18 minute read

Er staat een orgel in... — K. de Boer

Next Article
P. Post

P. Post

Een stem, die spreekt tot ieder Van lering en vermaan, O, mocht een ieder onzer Die klokkenstem verstaan.

II. Er staat een orgel in...

Klaas de Boer

Enkele belangrijke termen worden achter dit artikel in een woordenlijst verklaard.

Bijna iedere kerk in ons land kent de weelde van een orgel. Ook rondom de voormalige Zuiderzee is er sprake van een rijk orgelbezit. Reeds in de 16e en 17e eeuw zijn in Enkhuizen en Vollenhove monumentale orgels gebouwd. Vaak een geschenk van rijke weldoeners en zij vormden het visitekaartje van de stad. Op de eilanden in de Zuiderzee worden tot in onze eeuw geen orgels aangetroffen. In de Hervormde kerk op Marken wordt pas in 1926 een ,,echt kerkorgel” geplaatst, nadat men sinds de eeuwwisseling gebruik had gemaakt van een harmonium.1 Voor de orgels hun intrede deden maakte men gebruik van ..voorzangers” om de gemeentezang te ondersteunen. ,,Eigenlijk vond men een orgel in de kerk werelds”, schrijft C. de Vries2 over de situatie op Urk. Vooral Hessel Snoek3 verzette zich in woord en geschrift tegen de plaatsing van een orgel in de Bethelkerk in 1910. Naast de afwijzing van de ,,wereldsheid” zal ook de armoede op de eilanden debet zijn geweest aan het feit dat men zo laat overging tot de aanschaf van een orgel. Rond de eeuwwisseling wordt de vraag naar een kerkorgel op Urk aktueel, als in 1898 de Geref. Kerk een gratis orgel uit Leiden aangeboden krijgt. Van dit aanbod wordt echter geen gebruik ge¬ maakt. In de Hervormde Kerk wordt de behoefte aan een orgel duidelijk gevoeld. En het is ds. ter Linden (1902-1907) die een orgel voor de kerk weet. De kerkeraad besluit tot aanschaf over te gaan. Hiermee krijgt de Hervormde gemeente als eerste op Urk een orgel in de kerk.

Orgel en preekstoel Uit een gesprek met oud-ouderling Tromp Hakvoort (geb. 24-1 1895)4. ,,Ik weet het nog goed. Ds. C.A. ter Linden stond hier. Hij

49

was een muzikaal man, kon zelf erg goed orgelspelen. Een oom van hem woonde in Elburg, die had wat met orgels te maken en die heeft het orgel hier geplaatst. Ook de vader van ds. Ter Linden had er goed verstand van. Het orgel kwam uit Amsterdam, ook de preekstoel kwam daar vandaan. Een oud orgel was het en het werd op ,,ut krakien” gezet. Onze oude preekstoel belandde, geloof ik, in een andere kerk.” Bij de koop was blijkbaar ook een preekstoel inbegrepen, want de oude kansel werd met de plaatsing van het orgel vervangen door een andere. Een toevallige vondst in het fotoarchief van Gerrit Wakker leverde een foto op van het bewuste orgel en preekstoel maar wel in een andere kerk. Volgens Hakvoort zou dit een Amsterdamse kerk zijn. Om welke kerk het dan zou gaan is ondanks naspeuringen helaas nog niet te zeggen. Na plaatsing van het orgel en de nieuwe preekstoel in het ,,kerkje aan de zee” bleef de oude kansel op Urk. Rond 1905 zijn er bouwaktiviteiten in de Chr. Geref. Kerk, zodat de veronderstelling gewettigd lijkt dat deze preekstoel nu deel uitmaakt van het interieur van het kerkje in de Kerkstraat. Tegen de komst van het orgel kwam in de Hervormde kerk geen verzet. ,,Het ging zonder ongemakken”, vertelt Tromp Hakvoort. ,,Jelle Roos (Jelle van Bessien Jan) werd organist en Luut van Dalfsen en Willem Hoekstra verleenden hulp.” Aan de aanwezige orgeltrapper wordt in 1906 nog een tientje ,,traktement” betaald. Maar dat was voor Roos niet weggelegd. ,,Organist Jelle Roos heeft nimmer salaris ontvangen, alleen een kistje sigaren en dit jaar een vrije plaats voor zijn vrouw. Op voorstel van ds. Snel: een gratificatie van/ 15, —, maar deze zal dan de plaats van zijn vrouw zelf moeten betalen” melden de notulen van de kerkvoogdij van 6 januari 1910.

