15 minute read

P. Post

Next Article
A. Pietersma

A. Pietersma

het kontakt met de Deutsche Evangelische Kirche geweest en wel in het kader van de aktie ,,Stihnezeichen”. Om een daad van verzoening voor het aangedane oorlogsleed te stellen, organiseerde de Evangelische kerk in verschillende landen kampen, waar jongeren uit zowel West- als Oostduitsland aan bepaalde projekten werkten. Dezen ontvingen geen loon voor hun arbeid. Zo heeft in de loop van 1961 een half jaar lang zo’n groep in Joure gewerkt en er een jeugdcentrum gebouwd. In de tijd dat deze groep bij ons was werd de Muur in Berlijn ge¬ bouwd en omdat de meeste jongeren in de groep daar vandaan kwamen, ben ik meerdere keren naar Oost-Berlijn gereisd om het kon¬ takt met de Evangelische kerk in Oostduitsland te onderhouden. In 1968 zijn wij naar Hardenberg verhuisd waar ik tot 1975 heb gestaan. Daar heb ik naast mijn gemeentewerk zes uur per week les gegeven aan een middelbare school. Het lesgeven beviel mij zo goed, dat ik in 1975 een benoeming als godsdienstleraar aan het Atheneum in Nijverdal aanvaardde. Maar na enkele jaren wilde ik toch het pastoraat weer in en zo werd ik in 1980 predikant van het Ireneziekenhuis in Almelo. Helaas moest ik in 1982 dit werk al neerleggen, omdat mijn gehoor als gevolg van een aandoening sterk is afgenomen. Adrie en ik praten nog met veel plezier over onze eerste gemeente. Urk was een moeilijke, maar unieke gemeente en gezien het feit dat wij er minstens een keer per jaar op bezoek gaan, mag het duidelijk zijn dat wat ons betreft de banden niet verbroken zijn.

IV. Pieter Post

Jeugd, studietijd en eerste gemeente Ik ben op 8 november 1926 geboren in de gemeente ’t Zandt, even ten noorden van Appingedam. Mijn vader was schoenmaker en hij had tevens een kruidenierszaak. Al heel jong wilde ik predikant worden. Omdat ik wist dat mijn ouders mijn studie niet zouden kunnen betalen, heb ik eerst de H.B.S. a-opleiding gevolgd.met de bedoeling daarna een kantoorbaan te nemen om al werkend mijn verdere studie te kunnen betalen. Maar door bemiddeling van onze predikant ben ik in de instelling Ruimzicht in Doetinchem terecht gekomen, zodat ik een gymnasiumopleiding kon doen. Mijn theologiestudie heb ik aan de universiteit van Groningen gedaan. De vakken waarvoor ik de meeste belangstelling had, waren

182

ethiek en het Nieuwe Testament. Van de hoogleraren heb ik vooral aan professor Haitjema, de dogmatikus, hele goede herinneringen. Na mijn studie ben ik eerst hulpprediker in Lichtenvoorde geweest en daarna in Wagenborgen. Een week voordat ik uit Lichtenvoorde vertrok, leerde ik daar mijn vrouw Lies kennen. Theologisch gezien beschouw ik mij zelf als rechts-konfessioneel. Halverwege de jaren vijftig waren er maar weinig predikanten van die richting. Zodoende kon het gebeuren dat vanuit het in NoordBrabant gelegen Giessen-Rijswijk een hoorkommissie naar het noordoosten van Groningen reisde om mij te beluisteren. Ik kreeg een beroep en in September 1956 deed ik in Giessen-Rijswijk mijn intree. Giessen-Rijswijk is een dubbelgemeente waarvan de beide delen van verschillende geestelijke ligging hebben. Giessen is sterk op de gereformeerde bond georienteerd, terwijl Rijswijk daarentegen overwegend rechts konfessioneel is. Dit verschil gaf een zekere spanning die het werk soms moeilijk maakte. Toch heb ik er met plezier gewerkt en hebben wij het er naar onze zin gehad.

