
14 minute read
Peereboom
from Het kerkje aan zee
Ik vond dat altijd een zeer indrukwekkende gebedshouding. Even later stond hij achter de statenbijbel en zette een gouden lorgnet op. Als hij bewogen was, bibberde dit op zijn neus. Soms viel het af. Eens op een zondagmorgen heb ik er een ervaring opgedaan die een onuitwisbare indruk op mij heeft gemaakt. Bertus Gerssen had de voorzang opgegeven: psalm 24 vers 2, Wie klimt den berg des Heren op... Onder het zingen daarvan kwam de kerkeraad binnen, vlak langs mij. Maar opeens stond het achterste deel van de stoet stil. Wat was er aan de hand? De dominee, die mij zag zitten, had halt gehouden bij mijn zitplaats, boog zich naar mij over en vroeg: ,,Heb je’t daar niet koud?” Ik moet wel vuurrood geworden zijn. Of ik nog wat gestameld heb, weet ik niet, maar de dominee nam mij bij de hand en daar ging ik, tot verbazing der beschouwers, mee naar voren, naast de ruisende toga. Wie klimt den berg des Heren op? Geen wonder dat ik deze psalm zo goed heb onthouden. In het doophek gekomen werd ik netjes gei'nstalleerd in een van de vele aparte bankjes waaraan de vaderlandse kerk in die tijd zo rijk was. Ik heb dit met wisselende gevoelens ervaren, maar overwegend was toch wel het warme, blijde gevoel dat ik in de kerk was opgemerkt, en nog wel door de dominee. Als ik mij later wat verloren ervoer, sterkte mij deze herinnering.
Bron: Urker Volksleven nr. 57.

II. Het Kerstfeest in het Kerkje aan de Zee
Freek Pereboom
De dagen voor Kerst Wat de viering van het kerstfeest van de Hervormde Zondagsschool zo bijzonder maakte, was de kerstboom. Dat bijzondere zat hem niet zozeer in zijn lengte of in zijn aankleding, maar in het feit dat hij er was en dan nog wel in de kerk zelf. Zondagsscholen van andere kerkelijke richtingen moesten het bij hun kerstviering zonder een boom stellen en dit op grond van een voor mij in nevelen gehuld gebleven theologische leerstelling. En wie weet, vloeide zijn aanwezigheid in onze kerk juist voort uit dat-
81

Inzet: Kerstfeest in het ,,Kerkje aan de zee” 1956. (Foto J.P. Otter). Onder: Kerstfeest in ,,De Ark”. (Foto Jan Pereboom).

82
zelfde dogma, zij het op grond van een geheel tegengestelde exegese! Wij hadden dus iets dat anderen niet bezaten en dat eigenlijk niet helemaal in de ware theologische haak was. Deze zonde was echter zo klein dat niemand er ons ooit op aansprak. In elk geval wisten wij dit kleine geneugt van de uitzonderingspositie naar waarde te schatten.

Zes of zeven keer zal ik als kind aan het eind van de jaren veertig en in het begin van de jaren vijftig de kerstviering in het ,,kerkje aan de zee” hebben meegemaakt. Zij vormde het hoogtepunt uit het bestaan van elke zondagsscholier. Voor mij gold dat wel heel in het bijzonder. A1 heel jong was ik wegens mijn blindheid naar een internaat aan ,,De Walle” gegaan en ik kwam alleen in de vakanties op Urk. De zondagsschool duurde in de weken van december langer dan gewoonlijk. Tijdens de lessen in die weken zetten de leiders en leidsters de puntjes op de ,,i” om er de bekende kerstliederen bij hun leerlingen goed in te krijgen. Omdat mijn vader jaren achtereen de leiding van de Hervormde zondagsschool heeft gehad, zal het duidelijk zijn dat de voorbereidingen voor de Kerstviering in ons gezin goed merkbaar waren. In de week v66r Kerst werden de boekjes bij ons thuis gebracht. Op een avond kwam dan een van de andere onderwijzers of onderwijzeressen langs om samen met mijn vader voor elk kind een passend werkje uit te zoeken en om er de namen van de toekomstige bezitters in te schrijven. Een enkele keer was ik erbij als dit gebeurde. Het horen van de verschillende achternamen wekte bij mij een verscheidenheid aan indrukken op. Kramer, Romkes, Ras en de Boer hoorden net zo bij Urk als de haven, de vuurtoren en het ,,kerkje aan de zee” zelf. Meun en Anker wekten het denkbeeld van onbekende en diepe wateren op en ik vroeg mij af of Trijntje werkelijk zo’n weerbarstig type zou zijn als haar achternaam Weerstand mij deed vermoeden. Dat het uitzoeken van de boekjes bij ons thuis gebeurde, bracht voor ons het voordeel mee dat wij zelf onze voorkeur kenbaar mochten maken. Wij konden kiezen uit werkjes met titels als: Het plekje dat niemand wist; Het gat in de heg; De boze koster; Hessel; Scheepsjongen op de Zeeleeuw enzovoorts. Uitgeverij Callenbach in Nijkerk en schrijver W.G. van der Hulst stonden borg voor een keur aan stichtelijke literatuur. Mij lokten vooral de avonturen van de scheepsjongen, maar ik

83
voelde mij ook sterk aangetrokken tot een boekje waarin een ernstig ziek meisje de hoofdpersoon was. Beiden werden dan ook op den duur in mijn kollektie opgenomen.

Het Kerstfeest Direct na de ochtenddienst op tweede kerstdag begon men met het opzetten en het optuigen van de boom. Dit nam zeker een paar uur in beslag en wij aten dan ook later dan doorgaans op zondag. Omstreeks twee uur was de kerstboom te bezichtigen en het werd een drukte van belang in het ,,kerkje aan de zee”. De kijkers werden echter wel geacht een kleine bijdrage in het zendingsbusje - met een ja-knikkertje erop - te stoppen. Tegen half vijf verlaten wij ons huisje in de ,,Ongerbuurt” om naar de kerk te gaan waar het kerstfeest om vijfuur zal beginnen. Vanuit het Ijsselmeer waait een venijnig koude westenwind. ,,De wiend fnoast duur je ene”, zegt mijn moeder. Ik moet lachen om dit woord dat ik nooit eerder gehoord heb en ik besef, dat sommige dingen in onze taal heel klinkend gezegd kunnen worden. Als wij vlakbij de kerk zijn, begint de klok te luiden. Bij het hek gekomen, hoor ik echter tot mijn ontsteltenis door het eerbiedige gebeier heen, een ander en wel zeer aards geluid, namelijk het gerinkeldekinkel van vallend en brekend aardewerk. Alle kinderen hebben een kopje of beker bij zich, want het drinken van hete chocolademelk is een van de vaste onderdelen van ons Kerstfeest. Misschien zijn het onhandige kinderen die hun kopje laten vallen, maar het is waarschijnlijker dat enkele grotere jongens bezig zijn elkaar hun drinkgerei uit handen te slaan. Hoe het ook zij, sindsdien is voor mij het luiden van kerkklokken op tweede kerstdag onverbrekelijk verbonden met de verre echo van brekend steengoed. Temidden van de zich bij de deur verdringende schare kinderen rijst de gestalte op van Maarten de Boer. Ook op deze dag, zijn feestdag, loopt hij op klompen en heeft hij zijn onafscheidelijke pet op. Zoals een eenvoudige spar pas dan tot kerstboom verheven wordt wanneer zij getooid is met lichtjes, engelenhaar en andere versierselen, zo kwam ons Kerstfeest pas tot zijn ware luister door de tegenwoordigheid van Maarten de Boer. Jezus heeft gezegd: ,,Laat de kinderen tot Mij komen”. Lang geleden moet Maarten het Kerstfeest in het ,,kerkje aan de zee” voor het eerst als kind hebben bijgewoond. Maar ook in zijn volwassenheid bleef hij komen, terwijl hij nu op gevorderde leeftijd zijnde nog steeds in kinderlijke blijmoedigheid bij ons is. Maartens geest hield zich niet met kerkgeschiedenis onledig en zijn

84
boothuisje. (Foto A. van Urk). Maarten de Boer, zittend op de stoep bij het

Jan Kroeze.

85
verstand verwijlde nooit op de hoogvlakte van de dogmatiek, maar hij had weet van iets dat de andere kerstfeestgangers zo niet kenden. Maarten wist namelijk waarom Kerstmis Kerstfeest was. De verjaardag van de Heiland was eigenlijk de enige feestdag die hij kende.

