6 minute read

De luidklok - A. van Urk

Next Article
P. Post

P. Post

Tot eer van God en tot luister van zijn Huis

I. De oude luidklok

Albert van Urk

Laat ik beginnen met een jeugdherinnering. Een warme nazomermiddag in een van de na-oorlogse jaren. De Wilhelminaschool lag te blakeren in de zon. Binnen was het drukkend warm. Helderblauw koepelde zich de hemel over de in onze ogen eindeloze watervlakte van het Ijsselmeer. In de verte tekenden zich de contouren af van de Gaasterlandse bossen. Het was licht en stil. Het water vertoonde geen rimpeling. In de verte dreef een zeiljacht, een witte bark. De bomen rond het kerkhof stonden onwezenlijk stil, als hidden zij hun adem in. In een der lokalen beneden begon ijl, ver en volkomen onverwacht een lied op te klinken: ,,Als de dag met gouden glans, zondags rijst aan’s hemels trans.. Toen de laatste klanken waren weggestorven, leek de stilte nog in¬ tenser. Die laaiende stilte werd plotseling verbroken door het zwaar en dreunend galmen van de klok van het ,,kerkje aan de zee”, de sfeer van die zomerherinnering aan stukken bonzend, want wat daarna gebeurde herinner ik mij niet meer. Sindsdien zijn zon, zee en stilte met dat lied en die klok voor mij verbonden en het woord ,,trans” met de omloop van deze kerktoren met zijn ranke spits.

Had ik toen meer van de geschiedenis van de oude luidklok geweten, mijn gedachten zouden ongetwijfeld weggedreven zijn naar een septemberdag in het jaar 1461, toen de klok werd ingewijd. In het blad ,,Timotheus” jaargang 1931/32 beschrijft C. de Vries hoe hij zich deze gebeurtenis voorstelt: ,,In feestkledij zullen ze (de Urkers) - laat ons hopen onder begunstiging van schoon septemberweer - van alom zijn opgekomen, schout en schepenen vanzelf vooraan. Urck was toen samen

45

met Emelweerd een hoge heerlijkheid, sinds 1204 een leen van de graven van Holland. Niet onmogelijk, dat de landsvrouwe, Alijt van Kuynre, de laatste rechte afstammelinge van het roemruchte geslacht der Kuinderse graven, de reis naar Urk er voor gedaan had... ... Hoe glorieerde aller gelaat (blonk hier en daar een traan in het zonlicht!) toen de pastoor met bevende vingeren ,,in den name des Vaders ende des Zoons ende des Heiligen Geestes” op kerk en klok het ,,heilige chrisma” sprenkelde. ... Hoe ontroerend, de eerste klanken van die met heilige eerbied ontvangen luidklok! Die ene toon, altoos weer en altoos weer dezelfde, werd opgevangen als de roep des hemels: schoner muziek begeerde men niet.. .”

C. de Vries gaat er van uit dat de hoogconjunctuur van de late middeleeuwen verbetering van de kerk op Urk mogelijk maakte. Met de aanschaf van een luidklok en de bouw van een daarvoor benodigde toren zou een lang gekoesterde wens in vervulling gegaan zijn. De twee kerkmeesters zouden voor een goede uitvoering zorg gedragen hebben.

Laat ons de klok aan een nadere beschouwing onderwerpen. Zij heeft een middellijn van 90 cm, en op haar wand staat het opschrift:

Sunte michale + albert mincsoen heinriic — botensoen — kerckmeesteren + deden mi — maken MCCCCLXI

De Vries neemt aan dat de beide kerkmeesters, op de klok vermeld, Urkers waren. Hoe graag ik deze mening ook zou bevestigen, bewijzen hiervoor zijn er niet. Het is mogelijk, maar evenzeer denkbaar dat de klok van een afgebroken of afgebrande kerk afkomstig is. Een ding staat wel vast: de klok is ruim vijfhonderd jaar oud en daarmee de eminence grise onder haar Urker collega’s.

