

























































Algemene intro
Voor u leerlingen kunt aanzetten om iets te leren is het belangrijk aandacht te besteden aan de sfeer in de klas. Een uitgebreide introductie met elkaar, in een klas, is een diepte-investering voor het hele schooljaar. U legt zo een rode loper uit om te gaan leren in een veilig, open en uitdagend klimaat.
De eerste tijd op een nieuwe school zal voor veel leerlingen een spannende aangelegenheid zijn. Er vinden veel veranderingen plaats, waar ze aan moeten wennen. Leerlingen in het PRO en VSO hebben soms extra tijd nodig om met al die veranderingen te leren omgaan en zich nieuwe dingen eigen te maken. Het is daarom belangrijk het tempo van de leerling te respecteren en genoegen te nemen met kleine stappen.
We hebben in deze introductietijd aandacht voor kennismaken met elkaar, groepsvorming in de klas, bouwen aan veiligheid en oog hebben voor het individu. Iedere leerling heeft een eigen persoonlijkheid en een eigen verhaal.
De diversiteit in de groep vraagt om duidelijkheid, een tolerante sfeer en openheid in communicatie. Dat is waar de aandacht de eerste weken naar uitgaat. Als de groep zich veilig ontwikkelt, heeft dat een positief effect op elk individu binnen de groep.
Het gaat bij Leefstijl minder om het resultaat, en meer om de weg ernaartoe. Die is interessant. Dat betekent automatisch ook dat Leefstijl geen ‘goed’ of ‘fout’ kent. Het doel is meer ontdekkend leren en in dialoog blijven met elkaar. Het overkoepelende doel is om jongeren goed voorbereid aan de maatschappij te laten deelnemen. Het tussentijdse doel is om het zo prettig mogelijk te hebben op school, zodat leren veilig en uitdagend is.
Zoals in de algemene inleiding ook wordt uitgelegd, starten we de leefstijllessen in een kring of u-vorm. Het kan voordelen hebben om leerlingen te betrekken bij het tot stand komen van de ideale opstelling. Samen de kring maken en samen het lokaal gereedmaken, geeft een sfeer van gezamenlijke verantwoordelijkheid en saamhorigheid. Het is immers belangrijk dat jongeren actief bijdragen aan een goede en veilige sfeer in de klas.
Ook bij kleine klassen is het prettig om in een kring te werken. U kunt als opstap naar het werken in een kring ook beginnen met een tafelopstelling in u-vorm. De kring kan geïntroduceerd worden als u denkt dat uw leerlingen daar aan toe zijn.
Tot slot is ook voor u als docent het begin van het schooljaar weer een nieuwe start, met mogelijk een groeponbekendejongeren.Wanneeruindezebeginperiodevoldoenderuimtebiedtvoorgroepsvorming en kennismaking, respecteert u daarmee het natuurlijke proces van elke groep, om via de weg van veiligheid naar productiviteit te gaan.
Aan het begin van het schooljaar ga je kennismaken met elkaar. Het is fijn om te weten bij wie je in de klas zit. Ook ga je afspraken maken, zodat iedereen zich prettig voelt in de klas.
Competenties
• Zelfbewustzijn
• Sociaal bewustzijn
• Relationele vaardigheden.
Overzicht inhoud
Thema 1 bestaat uit drie lessen:
Les 1 Aangenaam kennis te maken
In les 1 ligt de focus op kennismaken met elkaar. Alle activiteiten staan in het teken van openheid en het vergroten van de onderlinge betrokkenheid.
Les 2 Een leuke klas!
Les 2 is een les over hoe je rekening met elkaar kunt houden en welke rol afspraken en regels spelen om een klas leuk en veilig te maken.
Les 3 Vriendschap
Les 3 gaat over het maken van contact: de eerste stap naar vriendschap.
Lesoverzicht
Inleiding
We beginnen dit programma met kennismaken. Het is belangrijk om in een nieuwe klas tijd te maken om aan elkaar te wennen en meer over elkaar te weten te komen. Sommige leerlingen kennen elkaar mogelijk nog van een vorige school, voor anderen is alles en iedereen nieuw. Om elkaar beter te leren kennen, kijken we bijvoorbeeld naar waar iemand vandaan komt en welke hobby's iemand heeft. Dit geeft positieve aanknopingspunten tot contact.