Het beroep naar Urk Na het vertrek van ds. V.d. Beek ging de kerkeraad bewust op zoek naar een predikant van de richting die ik vertegenwoordig. In de loop van 1960 kreeg ik tot twee keer toe een hoorkommissie uit Urk op bezoek. De gesprekken die ik met de leden had, waren niet alleen plezierig, maar ook zeer openhartig. Men lichtte mij onomwonden in over de spanningen die er in de gemeente waren. De kommissie bleek niet overdreven te hebben, want kort na het ontvangen van het beroep kreeg ik al een aantal brieven van enkele sympathisanten van de gereformeerde bond waar in zij mij het aannemen van het beroep ontraadden. Op de dag dat wij op Urk kennis kwamen maken, was het bijzonder slecht weer en de hele tijd goot het pijpestelen. Wij hebben niettemin alle toen nog bestaande karakteristieke hoekjes van Urk gezien en een hele aangename dag gehad. ’s Middags werden wij door de kerkeraad in de oude pastorie ontvangen en’s avonds konden de gemeenteleden kennis met ons komen maken. De ontvangst was zo hartelijk en de mensen zo direkt in hun benadering, dat dit diepe indruk op ons maakte. Tijdens de gesprekken die ik met de kerkeraad en met verschillende gemeenteleden had, draaide men er opnieuw niet omheen dat er konflikten in de gemeente waren. Ik kreeg echter de indruk dat

183

mijn wijze van spreken op Urk weerklank zou vinden. Toen mijn vrouw en ik’s avonds laat naar huis reden en over het beroep overlegden, waren wij het er al gauw over eens dat het goed zou zijn om naar Urk te verhuizen. Bij het overwegen van alle beroepen die ik tijdens mijn predikantsschap gekregen heb, heeft de steun van mijn vrouw trouwens altijd even zwaar gewogen als de mijne. Wat tenslotte de doorslag heeft gegeven het beroep naar Urk aan te nemen, is het gevoel geweest geestelijk een te zijn met deze gemeente. Omdat de oude pastorie binnen afzienbare tijd afgebroken zou worden, hebben wij ongeveer anderhalf jaar in de Nieuw Guineastraat gewoond en wel op nummer 10. Omdat een van de drie slaapkamers als studeerkamer ingericht moest worden, was het in de kleine woning enigszins behelpen. Maar als een last hebben wij dat nooit gevoeld. In 1963 zijn wij naar de nieuwe pastorie verhuisd, waar wij zo’n twee jaar hebben gewoond.

Het pastoraat De vijf jaren die ik op Urk gestaan heb, zou ik willen omschrijven als een tijd van konsolidatie. Met zekere voldoening mag ik vaststellen, dat de rust en de eenheid tijdens mijn ambtstijd hersteld zijn. Als voorzitter van de kerkeraad kon ik tijdens vergaderingen tamelijk streng zijn. Misschien was ik voor Urker begrippen nogal for¬ med, maar om een zekere afstand te bewaren en zodoende de verhoudingen zuiver te houden, heb ik de leden van de kerkeraad nooit bij hun voornaam genoemd en omgekeerd wilde ik ook niet dat men mij met mijn voornaam zou aanspreken. Om de konflikttoestand zo goed mogelijk te kunnen beheersen, deed ik er naar mijn opvatting het beste aan een hele strakke lijn te volgen. Maar ondanks de harde noten die wij van tijd tot tijd hebben moeten kraken, is de sfeer altijd bijzonder goed gebleven. Ik heb nooit moeite gehad om twee preken per zondag te maken. Na Urk heb ik in een gemeente gestaan waar een kerkdienst per zondag gehouden werd en dat betekende voor mij een hele over¬ gang. Het maken van preken heb ik trouwens altijd plezierig werk gevonden. De preken in de middagdienst waren altijd thematisch, dat wil zeggen uit de Heidelbergse katechismus of ik behandelde een aantal zondagen achter een bepaalde profeet. Wat mij op Urk altijd getroffen heeft, is het feit dat de katechisatie