Het orgel verplaatst In 1910 schaft de Gereformeerde kerk ook een tweedehands orgel aan, dat boven de preekstoel wordt geplaatst. De kerkvoogdij besluit om dit ook in het ,,kerkje aan de zee” toe te passen. Plannen worden voorbereid. Kerk en pastorie zijn namelijk aan een restauratie toe. Als bovendien nog een fikse subsidie verkregen wordt kan tot inschrijving worden overgegaan. Na lang beraad besluit de kerkvoogdij dit werk niet aan de laagste inschrijver, F. Schraal uit Urk, te gunnen, maar aan J.H. Weener uit Enschede. Deze firma had ingeschreven voor / 3725, — . Na de zomer van 1915 wordt met het werk begonnen. Bij oplevering blijkt dat: ,,belangrijke verbeteringen tot stand zijn gebracht. Zoo

50

(Foto G. Wakker). van herkomst; vermoedelijk te Amsterdam. Het orgel en de preekstoel van 1905 in de kerk

Bertus Gerssen. (Foto G. Wakker). het orgel staat de bekende koster en voorlezer Het orgel stond aanvankelijk op de kraak. Naast

51

is het oude orgel, dat een grote reparatie voor het ontlokken van harmonische tonen aan het tong- en pijpwerk vereischte, nu boven de kansel geplaatst, waarvoor een mooie gallerij tegen de Oostgevel is aangebracht, terwjl de kerktoren door hout en glas van de oude gallerij is afgescheiden. In de Noordmuur is een lichtraam geplaatst dat de duisternis achter de beschutting der zitbanken heeft weggenomen”.5 Op zondag 21 november 1915 wordt de kerk weer in gebruik genomen, nadat enige zondagen wegens ,,schilderwerk aan de banken geen godsdienstoefening gehouden werd”. Ds. van der Hoeve van Enkhuizen ging voor in deze dienst.6

Restauratie In 1926 verkeerde het orgel in slechte staat. Verschillende pijpen lieten zo’n vals geluid horen dat ze door de organist eruit werden genomen en naast de lade gelegd. Het orgel is dringend aan restaura¬ tie toe of het zal zelfs door een nieuw instrument vervangen moeten worden. Omdat de kerkvoogdij dat niet kan bekostigen wordt een commissie7 gevormd om gelden in te zamelen. In deze commissie hebben zitting: ds. W. Okken, J. Buigholt, A. de Wit en H.H. Gerssen. Circulaires gaan het land in met ,,het verzoek een bijdrage (hetzij klein of groot) te zenden”. 21 juli 1926 worden op de Rijkspostspaarbank de eerste giften ontvangen. Het resultaat blijkt overweldigend te zijn. Ruim duizend gulden wordt ontvangen. Genoeg om een restauratie te betalen. Aan twee orgelbouwers G. van Leeuwen uit Leiderdorp en P. van Dam uit Leeuwarden wordt ,,beleefd gevraagd ter plaatse een onderzoek in te stellen, of restauratie mogelijk en de moeite (en kosten) waard is”. Offertes komen binnen. In de vergadering van 17 oktober 1927 besluit de orgelcommissie het werk op te dragen aan orgelmaker G. van Leeuwen. Deze zal voor / 575,- het orgel schoonmaken, de mechaniek en windladen nazien, blaasbalg en windkanalen repareren, pijpwerk van Cornet 4 en Oktaaf 2 vervan¬ gen en nieuwe registerknoppen plaatsen. In januari 1928 is de orgelmaker nog niet begonnen, hetgeen in de notulen van de kerkvoogdij gesignaleerd wordt: ,,de restauratie van het orgel komt nog even ter sprake, besloten wordt de aannemer tot spoed aan te dringen.” 19 januari 1928 wordt het orgel naar de werkplaats van de orgelbouwer in Leiderdorp overgebracht. Tijdens het werk, dat uitgevoerd wordt door de zoon W. van Leeu¬ wen, wordt nog besloten een ander klavier te plaatsen en het re-

