

Na het zonnigste jaar ooit staan begin december nog steeds veel bomen volledig in blad. Ik loop ook al een tijdje mee, maar echt, dat is nog nooit vertoond. Referentie is 24 november, als mijn zoon zijn verjaardag heeft, en vroeger altijd alles kaal was. De laatste jaren is die dag meestal niet alles meer kaal, dit jaar staat voor het eerst alles zo’n beetje in volle herfsttooi. Nu, begin december, zijn sommige eiken gewoon nog groen… Over drie weken gaan de dagen weer lengen en over minder dan drie maanden komen de eerste meidoornblaadjes er alweer aan, tegenwoordig vaak al eind februari. Het winterseizoen is gedecimeerd, de lente lijkt vaak op de zomer, de zomer duurt langer dan ooit, en de herfst reikt tot in de winter. Je moet toch wel onder een steen hebben gelegen om niet te merken dat klimaatverandering zo hard gaat, dat je het oplopen van de temperatuur bijna jaar op jaar kunt volgen. Komt er nog een ouderwetse winter dit jaar? Natuurlijk, het kan nog steeds, maar de kans erop wordt snel kleiner. We gaan het zien. De snelheid waarmee het klimaat opwarmt heeft op korte termijn voor Nederland niet eens zulke grote consequenties. Het verlengde groeiseizoen maakt wellicht twee oogsten mogelijk, het steeds warmere zomerweer maakt naar het zuiden reizen om de zon op te zoeken minder vanzelfsprekend. De rijzende zeespiegel baart uiteraard wel zorgen, maar zal de komende decennia nog geen grote gevolgen hebben voor de lage landen. De impact van 1, 2, 3 graden opwarming is wel direct groot in gebieden die nu al marginaal zijn: de zuidelijke regio’s waar een iets hogere zomertemperatuur en bijbehorende extra verdamping direct gevolgen heeft voor
de landbouwopbrengsten. De extreme hittegolven die hiermee samenhangen zijn al een feit en vormen een directe bedreiging voor de levensvoorziening van miljoenen mensen. De opwarming gaat zo snel, dat het voor bijvoorbeeld boeren lastig is zich aan te passen. Als de meeste droogte- en hitteresistente gewassen het loodje leggen houdt het namelijk op. Die worden vaak al als enige optie geteeld. Alleen hier kan de wetenschap nog de bakens verzetten. Het Carnegie Institute in Californië doet momenteel onderzoek naar de overlevingsstrategie van woestijnflora om te achterhalen welke fysische en genetische mechanismen hiervoor verantwoordelijk zijn. Die kennis is superinteressant voor gewasveredeling. Je zou bijvoorbeeld via veredeling nieuwe hitte- en droogtebestendige voedingsgewassen kunnen ontwikkelen die wel bestand zijn tegen de nieuwe extremen van het klimaat. Voor dit onderzoek is in Nederland door Bronson Climate een heel bijzondere plantengroeikast gebouwd die het Death Valley-klimaat kan simuleren. Ik kan u vertellen dat het ontwerp en de bouw van die kast geen sinecure was. De komende weken ondergaat de kast nog een stresstest om, als alles glansrijk doorstaan is, verscheept te worden naar San Francisco. Ik ben er stilletjes best trots op dat de labsector zo zijn steentje kan bijdragen aan het vinden van oplossingen voor een op termijn immens klimaatprobleem. Benieuwd naar het onderzoek aan het Carnegie Institute? Lees er alles over in de reportage op pagina 12 van dit nummer.
Vincent Hentzepeter, hoofdredacteurDecember 2022 58e jaargang www.labinsights.nl Verschijnt 9x per jaar
Hoofdredactie: Vincent Hentzepeter, redactie@labinsights.nl, +31 (0)6 20592436 Aan dit nummer werkten mee: Els van den Brink, Marjan Hammink, Marco Vellinga, Leendert van der Ent, Hans van Eerden
Eindredactie: Sylvie Hoyinck
Redactiecommissie: Dr Ineke Joosten (Senior Onderzoeker/Researcher Ministerie Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Rijkserfgoedlaboratorium), Alex Muntendam (Manager Clinical Pharmacology and Bioanalytics bij Abbott), Bas van Driel (Business Development Manager Food Netherlands GBA), Henk Heijthuijsen (manager Quality Assurance & Assistance, TLR International Laboratories), Jules Hoenderop (consultant Roche Diagnostics), Taco van der Maten (productmanager XRF Panalytical, chairman of the board of directors van ASTM International), Anita te Riet (Bergenius Labadvies), Han te Vaanhold (international sales representative Seastar Chemicals Inc.).
Media-adviseur: Erik ten Haaf, +31 (0)297 223462, +31 (0)6 10031781 erik@maxusmedia.nl
Vormgeving: Marjan Hammink, marjan@maxusmedia.nl
Abonnementen: SP Abonneeservice, Postbus 105, NL-2400 AC Alphen aan den Rijn. Tel +31 (0)88 1102028, abo@labinsights.nl. Abonnement Nederland 1 jaar € 275,-, 2 jaar € 375,-. Opzeggingen dienen 8 weken voor afloop van de abonnementsperiode in ons bezit te zijn. Vraag een proefnummer aan en/of neem een abonnement op de digitale editie en nieuwsbrief door u op www.labinsights.nl te registreren.
Druk: Veldhuis Media, Meppel
Uitgever: maXus media publishers, 1421 AC Uithoorn © 2022 maXus media
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt worden in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch of door fotokopieën, opname, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur en/of de uitgever. ISSN: 2468-6417
Een van ’s werelds grootste meetinstrumentatiespecialisten transformeert tot adviseur en sluit daar met zijn portfolio en faciliteiten op aan met labuitvoeringen van proces-sensoren en de inrichting van een meetruimte.
Death Valley nabootsen in een plantengroeikast, inclusief een dag- en nachtritme, om de groei- en overlevingsmechanismen van de hyperdroogte resistente ‘Arizona Honeysweet’ te kunnen ontrafelen.
Door perfecte verbindingen met andere bedrijfsonderdelen en de klanten weet het lab op tijd waar het aan toe is. ‘De juiste connecties’ zorgen voor rust op de werkvloer, weet Chiel Spruit.
De komende jaren gaat het lab steeds meer naar het proces toe, verwachten Willem en Martijn van Raalte van Da Vinci Laboratory Solutions. Vandaar de groeiende behoefte aan high-end apparatuur.
Smart Biomaterials Consortium (SBMC, Eindhoven) belooft een belangrijke bijdrage te leveren aan het versnellen van innovaties binnen de toepassing van slimme biomaterialen.
Het Kiwa Analytical Chemical Laboratory is dé referentie voor de kwaliteitscontrole van onder meer aardgas, biogas en groen gas en voor kunststof materialen en PAK’s met tienduizenden analyses per jaar.
‘Compleet configuratieen applicatie-advies’
Death Valley-klimaat in een plantengroeikast
“Ons LIMS biedt prioritering, soms is het last in, first out”
‘High-end apparatuur als een black box’
Op basis van een bijzondere verbinding tussen het laboratorium, de kliniek en techniek ontvangt het LUMC een Synergy Grant van 10 miljoen euro van de European Research Council om de strategie tegen de auto-immuunziekte reuma verder te onderzoeken. De onderzoekers – een samenwerking van reumatologie, immunologie, proteomics en glycomics – bouwen voort op hun ontdekking dat patiënten met reuma, in de jaren voordat ze symptomen krijgen, versuikerde antistoffen van verschillende grootte in hun bloed hebben. “Als de fabriekjes – de B-cellen – die deze antistoffen maken geremd worden, verwachten we dat reuma voorkomen kan worden”, zegt hoogleraar Reumatologie Tom Huizinga. Nadat er een bepaalde suikergroep bindt, worden de B-cellen extra actief en ontsporen vervolgens. De onderzoekers willen erachter komen hoe deze suikergroep aan B-cellen bindt, en dus hoe deze cellen van slag raken. Als dat bekend is, kan de binding van de suikergroep aan de B-cel geblokkeerd worden om daarmee reuma op een gerichte manier te behandelen of zelfs te voorkomen.
Een nieuwe techniek om DNA te analyseren toont aan dat een groep patiënten toch een erfelijke vorm van darmkanker heeft, blijkt uit onderzoek van het Radboudumc. Gangbare DNA-analyse kon dit niet aantonen. Het Nijmeegse team gebruikte een nieuwe, veel nauwkeuriger DNA-analysetechniek bij 32 patiënten met Lynch-like syndroom. ‘We onderzoeken hiermee lange, niet eerder zichtbare stukken DNA, terwijl we vroeger alleen kleine fragmenten konden meten’, aldus onderzoeksleider Richarda de Voer van de afdeling Genetica van het Radboudumc. ‘Hierdoor vonden we bij zes patiënten nieuwe afwijkingen in twee van de vier genen betrokken bij Lynch syndroom. Sommige patiënten wachtten al achttien jaar op een diagnose, die kunnen we ze nu geven, met betere behandelbaarheid.’ Vijf procent van alle darmkankers is erfelijk. Meestal gaat het hierbij om het Lynch syndroom, veroorzaakt door afwijkingen in vier genen in het DNA. Deze afwijkingen worden met gangbare analysetechnieken aangetoond. De Voer vertelt: ‘Bij een kleine groep patiënten vinden we die DNA-afwijkingen echter niet, terwijl ze jong zijn en familieleden hebben met dezelfde vorm van kanker. Deze patiënten lijken dus wel Lynch syndroom te hebben, maar we konden de diagnose niet stellen. Dit noemen we Lynch-like syndroom.’ De onderzoeker ziet een rooskleurige toekomst voor de nieuwe techniek, die breder toepasbaar is. ‘We gaan hiermee nog veel meer onverklaarde erfelijke kankers opsporen.’
Meetinstrumentatie van lab- tot processchaal voor toekomstbestendige kwaliteitscontrole
Een van ’s werelds grootste meetinstrumentatiespecialisten transformeert tot adviseur en sluit daar met zijn portfolio en faciliteiten op aan. Zo zijn er nu labuitvoeringen van processensoren en is er een meetruimte ingericht. Industry manager Tomaso Della Vedova van Endress+Hauser Nederland en productmanager Anita van Rooijen: “Voor een haalbaarheidsstudie nemen we onze instrumenten mee naar de klant of testen diens monsters bij ons in Naarden. Zo zitten wij dicht bij de markt en krijgen klanten snel antwoord.”
Endress+Hauser levert meetinstrumentatie, services en complete meetoplossingen voor industriële procestechniek in uiteenlopende industrieën. Rode draad is ondersteuning van de klant bij procesverbetering en opschaling van lab naar pilot naar proces, vertelt Tomaso Della Vedova, industry manager Food and Life Sciences bij Endress+Hauser Nederland (170 medewerkers). “Meer en meer vragen klanten ons als adviseur. Samen beoordelen we een mogelijke applicatie en daarvoor kunnen wij een haalbaarheidsstudie uitvoeren.”
Sterk in opkomst is Raman-spectroscopie. Deze optische analysetechnologie bepaalt de chemische ‘fingerprint’ van vloeistoffen, zegt Anita van Rooijen, productmanager Liquid and Gas Analysis. “De farma gebruikt het veel bij vaccinproductie, maar we krijgen ook steeds meer aanvragen uit de chemie en food. Met Raman meet je continu welke stoffen er in een proces zitten, in welke hoeveelheden, en wat er verandert aan de samenstelling. Je hebt meteen een resultaat, want voor analyse hoef je geen monsters te nemen en verwerken, wat bij gevaarlijke stoffen veiliger is voor je medewerkers.” Een Raman-toepassing voor chemometrie begint met een model dat de chemische samenstelling uit de meetresultaten naar boven haalt. “Dat model hoef je maar één keer te ontwikkelen en vervolgens kun je het meenemen als je van lab naar pilot en proces gaat.” Della Vedova: “Wij hebben de kennis van Raman en kunnen de klant helpen bij modellering.”
Het is een multiparameter-meettechniek, verklaart Della Vedova. “Er is veel belangstelling vanuit de proceswereld en wij breiden daarom ons portfolio van Raman-probes gestaag uit, voor bijvoorbeeld hoge drukken, hoge temperaturen of explosiegevaarlijke omgevingen. Ook hebben we nu single-use probes voor life science-toepassingen, om kruisbesmetting bij metingen te voorkomen. Voor new food bijvoorbeeld, zoals de productie van vleesvervangers, kun je de kwaliteit meten van eiwitten en
vetten.” Meer verschillende probes brengen meer toepassingen, maar Raman-spectroscopie vergt wel een flinke investering, dus is het goed om eerst een haalbaarheidsstudie te doen. “Dat kan in onze meetruimte.”
Binnenkort is in Naarden de officiële opening van die meetruimte met een uitgebreid pakket aan analysetechnologie. Er worden al testen uitgevoerd, meldt Van Rooijen. “Veel klanten hebben daar zelf de faciliteiten niet meer voor. Met hun monsters gaan wij meteen aan de slag, of we nemen onze apparatuur mee om
bij hen te testen. Dat werkt sneller dan wanneer klanten naar een contractlab gaan of wij in ons hoofdkantoor in Duitsland moeten testen. Zo zitten we dicht bij de markt en krijgen klanten snel antwoord: niet slechts een meetresultaat maar een compleet configuratie- en applicatie-advies.”
In de meetruimte worden ook proeven gedaan met procesfotometers, bijvoorbeeld voor inline meting aan afvalwater: concentratie, kleur of troebelheid aan de hand van lichtabsorptie in UV, zichtbaar licht (VIS) en nabij-infrarood (NIR). Voor kwaliteitscontrole en duurzaamheid is er een toenemende behoefte om productverlies, waterverbruik en zuiveringskosten te beperken, verklaart Della Vedova. “Dat kan als je met deze metingen je proces nauwkeuriger regelt.” Klanten moeten meer monitoren, maar hebben daarvoor de middelen of tijd niet, vult Van Rooijen aan. “Daarom krijgen wij veel aanvragen voor UV-VIS-fotometers. Klanten vragen zich soms
‘
Meten is weten, dus testen we dat in onze meetruimte’
af of ze iets überhaupt kunnen meten. Theoretisch kan alles, maar bij lage concentraties is altijd de vraag of het praktisch lukt. Meten is weten, dus testen we dat in onze meetruimte.”
Het zijn allemaal nieuwe ontwikkelingen om de stap naar de procespraktijk te vergemakkelijken. Met dat oogmerk is ook een nieuwe reeks sensoren geïntroduceerd, voor meting van geleidbaarheid, pH, zuurstof, vrij chloor, enzovoort. Endress+Hauser had ze al in robuuste procesuitvoering, nu zijn ze ook beschikbaar in economisch aantrekkelijke laboratoriumversies die niet bestand hoeven te zijn tegen de hoge drukken en temperaturen tijdens industriële processen. Het gaat om draagbare sensoren, wat ze bij uitstek geschikt maakt voor de uiteenlopende omgevingen in lab en fabriek. Via een transmitter gaan alle meetresultaten naar een platform waar de historie van kalibratie en meting wordt bijgehouden. Op weg naar de toekomst van meetinstrumentatie.
‘
’
Een van ’s werelds extreemste klimaten – Death Valley –nabootsen in een plantengroeikast, inclusief een dag- en nachtritme, om de groei- en overlevingsmechanismen van de hyperdroogte resistente ‘Arizona Honeysweet’ te kunnen ontrafelen. Zo’n kast ontwikkelen leek schier onmogelijk, maar het is gelukt. Na de Factory Acceptance Test is hij klaar om verscheept te worden van Zaltbommel naar de afdeling Plantenbiologie van het Californische Carnegie Instituut.
FOODnoteBij het maken van de foto’s van de Death Valley-plantengroeikast bij Bronson Climate was het aardig geweest de ‘Arizona Honeysweet’ (wetenschappelijke naam tidestromia oblongifolia) te laten poseren, maar die plant verkopen tuincentra niet. Dus werd hij kaal gefotografeerd. Het licht werd flink gedimd, want een lichtintensiteit van 2200 μmol per vierkante meter per seconde, gangbaar rond het middaguur in deze woestijn, is ook
voor een professionele camera too much. Als de kast op het Carnegie Institute, onderdeel van de Universiteit van Californië (UCLA, nabij San Francisco) in gebruik gaat, zullen de planten blootgesteld worden aan extreme temperaturen tot dichtbij de 50 ˚C, én aan diepvrieskou tot -10 ˚C die ’s winters kan optreden. Aan extreem lage luchtvochtigheden van enkele procenten, maar ook aan bijna tropische vochtige condities die kunnen optreden na die ene sporadische bui. Zo onder stress kunnen testen vereist een plantengroeikast die alle gangbare technische grenzen op dit gebied platwalst. Het is puur maatwerk geweest, gecombineerd met technische kennis en ervaring met dit type kasten in een ‘light’ variant, waardoor een plantengroeikast als deze gebouwd kon worden. Eentje die alles in huis heeft om planten voor het eerst onder reproduceerbare condities van het ‘Death Valley-klimaat’ te kunnen onderzoeken.
Eerst naar het Carnegie Institute in Californië, waar ze aan den lijve ondervonden dat je met dit soort onderzoek al snel tegen de technologische grenzen aanloopt. Onderzoek -
Woestijnplanten blootgesteld aan extreme condities voor onderzoek naar klimaatverandering
ster Sue Rhee vertelt in een publiek toegankelijk webinar (https://carnegiescience.edu/node/2853) dat ze vol goede moed van start was gegaan met haar onderzoek naar de overlevingsmechanismen van de Arizona Honeysweet, maar dat ze al snel kampte met apparatuur die uitviel. De hitte in de kasten bleek een groot probleem voor de lampen en het koelsysteem. Rhee zegt in het webinar: “We kwamen er al snel achter dat er geen klimaatkasten zijn die dit kunnen. Eén leverancier die zei dat hij het wel kon, kwam met een kamer die al na een week kapotging. We bouwden een koelsysteem dat even groot was als de kamer zelf tegen de hoge temperaturen, en toch bleef het systeem maar kapotgaan. Maar we kunnen niet gaan babysitten bij dit apparaat, we willen onderzoeken. Ik had nooit verwacht met zulke problemen te maken te krijgen bij plantenonderzoek.”
De afdeling Plantenbiologie kweekt de planten op onder standaardcondities, dat is 400 micromol licht per dag bij 30 ˚C. Een maand later gaan ze over naar zomerse Death Valley-omstandigheden. Dat wil zeggen 2200 μmol (oogverblindend) licht, zoals daar midden op de dag gangbaar is bij een temperatuur van 47 ˚C. Hierover vertelt Rhee in het webinar: “We meten parameters als fotosynthese, gashuishouding, nemen monsters voor genomics, verzamelen biochemische en celbiologische data op diverse tijdstippen in het groeiseizoen in de zomer, en modelleren om de reactie van de plant te zien op verstoringen.”
Ondanks de extreme condities doet de ‘Arizona Honeysweet’ het prima in het Death Valley-klimaat, en maakt zelfs na twee weken onder blakerende condities een ongekende groeispurt door. Een raadsel hoe dit kan, blijkt uit het webinar. “Op dit moment is totaal niet duidelijk welke plantenmechanismen dit mogelijk maken. Dat achterhalen zou waardevolle informatie bieden bij de ontwikkeling van nieuwe droogte- en hitteresis-
‘ We kunnen niet gaan babysitten, we willen onderzoeken’
tente plantensoorten voor de kweek van gewassen in woestijnachtige gebieden. Gezien de ‘climate change’ wordt dat steeds belangrijker.”
Centraal in het onderzoek staat de ontwikkeling van de Arizona Honeysweet in vergelijking met die van andere hittebestendige planten. Hieronder een soortgenoot uit de regio die in een iets koeler klimaat groeit, een Indiase Amaranth-variëteit. “Die uit India kan minder goed tegen hitte”, verduidelijkt ze in haar webinar. “Je ziet dat die het niet zo lekker doet als het boven de 40 ˚C komt. De andere twee behouden bij die hitte wél hun fotosyntheseniveau. Maar dan ineens gaat de Arizona Honeysweet als een gek groeien met verhoogde fotosynthese, de andere plant doet dat niet. Hoe komt dit? We willen dit mechanisme van het
fotosynthese-optimum begrijpen. Waarom zie je de ene plant bij een zekere temperatuur instorten, en doet de ander het uitstekend? Als je dit kunt achterhalen, dan zou je zo’n mechanisme in planten kunnen inbouwen.”
Dat vereist dus een plantengroeikast die onder dit soort condities betrouwbaar en reproduceerbaar functioneert. Na lang zoeken werd een fabrikant gevonden die de uitdaging aan wilde gaan, vertelt Rhee. “Dat was Bronson en we kregen groen licht van Carnegie om door hun een maatwerksysteem te laten bouwen, veel groter en veel beter voor het aansturen voor onze experimenten”. Medio november – na vele maanden van ontwerpen, bouwen, testen, aanpassen en optimaliseren – toont technicus Rob Hoogenboom trots het resultaat in de werkplaats. Het ontwerp is afgeleid van de Incrementum-serie plantengroeikasten. Die gaan qua specs al veel verder dan de gemiddelde kast in de markt, en werd daarom door het Luxembourg Institute of Science Technology gekscherend uitgeroepen tot ‘The Beast’. “En dit is dus ‘The Beast’ in het kwadraat, haha. Bij een conventionele kast is een temperatuurbereik van +5 ˚C tot +40 ˚C bij 400 micromol licht al vrij heftig. Bij het Max Planck-instituut staat onze op maat gebouwde kast tot 800 micromol, en na het opzoeken van de grenzen kwamen we op 1600 micromol. Zoiets bestond nog niet.”
Belangrijk: deze kast heeft een heuse dagcyclus – dus niet 16 uur aan, 8 uur uit – en benadert het zonnestralingsspectrum.
‘Leidingwerk t.b.v. de watergekoelde verlichting, met links de stoombevochtiger, waarmee de relatieve vochtigheid heel precies te beheersen is.
Een hels licht in de kast, terwijl hij nu in een lage stand staat. Let op de kwartspanelen bovenin die in combinatie met koelpanelen de temperatuur van de leds onder de gevarengrens houden.
“Een dag- en zonlichtspectrum kan bijna feilloos gesimuleerd worden. Het is niet aan of uit in de natuur, je hebt ook een zonsopkomst en -ondergang. Om gewassen te onderwerpen aan stresstesten, wat in het kader van klimaatopwarming bij extreme droogte, vocht en temperaturen moet gebeuren, wil je zo realistisch mogelijk onderzoek doen.”