184

op zaterdagavond zo trouw bezocht werd en dat de jongeren aktief meededen. Zij kwamen zelf met vragen en zij gingen met mij een diskussie aan. Voor aktiviteiten in andere verenigingen had ik geen tijd, wel was ik ambtshalve sekretaris van het Groene Kruis. Mijn vrouw heeft een tijdje de vrouwenvereniging geleid, maar toen ons gezin zich uitbreidde, is zij daarmee opgehouden. Zelf heb ik gedurende een winterseizoen een inleiding voor de mannenvereniging gehouden over de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Met mijn Gereformeerde kollega’s waren de kontakten goed. We hadden wel eens kleine wrijvingen over het feit dat er nogal wat jonge echtparen - in geval van gemengde huwelijken - Hervormd werden. Omdat ik nooit druk op iemand heb uitgeoefend om her¬ vormd te worden, is dat wellicht een aanleiding voor sommigen geweest juist voor mijn gemeente te kiezen. Die kleine strubbelingen hebben echter de persoonlijke verhouding nooit verstoord. Wij kwamen geregeld bij elkaar op bezoek. Met de artsen waren wij trouwens ook goed bevriend.

Wij voelden ons thuis op Urk Een van de fijne dingen van Urk is geweest, dat mijn vrouw en ik het gevoel gehad hebben dat er geen afstand tussen ons en onze dorpsgenoten was. Vrees voor de pastoriedrempel kenden de mensen bepaald niet en men stapte gewoon bij ons binnen om een ,,bekkien” te drinken. Over belangstelling in geval een van onze kinderen ziek was, behoefden wij nooit te klagen. De betrokkenheid met ons gezin bleek uit talloze attenties. Zo zat er eens op een zaterdagavond, terwijl ik niet thuis was, op de stoel voor de nieuwe pastorie een stel jongelui te kaarten. Iemand zag dat, joeg de jongens weg en meldde aan mijn vrouw dat de stoep weer vrij was. Ze had van de jongens overigens geen hinder gehad. Ronduit ontroerend was de volgende ervaring. Het was in de tijd voor Sinterklaas. Mijn vrouw Hep in een of andere winkel rond om kadootjes voor onze kinderen te kopen. Zij pakte een paar dingen uit de rekken, maar legde ze terug omdat ze te duur waren. Gelukkig vond ze een paar presentjes in een prijsklasse die overeenstemde met de draagkracht van onze portemonnee. Nog maar net op weg naar huis, werd zij door een vrouw staande gehouden die tegen haar zei: ,,Neemt u dit nog even mee voor uw jongens”. Terwijl mijn vrouw verbaasd het toegestoken pakje aannam, Hep de vrouw meteen verder. Toen wij het thuis uitpakten, bleken er de kadootjes in te zitten die mijn vrouw in het rek had teruggelegd!

185

Na de huwelijksinzegening van Homme Pereboom en Marretje den DuIk op 26juni 1962. V.l.n.r. ouderling Jacob Gerssen, Homme Pereboom, Marretje Pereboom-den Dulk en ds. Post. (Foto fam. Pereboom).

Het interieur van de kerk anno 1966. (Foto Monumentenzorg).

186

En hoe vaak is het mij niet overkomen dat er in de kollektezak ’s zondags een gift zat met een briefje waarop stond: Voor de dominee! En dan de vis! Elke zaterdag kregen wij een emmer vol en iedere zaterdagmiddag ging ik aan het bakken. Meestal waren onze jongens die middag in geen velden of wegen te bekennen, maar tegen kwart over vier waren ze er prompt, want dan was de eerste vis klaar en zij waren grote liefhebbers. Ze aten zelfs zo vlug, dat ik hun eetlust maar nauwelijks kon bijbakken! Nadat wij naar Stadskanaal verhuisd waren, moesten wij uiteraard vis in de winkel kopen. Maar onze jongens wilden die niet eten, omdat het geen Urker vis was. Op een keer kwamen enkele vissers, die van Delfzijl op weg naar huis waren, bij ons een zootje vis brengen. Zoals gewoonlijk nam ik het bakken voor mijn rekening en ’s avonds zette ik de vis op tafel met de woorden: ,,Eten maar jon¬ gens, ze komen uit Urk”! Maar zij wilden het niet geloven en zij begonnen er niet aan. Toen oudste zoon Jan ons echter lekker zag smikkelen, wilde hij toch ook wel eens proeven. Hij pakte een tongetje, at en sprak: ,,Vooruit jongens, het is inderdaad Urker vis”! Ik zei al dat de verhouding tussen de leden van de kerkeraad en ons gezin goed was. De band was zelfs zo goed dat er meer dan eens over en weer plagerijtjes plaats vonden. Zo overkwam mijn vrouw eens het volgende. In mijn tijd behoorde de Hervormde gemeente van Urk tot de vierde klas, dat wil zeggen de laagste salarisgroep. Nu was het de gewoonte dat wij met onze verjaardagen een envelop met inhoud als geschenk kregen. Dat kwam ons eerlijk gezegd met ons groeiende ge¬ zin goed van pas. Ter gelegenheid van de verjaardag van mijn vrouw dan kwam ouderling Jan Pereboom binnen, feliciteerde haar en zei: ,,Ik heb een kadootje waar u wel erg blij mee zult zijn, want ik heb het hier in huis tenminste nog nooit gezien”. Dat kado bleek een gangspiegeltje te zijn. ,,En ik heb nog wat” vervolgde hij, terwijl hij met een joviaal gebaar een envelop overhandigde. Blij nam mijn vrouw die aan, maar na opening bleek er niet de gebruikelijke gift in te zitten doch spijkertjes. ,,Om dat ding aan de muur te bevestigen”, lichtte Pereboom toe. Gelukkig voor ons werd deze en¬ velop echter onmiddellijk gevolgd door een met de inhoud waarop wij gehoopt hadden.

Het vertrek en de verdere loopbaan Na een jaar of twee, drie was er een oplossing tot stand gekomen

187

voor de konflikten met de aanhangers van de gereformeerde bond en was de rust in de gemeente weergekeerd. Het klinkt misschien een beetje merkwaardig, maar ik had op den duur energie over. Per slot van rekening was de Hervormde gemeente een tamelijk kleine groep van zo’n 120 gezinnen. In 1965 kwam het beroep uit Stadskanaal, een gemeente van zo’n 3000 zielen. Er was daar in zekere zin sprake van een noodsituatie omdat de predikant die er pas een half jaar stond plotseling was overleden. Ik had het gevoel dat ik zo’n grote gemeente aan zou kunnen en daarom nam ik het beroep aan. Van oorsprong was deze gemeente rechts konfessioneel, maar door de industrialisatie - denk aan de Philipsvestiging - had zij een gemengd karakter gekregen. De snelle groei van deze gemeente maakte het mogelijk in 1968 een tweede predikantsplaats in te stellen. Mijn nieuwe collega werd iemand van de midden-orthodoxie. De kerkeraad was er niet gelukkig mee, dat ik eraan meewerkte om een predikant van deze richting te beroepen. Ik vond deze keuze voor de hand liggend, gezien de snelle groei van de gemeente. Door de weerstand van de kerkeraad kreeg ik op den duur het ge¬ voel in Stadskanaal niet langer vruchtbaar te kunnen werken en het leek mij dan ook beter weg te gaan. In 1969 kreeg ik twee beroepen en wel uit Nijverdal en uit Bruinisse. Wij kozen voor Bruinisse, omdat zowel ons gezin als mijn predi¬ king naar ons idee daar het beste op hun plaats zou zijn. Een van mijn voorgangers in Bruinisse is ds. Marsman geweest, die daar in 1936 vanuit Urk kwam. Later is hij naar Zuid-Afrika geemigreerd. Tijdens mijn ambtstijd in Bruinisse heb ik het echtpaar Marsman nog ontmoet, dat toen met verlof in Nederland was en in onze gemeente oude bekenden opzocht. In Bruinisse werd Marsmans naam nog steeds in goede herinnering bewaard. In 1973 kreeg ik een beroep naar Wemeldinge. De gemeente van Bruinisse hing tegen de gereformeerde bond aan en ik had op den duur het gevoel dat mijn prediking voor deze gemeente toch iets te licht was. Wij hebben niettemin toch geaarzeld om het beroep naar Wemeldinge aan te nemen, omdat deze gemeente een middenorthodoxe orientatie had. Wij waren bang dat het verschil in dit geval voor mij als rechts confessioneel moeilijk te overbruggen zou zijn. Wij besloten het erop te wagen en de vier jaren die wij in We¬ meldinge gewoond hebben, zijn bijzonder plezierig geweest. Toen ik in 1978 een beroep uit Nieuw-Amsterdam kreeg, hebben wij dat niettemin van harte aanvaard. De reden daarvoor was een persoonlijke en wel het verlangen om naar het noorden te gaan. Mijn