Wij gaan naar binnen. Vader geeft mij een plekje op een van de voorste banken, zodat ik de lichtjes goed kan zien. De elektrische kaarsen branden al en ik probeer in hun positie in de boom de vorm van een schip te ontdekken. Als dat lukt, is alles goed. Wij zijn rumoerig en de eerste liederen worden dan ook met een kracht en met een schelheid van stem gezongen alsof ons heerlijk gezang tot in het veld van Efratha zelf gehoord moet worden. Ik voel mij een beetje verloren tussen zoveel kinderen in die grote ruimte. Dan gaan de lampen uit en een van de zondagsschoolleiders begint in eigen woorden het Bijbelverhaal te vertellen. Roelof Oost ,,Roelof van Anne” kon dat zo mooi! In beeldende taal laat hij ons het door de Romeinen bezette Jeruzalem zien. Stampend in hun soldatenkistjes marcheren zij zingend door de straten. ,,Et navigemus in Albionem”, weerklinkt hun gebral! Zo althans zou het ,,Und wir fahren gegen Eng(e)land” in het A.B.L. oftewel het Algemeen Beschaafd Latijn hebben geklonken! Want het waren moffen die Roe¬ lof door Jeruzalems straten liet banjeren, Duitsers en beslist geen Romeinen. Hij kon het weten, want bij de grote razzia van 18 november 1944 was ook Roelof opgepakt en als dwangarbeider naar Duitsland weggevoerd. En wij hadden vaak over de oorlog horen vertellen, zodat het beeld van die stampende en zingende soldaten ons vertrouwd was. Na de Bijbelvertelling en het zingen van een lied zeggen een of meer kinderen een Bijbeltekst op. Volgens onze maatstaven is een goede voordrager niet degene die zijn tekst rustig en goed verstaanbaar opzegt, maar hij die dat zo snel mogelijk en zonder haperen doet. Na het volgende lied gaan de lampen weer uit. Het wordt stil want de kerstvertelling begint. Aangrijpende verhalen waren het. Er werd in die vertellingen grote armoede en veel koude geleden. Ook ziekte speelde dikwijls een belangrijke rol en menige ongelovige vader scheen er geen andere levensvreugd op na te kunnen houden dan het verbieden aan vrouw en kroost om het Kerstfeest van de zondagsschool bij te wonen. Maar wat ook het thema was, kou, sneeuw en ijs vormden steeds het onverbiddelijke decor.

86

Voor ons Urker kinderen was trouwens een soort verhaal duidelijk favoriet en wel dat waarin een schip in de week voor Kerst in het ijs bekneld raakte. Ook dat beeld was ons zeer vertrouwd. Hoe vaak hadden wij niet horen praten over strenge winters en over een isolement van ons eiland, dat soms wekenlang duurde als de Zuiderzee dicht gevroren was en wie van ons had niet een grootvader die als bemanningslid van de ijsvlet zware tochten naar de vaste wal had meegemaakt? Wij waren weliswaar geboren in de tijd dat Urk vaste wal geworden was, maar hoe kort was het nog geleden dat onze woonbult door de zee omklotst werd en hoezeer voelden wij ons nog eilanders! Die verhalen dan over de beknelde schepen verliepen volgens een vast patroon. De reis begint bij goed weer en de tocht zal maar een paar dagen duren. In overeenstemming met die optimistische tijdsberekening heeft het schippersgezin slechts de hoogst noodzakelijke mondvoorraad ingeslagen. Maar uitgerekend als het schip op dat punt is aangeland dat het verst van de bewoonde wereld is, slaat het weer plotseling om en een felle vorst valt in. Na enkele dagen begint het aan boord al nijpend te worden. Dan neemt de schipper een kloek besluit en hij maakt zich klaar om aan de wal hulp te halen. Het zal een zware en gevaarlijke tocht worden over het nog niet volkomen betrouwbare ijs. Vrouw en kinderen zullen onder de hoede van een knechtje achter blijven. Op de dag voor Kerst is de weersgesteldheid onveranderlijk dezelfde. Over de onafzienbare ijsvlakte hangt steevast een zware mist. En terwijl het gezin in angstige span¬ ning wacht, gebeurt het onvermijdelijke. De schipper, die inderdaad van hulpvaardige mensen een flinke voorraad leeftocht heeft meegekregen, raakt volkomen de koers kwijt. Alle verhalen - het gaat met Kerst tenslotte om de blijde boodschap - liepen echter altijd goed af. Na urenlang lopen vindt de schipper als door een wonder toch zijn schip terug, zodat het hongerende gezin het Kerstfeest van zijn leven kan vieren. Zo komt ook de eerder genoemde onbarmhartige vader tot een beter inzicht en hij vervoegt zich zelfs bij vrouw en kinderen, die heimelijk toch naar de kerstviering waren gegaan! Volgens de ideeen van de moderne pedagogiek, de inzichten van de kinderpsychologie en niet te vergeten de denkbeelden van de feministische theologie, zou de inhoud van dit soort verhalen niet bijdragen tot het kweken van kerken maatschappijkritische mensen. De verhalen zouden de bestaande rolverdeling slechts bevestigen. Hoe dat zij, wij luisterden ademloos naar de vertellers en wij vonden de verhalen prachtig. En per slot van rekening zijn wij er niet ,,min” van geworden!