In dit kader hebben leds een revolutie ontketend in de lichtregeling- en lichtmogelijkheden van plantengroeikasten. Zonder leds was de bouw van een ‘Beast in het kwadraat’ onmogelijk geweest. Directeur Arno Wouters van Bronson heeft de ontwikkelingen op dit vlak snel zien gaan: “15 jaar geleden werkten de plantengroeikasten standaard op 20-22 ˚C met een lichtintensiteit van 150 micromol op basis van conventionele buizen. Met leds kan zo veel meer, zoveel plussen qua kleur en stabiliteit.” Hoogenboom knikt. “Kijk je puur naar kwaliteit van het licht, dan biedt led een veel breder spectrum en mooiere golflengtes. En led geeft 70% minder warmte af vergeleken met conventionele buizen, dus kun je meer verlichting in je kast kwijt zonder extra te hoeven koelen. In de standaardkasten in de markt kun je nu 400 micromol kwijt; genoeg voor arabidopsis [zandraket, red.] standaardonderzoek. Normale gewassen groeien al goed bij 150 μmol, mais en rijst zitten op 800 μmol en cannabiskwekerijen gaan naar 1700 μmol, dat is de lichtintensiteit op een volzomerse dag.”
Leds produceren wel warmte, en flink ook bij zulke lichtintensiteit. Dat kan gekoeld worden, maar onder hete condities getest worden de leds zelf ook heet, en daar houden ze niet van.
Hoogenboom: “Ledlampen degraderen boven 40 ˚C en hun chips bij 72 ˚C, ze gaan dan sneller stuk. Bij ‘the Beast’ hebben we dat technisch opgelost met moderne elektronica met een intelligente aansturing. Die maakt het mogelijk om het temperatuurregime in klimaatkasten binnen zeer nauwe bandbreedtes te beheersen.” En stabieler te houden, voegt hij toe. “Een ‘normale’ kast stel je in op een bepaalde temperatuur. Wordt-ie te koel, dan gaat de koeling uit, tot hij weer opgewarmd is. Het is ‘aanuit, aan-uit’; zijn de warmtebronnen en de koelcapaciteit niet in balans, dan krijg je schommelingen. De truc bij onze ‘Beast’ is dat we het koelvermogen proportioneel kunnen aansturen. Een beetje een technisch verhaal, maar we gebruiken onder andere een frequentiegestuurde compressor, zo koelen we op de warmtelast. Net koelen wat nodig is, waardoor je temperatuur heel constant blijft, en de verdamper voor het bevochtigen heel precies te beheersen is. Met de techniek en software die hier voor onze kasten is ontwikkeld, kun je je parameters heel goed regelen. Dat geeft stabiliteit en reproduceerbare resultaten.”
Toen de opdracht uit Californië kwam om een klimaatkast te ontwikkelen die het Death Valley-klimaat perfect kan simuleren,
moest Hoogenboom wel even met zijn ogen knipperen. “We zijn best overtuigd van ons kunnen, maar hier moest wel even over nagedacht worden, gezien de extremiteiten in de intensiteit van de verlichting.” Extreme condities die extreem maatwerk vereisen. “Een echt zonlichtspectrum is niet beschikbaar in leds, dus moet je de armatuur op maat maken. Maar 2310 Watt per paneel en dat keer 4, dan moet je ook je warmte wegkoelen. Leds en hoge temperaturen gaan zoals gezegd niet goed samen, waarmee de warmteproductie van al die verlichting direct het grootste struikelblok wordt in het ontwerp. Niemand dacht dat dit kon, maar we hebben een oplossing bedacht door de verlichting watergekoeld te maken en met kwartsglas af te scheiden van het compartiment. Kwartsglas laat UV door, wat een eis was, terwijl je de armatuur door de compartimentering efficiënt kan koelen. Zo zijn we in staat de verlichting op 35 ˚C te houden, waardoor je de 50.000 branduren van een led – ruim tien jaar – kunt halen. UV-leds gaan standaard minder lang mee, maar die kunnen via een strip vrij eenvoudig gewisseld worden als ze aan vervanging toe zijn.”
De verlichting in de kast is 4-kanaals aanstuurbaar, waarbij zowel UV-B als -A én het voor de ontwikkeling van jonge planten belangrijke ver-rood inbegrepen is. “Het P.A.R.-gebied [PAR = fotosynthetisch actieve straling, red.] loopt van 400 tot 700 nm, de temperatuur van -10 tot +60 ˚C met 80% relatieve vochtigheid. Dat is in combinatie met die verlichting wel een uitdaging. Zulke hoge rv’s halen we met een speciale stoombevochtiger, want met het ultrasoon opwekken van nevel red je het boven de 40 ˚C niet meer. Verder is de kast ook CO2 en O2 gestuurd.”
Droge lucht inblazen is normaliter de manier om snel de relatieve vochtigheid te verlagen, maar daarmee veranderen ook andere parameters als de temperatuur en CO 2. “En stabiliteit was leading in dit design. We blazen daarom geen droge lucht in, maar hebben een cold plate ingebouwd. Als er gedroogd moet worden gaat die op -5 ˚C, dan vriest het vocht aan die plaat en zo ontvochtigen we de zaak. Bevochtigen doen we met een speciale stoomunit, want ultrasoon vocht inbrengen door het ultrasoon te laten trillen werkt niet bij temperaturen boven de 40 ˚C.”
Uiteraard heeft de plantengroeikast een 24/7 monitoringsysteem om alle parameters continu te kunnen volgen. Ze worden gelogd op een CSV-format, waardoor de data er dagelijks uit te trekken is. En deze kast heeft de mogelijkheid een CSV-import te draaien, zodat je in één keer een programmaperiode met alle stappen per dag kunt ingeven. Zo kun je bijvoorbeeld in één run de maanden maart tot en met augustus nabootsen. Onze ‘Beast’-software, in eigen beheer ontwikkeld en gemaakt, is voor deze applicatie gemodificeerd en wordt ook door ons onderhouden.”
De kast heeft een volume van zo’n 3.000 liter, opgesplitst in twee compartimenten van 1.500 liter. De verscheping naar het
Carnegie Institute is voorzien voor begin 2023, als alle testen glansrijk doorstaan worden. “Spannende tijd,” zegt Hoogenboom: “Hij staat nu voor de FAT [Factory Acceptance Test, red.] op de rol, met als belangrijkste onderdeel een stresstest van 2 weken op volle lichtsterkte van 2500 μmol, bij 80% vochtigheid en 60 ˚C. Alle data worden gelogd, we brengen extra sensoren in en we zullen geregeld de lichtintensiteit valideren. We gaan ook de compartimenten onafhankelijk van elkaar laten werken, de een op een lage, de ander op een hoge temperatuur om de effecten op elkaar te zien.” Wouters besluit: “De klant gaat de specificaties beoordelen, dat gaat via Teams. Na validatie en akkoord kan hij het vliegtuig in voor verscheping naar UCLA, dat regelen we allemaal.”
Anita te Riet is één van de docenten van QAducation en werkt zelf al jarenlang in het auditorsvak. Werkprocessen toetsen is haar passie. “Je kan echt een kijkje nemen in de keuken van een ander. Een keer meelopen met je collega’s en kletsen over hun werk. Dat maakt het mensenwerk.”
Auditvormen en -technieken: Anita weet er alles van. “We toetsen altijd een proces of systeem. Je kunt bijvoorbeeld een technische audit doen, maar ook een systeemaudit. Bij die laatste pak je de norm erbij en toets je of de vastgelegde procedure ook voldoet aan de eisen van de norm. Is er bijvoorbeeld wel een degelijke klachtenprocedure? Of hoe zit het met de opleiding van het personeel?”
1. Open vragen stellen. Tijdens de cursus leer je alles over deze verschillende vormen interne audits én de technieken die je kunt inzetten tijdens het auditen. “Het moet vooral geen kruisverhoor worden, dus open vragen stellen is superbelangrijk. In de rollenspellen die we doen, blijkt dat toch vaak lastig. Het is dus goed dat we daar zo veel mee oefenen.”
2. Sociale vaardigheden ontwikkelen. Social skills zijn superbelangrijk voor een auditor. “Ik heb gemerkt dat een hoop mensen schrikken wanneer je het woord ‘audit’ zegt. Dat komt omdat ze het gevoel hebben beoordeeld te worden of auditors wantrouwen. ‘Jij komt mij op mijn fouten wijzen’ is een overtuiging die veel mensen hebben van het auditorsvak. Daarom besteden we veel aandacht aan juist die sociale vaardigheden. Goed communiceren over wat je komt doen is belangrijk, zodat mensen begrijpen dat je niet hen, maar het werkproces toetst. Op een collegiaal niveau een praatje maken is wat mensen écht op hun gemak stelt!”
3. Niet de persoon, maar het systeem toetsen. De interne audit is er om het systeem te verbeteren, benadrukt ze. “Daarom geef ik cursisten tijdens de lessen mee dat je als auditor niet boven de mensen moet gaan staan. Wij komen niet oordelen of vertellen wat de persoon wel of niet goed doet, wij zijn er om te toetsen of de processen goed in elkaar zitten om zo het systeem te verbeteren. Dat is belangrijk om te beseffen, want dat houdt je als auditor integer en objectief.”
4. Auditen: kwestie van doen! Dan nog deze tip van Anita voor interne auditors in spe: “Je moet het gewoon gaan doen! Meters maken. De eerste audit die ik deed, vond ik ontzettend spannend. Ik moest echt een drempel over om stevig in mijn schoenen te gaan staan. Maar, door het vaker en vaker te doen werd ik steeds zekerder van mijn zaak. Dat maakt het werk ook steeds leuker. Je bent gewoon met mensen aan het kletsen en het mooie is: je hoeft niet alles te weten. Jij toetst alleen of de theorie overeenkomt met de praktijk. En je leert altijd weer wat nieuws over het werk van je collega’s!”
Ontdek hoe leuk interne audits zijn en volg de cursus ‘interne audit’: www.qaducation.nl/product/interne-audit-training
Rob van Turnhout, salesmanager
bij Skalar Analytical, deelde met hoofdredacteur Vincent Hentzepeter
een jaar lang de tips & tricks voor slimmere, efficiëntere en betere milieuanalyses. Als afsluiter een ‘best of’-compilatie ‘Analytische Chemie 2.0’.
Bekijk de introvideo:
Robs tip nummer 1. “Analytische Chemie 2.0” begint met de juiste ingrediëntenmix: ‘De juiste kennis, de juiste instrumentatie, de juiste robotiseringstools, de juiste software, de juiste digitale omgeving, en de juiste visie op kwaliteit.’ Wie ‘best in class’ wil zijn, moet al deze parameters op de rit hebben.”
Robs tip nummer 2 Maak het leven van de analist gemakkelijker met innovatieve instrumentatie, zeker gezien de schaarste aan hoogopgeleid personeel. “Neem onze BluVision, een volautomatische, colorimetrische discrete analyzer voor milieuonderzoek, die grote monsteraantallen kan verwerken voor nutriëntenanalyses. Hart van het systeem is de meetcarrousel met 64 wegwerp-kuvetblokken met elk 10 compartimenten, die een behoorlijke analysecapaciteit biedt met een minimum aan handling. Afhankelijk van de parameter die je wilt bepalen, is er een doorstroomsnelheid van 100 tot 150 monsters per uur. Hij biedt een walk away time van 640 metingen. De 15 mm langere meetcuvet maakt lager meten mogelijk. Kortom, preciezer meten met minder inzet van mensen. Voor een totaal parameter of andere complexe nutrientenanalyse kom je uit bij onze continuous flow analyzer, de SAN++, waarmee je wat meer mogelijkheden hebt.”
Robs tip nummer 3. Houd maatwerk betaalbaar met co-innovatie. “Meestal wordt gedacht dat dit per definitie dure oplossingen
+zijn, maar het scheelt als wij samen met de gebruiker investeren in een ontwikkelingstraject. Vaak leidt dat tot applicaties die ook in andere laboratoria in een bepaalde sector of zelfs daarbuiten inzetbaar zijn. Wij investeren mee, dat is de kracht van co-innovatie.”
Robs tip nummer 4. Bekijk robotisering vanuit een breder perspectief, dus niet alleen vanuit kostenoogpunt. “Ja, zo’n robot gaat na vijven gewoon door. Dit betekent ook dat je zonder extra mensen – en iedereen weet dat die schaars zijn – je capaciteit kunt halen en zelfs sterk kunt uitbreiden. Maar wat vaak vergeten wordt en minstens zo belangrijk is, is dat je met robotisering de menselijke fout elimineert, je reproduceerbaarheid verhoogt, dus je kwaliteit verbetert, en je mensen in kunt zetten voor taken waar ze beter tot hun recht komen: de niet-routinematige taken die het labwerk interessanter maken!”
Bekijk de video
Bij gebrek aan een kristallen bol maak ik voor deze special ‘Lab 2030’ gebruik van de techniek van het extrapoleren. Het jaar 2030 is al over iets meer dan 7 jaar, maar ik durf wel te stellen dat er tegen die tijd door vergaande automatisering veel minder analisten in het lab aanwezig zijn. Dat hoeft niet altijd tot banenverlies te leiden. Niet getreurd, werk blijft er genoeg, want er zullen nieuwe, nog niet bestaande banen bijkomen.
Trendwatchers waarschuwen voor disruptive technologies ofwel totale vervanging van een sector ten gevolge van nieuwe technologie. Wie zal het zeggen, het is al eerder gebeurd. De in de jaren ’70 snel opgekomen videotheken zijn op een enkeling na allemaal verdwenen en de nog bestaande platenwinkels verkopen opnieuw nostalgisch vinyl in plaats van cd’s. Kunnen we de komende 8 jaren ook dergelijke verschuivingen verwachten in het lab? Ik verwacht van niet. De ontwikkelingen in labtechnieken gaan namelijk best geleidelijk. Zo wordt er al jaren gepraat over de lab-on-a-chip, de Google-bril en de doorbraak van whole genome sequencing (WGS). Veelbelovende ontwikkelingen, maar disruptief zijn ze niet; daarvoor is de markt te behoudend. Voorbeeldje. De klassieke microbiologische methoden zijn inmiddels vervangen door de ELISA-techniek, die op zijn beurt wordt opgevolgd door PCR, die weer vervangen zal worden door WGS. Van een snelle, totale vervanging is echter geen sprake. Dat geldt zelfs voor de klassieke microbiologische technieken die noodzakelijk blijven voor de validaties. Binnen de groep van de chemische analyses blijven de ICP-MS-, de GC- en LC-MS/ MS-technieken voorlopig nog toonaangevend. Het spectrum van contaminanten zal zich steeds wel verder uitbreiden, zoals we zien met arseen, acrylamide, alkaloïden en microplastics. Naar verwachting zal de IR-MS – isotoopratio-massapectrometrie –een plek veroveren voor controle van de geografische herkomst en de authenticiteit van (biologische) producten. Maar disruptief? Niet bepaald.
Natuurlijk zult u als labprofessional ook benieuwd zijn naar uw plaats in het lab 2030? We zien nu al in de meeste laboratoria grote ruimten, waarin apparaten de monsters volautomatisch analyseren. Alleen de eigen onderhoudsanalist zal hier permanent aanwezig zijn. Toch zullen er altijd handjes en voetjes nodig blijven om de monsters een voorbewerking te geven, voordat de apparaten er iets mee kunnen. Daarbij zal het uitwerken en interpreteren van de resultaten steeds belangrijker worden. Tegen 2030 zullen de meeste klanten verwachten dat het laboratorium meedenkt met hun productieprocessen, trendanalyses maakt en op tijd zal waarschuwen bij overschrijdingen. Er is dus straks een enorme behoefte aan ‘helpdesk’ of ‘customer support’ analisten. ICT vervult straks een sleutelrol in die intensieve communicatie
met de klant, dat vraagt om analisten met ict-affiniteit, want voor hardcore ict’ers is het analyseproces lastig te begrijpen. Het web en de social media vervullen straks een centrale rol in die communicatie met de klant, dus dat vraagt om webmarketeers, databeheerders en factcheckers om nepnieuws te ontzenuwen.
En wat nog meer in 2030? De afdeling QHSE zal worden versterkt met een ‘Risk manager’ en wordt QHSE-R. Interessant is dat je ook als baan de functie kunt hebben van ‘disruptor’: een soort plaaggeest die de organisatie uit zijn comfortzone duwt om snelle veranderingen te kunnen realiseren. De meeste organisaties zijn nog onbekend met dit begrip, maar ik raad u nu al aan op zoek te gaan naar zo’n eigenwijze ontregelende wijsneus, voordat ze schaars worden… U denkt eerst zien, dan geloven? Ik weet dat de meeste laboratoria trendvolgers zijn, maar besef dat de markt dwingend kan zijn. Wacht dus niet te lang, want ik geef u op een briefje dat een aantal van mijn voorspellingen voldoende momentum krijgt om werkelijkheid te worden als je in 2030 een lab inloopt.
Door perfecte verbindingen met andere bedrijfsonderdelen en de klanten weet het lab op tijd waar het aan toe is. ‘De juiste connecties’ zorgen voor rust op de werkvloer, weet Chiel Spruit, Portfolio Development Manager bij Siemens. “Mensen in het lab hebben geen tijd om te troubleshooten. Daarom zit het voorkomen van problemen al in ons LIMS ingebakken.”
Leendert van der Ent | Fotografie: Marco VellingaEen paar jaar terug liepen contracten tussen voedingsmiddelenproducenten en retailers drie jaar. Een product werd in bijvoorbeeld tien varianten geleverd. Nu is de looptijd in de levensmiddelenindustrie eerder zes maanden en het aantal productvarianten zomaar 85. Had een bedrijf bij een kwaliteitsprobleem vroeger een week de tijd om het op te lossen, nu staat het binnen enkele uren op sociale media. De situatie in het QC-laboratorium weerspiegelt die intensivering. Binnenkomende monsters staan soms hoog opgestapeld. Van bovenaf de stapel wegwerken voldoet niet langer, want met klanten zijn verschillende Service Level Agreements (SLA’s) overeengekomen over doorlooptijden van bijvoorbeeld 72, 36 of 8 uur. In het R&D-lab is het al niet anders: nieuwe producten moeten sneller naar de markt. Een adequaat LIMS biedt hier de helpende hand, zorgt voor prioritering, want soms is ‘last in, first out’ de enig juiste labactie.
“Een Excel-bestand of een stand-alone LIMS voldoet niet meer”, concludeert Chiel Spruit. “Juist in de verbindingen met andere bedrijfsafdelingen en met de klant heeft een goed LIMS meerwaarde. Bijvoorbeeld in de Plannings- en Schedulingsmodule, die eenvoudig de doorlooptijden beheert en beheerst. Doordat we van heel veel bedrijven weten hoe ze werken, zitten heel veel functionaliteiten kant en klaar in ons systeem. Het is makkelijk te installeren en de laborant kan
zich blijven concentreren op het leuke werk.” Dat is belangrijk, weet Spruit. “De arbeidsmarkt is krap en laboratoriummedewerkers kiezen voor labs die hun administratieve last onder controle hebben. Liggen er notitieblokjes naast de apparatuur? Jonge laboranten gaan echt niet opschrijven en overtikken; die kiezen voor een ander lab.”
In die context verbaast het Spruit dat de eisen aan een nieuw LIMS vaak nog technocratisch zijn: technische specificaties, het aantal gebruikers en een prijs. Daarmee vergeten bedrijven volgens hem de meerwaarde die een LIMS kan opleveren: “Wij vragen altijd of we een paar uur mogen rondlopen op het lab en met mensen spreken. Daarbij kijken we naar zaken die, in het voordeel van de klant, beter kunnen. Gaan er drie mensen met pensioen en is het al moeilijk genoeg om één vervangende medewerker te vinden? Dan kunnen we in verder onderzoek kijken of we dat met werkplekautomatisering kunnen oplossen.”
Siemens richt zijn investeringen in productvernieuwing op toegevoegde waarde. Neem de manier om eenvoudig een mooie klantenportal in te richten, waarop de klant 24/7 real-time
‘Jonge laboranten gaan echt niet opschrijven en overtikken; dan kiezen ze voor een ander lab’
Rechtsboven:
Jean-Marie Bonnier, Business Consultant Manufacturing Operations Management
Rechtsonder: Chiel Spruit, Portfolio Development Manager
de status van zijn monsters kan inzien. Ander voorbeeld: de verbinding tussen het R&D- en het QC-lab, waarbij het laatste vroegtijdig wordt betrokken bij het kwaliteitsplan voor een nieuw product. Daarvoor is ook direct duidelijk labelinformatie beschikbaar, want wet- en regeldatabases van veel landen zijn in het LIMS opgenomen.
Zo krijgt R&D zijn product sneller op de markt, terwijl QC het nieuwe product kalm in de normale workflow kan opnemen. Iedereen kan snel werken en toch de rust bewaren. Als Key Performance Indicators laten zien dat een product 35% sneller naar de markt kan, is de terugverdientijd veel korter. Zo komt een goed LIMS het hele bedrijf ten goede.
De real-time integratie met het ERP-systeem van het bedrijf ligt daarbij voor de hand. “Doordat Siemens groot is in fabrieksautomatisering, is real-time werken voor ons vanzelfsprekend”, merkt Spruit op. “Vanuit die ervaring werken we in het LIMS altijd met workflows.” Directe koppeling met ERP maakt het meenemen van kostprijs en beschikbaarheid van grondstoffen
in de productontwikkeling mogelijk. “Je hebt namelijk weinig aan een nieuw product zonder marge of moeilijk verkrijgbare grondstoffen. Zo werken we in alles aan toegevoegde waarde. Daarbij gaat het om zaken die een lijstje technische specificaties niet afdekt.”
Dankzij Closed Loop Quality Management stuurt het Siemens LIMS op het voorkomen van de afkeur van productiebatches. Spruit: “Al bij de ontwikkeling kijkt R&D dankzij het LIMS kritisch naar kwaliteitsrisico's. Die komen dus als het goed is al niet in het product. En vervolgens draait het om het steeds weer doorvoeren van verbeteringen op grond van de labtesten. Daar gaat het om: sneller en kosteneffectiever naar de markt en met minder fouten produceren. Ons LIMS stuurt daarmee rechtstreeks op concurrentievoordeel.”