De Allerheiligenbloed van 1570 sloeg zoveel grond af dat de toren met de klok in zee viel. De kerk kwam op een apart eilandje te staan. Ook huizen van Espelbergh (zoals het bewoonde deel van Urk toen heette) werden weggeslagen. Alleen de luidklok kon later

46

Nog twee maal ontkwam de klok aan een rampspoedig einde: storm en brand belaagden haar een en andermaal. Zo zal men in 1786 met enige trots de oude klok in de nieuwe toren hebben gehangen, waar ze nu zonder onderbreking bleef. Maar belaagd werd ze, door de eeuwen heen.

Op 9 april 1931 gaf de klok dan toch de geest. Onder het luiden veranderde plotseling het geluid. Een nader onderzoek wees uit dat er een scheur in was gekomen. Met behulp van ijzeren hoepels werd getracht de klok voorlopig te herstellen. T. de Vries schrijft over wat er daarna gebeurde in het kerstnummer 1983 van het Geref. Kerkblad. Vanwege zijn volledigheid laten wij zijn relaas tot slot volgen:

. Het geluid was niet om aan te horen en men moest het luiden noodgedwongen staken. Vijf jaar lang hing de gebroken bel roerloos en stemmeloos in de toren. De hele bevolking was er door ontstemd. En hoewel het crisistijd was, werd er een klokkencomite gevormd, waarvan Toon van den Berg al gauw de ziel was. Met potlood en boekje gewapend trok hij wekelijks door het dorp om de veelal kleine giften te verzamelen, tot er voldoende was gegeven om de klok te laten overgieten. Dat gebeurde toen in de tot 1400 graden Celsius opgestookte oven in de gieterij Van Aarle-Rixtel en eind juli 1936 kon de klok officieel weer in gebruik worden genomen. Het was een feestdag voor heel Urk. Uit de overgebleven klokkespecie was nog een kleine klok bijgegoten en de twee klokken stuwden hun klanken (in grote terts) nu over dorp en Ijsselmeer. Ds. Marsman sprak bij die gelegenheid over ,,de taal welke de klokken doen ho¬ ren”.

„Nadat het Onze Vader was gebeden, speelde de Amsterdamse beiaardier Vincent op het orgel met begeleiding van... de klokken, waarbij de gemeente inviel met het eerste vers van Psalm 103”, aldus een kranteverslag uit die tijd. Heel de bevolking had meegeleefd. Mariap droeg een gedicht op aan Toon van de klok en maakte er ook een bij het inluiden van de nieuwe klok. U kunt ze lezen op bladzijde 64-66 van ,,Urk is zo mooi”. Ook Willem Ruiten bleef niet achter, getuige onderstaand gedicht, waarmee wij dit artikel besluiten.

47

Van uit de oude toren Van’t kerkje bij de zee, Weerklinkt op vele dagen Der kerkklok vrome bee; Zij doet haar stem weergalmen Tot mijlen ver in ’t rond, En spreekt een taal tot ieder Die leeft op deze grond.

Zij roep tot avondwijding Wanneer de rustdag naakt. Als na een week van zwoegen De arbeid wordt gestaakt; ’t Klinkt plechtig ons dan tegen Bij ’t naad’ren van de nacht: ,,Het stofkleed uitgetogen, De Sabbath ingewacht!”

En is Gods dag gekomen, Ten dienst gewijd aan Hem, Zij roept ons weder kerkwaarts Met vreugdevolle stem. Dan klept haar bronzen klepel Een heerlijk, zalig lied: ,,De Heiland is u wachtend, Komt, toeft toch langer niet!”

Maar ook, zij roept de doden, Wanneer de groeve wacht, Dan klinkt haar bronzen stemme slechts als een droeve klacht; Dan komt tot ons die leven Haar roep: ,,Zijt gij bereid? Ook u geldt eens mijn doodsklok, Waakt op, nog is het tijd!”

Van uit de oude toren Van’t kerkje bij de zee, Weerklinkt op vele dagen Een vrome klokkenbee;

This article is from: