Nota Bene winter 2015 - Helden

Page 16

De Hoge Raad in de Tweede Wereldoorlog

NB

16

Helden of schurken? Tekst: Richte van Ginniken

Professor Cleveringa schreef in 1943 in een brief aan mr. Losecaat Vermeer - destijds raadsheer bij de Hoge Raad - het volgende: “Jullie Belgische collega’s kan ik ook hier beter waarderen dan blijkens je brief jullie meerderheid doet. Ik las een brief van hen van 20 maart 1943: sober, waardig, zakelijk en sterkend. Deze tijd is niet als andere tijden; hij heeft zijn eigen eischen. Waar anders stille onbewogenheid lofwaardige hoogheid is, daar is zij thans een betreurenswaardige tekortkoming.”1 Ieder van u die, net als ik voor het vak Algemene Rechtsleer het artikel van Mok 2 heeft moeten lezen, weet dat de rol van de Hoge Raad in de Tweede Wereldoorlog op zijn zachtst gezegd omstreden is geweest. Acties als het ondertekenen van de ariërverklaring, de stilzwijgende aanvaarding van het ontslag van president mr. Visser of het wijzen van het toetsingsarrest zijn daden waarover men - zo niet tijdens de oorlog al - dan wel na de oorlog zeer ontstemd was. Het is duidelijk dat de Hoge Raad zich niet heeft gepositioneerd als een baken van verzet tegen de Duitse bezetter, anders dan haar Belgische en Noorse evenknie. Wie zich verdiept in de geschiedenis van de Hoge Raad tijdens deze periode ziet juist een enorme volgzaamheid. Hoe kwam dat? Was dat ideologisch verwantschap? Pragmatisme? Voor uw volledige begrip schets ik eerst kort de ontwikkelingen in de rechtspraktijk en het juridische kader waarin de Hoge

Raad opereerde op de vooravond van de bezetting. Wat u misschien niet weet, is dat de rol van de Hoge Raad in ons rechtsbestel in de afgelopen eeuw erg veranderd is. Naast het beroep in cassatie fungeerde de Hoge Raad destijds in sommige gevallen ook als rechter in eerste aanleg. Bijvoorbeeld in geval van een vordering tegen een lid van een hof wegens werkweigering.3 De voornaamste taak van de Hoge Raad was echter wat ze nu nog steeds is: de behandeling van het beroep in cassatie4. In de periode rond 1940 was het antisemitisme en nationaalsocialisme, dat toen steeds meer aspecten van de Duitse samenleving begon te doordringen, ook doorgedrongen in het Duitse recht. Zo waren er tal van wetten welke Duitse joden toegang tot het dagelijkse sociale leven ontzegde. Denkt u aan de denaturalisatie van joden, quota op het aantal joodse studenten op scholen, de Neurenbergse rassenwetten et cetera. Ook in de Duitse rechtspraktijk drong een steeds sterker antisemitisch en nationaalsocialistisch geluid door. Zo werd in 1933 door de Duitse advocatenvereniging besloten dat het door hen uitgegeven Juristische Wochenschrift slechts nog stukken zou plaatsen van ariërs.5 In Nederland was men niet blind voor de ontwikkelingen in het buurland. In het Weekblad van het Recht6 en in het Nederlands Juristenblad begonnen in de jaren ‘40 steeds meer artikelen te verschijnen over de rechtsontwikkelingen in Duitsland. Een van de eerste artikelen waarin openlijk kritiek geleverd werd op de ontwikkelingen in Duitsland was, interessant genoeg, van de hand van mr. Visser die in 1933 een uitspraak van een Duitse handelsrechter behandelde. Ondanks dit – zeker in die beginjaren – kritische geluid vanuit de rechtswetenschap begonnen toch steeds meer Nederlandse juristen, mede dankzij de toenemende populariteit van de NSB, sympathie te tonen voor het nationaalsocialisme. Zoals u weet, is een van de vruchten van de Tweede Wereldoorlog de opkomst en ontwikkeling van internationaal oorlogsrecht en mensenrechten. In het tijdperk van vóór de Eerste Wereldoorlog – de dark ages ten aanzien van

nummer 39

|

jaargang 22


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.