritimetechnology.nl

Duurzaamheid en Klimaat
Daniëlle Veldman veldman@maritimetechnology.nl

Vestigingsklimaat
Erik Peters peters@maritimetechnology.nl

Offshore-energy
Tjerk Suurenbroek suurenbroek@maritimetechnology.nl

Arbeidsmarkt en Onderwijs
Karlijn van de Kamp kamp@maritimetechnology.nl

EU Regulatory and Government Affairs
Luc Kronenberg kronenberg@maritimetechnology.nl

Financieringen
Lennaert Rolloos rolloos@maritimetechnology.nl