188

ouders werden oud en ze hadden een grote mate van opvang nodig, terwijl de grote afstand op den duur voor ons bezwaarlijk werd. Nieuw-Amsterdam was een rechts confessionele gemeente, maar zij stond open voor vernieuwingen. Zo heb ik er van harte aan mee gewerkt het nieuwe liedboek bij de eredienst in gebruik te nemen. Wij woonden nog maar een paar maanden in onze nieuwe gemeen¬ te, toen wij door een verschrikkelijke slag getroffen werden. Bij een verkeersongeluk kwam namelijk onze zoon Harko om het leven. Door dit verlies is niet alleen ons geloof verdiept, maar wij hebben ook geleerd over allerlei dingen milder te denken. Niettemin moet ons het volgende toch van het hart. Omdat de Urkers in goede en in kwade dagen zozeer met ons hadden meegeleefd waren wij diep teleurgesteld toen wij in die tijd van verdriet niets uit onze vroegere gemeente vernamen. Mijn ouders kwamen bij ons in de pastorie wonen en beiden zijn er ook overleden. Het werd stil en leeg om ons heen, terwijl wij ons huis gingen verbinden met de herinneringen aan hen die er niet meer waren. Het eerste beroep dat ik kreeg was van een gemeente waar grote problemen waren, maar ik voelde mij op dat moment te weinig strijdbaar om deze konfrontatie aan te gaan. In 1982 kwam een hoorkommissie uit Vlagtwedde. Mijn vrouw en ik hoopten dat er een beroep zou komen en dat is ook gebeurd. Hier in Vlagtwedde voelen wij ons bijzonder thuis en wie weet, mag ik hier mijn emeritaat beleven. Je vraagt me of ik tot slot nog eens kort terug wil blikken op onze tijd in Urk. Welnu, ik kan zeggen dat van de zeven gemeenten waar ik gestaan heb, Urk voor mijn vrouw en mij de gemeente geweest is die ons het meest aan het hart gebakken is. Ik heb er niet alleen prettig gewerkt, maar ons gezin is er ook op een fijne manier opgevangen. Ik hoop dat de herinneringen die de Urkers aan ons bewaren net zo positief zijn als die van ons aan hen.

Bronnen: gesprekken met: — Everinus van Wieringen; Blaricum, 13 januari 1986 — Arie en Wietske Pietersma; Frohnhausen (Gem. Netphen) West-

Duitsland, 21 maart 1986 — Arie en Adrie van de Beek; Nijverdal, 22 januari 1986 — Pieter Post; Vlagtwedde, 28 januari 1986

189

This article is from: