7 minute read

(G)OUDE(N) BELGEN: Pioniers van de Grote Wanden

Een interview met Vincent Dewaele

Samen met Renaat Van Malderen en Tony Peters beklom Vincent Dewaele vanaf het einde van de jaren ’60 tot begin de jaren ’80 vaak als eerste Belg Europa’s Grote Wanden. Vele buitenlanders waren hen al voorgegaan en vele Belgen zijn hen nadien gevolgd, maar zij waren bij de pioniers die aan vele landgenoten hebben getoond dat ook Belgische klimmers in staat waren tot het realiseren van grote projecten. Renaat en Tony zijn helaas overleden. Gelukkig was Vincent bereid om ons te woord te staan.

Advertisement

Hoe ben je beginnen klimmen, en op welke leeftijd?

Vincent: Mijn eerste klimervaring was tijdens mijn legerdienst, op de rotsen van Marche-les-Dames. Toen ik er in 1966 afzwaaide, ik was toen 20 jaar, ben ik er nooit meer mee gestopt en zocht ik zo vaak als mogelijk de rotsen op. Al snel had ik het gevoel dat ik alles aankon waartoe ik mij zette. Ik zag alles ook ineens groots. Het enige wat ik nog wilde doen, was klimmen, klimmen, klimmen!

Vele klimmers kunnen het zich vandaag nauwelijks inbeelden, maar jij komt nog van uit de tijd dat ‘een voorklimmer niet mocht vallen’.

Vincent: Dat klopt en dat gebeurde ook niet. Gelukkig maar. Een voorklimmer werd gezekerd met een soort ‘kruissteek’ rond je middel. Een naklimmer werd gezekerd met het touw achter de rug en over de schouders. Vallen was simpelweg geen optie. In het slechtste geval viel je met zijn tweeën de wand af. In het beste geval kon je een val houden, maar was de kans op kwetsuren extreem groot. Er mocht gewoon niet gevallen worden.

Zelfs rappellen gebeurde zonder toestel, met de zogenaamde ‘Dülfersitz’. Met de lichtgewicht kledij van vandaag zou dat allemaal onmogelijk zijn. Met onze dikke kleren van toen lukte het net, maar comfortabel was het nooit.

Spreken we nu over henneptouw? Of klommen jullie al met nylon touwen?

Vincent: Tijdens onze beklimming van de Eiger noordwand bijvoorbeeld, gebruikten we al nylon. Veel lichter, dynamischer en gemakkelijker hanteerbaar in verijsde omstandigheden.

En de rest van jullie materiaal?

Vincent: Gebeurden mijn eerste beklimmingen nog met een touw rond het middel, dan droegen we redelijk vlug al een soort leren riem rond ons, met lusjes aan, waarin we dan het touw konden weven. Om het dan alsnog rond ons middel vast te knopen. Nog iets later kwamen de eerste gordels op de markt. Op foto’s van vroeger kun je nog zien dat we in het begin alleen met een borstgordel klommen. Een zekeringstoestel gebruikten we nog niet.

Onze stijgijzers waren eigenlijk best goed en hadden reeds punten vooraan. Mijn piolet was redelijk zwaar, maar kort genoeg om er comfortabel mee te klimmen. In de ene hand hadden we onze piolet vast en in de andere een ijshaak. Op die manier konden we ‘licht’ omhoog gaan.

Om ons in de rots te zekeren hadden we mephaken bij. Maar omdat die zoveel wogen, konden we er maar een beperkt aantal meenemen. Voor de Eiger Noordwand bijvoorbeeld hadden we er slechts 10 mee. De eerste sloeg die erin en de tweede klopte ze daarna opnieuw uit. Een hamer ging dus ook mee en dan nog enkele musketons. Dat was het zowat. Oh ja, een helm droegen we ook al.

Kledij? Schoenen?

Vincent: Als kledij droegen we een dik flanellen hemd en dikke gevoerde broek. Ik weet niet meer waaruit die bestond, maar het zal wel katoen geweest zijn, want als die nat werd, was die loodzwaar. We zijn heel licht (van gewicht) vertrokken en hadden kleding voor de regen van het type K-Way aan, een broek en een vest. Gore-Tex bestond nog niet.

Wrijvingsklimschoentjes gebruikten we nog niet. Alles gebeurde in dikke leren bottinen, een soort bergwandelschoenen met een binnenen een buitenschoen.

Zat er verder nog iets in jullie rugzak?

Vincent: Niet echt, maar dat kon ook niet. Alles woog immers al zwaar genoeg. We hadden nog een tweepersoons bivakzak mee, maar zeker geen matjes of slaapzak. Daar was gaan plek voor. Een klein brandertje ging wel mee, zo eentje met een prikcartouche. Op die manier konden we thee maken. En verder aten we koeken. Ik herinner het me niet exact meer, maar het zullen wel soldatenkoeken geweest zijn. En kaas. En sardientjes in blik.

Samen met Renaat Van Malderen volbracht je in 1971 de eerste Belgische beklimming van de beruchte Eiger Noordwand. Kun je ons daar iets meer over vertellen?

Vincent: Twee jaar voordien hadden we samen met Kurt de Heselle (D) al eens een poging ondernomen. Maar toen zijn we ter hoogte van het tweede ijsveld moeten terugkeren omwille van regen. In 1971 was het dan alleen Renaat en ik. Hij had mij gevraagd of ik samen met hem deze wand wilde beklimmen, maar eigenlijk wist ik helemaal niet hoe berucht deze route was. We hadden wel goed en veel geklommen in Chamonix, dus ik voelde me wel klaar voor iets groots.

De dag voor vertrek hadden we nog gesproken met een local die ons wist te melden dat er vanaf een bepaald uur teveel steenslag zou zijn in de wand en dat we beter op tijd ons bivak konden installeren. En zo geschiedde.

En was er veel steenslag?

Vincent: Jawel! Camions vol! Ongelooflijk wat daar allemaal naar beneden viel, continu, de hele dag door. Gelukkig werden we nooit geraakt. Onze eerste bivak betrokken we net boven het tweede ijsveld. We installeerden ons in de rimaye (de randkloof tussen sneeuwveld en rots) en maakten het ons zo comfortabel mogelijk. De volgende ochtend waren we echter om 5u30 alweer onderweg. Om een tweede bivak te ondernemen op de Godentraverse. Hier was gelukkig wat meer ruimte om de nacht door te brengen en na alweer een vroege start stonden we 31 juli 1971 op de top van de Eiger.

Tijdens onze beklimming zaten er ook nog 2 Britten en 2 Schotten in de wand. Eens boven zijn we samen afgedaald. De vrouw van Renaat die ons samen met nog een vriend vanuit de vallei in het oog had gehouden, wist dit. Met hun tweeën zijn ze ons dan tegemoet gestapt, met in hun rugzak zes frisse pintjes. Wat een fantastisch mooi moment was dat.

Als vader van twee jonge kinderen vraag ik mij dan af: Hoe kreeg je dat gecombineerd met je werk, met je gezin?

Vincent : Voor een gezin was inderdaad geen tijd. Alles draaide heel lang om klimmen voor mij. En met mijn werk heb ik heel veel geluk gehad. Ik kon veel verlof opnemen en had heel flexibele collega’s en een heel flexibele werkgever.

Je palmares is ronduit indrukwekkend. Niet alleen beklom je als eerste Belg alle zes de klassieke noordwanden (Piz Badile, Cima Grande, Dru, Grandes Jorasses, Matterhorn en Eiger), je hebt ook de aartsmoeilijke Freney-pijler op je naam staan en een honderdtal beklimmingen in de Dolomieten. Maar het bleef niet bij de Alpen. In 1974 stond je in Yosemite…

Vincent: Dat klopt. De Dolomieten zijn altijd mijn klimparadijs geweest.

Had je schrik tijdens de beklimming?

Vincent : Niet echt. Ik wist wat ik kon en ik wist wat Renaat waard was. Hij was de betere ijsklimmer, ik de beter rotsklimmer. Afhankelijk van het terrein wisselden we dus van koppositie. Ons touw was zo’n 40m lang en probeerden we ook lengtes van 40m te klimmen. Het enige waar we schrik voor hadden, was het weer. De Eiger staat ervoor bekend om als eerste het slechte weer op te vangen. Heel vaak gebeurde dit heel plots en heel krachtig. Maar wij hebben geluk gehad en hadden drie dagen lang schitterend weer.

Wat was de reactie vanuit België?

Vincent: Feest! Eens beneden hebben we direct naar het thuisfront gebeld en de vreugde was groot. Datzelfde weekend zijn vele Vlaamse klimmers nog afgezakt naar Freyr om het daar te gaan vieren. Iets verder richting Falmignoul stond een café met zadels aan de lusters. Er zijn toen een paar gasten op gekropen met een serieus stuk in hun kraag. Dat moet nogal iets geweest zijn. Een jaar later, in 1972 kreeg ik onder andere voor deze beklimming van de Belgische Staat zelfs een Bronzen Medaille voor Sportverdienste. Ik heb hem nog steeds.

Een vriend van mij, Ludo Janssens, toonde mij foto’s van El Capitan en ik was direct verkocht. Hij regelde twee vliegtuigtickets, maar kon zelf niet mee. Dan ben ik met Jean Bourgeois gegaan. Maar wij hadden nauwelijks geld, info, of materiaal. Ter plekke in Camp Four hebben we wel ons assortiment haken bijeen kunnen kopen van andere klimmers.

Er stond een totempaal met daarin een boek waarin we onze namen schreven en de dag dat we onze route wilden klimmen. Een beetje structuur was er dus wel. En zo geschiedde. Samen met Jean deden we de eerste Belgische beklimming van de El Capitan via de ‘Triple Direct’.

Later kwam ik terug en volbracht ik samen met Daniel Beriaux de Salathé. En in 1981 ging ik nog eens terug om samen met Luk Stas de NW-wand van de Half Dome te beklimmen.

Ook al was ik een goede rotsklimmer, in Yosemite heb ik toch schrik gehad. Al die pendels… Het gebruik van kleine haakjes, soms maar een postzegel groot met een klein touwtje (+/- 4 mm) aan, net genoeg om iets hoger te geraken en daar een betere haak in te slaan. Het waren spannende tijden.

Foto p. 42 - 45 : Klimmen door de Eiger Noordwand

Foto p. 46 : Top Eiger / Alpamayo Zuid-Amerika 1988

Foto p. 47: Grosse Zinne - Dolomieten Italië

Foto p. 47 insert : Vincent anno 2020

Het bleef niet bij de Alpen en Yosemite. Voor iemand van jouw generatie heb je op extreem veel verschillende plekken geklommen.

Vincent: Zo voelde het voor mij niet aan, maar inderdaad, de goesting heeft mij op veel mooie plekken gebracht. De Denali (6194 m), de Elbrus (5642 m), de Aconcagua (6960 m), enkele 5000’ers in Mexico, Chili, Peru. De Gasherbrum II (8035 m) in Pakistan en zelfs een poging op de Everest. De Toubkal (4167 m ) in Marokko, de Mount Kenya (5199 m) langs twee verschillende routes, de Hand Van Fatima in Mali… Chili, Peru, Equador, Bolivië, Venezuela...

Ik heb net je palmares ingekeken en de lijst is inderdaad zeer indrukwekkend! Je bent ook nooit gestopt met klimmen en hebt zeer veel klimpartners gehad. Zo zie ik dat je niet zo lang geleden nog samen met Andreas Speelmans de Monte Agner noordpijler hebt beklommen.

Vincent: Dat klopt. Er zal bijna vijftig jaar leeftijdsverschil tussen ons gezeten hebben. Hij vanvoor in de twintig, ik bijna 70. De weersomstandigheden verplichtten ons om de route in één lange dag te doen. Maar ik moet toegeven: 1.600 meter klimmen op één dag. Ik was 'kapot, en mijn vingers lagen open!

KBF: Mag ik je tot slot vragen of je nog een wijze raad hebt voor jonge klimmers die aan het begin van hun alpiene klimcarrière staan?

Vincent : Jezelf blijven. Dat is het enige waar ik nu aan denk. Probeer niet te focussen op het feit dat je een route per se sneller wilt doen dan iemand anders. Of dat elke volgende route per se moeilijker of langer moet zijn. Ambitie is goed en belangrijk, maar blijf jezelf en geniet. Zorg dat je in goede vorm bent en dat je je techniek goed beheerst. En ga op zoek naar goede klimpartners met wie je lief en leed kunt delen.

Bedankt voor het inspirerende interview Vincent, ik wens je nog vele mooie jaren en beklimmingen toe!