52

gister Vox Celeste 8 toe te voegen. Dit tegen de som van / 145, extra. Het orgel komt in uitstekende conditie. In 1929 stemt de orgelbouwer het instrument en verricht hij een reparatie ten behoeve van de trappen van het orgel. Freek Brouwer is dan organist, Feik Groen orgeltrapper.

Het eerste orgel verdwijnt In 1933 wordt Johannes Oost organist. Meer dan 40 jaar zal hij vanaf de orgelbank de gemeente begeleiden. Johannes Oost vertelt:8 ,,Toen ik begon was het orgel nog redelijk bespeelbaar. Maar het werd steeds minder. De kerk was vochtig en dat deed het geen goed. In de oorlog was het slecht: de pijpen waren ingezakt. Het was oud en af. Ook werden er in de orgelbouw nieuwe technieken gebruikt. Pneumatische instrumenten werden er gebouwd. Prachtig vonden we dat! Orgelbouwer Reil uit Heerde had het orgel in onderhoud. Hij had nog materiaal (het was in de oorlog) om een nieuw orgel te bouwen en het oude te vervangen. Dat gebeurde. In 1942 ging het orgel de kerk uit en kwam er een nieuw. Nu, in 1986, zou dat niet gebeurd zijn. Dan zou het na een grondige restauratie nog in gebruik zijn. Nu houden ze van oude orgels. Maar toen dacht je er anders over...!” Uit een kistje met foto’s haalt hij de dispositie tevoorschijn: Bourdon 16 (diskant) Prestant 8 (ged. discant/bas) Holpijp 8 Viola 8 Celeste 8 (diskant) Prestant 4 Roerfluit 4 Quint 3 (bas) Oktaaf 2 Cornet 4 sterk Tremulant. Systeem: mechanisch. Aangehangen pedaal.

Reil neemt het oude orgel mee. Ontdoet het van de oude kas en plaatst het geheel in een nieuwe kas in het Hervormde kerkje aan de Rijksweg in Hoogersmilde. We schrijven 1946. Daar doet het orgel nog vele jaren dienst. In 1964 staat het nog in de kerk, als de heren V.d. Kley en W.H. Zwart een orgelinventarisatie in Drente houden.9 De door hen genoteerde dispositie is bijna dezelfde als die Joh.

53

Oost mij ter hand stelde. Het is bekend dat het nadien is vervangen door een elektronisch Johannus orgel. Het oude orgel werd gesloopt door de fa. Vierdag uit Enschede. ,,Zij namen mee wat bruikbaar was”, herinnert oud kerkvoogd Wildeboer10 uit Hoogersmilde zich over deze gebeurtenis, ,,de rest werd verdeeld en opgeslagen, grote pijpen op de peerdezolder. Daar hebben ze gelegen en m’n vader maakte er nog wel eens een afvoerpijpje mee. Als jongens konden we er prachtige gevechten mee houden, het leken wel speren, ze gooiden prima. Van het houtwerk heeft Visser nog een bed gemaakt, maar dat zakte door.” Waar echter de kern van dit oude en misschien historisch belangrijke in¬ strument gebleven is, is helaas onbekend. De oude kas is elders geplaatst, maar ook daarvan is niet na te gaan in welke kerk.

Het tweede orgel, 1942-1981 Op 9 mei 1942 worden door de kerkvoogden J. Gersen en A. Kroon de contracten voor de bouw van een nieuw orgel getekend. Voor de som van / 4600, - zal een nieuw instrument in de oude kas worden geplaatst: ,,het orgelfront zal blijven bestaan en door uitbreiding aan elke zijde een toren te bouwen, geschikt gemaakt wor¬ den voor het nieuwe orgel”.10 Later wordt dit plan herzien. Er komt toch een nieuw front en de orgelbouwer breidt de dispositie wat uit. Orgelmaker Reil uit Heerde bouwde in het kerkje een typisch pro¬ duct uit de oorlogsjaren. Het front paste wel aardig in het interieur maar wat pijpwerk en maakwijze betreft was het een product uit de vervalperiode van de orgelbouw. Het systeem was het pneumatische kegelladesysteem. Het tweede klavier was in een zwelkast geplaatst. Op het geheel wordt 20 jaar garantie gegeven als zal blijken dat deze ontstaan zijn door: ,,het gebruik van mindere houtsoorten of door foutieve constructie”. Op 18 September 1942 wordt het orgel in gebruik genomen. ,,Door de goede samenwerking van velen. Eendracht maakt macht”, zoals op de oorkonde in de orgelkamer staat aangegeven.

Het orgel dat in 1942 geplaatst werd. (Foto: Monumentenzorg).

54

Hoofdwerk: Prestant 8' Roerfluit 8' Octaaf 4' Roerfluit 4' Mixtuur 2-3 sterk Trompet 8'

Pedaal: Subbas 16' Octaaf 8' Bovenwerk: Hobo 8' Gamba 8' Baarpijp 8' Fluit 4' Quint 2 2/3' Woudfluit 2' Terts 1 3/5' Tremulant

Speelhulpen: 1. koppeling II-I koppeling Ped-I koppeling Ped-II 2. Vaste combinatie: een drukknop voile werk een drukknop oplosser

In de eerste jaren was men tevreden over het orgel, maar de vochtigheid in de kerkruimte brachten al gauw mankementen aan het licht.

Restauratie 1957 In September 1956 blijkt de toestand van het instrument zo slecht te zijn dat stemmen en onderhoud alleen niet langer voldoende zijn. De kerkvoogdij haalt, omdat het instrument nog een garantietermijn kent, de orgelcommissie van de Nederlands Hervormde kerk erbij voor advies. De konklusie van het rapport is niet bijster gunstig: ,,de conducten zijn i.p.v. metaal van papier-mache, er is houtworm, membranen zijn defect, het rammelt en is beschadigd en vervuild.” De orgelmaker wordt verwittigd en gevraagd aan de herstellingen te beginnen. Dit heeft echter nogal wat voeten in de aarde! Na lang touwtrekken tussen adviseur Hiilsmann en de orgelmaker komt men het volgende overeen: de fa. Reil zal voor / 1010, - (in¬ ch reiskosten en o.b.) het orgel restaureren. Tijdens een dienst geleid door ds. v.d. Beek speelt de bekende Kamper organist Klaas Jan Mulder het gerestaureerde instrument weer in. In 1963 viert organist Johannes Oost zijn 30-jarig jubileum. Buurvrouw Marretje Bos blaast ter gelegenheid daarvan op haar wijze over hem en zijn instrument de loftrompet.

56

Er staat op Urk een kerkje, - het kerkje aan de zee ’t ligt ons zo na aan’t harte met al z’n wel en wee.. .

Als er toeristen komen ze blijven steevast staan voor het aloude kerkje. Het trekt de vreemd’ling aan...

In’t kerkje staat een orgel, een, met een fraai geluid. En elke zondag komen, daar rijke klanken uit.

Want boven bij dat orgel daar zit een organist die deze klanken voortbrengt hij troont daar, onbetwist.

Al dertig lange jaren gaat hij op’t orgel voor. ’t zijn Godgewijde tonen die klinken door het koor.

Geen Jazz, geen cowboyliedjes ontspringen aan zijn brein ’t is alles, Gode de Ere, en Christus is het refrein.

Wat moet dat heerlijk wezen om organist te zijn. Gods liefde uit de jub’len zo prediker te zijn.

’t Is niet alleen de dominee die met zijn preek ons boeit. wij weten dat door’t orgel ook God zich met ons bemoeit.

God spreekt ons door het orgel aan, vertelt ons van Zijn Kind dat Hij eens zond naar deze aard’ waar het geen liefde vindt.

Het wordt weer Kerstmis, en weer zingt ons’t orgel, ’t Eng’lenlied dat ons in deze donk’re tijd weer hoop en blijdschap biedt.

De organist denkt aan die dag voor dertig jaren, dat hij als een schucht’re jongeman de orgelbank bezat...

onwennig, zenuwachtig was ons organistje wel toch klonk de liefde tot muziek, door in zijn orgelspel.

Hij heeft zijn kerk en orgel lief ’t is van hemzelf een deel en als hij speelt tot Godes lof vormen ze een geheel.

Wij wensen onze buurman toe dat hij nog veel en lang op’t orgel het uit-jub’len mag met der gemeente zang.

Er rust op uwe schouders ook een Goddelijke plicht om ied’re zondag keer op keer te zingen van dat Licht.

En als uw taak hier is volbracht, dat dan de Meester zegt: gij hebt in’t kleine uw best gedaan treed binnen trouwe knecht!

M. Bos-Romkes.

werd deze orgelgalerij gebouwd. Het orgel weer boven z’n preekstoel. In 1915

van 1933-1972. (Fotofam. ter Linden). Johannes Oost achter het eerste orgel. Organist

59

Het orgel kwam de strenge winter van 1963 niet goed door. De roep naar een ander of nieuw instrument wordt groter. In 1970 doet D.A. Flentrop een aanbieding. Ook Reil, die het instrument nog steeds in onderhoud heeft, maakt een plan voor een nieuw orgel. De financiele consequenties zijn echter zo groot dat de plannen in de ijskast belanden. Het feit dat de gemeente naar de Ark verhuisde en het ,,kerkje aan de zee” vanaf die tijd nog maar sporadisch werd gebruikt, was mede reden dat het met het orgel sukkelen bleef. Aan het eind van de jaren ’70 was het bovenste klavier niet meer bespeelbaar, de zwelkast buiten werking en het pijpwerk hopeloos vals. In het kerkje stond in ieder geval een orgel, maar de wens naar een nieuw instru¬ ment bleef...!

Het derde orgel 1981 - heden In 1981 wordt aan die wens voldaan. De orgelcommissie komt in contact met de firma Reynen uit Roermond, handelaar in tweedehands orgels. Deze firma heeft een orgel dat, na wat frontveranderingen, in het kerkje past. Bovendien is de prijs redelijk. Er wordt tot aanschaf overgegaan. In januari 1981 verdwijnt het oorlogsorgel uit de kerk en het belandt op de schroothoop. Met zijn drie medewerkers plaatst Reynen het nieuwe instrument op dezelfde plaats in de kerk. Op biddag 1981 werd met een orgelbespeling van Menno Hakvoort het instrument ingewijd. Dit orgel deed voorheen dienst in de r.k. Franciscanenkerk in Venray. Het werd in 1929 gebouwd door Vermeulen uit Alkmaar/Weert en in 1946 door diezelfde firma gerestaureerd. Het is een orgel waar weinig lovends over te zeggen valt. De jaren dertig staan, zoals gezegd, bekend als de ,,vervaltijd” van de orgelbouw, omdat men van veel orgels het oude mechanische systeem verving door pneumatiek en elektro pneumatiek. Dit orgel is ook zo’n instrument. Weinig fraai en wat schel in klank. Het strakke palenfront blijkt een dissonant in het kerkinterieur te zijn. Toch kent het orgel enige goed klinkende stemmen: Gamba en Fluit. De disposite luidt: Manuaal I: Prestant 8' Oktoaaf 4' Mixtuur 2-3 st. Man I plus II Manuaal II Gamba 8'

60

Holpijp 8' Fluit 4' Fluit 4' Quint 2 2/3 Oktaaf 2' Trompet 2' Pedaal: Subbas 16' Koppelingen: Man I plus II Pedaal plus I Pedaal plus II Dit instrument doet nog steeds zijn werk.

Een hartewens Ruim 80 jaar orgelmuziek in het ,,kerkje aan de zee” is een boeiend gegeven. Veel is veranderd. Het orgel is een onmisbaar element in de eredienst geworden. Zonder enige vorm van discussie worden er nu orgels geplaatst in onze kerken. Toch hoop ik dat er over de aanschaf van een nieuw instrument voor het ,,kerkje aan de zee” wel een discussie op gang zal komen. En dat deze ertoe zal leiden dat de gemeente over zal gaan tot de aanschaf van een mechanisch instru¬ ment met een passend front! Om zo de draad van de geschiedenis die gebroken was, weer op te pakken, om dit orgelverhaal een waardig slot te geven. Pas als dat gebeurd zal zijn, kan men met reden zeggen. .. het ,,kerkje aan de zee” - daar staat een orgel in!

Bronnen: 1. Orgels rond het Ijsselmeer, M. Seybel; Houten, 1984. 2. Geschiedenis van het eiland Urk; Kampen, 1962. 3. Brochure Hessel Snoek: Waarschuwing tegen’t gebruik van or¬ gels bij den Godsdienst; Urk, 1910. 4. Gesprekken met Tromp Hakvoort: 14 en 15 november 1986. 5. Urker Courant 4e jaargang nrs. 173, 183 en 198. 6. Urker Courant 4e jaargang nr. 202. 7. Gegevens voor deze paragraaf zijn ontleend aan het archief van de orgelkommissie dat zich thans nog in partikulier bezit op Urk bevindt. 8. Gesprek met Johannes Oost: 14 november 1986. 9. Zij konkluderen dat het orgel nog veel oud pijpwerk bevat, wie het oorspronkelijke instrument bouwde weten zij niet te zeggen.

Het moet volgens hen dateren uit het eind van de 17e eeuw.

61

10. Tijdens orgelreis met Jos de Boer - organist Hervormde kerk — mei 1986. 11. Kontrakten levering kerkorgel; nederlands Hervormde kerk.

Verklarende woordenlijst Dispositie: opsomming van de registers en andere technische gegevens. Front: voorzijde van een orgel met pijpen, snijwerk, zijstuk en beelden. Kas: beschuttend omhulsel van het binnenwerk. De kas heeft een belangrijke functie voor de ontwikkeling van de orgelklank. Kegellade: windlade met registercancellen, waarbij de luchtkanalen van de pijpen door kegeltjes (pistons) kunnen worden afgesloten. Klavier: rij toetsen die tijdens het spelen met de handen of voeten worden ingedrukt. Manuaal: handklavier (manus = hand), aanduiding voor het hoofdwerk. Mechaniek: mechanische tractuur, bestaande uit wellen (walesen) met armen, wellenbord, abstracten en tuimelaars. Pedaal: voetklavier (pes = voet). In tegenstelling tot een vrij pedaal, heeft een aangehangen pedaal geen pedaalregisters. Pneumatiek: pneumatische tractuur (systeem met winddruk). Register: rij pijpen met dezelfde klankkleur. Er zijn ook niet sprekende registers, zoals de tremulant en de koppels. Springlade: windlade met tooncancellen. Ieder toongat heeft een speelventiel en een springveer. Tongwerk: register met tongpijpen die een messing veer (een tong) bevatten. Ze hebben een schallende snaterende klank: trompet, bazuin, dulciaan e.a. Windvoorziening: deze zorgt voor de windaanvoer voor het aanblazen van de pijpen en bestaat uit een of meer balgen, windkanalen en (tegenwoordig) een elektrische windmachine. Windlade: secreet luchtdicht reservoir. (Ontleend aan: ,,Een orgel jubileert” - Henk Beens; IJsselakademie 1985).

62

This article is from: