


4 6 8 11


Kiana laat zien welk boek ze samen lezen. Foto’s: Arjen Jan Stada
DELFSHAVEN – Kiana (11), Alana (11) en Nisa (11) videobellen elke week met elkaar. Ze bellen niet alleen om gezellig te kletsen. Ze zijn 1 van de 6 online boekenclubs van Stichting Proteas. Stichting Proteas helpt kinderen met het ontdekken van taal en boeken. Tekst: Jesse Wagenvoord
‘We kiezen met elkaar de boeken die we willen lezen. We lezen samen als we videobellen. We lezen om de beurt een bladzijde voor’, vertelt Kiana. ‘Er zit een juf bij onze online boekenclub. Onze juf helpt ons met moeilijke woorden tijdens het lezen’, zegt Nisa. ‘We gaan 4 keer per jaar op excursie met onze boekenclub. We doen dan leuke activiteiten. We leren tijdens de excursies meer over de stad Rotterdam’, zegt Kiana


Slimmer worden en elkaar helpen Alana: ‘Ik word slimmer door de boekenclub. Ik leer veel nieuwe moeilijke woorden. Ik weet nu veel meer over de Nederlandse taal dan toen ik 6 jaar geleden naar Nederland verhuisde.’ ‘Ik lees nu vaker boeken dan dat ik voor de boekenclub deed’, zegt Nisa. ‘Ik vind het leuker om samen een boek te lezen dan alleen. We bespreken de boeken samen. We helpen elkaar als we iets niet weten of niet begrijpen’, vertelt Kiana.
Het leukste boek
‘Het leukste boek dat we tijdens de boekenclub hebben gelezen is het boek ‘De sterren van Opa’’, zegt Nisa. De andere meiden knikken. De meiden hebben het boek zelf uitgekozen tijdens een bezoek aan uitgeverij Lemniscaat. ‘Ik vind het verhaal heel interessant en heftig. Ik vind het leuk dat er heel veel gebeurt in het verhaal’, zegt Alana.
Jantje drinkt een glas melk. Daarna laat hij een boer. Moeder vraagt: ‘Jantje, wat doe je nou?’
Jantje zegt: ‘Dat is nou een melkboer.’ Yavuz (11)
Er komt een vrouw bij de dokter. Zegt de vrouw: ‘Help, mijn man denkt dat hij onzichtbaar is.’ Zegt de dokter: ‘Waar is hij dan?’ Zegt de vrouw: ‘Hier naast mij!’
Merel (12)
Jantje doet boodschappen. Als hij klaar is, gaat hij naar de kassa. Hij gaat vooraan staan terwijl er een rij met mensen staat.
De kassajuffrouw zegt: ‘Hé, ga eens achteraan staan.’ Jantje zegt: ‘Dat kan niet mevrouw, daar staat al iemand!’
Max (10)

bang blij boos duidelijk eenzaam gedachte gedrag gesprek gevoel houding
Antwoord (1 woord):
Regels: de woorden vind je horizontaal, verticaal en diagonaal. Ook achterstevoren. Je mag letters meerdere keren gebruiken. Als je de overgebleven letters in de juiste volgorde zet, krijg je het antwoord. Mail
naar ANTWOORD@JONG010.NL. Alleen de winnaar krijgt bericht.
kwetsen ontwijken oogcontact oplossing reageren spanning stevig stop training trots veilig verdrietig vermijden
Het antwoord van de woordzoeker van januari is: WINTER. De winnaar is Luna (12) Gefeliciteerd!
Hoe heet de dag die gisteren morgen was?
Elisa (9)
Wie zit er altijd te klagen?
Mick (10) Vandaag.
Wat zou jij doen als je de burgemeester was?
Dan regel ik dat ik elke dag friet kan eten.
Wat? Je bent burgemeester van de hele stad! Je moet voor de mensen zorgen!
Wat is de lievelingsvis van een piraat?
Pjotr (12)
Een zwaardvis. Oom Klagobert.
Michiel van de Vijver Jong010 wordt mede mogelijk gemaakt door:
Ik beloof elke dag friet voor iedereen!

Zoek de kopjes warme chocolademelk in de krant!
Kun jij ze allemaal vinden? Vul hier het aantal in:









Heb jij een tip voor Jong010?
redactie@jong010.nl
Lees alle kranten op onze website: www.jong010.nl
JONG010 - FEBRUARI 2025
JAARGANG 15 - EDITIE 6
OPLAGE: 36.000 KRANTEN
Hoofdredacteur: Suzanne Huig
Journalisten: Marloes Brouwer, Lotte Keuzenkamp, Ahmad Resh, Paul van Strien, Jesse Wagenvoord
Fotografen: Fleur Beerthuis, Peter Snaterse, Arjen Jan Stada
Vormgeving: Marcel van den Assem
Redactiemedewerker: Sasja Hof
deze editie werkten verder mee:
ROTTERDAM –
Carola Schouten is de burgemeester van Rotterdam. Ze hoort graag de meningen en ervaringen van basisschoolleerlingen. De burgemeester hoort graag van jou of je vindt dat er genoeg plekken zijn om te spelen en plezier te maken in Rotterdam.
Tekst en foto's: Suzanne Huig
C AROLA S CHOUTEN

‘Op de website van gemeente Rotterdam vind je een buitenspeelkaart. Je kunt op die kaart speelplekken in alle wijken en buurten vinden. Ik kan me voorstellen dat sommige speelplekken ver van jouw huis zijn. Vind jij dat er genoeg plekken zijn om te spelen en plezier te maken in Rotterdam?’
‘Ik vind dat er niet genoeg speelplekken zijn in Rotterdam. Ik moet vanaf mijn huis een stuk lopen voordat ik bij een speeltuin ben. Ik vind dat niet fijn. Ik vind dat er in iedere straat speeltoestellen moeten staan zodat alle kinderen dicht bij hun huis kunnen spelen.’

‘Ik vind dat er te weinig voetbalveldjes zijn op straat. Ik zou het fijn vinden als er op meerdere plekken sportvelden zouden komen waar kinderen met elkaar kunnen spelen.’

‘Ik vind dat er voldoende leuke dingen te doen zijn in Rotterdam. Ik speel buiten vaak verstoppertje. Ik vind het ook leuk om te voetballen en te springtouwen. Ik vind iedere speelplek leuk als er kinderen zijn om mee te spelen.’

‘Ik vind dat er te weinig speelplekken voor oudere kinderen zijn. In de meeste speeltuinen staan speeltoestellen voor kleine kinderen. Ik zou het leuk vinden als er hoge glijbanen en hoge klimrekken voor grote kinderen in speeltuinen worden gezet.’

‘Ik vind dat er genoeg plekken zijn om plezier te maken. Ik vind het jammer dat er weinig activiteiten worden georganiseerd. Ik zou het bijvoorbeeld leuk vinden als er skeelermiddagen worden georganiseerd.’

‘Ik vind het jammer dat we geen groot pretpark hebben in Rotterdam. Ik zou het heel leuk vinden als er in de buurt een pretpark zoals de Efteling zou zijn. Ik moet nu lang reizen als ik naar een pretpark wil.’

‘Ik vind dat er genoeg speelplekken zijn. Ik vind dat er te weinig wordt georganiseerd voor kinderen. Ik denk dat kinderen het leuk vinden als er workshops worden georganiseerd in wijken. Ik zou het bijvoorbeeld leuk vinden om een workshop kleding maken te volgen.’

‘Ik vind dat er genoeg speelplekken zijn. Maar ik vind dat de speeltuinen niet goed ingericht zijn. In de meeste speeltuinen staat bijvoorbeeld maar 1 schommel. Je kunt dan niet met meerdere kinderen leuk spelen. Ik zou het leuk vinden als er speeltoestellen komen te staan waar je met meerdere kinderen op kunt spelen.’

Vind jij dat er genoeg plekken zijn om te spelen en plezier te maken in Rotterdam?
‘Ik vind dat er te weinig hondenspeeltuinen zijn. Ik zou het leuk vinden als er een plek zou zijn waar ik met mijn hond plezier kan maken. Ik kan in de speeltuin bij mij in de buurt vaak niet met mijn hond spelen omdat niet alle kinderen honden leuk vinden.’

PRINS ALEXANDER – De leerlingen van groep 6 van basisschool De Vliedberg kregen les over ‘nee’ zeggen. Sommige mensen vinden het lastig om ‘nee’ te zeggen als ze iets niet willen of niet fijn vinden. Maicke van Indigo leerde de leerlingen hoe ze zelfverzekerd ‘nee’ kunnen zeggen. Tekst: Jesse Wagenvoord
Maicke: ‘Je kunt aan je lichaam vaak voelen dat je iets wel of niet wilt.’ ‘Ik voel het in mijn buik en in mijn hoofd als iemand iets van me vraagt wat ik niet wil. Ik voel een kriebelend gevoel in mijn buik en mijn hoofd doet pijn’, vertelt Xavi (9). Amiyah (9): ‘Mijn handen en voeten trillen als ik iets niet wil doen.’ ‘Ik voel spanning in mijn bovenbenen als ik iets eng vind. Ik weet dat ik beter ‘nee’ kan zeggen als ik een vervelend gevoel in mijn lichaam voel. Ik probeer naar mijn gevoel te luisteren als iemand iets aan mij vraagt’, zegt Felicia (9).
Positieve gedachten ‘Je durft sneller voor jezelf op te komen en je eigen keuzes te maken als je zelfvertrouwen hebt’, legt Maicke uit. Xavi: ‘Je krijgt meer vertrouwen in jezelf als je positieve gedachten hebt.’ Positieve gedachten zijn gedachten die je een prettig gevoel geven of die je helpen om dingen te doen. ‘Ik heb tijdens een voetbalwedstrijd bijvoorbeeld de positieve gedachten dat ik het kan en dat ik moet volhouden’, zegt Xavi.


Zelfverzekerd staan
Emiliano (9): ‘Je kunt er met je houding voor zorgen dat je zelfverzekerd overkomt.’
‘Je komt zelfverzekerd over als je stevig staat. Je staat stevig als je je voeten op schouderbreedte uit elkaar zet’, vertelt Xavi. ‘Je komt ook zelfverzekerd over als je rechtop staat. Je staat rechtop als je je borst vooruit duwt en je kin een beetje omhoog doet’, legt Felicia uit. Emiliano: ‘Het is belangrijk om oogcontact te maken als je tegen iemand zegt dat je iets niet wilt of niet fijn vindt. Je komt onzeker over als je wegkijkt terwijl je met iemand praat.’
3 manieren om te reageren
Je kunt op verschillende manieren zeggen dat je iets niet wilt. De leerlingen leren 3 manieren waarop ze kunnen reageren. ‘De eerste manier is boos reageren. Boos worden, schreeuwen of vechten is meestal niet de beste oplossing. Je maakt iets vaak erger door boos te worden’, legt Emiliano uit. ‘De tweede manier is het probleem ontwijken. Je komt dan niet echt voor jezelf op’, zegt Xavi. Amiyah: ‘De derde manier is duidelijk en aardig reageren. Duidelijk en aardig zijn is vaak de beste oplossing. Mijn zusje springt bijvoorbeeld soms zomaar op me. Ik zeg dan dat ik het vervelend vind dat ze dat doet. Ik zeg dan tegen mijn zusje dat ze beter buiten op de trampoline kan springen. Ik kom dan voor mezelf op zonder te schreeuwen of te vechten.’

De leerlingen
ROTTERDAM – Lisanne (13) is geboren met hartafwijkingen.
Lisanne: ‘Mijn lichaam kleurde steeds vaker blauw. Mijn ouders zijn daarom met mij naar het ziekenhuis gegaan toen ik 10 weken oud was. Dokters kwamen er toen achter dat ik 7 complexe hartafwijkingen heb.’
Tekst: Suzanne Huig / Foto’s: Arjen Jan Stada ‘Je hart pompt je bloed door je lichaam. Je bloed vervoert zuurstof en voeding naar alle delen van je lichaam. Mijn lichaam kleurde blauw omdat mijn hart te langzaam pompte. Mijn lichaam kreeg daardoor te weinig zuurstof. Ik ben meerdere keren geopereerd om mijn hart goed te kunnen laten werken. Ik heb daardoor een litteken op mijn borst’, legt Lisanne uit.
Organen aan de verkeerde kant
Lisanne: ‘Mijn organen in mijn borstkas en mijn buik liggen aan de verkeerde kant van mijn lichaam. Mijn hart zit bijvoorbeeld rechts van mijn borstkas. Bij gezonde mensen ligt hun hart links van hun borstkas. Ik heb er geen last van dat mijn organen aan de verkeerde kant van mijn lichaam liggen.’
Medicijnen en controles
‘Ik moet iedere dag medicijnen innemen. Die medicijnen verdunnen mijn bloed. Mijn bloed kan daardoor beter door mijn lichaam stromen. Ik kan leven met mijn hartafwijkingen. Ik moet wel 2 keer per jaar naar het ziekenhuis. Dokters controleren dan of mijn hart nog goed werkt’, vertelt Lisanne.

‘Ik let altijd op dat er geen harde dingen tegen mijn borst aankomen die mijn pacemaker kunnen beschadigen.’

Sneller moe
‘Ik ben sneller moe door mijn hartafwijkingen. Ik rust daarom iedere schooldag na schooltijd thuis uit. Ik ben bijvoorbeeld ook snel moe als ik een stuk moet lopen. Ik heb daarom een rolstoel. Ik zit in mijn rolstoel als ik een lange afstand moet afleggen. Ik zit bijvoorbeeld in mijn rolstoel als ik een dag in de dierentuin ben’, zegt Lisanne.
Een deel van een levend wezen dat een bepaalde taak heeft. Bijvoorbeeld het hart.

Een pacemaker
Lisanne: ‘Ik was de laatste jaren steeds vaker moe en had meer moeite om mee te kunnen spelen tijdens gymlessen en pauzes. Ik heb daarom een pacemaker gekregen. Een pacemaker is een apparaatje dat je hartritme kan regelen. Mijn pacemaker zit onder mijn hart. Mijn pacemaker geeft een stroomschokje aan mijn hart als mijn hart langzamer pompt. Het apparaatje geeft mijn hart dan eigenlijk een seintje dat het harder moet werken. Ik krijg daardoor meer energie.’
Fonds Kind & Handicap helpt kinderen en jongeren met een handicap of chronische ziekte.
Een handicap is een beperking waardoor je sommige dingen niet zo goed kunt.
Begrip en rekening houden ‘Ik voel me goed. Je ziet niet aan mij dat ik hartafwijkingen heb. Ik vind het wel fijn als mensen weten dat ik hartafwijkingen en een pacemaker heb. Mensen kunnen dan begrijpen waarom ik soms moe ben en daar rekening mee houden’, zegt Lisanne.
Een chronische ziekte is een ziekte die minimaal 3 maanden duurt, steeds terugkomt of niet genezen kan worden.
De organisatie geeft bijvoorbeeld geld om hulpmiddelen te kopen, voorlichting te geven of onderzoek te doen.
ROTTERDAM – Rabobank Rotterdam heeft 2 directeuren. Fatiha Bouhtia is 1 van de directeuren. Leerlingen van de Juliana van Stolbergschool gingen met organisatie SOL langs bij Fatiha op het hoofdkantoor van Rabobank Rotterdam. De leerlingen interviewden de directrice. Tekst: Suzanne Huig
De leerlingen bekijken in het hoofdkantoor een kunstwerk van sleutels. Directeur Fatiha: ‘Vroeger had de bank kluizen. Dit zijn de sleutels van die oude kluizen. Mensen konden hun waardevolle spullen in die kluizen bewaren. Mensen bewaarden bijvoorbeeld sieraden of geld in een kluis.’
Taken van een bank ‘Wat doet een bank?’, vraagt Melanie (11). ‘Een bank bewaart geld van mensen en bedrijven die geld hebben gespaard. Een bank leent geld aan mensen en bedrijven die geld nodig hebben. De mensen en bedrijven die geld lenen, betalen de bank daarvoor. De bank verdient op die manier geld. Rabobank geeft een deel van het geld dat de bank verdient aan de maatschappij. De bank geeft bijvoorbeeld een deel van haar verdiende geld aan sportverenigingen. De bank geeft ook lessen op scholen om te zorgen dat jongeren goed voorbereid zijn om de juiste financiële keuzes te maken’, vertelt directeur Fatiha.
Directeur van een bank ‘Hoe bent u directeur van de bank geworden?’, vraagt Zayana (10). Directeur Fatiha: ‘Ik ben ooit als baliemedewerker bij een bank begonnen. Ik ben blijven studeren. Ik kon daardoor steeds een hogere functie krijgen en uiteindelijk directeur worden.’ ‘Wat doet u als bankdirecteur?’, vraagt Wahid (11). ‘Ik onderzoek hoe we er als bank voor kunnen zorgen dat nieuwe bedrijven en jonge mensen voor onze bank kiezen. Ik schrijf daarover plannen voor de komende 10 jaar’, legt directeur Fatiha uit.
BANKDIRECTEUR
De baas van een bank of van een afdeling van een bank.
MAATSCHAPPIJ
Alle mensen samen en hoe ze met elkaar omgaan.


De leerlingen stellen vragen

ROTTERDAM – Nederland heeft 21 waterschappen. Waterschap Hollandse Delta is 1 van de waterschappen. Een waterschap zorgt in een gebied voor veilige dijken en schoon en genoeg water. Helder (9) en Ananya (9) laten met het proefje ‘Sterke dijken’ zien waarom het belangrijk is dat het waterschap zorgt voor sterke dijken. Tekst: Suzanne Huig / Foto’s: Fleur Beerthuis
‘We bouwen een smalle dijk van zand. We maken de dijk zo smal en hoog mogelijk’, zegt Helder.



‘We gieten met een maatbeker water tegen de zijkant van de smalle dijk. We kijken wat er met de smalle dijk gebeurt’, zegt Helder.
gebeurt er?
Ananya: ‘We bouwen een brede dijk naast de smalle dijk.’


‘We gieten daarna ook water tegen de zijkant van de brede dijk. We kijken wat er met de brede dijk gebeurt’, zegt Ananya.


De leerlingen bekijken met directeur Fatiha het kunstwerk van sleutels. Foto’s: Arjen
Leuke en mindere leuke dingen ‘Wat vindt u leuk aan uw baan?’, vraagt Benjamin (11). Directeur Fatiha: ‘Ik vind het leuk om bij een bank te werken omdat een bank ervoor kan zorgen dat wensen van mensen kunnen uitkomen. Een bank kan mensen bijvoorbeeld geld lenen om een huis te kunnen kopen.’ Maita (11): ‘Wat vindt u niet leuk aan uw baan?’ ‘Ik werk veel en ben ook vaak 3 avonden per week aan het werk. Ik vind dat soms minder leuk’, zegt directeur Fatiha.

Wat heb je nodig?


Weetje
Dijken beschermen een gebied tegen water van buiten de dijken. Het water in rivieren kan bijvoorbeeld stijgen door veel regenval, storm of harde wind. Dijken moeten dan hoog, sterk en stevig genoeg zijn om het water tegen te houden.
In dijken zit daarom meestal zand en klei. Er ligt vaak gras op een dijk om de grond goed bij elkaar te houden. Het waterschap houdt goed in de gaten of dijken hoog, sterk en stevig genoeg zijn om water tegen te houden.
Water:

De smalle dijk stort in als er water tegenaan komt. De brede dijk blijft heel als er water tegenaan komt. Een brede dijk is sterker en steviger dan een
Wil jij meer leren over water? Kijk dan op
ROTTERDAM – Marieke van Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) Rijnmond reageert iedere maand in Jong010 op een vraag of een probleem van een leerling of klas. Ze beantwoordt deze maand de vraag van Lars (10). Tekst: Suzanne Huig

Marieke beantwoordt ingestuurde vragen.
Foto: Peter Snaterse
Stuur een mail naar REDACTIE@JONG010.NL
Of stuur een brief naar Jong010, Postbus 13037, 3004 HA Rotterdam.
ROTTERDAM – Veiligheidsregio
Rotterdam-Rijnmond wil gevaarlijke situaties voorkomen. Opladers en batterijen kunnen brand veroorzaken. Brandweerman Olof en brandweervrouw Sjors bezochten groep 7 van de Minister Marga Klompéschool. De brandweerman en brandweervrouw vertelden de leerlingen hoe je apparaten veilig kunt opladen. Tekst: Suzanne Huig
‘Oplaadbare batterijen kunnen oververhit raken en exploderen. Een oververhitte of geëxplodeerde batterij kan brand veroorzaken. Het is daarom belangrijk om apparaten veilig op te laden’, legt brandweerman Olof uit.
Een goede oplader
‘Laad een apparaat alleen op met een oplader die bij het apparaat hoort. Een oplader die niet bij het apparaat hoort, kent het apparaat niet. De oplader blijft daardoor energie in de batterij van het apparaat stoppen als het apparaat is opgeladen. De batterij kan daardoor oververhit raken of gaan branden’, vertelt brandweerman Olof. Ahmed (11): ‘De oplader die bij een apparaat hoort, stopt met opladen als de batterij van het apparaat is opgeladen.’ Fuawz (10): ‘Ik ga een originele oplader voor mijn telefoon kopen nu ik weet dat het gevaarlijk is om geen originele oplader te gebruiken.’
Lars: ‘Ik heb het gevoel dat ik word gepest. Ik mag soms bijvoorbeeld niet meedoen met een spel dat mijn klasgenoten spelen. Wat kan ik doen?’
Hoi Lars,
Je sluit iemand buiten als iemand niet mag meedoen. Het is niet zo erg als je een keer wordt buitengesloten. Als je vaak wordt buitengesloten is het een vorm van pesten. Je wordt dan expres gekwetst. Dat is niet aardig van de pesters. Je kunt je dan verdrietig en eenzaam voelen.
Je kunt je onzeker gaan voelen als je vaak wordt gepest. Het is daarom goed om naar een oplossing te zoeken.
Speciale trainingen
Je kunt bij speciale trainingen leren hoe je meer zelfvertrouwen krijgt en hoe je voor jezelf kunt opkomen. Je kunt bij zo’n training bijvoorbeeld ook leren hoe je gesprekken met andere kinderen kunt voeren. Je wordt waarschijnlijk minder gepest als je meer zelfvertrouwen hebt en anderen durft aan te spreken op hun gedrag.
Je kunt aan je juf of meester vragen welke trainingen er bij jou in de buurt zijn.
Praat erover
Het is belangrijk dat ieder kind zich veilig en fijn voelt op school. Het is daarom belangrijk dat kinderen die worden gepest erover praten. Een juf, meester, ouder, verzorger of vriend kan helpen om het pesten te stoppen.
Groetjes, Marieke

Opletten tijdens het opladen
Brandweervrouw Sjors: ‘Het is belangrijk om een apparaat in de gaten te houden als je een apparaat oplaadt. Je kunt dan snel reageren als je merkt dat er brand ontstaat.’ Baerlas (10): ‘Je moet geen apparaten opladen als je slaapt. Je let niet op als je slaapt.’ LillyRose (10): ‘Ik laadde mijn elektrische step ’s nachts op. Ik ga mijn step voortaan overdag opladen.’ ‘De Chromebooks van onze klas worden na schooltijd in de klas opgeladen. De juf let dan op. De juf haalt de stekkers uit de stopcontacten als ze naar huis gaat’, vertelt Melissa (11).

Kapotte accu’s en snoeren
Brandweervrouw Sjors: ‘Accu’s van elektrische apparaten kunnen beschadigen doordat ze vallen. Je ziet die beschadiging vaak niet. De beschadiging kan ervoor zorgen dat de accu sneller oververhit raakt en in brand vliegt. Laat de accu van een apparaat daarom door een expert controleren als je een apparaat hebt laten vallen.’ Noa (10): ‘Een beschadigde kabel kan ook oververhit raken tijdens het opladen. Je moet beschadigde kabels daarom niet meer gebruiken.’
Tip van brandweerman Olof: ‘Kijk op de website WWW.IKLAADACCURAAT.NL hoe je accu’s veilig kunt opladen.’

HILLEGERSBERG-SCHIEBROEK – Op basisschool
De Bergse Zonnebloem zijn iedere maandag 2 honden. De leerlingen mogen op afgesproken momenten naar de honden toe. Tekst: Marloes Brouwer
‘De honden zijn van juf Jacquie. De honden komen vroeg in de ochtend met de juf naar school. Ze zitten in het kantoor van de juf. Leerlingen mogen op afgesproken momenten met de honden knuffelen zodat het niet te druk wordt voor de honden’, vertelt Elai (10).



Arie en Gijsje
‘De honden heten Arie en Gijsje. Arie is een Bulgaarse herdershond. Hij komt uit Bulgarije. Gijsje is een teckel’, vertelt Elai. ‘Arie is een rustige hond. Hij is erg lief. Hij schrikt wel snel. Je moet hem voorzichtig aaien’, vertelt Lou (11). William (11): ‘Gijsje houdt veel van knuffelen. Hij gaat vaak op zijn rug liggen. Hij houdt ervan als je over zijn buikje aait.’
Rustig worden
‘Ik word rustig als ik met de honden knuffel. Ik had een keer ruzie met een klasgenoot. Ik voelde me toen heel boos. Ik wilde niet meer aan het werk. Ik ben toen even met de honden gaan knuffelen. Mijn boosheid ging daardoor weg. Ik kon daarna weer goed verder werken’, vertelt William. Lou: ‘De honden snuffelen aan je als je bij ze bent. Ze voelen het aan als je boos of verdrietig bent. De honden zijn echt mijn vrienden.’
KRALINGEN — Yer-Su (9) en haar moeder bezoeken minimaal 1 keer per maand het Pebbles Kitty Kattencafé in Kralingen. Een kattencafé is een café met katten. Yer-Su: ‘Ik vind het heel leuk dat ik katten kan knuffelen in het kattencafé. Ik heb thuis ook een kat. Mijn kat heet Cheetah.’ Tekst: Lotte Keuzenkamp
‘Er wonen 6 katten in het kattencafé’, vertelt Yer-Su. Yer-Su: ‘Deze 6 katten komen uit het asiel. Ze wonen en slapen nu in het café. Ik ken alle namen van de katten. Mijn favoriete kat is Pixel omdat hij zo zacht is. Ik mag Pixel altijd aaien. Ik heb een hartje getekend op het raam bij Pixel zijn mandje.’



Yer-Su heeft een hartje getekend op het raam bij Pixel zijn mandje. Foto’s: Peter
Eten, drinken en spelletjes spelen
Yer-Su: ‘Je kunt in het kattencafé iets eten en drinken. Ik eet hier altijd poffertjes. Er staat ook een grote kast met spelletjes in het café. Ik speel graag het spel ‘Mens erger je niet’. Er komt soms een kat bij mij liggen als ik een spelletje speel. Ik vind dat heel gezellig.’
Regels in het café
‘Er zijn een aantal regels in het kattencafé. Je mag de katten niet optillen. Je mag ook niet achter de katten aan rennen. De katten vinden dat eng. Er zijn 2 deuren achter elkaar bij de ingang zodat de katten niet kunnen ontsnappen. Je mag de tweede deur pas openen als de eerste deur dicht is’, vertelt Yer-Su.
KRALINGEN — Kaydé (10), Jaelyn (10) en Louise (10) schaatsen iedere week 2 keer met Schaatsvereniging Rotterdam. Ze schaatsen 1 keer per week bij Schaatsbaan Rotterdam en 1 keer per week bij De Uithof in Den Haag. Kaydé: ‘Ik vind snel schaatsen het allerleukst. Ik wil later professioneel schaatser worden.’ Tekst: Lotte Keuzenkamp
Kaydé: ‘We schaatsen in de winter. We skaten in de zomer omdat er in de zomer niet veel schaatsbanen zijn. Ik vind schaatsen leuker dan skaten. Je glijdt lekker over het ijs als je schaatst.’ Louise: ‘Ik vind het leuk om te kijken naar andere mensen die snel schaatsen. Ik wil ook zo snel kunnen schaatsen.’ Jaelyn: ‘We oefenen iedere les om zo snel mogelijk te schaatsen.’
PROFESSIONEEL
Als iemand iets professioneel doet, doet hij of zij het als beroep.


Hard door de bocht
Kaydé: ‘We oefenen tijdens een les verschillende technieken. Ik vind oefenen in de bocht het moeilijkst. We moeten dan goed overstappen. Je moet goed je evenwicht bewaren als je overstapt.’ Jaelyn: ‘Overstappen is een techniek waarbij je je voeten over elkaar heen zet. Je gaat daardoor extra hard door de bocht.’
Kleding en bescherming
Kaydé, Jaelyn en Louise dragen speciale kleding tijdens het schaatsen. ‘We dragen een dikke broek, een warme trui en een jas van de vereniging. We dragen ook een helm om ons hoofd te beschermen als we vallen’, vertelt Kaydé. Louise: ‘We moeten verplicht handschoenen dragen om onze handen te beschermen. Andere mensen kunnen bijvoorbeeld over je handen schaatsen als je valt.’

PRINS ALEXANDER — Marcus (9) skiet sinds hij 6 jaar is. Marcus: ‘Ik ski 2 keer per week bij SnowWorld Zoetermeer. Ik ski daar binnen op nepsneeuw. Ik ski ook 1 of 2 keer per jaar buiten in Oostenrijk. Ik vind het heel leuk om hard te gaan. Ik voel me heel vrij als ik ski.’
Tekst: Lotte Keuzenkamp
Marcus: ‘Je staat op 2 ski’s als je skiet. Ski’s zijn een soort smalle planken. Je glijdt daarop naar beneden van een berg af. Ik ben begonnen met een skiles in SnowWorld. Ik ski nu met Club SnowWorld en in een raceteam. We hebben ieder jaar een zomerstop. Ik sport in de zomer graag buiten. Ik train mijn conditie dan door te mountainbiken.’


Wedstrijden skiën
‘Ik ski regelmatig wedstrijden op verschillende plekken in Nederland. Het doel van een wedstrijd is om zo snel mogelijk naar beneden te skiën. Je moet onderweg om stubbies heen skiën. Stubbies zijn kleine stokken die in de sneeuw staan. Je mag niet over een stubbie heen of vallen. Mijn tactiek is om bovenaan de berg een klein sprongetje te maken. Ik start dan sneller’, vertelt Marcus.
Ski's, skischoenen en lichaamsbeschermers Marcus: ‘Ik neem veel spullen mee als ik ga skiën. Ik heb speciale ski’s. Mijn ski’s worden in het midden steeds smaller. Ik kan daardoor sneller bochten maken. Ik draag speciale skischoenen die ik in mijn ski’s klik. Ik draag altijd lichaamsbeschermers. Ik draag beschermers op mijn benen, handen en rug. Ik draag een helm om mijn hoofd te beschermen. Ik draag een strak pak zodat ik minder wind vang en harder ga.’