‘Ons LIMS stuurt
op concurrentievoordeel’
Willem van Raalte:
‘Ik vind en vond dat er meer toegevoegde waarde moest worden gemaakt op standaardapparatuur’
Willem en Martijn van Raalte van Da Vinci Laboratory Solutions:
De komende jaren gaat het lab steeds meer naar het proces toe, verwachten Willem en Martijn van Raalte van Da Vinci Laboratory Solutions BV in Rotterdam. Vandaar dat er steeds meer behoefte is aan high-end apparatuur die precies aansluit bij specifieke toepassingen en ook bediend kan worden door mensen zonder analytische achtergrond.
van den Brink | Fotografie: Marco Vellinga
Het voelt nog een beetje onwennig. Sinds 1 oktober 2022 kan Willem van Raalte zichzelf commissaris noemen in plaats van CEO van Da Vinci Laboratory Solutions BV en heeft hij het stokje overgedragen aan zijn zoon Martijn. Martijn was al sinds 2007 betrokken bij het bedrijf dat zijn vader in 2000 had opgericht. “Het is mijn ambitie om de groei die we doormaken, te blijven vasthouden, terwijl we tegelijkertijd onze kwaliteit en service op het peil houden zoals dat nu is”, aldus de kersverse CEO. “Daarbij vind ik het heel belangrijk dat de sfeer blijft zoals die nu is. Da Vinci is een familiebedrijf, en voor heel veel werknemers voelt het ook zo familiair. Ik denk dat dat echt de basis is van ons succes.”
In 2000 zag Willem zijn kans schoon om een eigen bedrijf op te richten. “Ik was werkzaam in de laboratoriumapparatuur, maar ik vond dat er meer toegevoegde waarde moest worden gemaakt op standaardapparatuur. Bijvoorbeeld door aanpassingen in de monstername of data-analyse, afhankelijk van de behoeften van de klant. Daar zijn we nu nog steeds mee bezig”, vertelt Willem enthousiast. Ondertussen is het bedrijf uitgegroeid tot een onderneming die wereldwijd actief is met ruim veertig werknemers in Nederland, India, Singapore en binnenkort ook China.
De focus van Da Vinci ligt bij gas- en vloeistofchromatografie. Da Vinci is channel partner van marktleider Agilent, maar kan de standaard chromatografische apparatuur op allerlei manieren aanvullen en uitbreiden. “Dat kan een uitbreiding van vijfentwintig, maar ook van tweehonderdvijftig procent zijn, vergeleken met het oorspronkelijke apparaat”, zegt Willem. Hij noemt als voorbeeld een LPG-injector die Da Vinci ontwikkelde naar aanleiding van een vraag uit de markt. Willem vertelt: “Bestaande
LPG-injectoren gaven een veel te grote spreiding in de resultaten. Samen met een groot energiebedrijf bedachten we dat het waarschijnlijk beter werkt als je LPG als vloeistof kan inbrengen. Maar hoe doe je dat? Ons uitgangspunt is altijd: ‘Alles is al een keer gedaan, dus kijk rond waar het al eens is toegepast’. Zo ontdekten we dat ditzelfde principe al werd gebruikt in auto’s die rijden op LPG. Wij zijn dus aan de slag gegaan met een injector uit zo’n automotor en dat bleek inderdaad goed te werken.”
Martijn en Willem zien bij hun klanten een duidelijke trend dat de materialen en mengsels waaraan gemeten wordt, steeds complexer zijn. Hierdoor wordt het steeds lastiger om de specifieke componenten uit de matrix te isoleren. “Voor ons is dat een mooie kans, want daar ligt juist onze kracht”, zegt Willem lachend. Een voorbeeld daarvan is de snelle peroxide analyzer, die Da Vinci ontwikkelde naar aanleiding van een explosie in een raffinaderij in Nederland, vertelt hij. “Deze explosie ontstond door een ophoping van peroxide, dat tijdens het proces was gevormd. Vandaar dat de vraag was hoe je dat zou kunnen voorkomen. We hebben daar een module voor gebouwd met een kleine reactor waarin een hoeveelheid feedstock wordt omgezet op dezelfde manier als in een petrochemisch proces, om vervolgens te meten hoeveel peroxide daarbij wordt gevormd. Op die manier kunnen we een voorspelling doen over wat er in het proces gebeurt. Deze analyzer is ondertussen een standaardtechnologie geworden die ook kan worden ingezet voor andere toepassingen.”
Een tweede opvallende trend is dat er steeds meer gemeten wordt, vertelt Martijn. “Denk maar aan PFAS. Een paar jaar geleden had bijna niemand daarvan gehoord, en nu moet het overal gemeten worden.” Vandaar dat er ook steeds meer behoefte is aan kleine en draagbare analyseapparatuur, om het lab bij
‘
Alles is al een keer gedaan, dus kijk rond waar het al eens is toegepast ’
“Da Vinci is een familiebedrijf, dat is echt de basis van ons succes.”
wijze van spreken naar het monster toe te brengen in plaats van andersom. Steeds vaker gaat het daarbij om sensortechnieken, die rechtstreeks kunnen meten tijdens een productieproces. Willem is daar erg enthousiast over: “Ik geloof daar echt enorm in. Ik denk dat laboratoria steeds mobieler worden, of dat nu met specifieke sensoren is of met iets als een simpel meetwagentje waar appratuur op staat. Alles wordt kleiner en sneller.” Tegelijkertijd betekent dat niet dat het lab ook zal verdwijnen, relativeert Martijn. “Je hebt altijd nog een laboratorium nodig om de sensoren te controleren. Bovendien kunnen sensoren maar één tot drie componenten meten, terwijl in het lab veel meer tegelijkertijd gemeten kan worden.”
Willem en Martijn merken dat er hierdoor steeds meer vraag is naar robuuste meetapparatuur, die ook bediend kan worden door mensen die zelf geen analist zijn. “Omdat er steeds meer gemeten moet worden, gebeurt dat ook steeds vaker in de fabriek, door een operator in plaats van een analist. Soms is er in het hele bedrijf zelfs geen analist aanwezig, maar moeten er wel bepaalde analyses gedaan worden vanwege kwaliteitseisen. In dat geval zorgen wij voor software die nog eenvoudiger te bedienen is. De hardware is dan meer een black box. Dat kan natuurlijk alleen als de apparatuur ook echt heel betrouwbaar is.”
Wanneer gebruikers van de meetapparatuur zelf de kennis niet meer in huis hebben, is er nog meer behoefte aan kennisgerichte service vanuit de leveranciers. “Zelf staan we daarom voor de uitdaging hoe we die kennis gebundeld kunnen houden. Vandaar dat we het zo belangrijk vinden om actief mee te doen aan kennisnetwerken en partnerships aan te gaan met bedrijven die in hetzelfde gebied werkzaam zijn. Met onze nieuwe strategische aandeelhouder gaan we nog een stap verder”, zegt Martijn. “Niet alleen het bundelen van kennis en autonome groei, maar ook strategische partnerships en overnames zijn een reële optie in onze groeistrategie.”
‘
Steeds meer behoefte aan kleine en draagbare analyseapparatuur om het lab naar het monster toe te brengen’
Smart Biomaterials Consortium (SBMC) belooft een belangrijke bijdrage te leveren aan het versnellen van innovaties binnen de toepassing van slimme biomaterialen. Onderzoekers, startups en toonaangevende bedrijven werken in het consortium samen aan de ontwikkeling en klinische productie van slimme biomaterialen.
Moniek Schmitz, sinds mei 2022 als laboratoriummanager werkzaam bij de development facility van SBMC: “Er is heel veel onderzoek op het gebied van regeneratieve geneeskunde, maar er zijn weinig therapieën op de markt. Dat gat willen wij dichten. We hebben te maken met verschillende spelers: grondstofleveranciers, machinebouwers, bedrijven die op zoek zijn naar nieuwe toepassingen van bestaande producten… Allemaal met een heel eigen toepassing en daarmee ook hun eigen eisen als het om een laboratorium gaat.” Daarom realiseert de stichting momenteel twee verschillende faciliteiten. De development facility en de pilot production facility.
De development facility bevindt zich in het gebouw Catalyst van Twice op de TU/e campus in Eindhoven. Daar worden nieuwe biomaterialen ontwikkeld, geanalyseerd en getest. “Denk daarbij aan de vraag of je een bepaald materiaal kunt verwerken met een techniek zoals elektrospinnen, is het materiaal toxisch, triggert het materiaal de gewenste biologische respons? We werken met een kwaliteitsmanagementssysteem voor Medical Device Regulation, de ISO 13485, zodat de resultaten van de experimenten meegenomen mogen worden in de goedkeuring van het uiteindelijke product.”
De onderverdeling van de labs is als volgt: een voor biomateriaal fabricatie en karakterisatie en een biologisch ML-II lab voor het onderzoeken van de interacties op celniveau. “Naast de standaardapparatuur die je in dit soort laboratorium vindt, hebben we geïnvesteerd in een multimode reader die adsorptie, fluorescentie en luminescentie kan uitlezen en een pipetteerrobot om de processen en assays te automatiseren. Ook zijn we vergevorderd in het uitzoeken van fluorescentiemicroscopen om cel-biomateriaalinteracties in detail te kunnen analyseren. Als fabricatietechniek gaan we van start met een electrospinner en scanning elektronenmicroscoop om de gesponnen materialen te kunnen analyseren,” meldt Schmitz.
De inrichting van de labs is al begonnen.
In de ontwikkelfaciliteit werken partijen in projecten samen aan de geoptimaliseerde productie, formulatie en assemblage van biomaterialen (van polymeer, keramiek tot hydrogelen), aan het functioneel testen, beoordelen en voorspellen van implantaatfunctie, opschalingsproblematiek en de restricties voor klinische productie. Het team bestaat uit wetenschappers, procesingenieurs, operators, kwaliteitspersoneel en andere ondersteunende functies. Ze brengen uitgebreide ervaring mee in de slimme ontwikkeling en productie van biomaterialen.
TWICE stimuleert de ontwikkeling van jonge en groeiende innovatieve hightechbedrijven door het bieden van professionele bedrijfshuisvesting, hoogwaardige infrastructurele voorzieningen en services. Binnen TWICE zijn ongeveer 140 innovatieve bedrijven gevestigd in kleinschalige kantoorruimten en/of ingerichte laboratoria in een van de zes thematische hubs op twee hightech hotspots in de Brainport-regio; TU/e Campus en High Tech Campus Eindhoven. De zes formules zijn: Twinning (ICT, (embedded) software en elektronica), Catalyst (electrotechniek, werktuigbouw en (bio) chemie), Alpha (start-up hub) ßeta (hightech R&D), Mμ (lifetech en new energy) en Workplace Vitality hub (WPVH).
SBMC maakt deel uit van de RegMed XB Nationale Pilotfabriek, een netwerk van vier initiatieven die samen de nationale pilotfabriek voor regeneratieve geneeskunde vormen.
In Leiden werkt NecstGen aan nieuwe cel- en gentherapieën. Het UMC Utrecht is verantwoordelijk voor de ontwikkeling van microweefsels en in Maastricht levert ReGen Biomedical macroweefsels die nodig zijn voor de ontwikkeling van gepersonaliseerde regeneratieve therapieën.
Als hightechondernemer ben je op deze hotspots verzekerd van de beste ruimten, voorzieningen en services. TWICE is op weg om in 2022 in de Brainportregio uit te groeien tot de grootste community gericht op groeiversnelling. Ze biedt de ondernemer naast een groot netwerk van adviseurs en investeerders, onder meer kennis en tools, events en borrels, ondersteuning in marketingcommunicatie en niet onbelangrijk… een prettige sfeer. TWICE is een publiek-private samenwerking met als aandeelhouders: Brabantse Ontwikkelings Maatschappij (BOM), Brainport Development, Gemeente Eindhoven, Rabobank Eindhoven-Veldhoven en Technische Universiteit Eindhoven (TU/e). Meer op www.twice.nl
X Materiaalvalidatielab en ML-II gecertificeerd celkweeklab; 160 m2 totaal
X Gevalideerde apparatuur voor de vertaling van fundamenteel onderzoek naar productieklare producten
X State-of-the-art materiaal fabricatie technieken zoals 3D-printen en electrospinning
X State-of-the-art microscopen voor studies naar cel-biomateriaal interacties
X ISO 13485 kwaliteitsmanagementsysteem
X Training en ondersteuning bij kwaliteitsmanagement en regelgevingskwesties
X Engineering en prototypen X Celgebaseerde analyses
X
GMP-cleanroom van klasse 5-7
X Gekwalificeerde apparatuur om biomaterialen te produceren
X Continue bewaking van kritische parameters (deeltjes, drukverschil, temperatuur, CO2-concentratie)
X GMP-productielicentie en distributielicentie (GDP)
X Kwaliteitsmanagement
X Gecertificeerd kwaliteitsmanagementsysteem (bijv. Master Standard Operating Procedures, Deviation Management, Change Control Management, Risk Management, etc.)
X Beoordeling en goedkeuring van documenten voor ontwikkeling, productie, kwaliteitscontrole en verzending
X Initiële en continue opleiding van personeel
X QC-lab met gekwalificeerde apparatuur
X Microbiologische monitoring van oppervlakken, deeltjes in de lucht en micro-organismen in de lucht
X Apparatuur voor topografische, mechanische, biomoleculaire en materiaalchemische analyse van materialen
X Training en ondersteuning bij kwaliteitsmanagement en regelgevingskwesties X Product- en procesontwikkeling X Regelgevende expertise om vroege klinische proeven mogelijk te maken
Rowan Bosch bij de Milestone Ethos X met de module RAR-15. De RAR-rotor is speciaal ontwikkeld om het verdampingsproces van het oplosmiddel te versnellen. In de CombiVac (links) wordt het oplosmiddel gecondenseerd en teruggewonnen. In de aluminium wegwerpcupjes (detailfoto rechts) wordt het vetextract ingedampt, waarna het residu aan vet hierin wordt teruggewogen.
Rowan Bosch, laboratoriummanager Nederland bij De Heus Animal Nutrition
Voor de bepaling van totaal vet in mengvoeders, diervoedergrondstoffen en concentraten vertrouwt Rowan Bosch, laboratoriummanager Nederland bij De Heus Animal Nutrition, volledig op magnetrontechniek. Dankzij de inzet van de microwave kan het Veghelse lab voorop blijven lopen – het zet er zelfs de standaard mee. Het werkt sneller, efficiënter, schoner en de reproductiviteit is 100 procent.
Vetbepaling in voedings- en voermatrices is voor het lab van Rowan Bosch een routineanalyse. Waar het proces in het verleden berustte op verouderde, omslachtige, tijdrovende en matrixafhankelijke methoden, heeft hij zo’n 5 jaar geleden de switch gemaakt naar de microwave. De inzet van de Milestone Ethos X komt tegemoet aan zijn hoge eisen, biedt een hoge productiviteit en een efficiënte analytische werkwijze voor de totale vetbepaling door gravimetrische analyse.
Bosch maakt in Veghel deel uit van een team van 9 laboratory technicians en 4 international laboratory technicians. De Heus Animal Nutrition heeft ruim 80 productielocaties in meer dan 20
landen. Klanten zijn kleine en grote veehouders, integraties en handelaren. De voederproducten moeten continu van dezelfde hoge nutritionele kwaliteit zijn. Dit vraagt om een voortdurende controle van de grondstoffen in lokale labs, volgens identieke kwaliteitsvoorschriften en -normen. Onderling stemmen de labs hun werkwijze op elkaar af, van Polen tot en met Vietnam. Veghel zet daarin de koers uit.
“Wij hebben al zo’n 5 jaar een microwave in gebruik voor destructie, de Ethos Easy. Recent zijn we de ook Ethos X gaan inzetten, puur voor totaal vetbepalingen. We gebruiken hem elke dag, er gaan dagelijks 30 monsters doorheen,” vertelt Bosch. “Het systeem is onderhoudsvrij en het is snel, nauwkeurig en kent weinig uitstoot, want je gebruikt ook veel minder chemicaliën. Voorheen deden we de vetbepaling met de klassieke Soxhlet-methode. Extractie werkte prima, maar kende ook veel nadelen: brede kookplaten, het heeft 6 posities nodig, dus voor ons betekende dat in totaal 18 posities. Dat houdt in: een hele tafel met allemaal kookplaten en glaswerk en de resterende benodigdheden. Als
water en daarmee spoel je dus ook een heel kleine fractie aan vet weg. Vandaar dat we daarmee altijd iets te weinig konden vinden. Dat zie je bij deze nieuwe techniek dus echt niet terug. Wat we normaal eigenlijk altijd verliezen, dat zit er nu gewoon nog steeds in. Alle resultaten waren allemaal een-op-een helemaal perfect. Naast dat het resultaat heel goed was, kwamen daar nog alle voordelen bij, zoals een factor 10 minder chemicaliënverbruik. Ook is het minder werk en niet te vergeten: de lagere energiekosten.”
Naast ‘totaal vet’ is ook het ‘ruwe as’ een belangrijke bepaling bij De Heus. Dat analyseert het lab via verassing. “Dagelijks, of beter gezegd ’s nachts, verassen we zo’n 30 à 40 monsters op 550 °C in een oven. Het voorverwarmen daarvan duurt meestal zo’n 3 uur en de monsters gaan ook 3 uur de oven in. En hoewel we een goede rookafzuiging hebben, ruik je toch de verbranding en luistert het heel nauw: bij te veel afzuigen treedt warmteverlies op. Na het verbrandingsproces moeten de porseleinen kroesjes afkoelen tot 20 °C, al met al flinke wachttijden… Ook
je goed je best doet kun je met al die stappen maximaal 15 monsters op een dag doen. Zou ik 45 monsters op de klassieke manier doen, dan is iemand daar inclusief voorbereiding een volle week mee bezig. Nu rond ik er dagelijks 30 af.”
“Collega’s die al heel lang meedraaien in de diervoeding – maar ikzelf eerst ook – stonden sceptisch tegenover de microwave-techniek. Na uitgebreid informatie inwinnen bij Salm en Kipp leek het nog steeds te mooi om waar te zijn. We besloten daarom als test onze lastigste monsters van melkpoeder-achtige producten op te sturen. Er zitten allerlei verschillende zoete vetten in die anders reageren. Waar wij namelijk naar op zoek zijn, is het gebonden vet, wat in een complex verwerkt zit of in moleculen vastzit dat krijg je er met een normale techniek niet uit. De eerste resultaten die terugkwamen waren erg goed en zelfs boven verwachting. Om een voorbeeld te geven: bij bepaalde producten weten we dat we altijd iets te weinig vet zullen vinden. Dat heeft te maken met de stap, waarbij het monster in zuur wordt gekookt en weer geneutraliseerd wordt. We moeten dat met warm kraanwater weer spoelen. Nu is vet normaal gesproken niet oplosbaar in water, maar er is altijd een hele kleine fractie die oplosbaar is in warm water. Dus je spoelt je monster met warm
dat gaan we nu – gewoon overdag – doen met een magnetron, de Milestone Pyro. Opwarming duurt maar 5 minuten, wat met de huidige energieprijzen een mooi onderdeel vormt van het terugverdienmodel, naast dat het betekent dat je veel sneller kunt beginnen, plus per saldo extra capaciteit. Afkoelen van de monsters is een kwestie van minuten. Ook deze resultaten zijn een-op-een vergelijkbaar met de internationale standaarden en heel nauwkeurig.”
“Sinds anderhalf jaar is ons lab NEN-EN-ISO/IEC 17025 geaccrediteerd, voor ons het hoogst haalbare in het kader van kwaliteit en we zijn er redelijk uniek in. We willen dit in eerste instantie naar onze klanten toe, het is geen kwestie van moeten. De douane wil ook graag geaccrediteerde rapporten. We doen al onze analyses zelf, werken niet voor derden en zijn bij ringtesten de positieve uitschieters. Logisch, want onze techniek is beter. En omdat wij maar met 4, 5, 6 verschillende productgroepen werken, kunnen wij na aanschaf van nieuwe apparatuur binnen een week valideren en ermee aan de slag. Vanuit andere labs merken we wel dat er belangstelling is voor onze werkwijze. Het zou me niet verbazen als over 3 à 4 jaar ieder lab deze technieken gaat inzetten.”
‘ Datgene wat we normaal altijd verliezen, zit er met deze methode nog steeds in’
‘ Het zou me niet verbazen als over 3 à 4 jaar ieder lab deze techniek gaat inzetten’
Het Kiwa Analytical Chemical Laboratory in Apeldoorn is dé referentie voor de kwaliteitscontrole van onder meer aardgas, biogas en groen gas en voor kunststof materialen en PAK’s. Er worden hier op jaarbasis tienduizenden analyses uitgevoerd.
Vincent Hentzepeter | Fotografie: FOODnote/KiwaAanvragers kunnen hier terecht voor specificatiebepalingen van aardgas, biogas en groen gas [biogas dat opgewerkt is naar aardgaskwaliteit en waaraan ook geurstof THT wordt toegevoegd, red.] en onderzoek op kunststofmaterialen en PCB’s in coatings. Daarnaast is er een samenwerking met de andere Kiwa-laboratoria. In het als nieuw verbouwde Analytical Chemical Laboratory heeft Kiwa voor tonnen geïnvesteerd in hightech-apparatuur, waaronder gaschromatografen gecombineerd met massaspectrometers. Het onderzoeksarsenaal van het voormalige gasanalyselab werd
fors uitgebreid met tal van chemische bepalingen op milieuschadelijke stoffen. Naast polychloorbifenylen (PCB’s) gaat het ook om het volledige pakket van polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s).
Onderzoek en analyses naar gassen zijn een vak apart, beklemtoont Bert Gerritsen, labmanager binnen de divisie Kiwa Technology. “De kwaliteit en samenstelling van een gas hangt af van
verschillende factoren en kan hierdoor soms sterk uiteenlopen. Door middel van gasanalyses geven we inzicht in de samenstelling van een gas, zodat klanten kunnen voldoen aan de geldende normen. Dat doen we vanuit onze eigen geaccrediteerde laboratoria die altijd binnen vijf werkdagen met een antwoord komen.” Deskundig onderzoek is essentieel om veilig gebruik van gassen te kunnen garanderen, stelt Gerritsen. “Gassen van onvoldoende kwaliteit kunnen schade veroorzaken aan apparatuur en leiden tot gevaarlijke situaties voor gebruikers. Om de veiligheid te verhogen en de risico’s te beperken, gelden er normen waar de verschillende soorten gassen aan moeten voldoen. In ons laboratorium doen we zowel kwalitatief als kwantitatief onderzoek naar de samenstelling van en vervuilingen in (brandbare) gassen, waaronder aardgassen, biogassen, procesgassen, waterstof en lucht. We kijken specifiek naar de calorische waarde, Wobbe-index [gassen met eenzelfde Wobbe-index geven eenzelfde thermisch vermogen op een gegeven brander, red.], dichtheid en compressibiliteit. Zo kan worden aangetoond of het gas voldoet aan de geldende normen en wat de eventuele gebruiksrisico’s zijn.”
Kiwa Analytical Chemical Laboratory heeft zijn analysearsenaal de afgelopen jaren uitgebreid, maar de analyse van aardgas, biogas en groen gas blijft een van de kernactiviteiten in dit lab, vervolgt Gerritsen. “We zijn een specialist in onderzoek naar de samenstelling van aardgas, biogas en groen gas – tot aardgaskwaliteit opgewerkt biogas. We voeren controles uit op hoofd- en sporencomponenten en ruikbaarheid. Ons ruikbaarheidspanel bepaalt of de monsters op basis van geursterkte en specifiek geurkenmerk aan de daarvoor geldende eisen voldoen. Vanwege de energietransitie is aardgas wel een krimpende markt, dit proces is al in volle gang, de markt voor groen gas groeit snel.”
Tetrahydrothiofeen – kortweg THT – is het kenmerkende geurtje dat aan aardgas wordt toegevoegd. Wie het ruikt associeert het direct met een gaslek. Met de energietransitie zal er naar verwachting steeds vaker waterstofgas door de aardgasbuizen stromen. Ook dit geurloze gas zal met THT verrijkt worden. Omdat waterstofgas een nieuwe toepassing is, doet het lab van Gerritsen nu onderzoek naar de signaalfunctie en veiligheidsaspecten van THT als dit toegevoegd wordt aan waterstofgas. “Aardgas en waterstofgas zijn beide gassen, maar THT gedraagt zich in waterstof anders. Het doet er langer over om boven de grond te komen dan wanneer het in aardgas zit, het wordt beter
‘Zo kan worden aangetoond of het gas voldoet aan de geldende normen’
vastgehouden. Toegevoegd aan waterstof lijkt THT aan de grond te blijven hechten. Moeten we naar overodorisatie? En ruik je dat? En hoe zit het met de permeatie door buizen? Voor aardgas weten we dat al, maar voor waterstofgas niet. We doen hier maandenlange duurproeven om hierachter te komen.”
In samenwerking met de collega’s in Rijswijk voert ‘Apeldoorn’ pyrolyse-analyses uit op onder andere kunststofbuizen. Als onderdeel van het certificatietraject worden de monsters onder zuurstofloze condities verhit (pyrolyse), om aansluitend de vluchtige componenten via gaschromatografie en vlamionisatiedetectie te detecteren en kwantificeren. “Het pyrolyseapparaat van Frontier Laboratories, geleverd door Interscience, kan variëren met de verbrandingstemperatuur. Wij bepalen de pyrolysecoëfficient van de kunststofbuis en fitting of koppeling van dit jaar en vergelijken hem met die van vorig jaar”, legt Gerritsen uit. “Is die coëfficiënt
groter dan 98%, dan is er minder dan 0,1 procent verandering in grondstof geweest. Het gaat jaarlijks om honderden producten van diverse leveranciers. We zouden voor deze producenten ook de controle op de granulaten kunnen uitvoeren. Het is immers beter die van tevoren te checken, dan achteraf het risico van afkeur te lopen. We zien hiervoor steeds meer interesse vanuit te markt.”
Voor Kiwa KOAC voert het lab de GC-MS analyses uit voor de bepaling van PAK’s in asfalt, besluit Gerritsen. “KOAC vermaalt de monsters en doet de extracties met dichloormethaan en wij voeren de analyses voor hen uit, nu zij ook bij ons in Apeldoorn zitten. Een schoolvoorbeeld van een goede samenwerking tussen de Kiwa-labs in Nederland!”
Voor Kiwa ISA Sport in Papendal (maar binnenkort ook gevestigd aan de Wilmersdorf in Apeldoorn) dat o.a. kunststof grasvelden certificeert, voert het lab ook diverse analyses uit. “Zij certificeren kunststofgrasvelden. ISA Sport heeft ook een eigen laboratorium, maar er wordt intern goed gekeken dat we niet op verschillende plaatsen binnen Kiwa in Nederland hetzelfde doen. Zo worden de synergievoordelen tussen de diverse labs van Kiwa in Apeldoorn maximaal benut. Ons laboratorium is hierin een van de schakels, en heeft diverse technieken – en minstens zo belangrijk: de expertise – in huis om een breed scala aan potentieel schadelijke verbindingen te analyseren in diverse monsters en matrices, zowel voor onze interne Kiwa-klanten als voor externe partijen.”
‘ We voeren controles uit op hoofd- en sporencomponenten en ruikbaarheid’
Een overtuigend en duidelijk cv is essentieel, want je cv wordt altijd als eerste en soms als enige gelezen. Hoe bouw je een cv op? Wat zet je er wel en niet in? Hoe lang mag een cv zijn? Antwoorden hierop en nog veel meer tips voor een overtuigend cv vind je bij CheckMark Labrecruitment. We hebben de belangrijkste tips die helpen om een sterk cv te schrijven, voor je opgesomd.
X Zorg dat je cv altijd actueel is, dus bijgewerkt tot vandaag.
X Controleer per sollicitatie of je je cv moet aanpassen: probeer kernwoorden uit de vacature terug te laten komen in jouw cv.
X Maak je cv persoonlijk. Voeg een leuke maar zakelijke foto toe en vertel in het kort (maximaal 3 regels) wie je bent, wat je zoekt en wat je te bieden hebt.
X Deel je cv op in 5 kopjes: persoonlijke gegevens, opleiding, werkervaring, overige werkervaring en additionele informatie.
X Maak je cv niet langer dan 2-3 pagina’s. Als je veel publicaties hebt, vermeld deze in een aparte bijlage, waarnaar je verwijst in je cv.
X Hou persoonlijke gegevens kort. Voor- en achternaam, adres, privé e-mailadres, geboortedatum en mobielnummer zijn voldoende.
X Zorg voor een goed bijgewerkt LinkedIn-profiel en vermeld de link in je cv.
X Vermeld je opleidingen en werkervaringen in omgekeerde chronologische volgorde. Je begint dus met je meest recente baan. Noteer hierbij een duidelijk tijdvak (mm/jjjj – mm/jjjj).
X Alle relevante werkervaring telt, dus ook stages en afstudeertrajecten. Beschrijf deze onder ‘werkervaring’ en niet bij ‘opleidingen’.
X Vermeld bij ‘werkervaring’ je functie (en titel/doel van je onderzoek), maar beschrijf vooral bondig je taken, verantwoordelijkheden en prestaties.
X Vermeld in de bijbehorende periode welke belangrijkste technieken/vaardigheden je hebt toegepast of geleerd. Zo weet de recruiter wanneer en hoelang je hierin ervaring hebt opgedaan.
X Heb je veel werkervaring? Beschrijf oudere ervaring (ouder dan 7-10 jaar) kort, zodat je cv niet te lang wordt. Hiermee leg je tevens de nadruk op je recente ervaring.
X Hou zinnen kort en gebruik regelmatig opsommingstekens. Kopieer geen standaardteksten in je cv. Dit zal de recruiter namelijk niet gunstig stemmen. Denk bij alles na over de relevantie ervan en wees vooral eerlijk.
X Check nogmaals grondig de spelling. Laat het bij voorkeur door iemand anders nalezen.
X Vermeld referenties (naam, organisatie en functie), maar zonder contactgegevens. Controleer wél vooraf bij die personen of je hun naam mag vermelden.
Als je onze cv-tips hebt toegepast, kun je jouw cv door ons laten checken. Wij hebben expertise in het vakgebied chemie & life sciences en weten wat belangrijk is om te vermelden in jouw cv. Wij helpen je graag bij de volgende stap in je carrière! Stuur je cv in voor een gratis check naar: cv-check@checkmark.nl
Ingrijpen bij calamiteiten met gevaarlijke stoffen voordat het te laat is: het kan dankzij 24/7 conditiemonitoring. Veiligheid is daarmee binnen handbereik voor alle opslagplaatsen voor gevaarlijke stoffen, overzichtelijk en centraal geregeld in de cloud.
“Om klanten virtueel echt bij de hand te nemen, kunnen we sinds kort gebruik maken van de virtuele showroom. Die ervaar je echt als 360 graden bekijken en rondlopen in een ‘opslag en handling gevaarlijke stoffen’, ‘lithium-ion opslag’, of andere opslagsystemen, en natuurlijk vind je daar ook onze nieuwe app, die we op de meest recente WoTS konden presenteren,” merkt Stolker op. “Al rondkijkend kun je in de virtuele showroom op elk aanwezig product klikken en alle informatie die je daarover wilt bekijken komt meteen naar voren. Ook kun je daar zien wat je met onze nieuwe ADR-klassen-checker app kunt doen.” Heeft een labo-
Je moet er niet aan denken: op zaterdagmiddag een lekkage in je opslag voor gevaarlijke stoffen en niemand die het opmerkt. Zo’n calamiteit kan voor een laboratorium grote gevolgen hebben. Om snel te kunnen ingrijpen, kostbare tijd te winnen en vervolgkosten te vermijden is er nu het intelligente waarschuwingssysteem ‘Denios Connect’.
Dit gebruiksvriendelijke monitoringsysteem in de cloud is dé manier om in het lab bij de opslag van gevaarlijke stoffen tijdig lekkages en veiligheidsrisico’s te ontdekken. Of het nu gaat om een opslagkast voor lithium-ionaccu’s, een gasflessenopslag, een palletstelling voor chemicaliën of een zuur/loogkast: zodra deze in het systeem zijn geïnstalleerd, biedt het dankzij sensoren 24/7 ondersteuning bij terugkerende monitoring-taken en bij het reageren in een noodsituatie.
Thijs-Jan Stolker, Technical & Development manager bij Denios (Alphen aan den Rijn) verduidelijkt: “Voordat er grote schade ontstaat met als gevolg bijvoorbeeld een explosieve atmosfeer, heeft de verantwoordelijke al een melding gekregen. Wie de meldingen via e-mail en/of sms op smartphone, tablet of desktop-pc krijgt, stelt de gebruiker vooraf binnen het systeem zelf in. De ontvanger krijgt in geval van een melding ook meteen aanvullende informatie, zoals welke beschermingsmiddelen, absorberend materiaal of misschien blusmiddel moet ik inzetten? Maar los van lekkagedetectie zijn er ondertussen binnen Denios Connect veel meer koppelingen te maken.”
Want naast het bewaken van (meerdere) opslagplaatsen van gevaarlijke stoffen en de lekkagemeldingen, kan het systeem ook ontzorging bieden bij preventief onderhoud van bijvoorbeeld een logen- en zurenkast. Zo kan er 8 of 4 weken voordat het jaarlijkse onderhoud moet plaatsvinden, automatisch een melding verstuurd worden. Het lab voldoet daarmee aan zijn verplichtingen – ook tussen de wettelijke inspectie-intervallen – en waarborgt tegelijk de veiligheid van de opslag.
Hoe mogen verschillende gevaarlijke stoffen volgens de regels bij elkaar bewaard worden? De ADR-klasse bepaalt: X Van welke combinaties gezamenlijke opslag is toegestaan X Of dat dit slechts in beperkte mate mag X Wanneer gescheiden opslag gewenst is
Voer de gewenste combinatie in en de app geeft meteen opheldering.
Bekijk de werking van de app:
Snelle reactietijden
Configureerbaar noodbeheer
Voorkomen van storingen
24/7 toezicht houden
Waarschuwingen in realtime
Volledig overzicht en controle
Automatische documentatie
Moderne transmissietechnologie
ratorium bijvoorbeeld te maken met verschillende media (> 200 kg) die moeten worden opgeslagen, dan moeten de voorschriften voor gezamenlijke opslag volgens de PGS 15 in acht worden genomen. In de vriendelijk-ogende app selecteert de gebruiker op een intuïtieve manier de geplande combinatie van stoffen. De app geeft vervolgens uitsluitsel of gecombineerde of gescheiden opslag wél of niet kan.
Binnen de cloudgebaseerde webapplicatie vormen de eenvoudig tot oneindig uit te breiden Spillguard-sensoren de meest in het oog springende bewakingsschakel. Stolker: “Na het inschakelen
is de Spillguard direct gereed voor de detectie van vloeistoflekkages. De batterij gaat bij normaal gebruik 5 jaar mee. Hij goedgekeurd voor ATEX-Zone 0 en voldoet daarmee aan de strengste eisen voor explosieveiligheid. Klanten willen kunnen aantonen dat er in een veilige situatie gewerkt is, dat alle settings op het dashboard groen waren. Vanzelfsprekend wordt het allemaal gelogd, dus dat kan ook in een historie teruggezien worden: rapporten kunnen worden geëxporteerd en gebruikt voor audits. Mocht er ergens iets gebeuren, dan wil je dat als werkgever wel kunnen aantonen. Plus, hij geeft elke week via narrowband IoT een signaal richting de cloud dat hij het doet.”
Met de Precisa Prepash 340-serie, een thermo-gravimetrisch analyse-instrument, is de drogestofbepaling voor monstertypes zoals klei en slib, zaden, koffie- en cacaobonen geautomatiseerd en sneller. Met de speciale kroezen die een snelle warmteoverdracht waarborgen, kunnen 29 monsters worden geanalyseerd.
Het systeem bepaalt automatisch binnen 2,5 uur de vocht- en aswaarden en werkt tot 80% sneller en goedkoper. In vergelijking tot handmatige procedures is het preciezer en reproduceerbaarder. In één werkcyclus worden maximaal 29 preparaten en een referentiepunt volautomatisch, volgens de laatste kwaliteitsrichtlijnen bewaakt en geregistreerd binnen een breed temperatuurbereik van 50 tot 1000 °C.
Wilten Instrumenten, [+31] (0)76-5086500 bas@wilten.nl, www.wilten.nl
Met zijn brede snelheidsbereik is de JeioTech IST-3075/R Bench Top Incubator Shaker een digitale incubatie/ koelende orbitale shaker waarmee laboratoria effectieve monstervoorbereiding kunnen uitvoeren in een temperatuurgecontroleerde omgeving.
De IST-3075/R shaker met digitaal bedieningspaneel heeft een temperatuurrange voor incubatie van -15 tot 80 °C met een schudrange van 20 tot 500 RPM. De onderhoudsvrije BLDC-motor produceert een stille maar krachtige schudbeweging. De schudincubator heeft een LCD-touchscreen met duidelijke pictogrammen en logische menu’s, samen met een eenvoudige digitale timer voor schudbewerkingen. De schudbank eindigt altijd op het punt waar deze ook begonnen is, dit verhoogt de monsterdoorvoer. Het automatische doseren en het monitoren van de monsters kan via de app of via de USB-poort.
De schudbank heeft diverse extra beveiligingsmaatregelen, waaronder een melding indien de temperatuur of de RPM tijdens het proces mocht afwijken. Staat de
De SP2000 bierrobot (foto: Skalar).
De SP2000 bierrobot kan de bepalingen van verschillende parameters zoals bitterheid, pH, kleur, vrij aminostikstof, sulfiet volledig automatiseren, inclusief de monstervoorbewerking zoals ontgassen en ontschuimen. Het analyseproces - volgens interantionale methoden zoals EBC, ASBC, MEBAK etc. - gaat van start zodra het biermonster in het bekerglas in de robot geplaatst wordt. Kleine batches, geschikt voor een brouwerijproductieproces, zijn mogelijk, maar ook grotere batches.
Skalar Analytical bv[+31] (0)765-486486, www.skalar.com
shaker niet volledig waterpas of raakt deze door afwijkende vibraties uit balans, dan wordt het toerental automatisch aangepast. De luchtdichte siliconen deurvergrende ling en een hogesnel heidsventilator zorgen voor het behoud van de optimale tempera tuur en een schone cabine. De binnenzijde van de cabine is degelijk uitge voerd met met rvs en corrosiebestendig.
Laboramastore [+31] (0)76-50865005 sales@laboramastore.nl www.laboramastore.nl
Temperatuurverdeling binnen een ruimte in beeld gebracht (afbeelding: Captos).
Het Captos-monitoringsysteem voor de continue meting van temperatuur, druk, relatieve vochtigheid, CO2 en andere grootheden, is uitgebreid met een module voor het uitvoeren van homogeniteitstesten/mappings in koelkasten, broedstoven of ruimtes. Binnen de software is de test eenvoudig op te zetten en het rapport wordt in de applicatie automatisch gegenereerd. Met één muisklik is zowel het kalibratierapport van een sensor als het rapport van de homogeniteitstest op te roepen, wat bij audits en inspecties van pas komt. De homogeniteitstesten/mappings kunnen door de leverancier uitgevoerd worden, maar het is ook mogelijk voor een kortere of langere periode de hiervoor benodigde gekalibreerde apparatuur te huren.
Bitos, [+32] (0)14-600070, info@bitos.be, www.bitos.be
De LabTech MultiVap54 automatische stikstofverdamper kan tot 54 monsters tegelijkertijd verwerken. Het instrument kan zowel de stikstofstroomsnelheid als de verticale lift van de naalden automatisch besturen. Daarmee verloopt de dampafvoer sneller en komt het vloeistofoppervlak maximaal in contact met de stroom stikstofgas. Afhankelijk van het kookpunt van het oplosmiddel en volatiliteit, is de waterbadtemperatuur tijdens het verdampingsproces aan te passen. De temperatuurnauwkeurigheid is ± 0,1 °C dankzij de PID-temperatuurregeling. Bij gebruik vergrendelt het deksel met kijkvenster automatisch. Het 7-inch kleuren-touchscreen met inzichtelijke software-interface geeft alles weer. De 6 rijen met elk 9 snel vervangbare naalden kunnen per rij of gelijktijdig worden ingezet. Er zijn monsterbuisrekken verkrijgbaar voor buizen van 2 ml tot 60 ml.
Salm en Kipp, [+31] (0)346-269090 info@salm-en-kipp.nl, www.salmenkipp.nl
De LabTech MultiVap54 automatische stikstofverdamper (foto: Salm en Kipp).
De Complex-line Type 90 veiligheidskast (foto: Dupa).
De gecertificeerde systeemoplossing Complex-line Type 90 is speciaal ontworpen voor het vullen en/of overtappenvan gevaarlijke stoffen uit vaten of jerrycans naar bijvoorbeeld kleinere verpakkingen.. Het systeem is stekkerklaar en heeft voorgemonteerde aansluitingen. De elektrisch geleidende binneninrichting en aardingskabels met krokodillenklemmen zijn conform TRGS 727. Het veilig overtappen van media uit jerrycans en vaten naar kleinere verpakkingen is in overeenstemming met de TRGS 509. De draaideuren blijven in elke positie geopend, maar in geval van brand sluiten de deuren automatisch dankzij een thermomechaniek. De membraampomp die bij brand automatisch stopt, wordt met perslucht aangestuurd. De vulsnelheid is met een drukregelaar traploos regelbaar. Afzuiging gebeurt direct bij de kraan en minimaliseert de explosieve atmosfeer bij het vullen. De met plinten afgewerkte kast staat op 4 pootjes, zodat hij van alle kanten met een pompwagen makkelijk op te tillen en te transporteren is.
DUPA, [+31] (0)76-2043015, info@dupa.nl, www.dupa.nl
Voor de bepaling van stikstof (N) en eiwit in voedsel- en/ of voedingsmonsters biedt Skalar de PrimacsSN100-analyzer. De geïntegreerde autosampler met 100 posities heeft een gemiddelde analysetijd van 5 minuten. Het verticale monsterintroductiesysteem is onderhoudsvriendelijk: de resten van de monsters blijven in de herbruikbare keramische cups achter, met daardoor minder as-ophoping in de verbrandingszone. Door het gebruik van de Dumas- in plaats van de traditionele Kjeldahl-meettechniek verloopt de analyse van de monsters (tot 3 gram) sneller en is het gebruik van milieubelastende chemicaliën niet nodig.
Voor de in het eigen lab geteste analyse van bijvoorbeeld applicaties diervoeding, meel, tarwe, graan, rijst, yoghurt en vlees heeft Skalar de standaardmethoden uitgeschreven. Per analyse/monster kunnen de analyse-instellingen zoals oventemperatuur en analysetijd via de vooraf gedefinieerde methoden eenvoudig worden geselecteerd.
Skalar Analytical bv[+31] (0)765-486486, www.skalar.com De PrimacsSN100-analyzer
Tuttnauer brengt met de T-Lab Eco een betaalbare, betrouwbare autoclaaf voor onderwijs en onderzoek op de markt. Het vloermodel verticale autoclaaf voorziet in de basis-sterilisatiebehoeften voor het lab, zoals sterilisatie van vloeistoffen en glaswerk, metalen gebruiksvoorwerpen en andere laboratoriumartikelen. Om de
De T-Lab Eco van Tuttnauer (foto: Salm en Kipp).
sterilisatiecyclus zo efficiënt mogelijk te laten verlopen heeft de autoclaaf standaard koeling en twee PT100-sensoren. Zo is hij weer snel beschikbaar voor de volgende cyclus. Via het handige kleurentouchscreen is de keuze eenvoudig en kan iedereen op het lab de autoclaaf bedienen. Er zijn standaardprogramma’s voor vloeistoffen, vaste stoffen, dichte en open flessen. Het apparaat is geschikt voor dagelijks gebruik, is stekkerklaar en gaat spaarzaam om met water, stroom en tijd.
Salm en Kipp, [+31] (0)346-269090 info@salm-en-kipp.nl, www.salmenkipp.nl
16-17 maart 2023 Laborama, Brussel expo.laborama.be/nl
21 maart 2023
LabAutomation 2023 fhi.nl/labautomation
23 mei 2023
LabSafety fhi.nl/labsafety/ 26-28 september 2023
LabNL 2023 fhi.nl/labnl
9 januari 2023
Molecular & Cell Biology HAN-University of Applied Sciences, www.han.nl
17 januari 2023
Effectieve communicatie in het lab Hogeschool Leiden, www.hsleiden.nl
23 januari 2023
Introductiedag Digitale PCR (digital droplet PCR) Hogeschool Leiden, www.hsleiden.nl
24 januari 2023
ISO/IEC 17025:2017 praktisch interpreteren QAducation, www.qaducation.nl
31 januari 2023
Introductie tot realtime PCR Hogeschool Leiden, www.hsleiden.nl
2 februari 2023 NEN-EN-ISO/IEC 17065: 2012 praktisch interpreteren QAducation, www.qaducation.nl
7 februari 2023 LAB Safety Day laborama@laborama.be
7-9 februari 2023
Gas Chromatography Training (taal: engels) Da Vinci, www.davinci-ls.com
14 februari 2023
Risicogestuurd auditen QAducation, www.qaducation.nl
2 maart 2023
Ergonomie & fysieke belasting in het laboratorium Avans+, www.avansplus.nl
7 maart 2023 Hematologie Hogeschool Leiden, www.hsleiden.nl
27 & 28 maart 2023 Kwaliteitsborging van informatietechnologie in laboratoria QAducation, www.qaducation.nl
Meer agenda op www.labinsights.nl/evenementen