87

Als het verhaal uit is en de lichten weer aan zijn, vervagen de indrukken van het Kerstverhaal snel, want er wacht ons een nieuw hoogtepunt. Een tijdje al staan op de grote kachels een paar reusachtige ketels ,,poeiermelk” warm en nu schenken vele handen de ene beker na de andere vol. Vervolgens worden deze in de lange banken doorgegeven. Iedereen let goed op en ik herinner mij dan ook niet dat er ooit een druppel van deze kostelijke drank teloor ging of dat er ook maar een scherf aan een kopje mankeerde als het bij de rechthebbende terug kwam. Na het zingen van het ,,Ere zij God” gaan de twaalfjarigen die de zondagsschool verlaten, naar voren om hun psalmboekje in ontvangst te nemen waarin hun onderwijzer als opdracht een passende Bijbeltekst geschreven heeft. Daarna gaan de anderen in een lange rij langs de tafel waar wij ons boekje en een papieren zak krijgen aangereikt. Het is voorbij en wij gaan naar buiten. Op de drempel kijk ik nog een keer om. Dag boom, zo groet ik hem in stilte ten afscheid. Ik vind het sneu voor hem, dat hij maar zo kort heeft mogen schitteren en pralen. Het loopt al tegen zeven uur als wij thuis komen. Daar maak ik de papieren zak open. Ik weet al wat er in zit: een speculaaspop, fondantjes en Urker kransjes. Temidden van deze bijt van zoeternijen tref ik tenslotte een vreemde, maar niet weg te denken eend aan, namelijk een lekker ruikende sinaasappel, die nu sterker lijkt te geuren dan anders.

De napret Als ik in mijn bed lig, overdenk ik de stand van zaken. Het Kerstfeest is nu weliswaar voorbij, maar de vooruitzichten op korte termijn zijn prettig. Morgen of overmorgen zal moeder mij voorlezen uit mijn boekje met zijn stevige kaft en dan liggen de dagen van oud en nieuw al in het verschiet. Op de eerste maandag in het nieuwe jaar zal ik echter weer naar het internaat worden gebracht. Die gedachte dreigt alles te bederven. Daar moet ik nu maar liever niet aan denken. Het is beter als ik probeer de fijne sfeer van Kerst nog even vast te houden en meteen schiet mij een leuk plannetje te binnen. Morgen zal ik helpen de kerstboom uit de kerk te slepen en hem vervolgens aan de voet van de ,,barg” ten grave leggen. Misschien kan ik dan een heleboel takjes van hem af plukken om deze in de rieten vloermat te steken als wij met ons treintje gaan spelen. Op die manier zou er een heel bos langs de rails ontstaan, als het ware een woud van kleine kerstbomen! Maar terwijl dit ideetje bij
88
mij opkomt, begin ik meteen al te twijfelen aan de uitvoerbaarheid ervan. Want sinds de dag waarop ,,oenze mimmes” met elkaar afspraken om dat wat in het algemeen Nederlands zo treffend speelgoed heet in onze eigen taal als ,,spuulrommel” te duiden en aan deze omschrijving tegelijkertijd dwingende voorschriften inzake reinheid hunner huizen verbonden, weet ik dat ook mijn moeder een scherper oog voor de rommel zal hebben dan een welwillend hart voor het ,,spuulen”. Mijn plannetje zal daarom wel een aardig ogend luchthutje blijven!

Het kerstfeest van de zondagsschool vindt inmiddels niet meer plaats in het ,,kerkje aan de zee”. Sinds 1974 gebeurt dat in het kerkgebouw de Ark, het nieuwe middelpunt van de Hervormde gemeente. De kerstviering vindt plaats op eerste kerstdag, zodat ook volwassenen van de boom kunnen genieten. De opzet van de kerst¬ viering is echter dezelfde gebleven en ettelijke titels van boekjes die zo’n veertig jaar geleden aan ons werden toebedacht, zijn ook nu nog steeds in trek. De strekking van de kerstverhalen is eveneens niet veranderd en ook de chocolademelk hoort er nog bij. Zij wordt echter niet meer tijdens het kerstfeest zelf gedronken, maar ingeblikt maakt zij tegenwoordig deel uit van de in een plastic tas verpakte snoeperijen. En zo zie je dat ook in de Hervormde gemeente van Urk de tijd niet heeft stilgestaan!

89
Lin¬ ter C.A. Ds. nog hij toen den Urk op net maar stond.


90