Alle lessuggesties staan in het teken van het vergroten van veiligheid en onderlinge betrokkenheid. Zo wordt toegewerkt naar een open en respectvol klimaat in de klas. Hiermee wordt als het ware een fundament gelegd voor de rest van het schooljaar.
Lesdoelen
De leerlingen:
• kunnen in het kader van kennismaking iets over zichzelf vertellen
• tonen belangstelling voor hun klasgenoten
• weten dat aandacht voor elkaar bijdraagt aan positieve groepsvorming.
Vaardigheden
• Nieuwe contacten aangaan
• Interesse tonen voor anderen
• Ingaan op vragen van anderen
• Vertrouwen opbouwen.
Activiteiten
1. Introductie
2. Steek je hand op
3. ABC-spel
4. Kennismakingsbal
5. Evaluatie en Transfer.
Materiaal
• ABC-spel: schilderstape of krijt, bordjes A, B en C in verschillende kleuren (bv.: A is rood, B is blauw, C is geel), kopieerblad 1, 2 en 3
• Kennismakingsbal: werkboek, zachte bal (eventueel van gebruikt papier en tape).
Belangrijk voor de docent
Hetiseenhelestap,deovergangnaarhetvoortgezet(speciaal)onderwijs.Erkomtveelnieuweinformatie op leerlingen af en ze krijgen met de nodige veranderingen te maken. Sommige leerlingen kijken reikhalzend uit naar dit nieuwe avontuur. Anderen hebben al dagen buikpijn, piekeren of slapen slecht. Ze maken zich zorgen of ze wel aardig gevonden worden en of ze hun draai wel gaan vinden.
Maak voldoende ruimte en tijd voor de leerlingen om u en elkaar te leren kennen en om zich te leren oriënteren in een mogelijk nieuw gebouw. Laat leerlingen juist aan het begin van het schooljaar in steeds wisselende samenstellingen met elkaar samenwerken. Zo ontdekken ze overeenkomsten en verschillen en kunnen ze ervaringen met elkaar uitwisselen. Zo leren ze elkaar steeds beter kennen. Dit proces van oriëntatie en integratie is van groot belang voor het creëren van een prettig en respectvol klimaat in de klas.
Daarnaast is het goed om direct in de eerste les het 'recht van passen' uit te leggen. Weten dat ze niet op alle vragen een antwoord hoeven te geven en dat ze zelf de regie kunnen voeren over hun deelname aan de les, kan voor sommige leerlingen een groot deel van hun stress wegnemen.
Tot slot, probeer uw instructies zoveel mogelijk stap voor stap te vertellen. De timing van een instructie is daarbij belangrijk. Op het moment dat een instructie er toe doet, kan deze verteld worden. Als instructies te lang voor een activiteit al gezegd zijn, gaan ze vaak verloren. Dat kan verwarring scheppen. Pas uw spreektempo goed aan bij het geven van instructies en doe waar mogelijk aan de leerlingen voor wat u bedoelt. Ook visuele ondersteuning kan nuttig zijn, vooral als die getoond wordt gelijktijdig met het geven van de instructie.
Vertel de leerlingen:
Wij gaan dit schooljaar elke week een les uit Leefstijl doen. Dit doen we om onszelf beter te leren kennen en om elkaar beter te leren kennen. Samen gaan we werken aan een prettige sfeer in de klas, waarin iedereen zich welkom voelt. Het is daarbij belangrijk dat we ook leren hoe we goed rekening met elkaar kunnen houden.
Als jullie elkaar beter kennen, is het makkelijker om samen iets te doen. Samen een spel spelen, een opdracht maken, met elkaar praten, elkaar begrijpen… dat wordt allemaal makkelijker en leuker als je meer over elkaar weet. Het is daarom belangrijk dat we eerlijk en open met elkaar omgaan.
Het leefstijlprogramma staat of valt met een sfeer van vertrouwen waarin leerlingen zich ophungemakvoelenomtevertellenwathenbezighoudt.Maar:altepersoonlijkedingen vertellenhoeftnatuurlijkniet.Erzijnzakendiemensenerginverlegenheidkunnenbrengen:persoonlijke problemen, problemen thuis, vertrouwelijke informatie over zichzelf of over anderen.
Namen noemen hoeft evenmin. Als leerlingen voorbeelden noemen of situaties beschrijven, kan dit discreet gebeuren. ‘Ik ken iemand…’ of: ‘Ik heb wel eens meegemaakt dat iemand….’ Leg de leerlingen uit dat het belangrijk is dat iets vertellen over jezelf of over anderen altijd met respect gebeurt. Leg ook uit dat je bij de leefstijlles mag passen wanneer iets nog te lastig voor je is.
U legt uit wat passen betekent.
Soms wil je liever even niets zeggen, of niet actief meedoen met een activiteit. Dan kun je passen. Passen betekent dat je rustig kijkt en luistert naar de anderen, zonder dat je zelf iets hoeft te doen. Als iets te persoonlijk of emotioneel voor je wordt, bewaak je zo je eigen grenzen. Je kunt altijd weer meedoen als je zover bent.
U legt tot slot het doel van deze les uit.
Wij gaan deze les met elkaar kennismaken. Dat gaan we op verschillende manieren doen, zodat we steeds iets meer over elkaar te weten komen.
2. Steek je hand op
Een kennismakingsactiviteit met de hele klas.
Laat de leerlingen een stoelenkring vormen in het lokaal.
U legt de activiteit uit:
Ik wil jullie uitnodigen om met mij samen de eerste activiteit te doen. Ik zeg dadelijk iets en steek daarbij mijn hand op (steek zelf uw hand op).
Ik zeg bijvoorbeeld: ‘Ik hou van chocolade’ en steek mijn hand op. Als jij ook van chocolade houdt, mag je je hand ook opsteken. Als je er niet van houdt, doe je niets. Wie een beetje van chocolade houdt steekt zijn hand een beetje op (steek hierbij uw hand een beetje omhoog). Daarna gaat de hand weer omlaag.
Telkens als ik vertel waar ik van houd, kan jij:
1. Ook je hand opsteken, als jij er ook van houdt
2. Een beetje je hand opsteken, als je er een beetje van houdt
3. Je hand omlaag houden als je er niet van houdt.
U start de activiteit.
U noemt dingen waar u van houdt. Telkens steekt u hierbij uw hand omhoog. Enkele voorbeelden: ik houd van kamperen, ik houd van zwemmen, ik houd van chips, ik houd van barbecuen, ik houd van fietsen.
De oefening krijgt een andere wending als u de leerlingen vraagt om zelf iets te bedenken en een eigen zin uit te spreken die begint met: 'Ik houd van...'. U kunt zeggen:
Wie wil er nu zelf iets noemen waar hij van houdt? Je mag je hand opsteken als je iets weet.
U nodigt de leerlingen die hun hand opgestoken hebben om de beurt uit om hun zin uit te spreken. De overige leerlingen reageren op de bekende manier.
Variant 1:
In plaats van hun hand op te steken, kunnen leerlingen ook: 1. rechtop gaan staan, als zij ergens ook van houden 2. half gaan staan (steunen met handen op knieën), als ze ergens een beetje van houden 3. blijven zitten, als ze ergens niet van houden.
Variant 2:
U gaat in het midden van de kring staan. Er is één stoel minder dan het aantal leerlingen dat meedoet. U vraagt de leerlingen van stoel te wisselen als zij ook houden van datgene dat u noemt. Zij blijven zitten als dit niet zo is.
Na een paar keer kunt u zelf een plek in de kring innemen en de leerling die in het midden blijft staan uitnodigen om het van u over te nemen. Vertel ons waar jij van houdt ! Zo kunnen leerlingen elkaar afwisselen in het midden van de kring.
Deze variant is wat uitdagender en actiever.
Variant 3:
De leerlingen staan in een kring. U zegt: Ik houd van sport. Iedereen die ook van sport houdt mag vervolgens zijn lievelingssport uitbeelden. Dit kan ook met hobby’s, dieren, wat je graag doet in de vakantie, bewegen op muziek die je mooi vindt, etc.
Variant 4:
In plaats van te zeggen Ik houd van chocolade, kunt u ook kiezen voor: Sta op als je van chocolade houdt. Of: Sta op als je een spijkerbroek aan hebt.
Nabespreking
Leg de leerlingen de volgende vragen voor:
• Wat kom je over elkaar te weten door deze activiteit?
• Wat verbaasde je het meest?
• Welke dingen vinden de meeste leerlingen leuk? Of: Welke overeenkomsten waren er?
• Welke verschillen zijn je opgevallen?
Een kennismakingsactiviteit met de hele klas, waarbij leerlingen zonder te praten informatie geven over zichzelf.
Plak met schilderstape of teken met krijt een grote cirkel waar leerlingen in kunnen staan. Deel de cirkel in drie vakken A, B en C. Er zijn twee mogelijkheden om de vakken te markeren: leg bordjes met A, B en C zichtbaar in de cirkel, of teken met krijt A, B en C in de cirkel.
U leidt de activiteit kort in.
Ik ben benieuwd hoe jullie vakantie is geweest. We gaan daarom een activiteit doen waarbij je spelenderwijs iets vertelt over je vakantie.
U legt de oefening uit.
Ik heb een grote cirkel gemaakt voor jullie. Deze is in drie vakken verdeeld: A, B en C. Ik ga telkens drie zinnen uitspreken waaruit je kunt kiezen: een A-zin, een B-zin en een C-zin. Je kiest de zin die het beste bij je past. Vervolgens ga je in dat deel van de cirkel staan. Ik wacht dan even en we kijken samen wie waar is gaan staan. Vervolgens spreek ik een nieuwe zin uit en kies je opnieuw waar je wilt staan. Zo komen we steeds meer te weten over hoe ieders vakantie geweest is.
Sommige leerlingen zullen misschien spontaan hun keuze toelichten. Dit is niet verplicht. Spreken voor een grote groep kan voor sommigen nog lastig zijn. Als er behoefte aan is, kunnen leerlingen uitgenodigd worden om hun keuze toe te lichten. U kunt er ook voor kiezen om deze oefening zonder toelichting te laten verlopen.
In de vakantie ben ik
Ik vind ...
Ik heb ...
Ik heb veel tijd besteed aan ...
Voor mij ...
Ik wil
Variant
vooral thuis gebleven
in Nederland op vakantie geweest
vakantie erg vervelend vakantie erg leuk
mijn familie veel gezien
mijn familie nauwelijks gezien
vloggen of filmpjes kijken gamen
duurde de vakantie veel te kort
duurde de vakantie veel te lang
iets anders vertellen graagietsleuksvertellen over de vakantie
naar het buitenland geweest
vakantie soms leuk en soms niet leuk
mijn familie een beetje gezien
appen en chatten
duurde de vakantie precies lang genoeg
luisteren naar de verhalen van anderen
Als drie instructiezinnen te moeilijk zijn, kunt u ook met korte uitspraken werken. Jongeren kunnen dan voor eens, oneens, of geen mening kiezen. Maak deze keuzes zichtbaar in de cirkel, met krijt geschreven of op bordjes.
U hoeft dan steeds slechts één zin uit te spreken en leerlingen maken hun keuze.
Mogelijke uitspraken:
• Mijn vakantie was heel leuk.
• Mijn vakantie duurde te kort.
• Ik ben blij dat de vakantie weer voorbij is.
• Ik ben in Nederland gebleven tijdens de vakantie.
• Ik heb veel foto's gemaakt tijdens de vakantie.
• Ik heb deze vakantie veel achter de computer gezeten.
• Ik ben veel buiten geweest tijdens de vakantie.
• Ik ben met het vliegtuig weggeweest.
• Ik ben met vrienden leuke dingen gaan doen.
• Ik wil graag iets vertellen over mijn vakantie.
De bordjes met eens, oneens, of geen mening kunnen ook met een tekening ondersteund worden. Zie kopieerblad 1, 2 en 3.
Nabespreking
Leg de leerlingen deze vragen voor:
• Hoe vind je deze oefening?
• Hoe helpt deze oefening om je op je gemak te voelen?
• Welke keuzes waren lastig? Waarom?
• Wat ben je te weten gekomen over anderen in de klas?
• Welke andere vragen zouden leuk geweest zijn?
Een individuele opdracht in het werkboek gekoppeld aan een groepsgesprek.
Als opstapje naar de opdracht met de bal kunt u gebruik maken van het werkboek. Op deze manier stelt u de leerlingen in de gelegenheid om eerst even rustig na te denken over wat ze in de kring kunnen vertellen.
In het werkboek vullen leerlingen zinnen aan, zoals Mijn naam is…; Ik woon in…; Mijn verjaardag is op ; Ik ben geboren in ; Ik eet graag ; Mijn lievelingsmuziek is ; Mijn hobby’s zijn
Vervolgens gaan de leerlingen in een kring zitten. U heeft een zachte bal die voorzichtig gegooid of gerold kan worden.
U legt de activiteit uit aan de leerlingen.
We gaan een paar rondes kennismakingsbal spelen. Elke ronde gaat de bal van de één naar de ander. Als je de bal hebt, noem jij je naam en zeg je hoe oud je bent. Daarna speel je de bal door naar iemand anders die dan mag vertellen.
Iedere ronde doen we een ander onderwerp. De bal mag kris kras van de een naar de ander gaan. Ik zeg steeds over welk onderwerp we praten.
Mogelijke onderwerpen:
• waar woon je?
• waar ben je geboren?
• wat is je lievelingsmuziek?
• wat eet je graag?
• wat doe je graag in je vrije tijd?
• wat is jouw favoriete spel of game?
• welke film heb je het laatste gezien?
• welke app gebruik jij vaak?
• wat wil je dit jaar graag op school doen?
• welke wensen heb je verder voor jezelf dit jaar?
• hoe ga je die wensen uit laten komen?
• waar wil je verder iets over vertellen?
Nabespreking
Leg de leerlingen deze vragen voor:
• Hoe vind je het om iets over jezelf te vertellen?
• Hoe vind je het om te luisteren naar antwoorden van je klasgenoten?
• Waarom is het belangrijk om over je eigen wensen te praten?
• Hoe is het om zelf een onderwerp te bedenken?
5. Evaluatie en Transfer
Evaluatie
Leg de leerlingen de volgende vragen voor:
• Hoe was het om op deze manier met elkaar kennis te maken?
• Wat kun je nog meer doen om elkaar beter te leren kennen?
• Waar ben je benieuwd naar?
• Waar kijk je naar uit om met elkaar te doen dit jaar?
Transfer
Let de komende week eens op ...
wat je nog meer doet om elkaar beter te leren kennen, zowel tijdens de lessen als tijdens de pauze.
Groepen en Rijen
Als opwarmer bij de kennismaking kunt u de oefening Groepen en Rijen doen. Dit is een laagdrempelige oefening waarmee u kunt beginnen.
U laat de klas beurtelings groepen vormen en dan weer een rij maken.
U zegt bijvoorbeeld:
Ik wil dat jullie groepen maken met klasgenoten die hetzelfde type kleren aan hebben, zoals dezelfde kleur, stijl, etc.
Ik wil dat jullie een rij maken op volgorde van je verjaardag. U wijst aan waar jarigen uit januari gaan staan en waar de jarigen uit december komen te staan.
Ik wil dat jullie groepen maken met klasgenoten die van dezelfde muziek houden.
Jullie mogen nu weer een rij maken volgens de alfabetische volgorde van je voornaam. Hierbij kan het handig zijn als het alfabet ergens goed zichtbaar in de klas hangt.
Jullie mogen groepen maken met klasgenoten die dezelfde sport leuk vinden.
Maak een rij op alfabetische volgorde van je woonplaats.
Maak tenslotte groepen met klasgenoten die dezelfde wens hebben voor dit schooljaar.
Nabespreking
Leg de leerlingen deze vragen voor:
• Wat vind je ervan om deze oefening te doen?
• Wat ben je te weten gekomen over elkaar?
• Hoe kwam je erachter bij welke groep je wilde staan?
• Rond welk onderwerp kunnen we nog meer een groep of rij vormen?
Kopieerblad 1: ABC-spel
Kopieerblad 2: ABC-spel
Kopieerblad 3: ABC-spel
Lesoverzicht
Inleiding
In deze les gaan we, na de kennismakingsactiviteiten van les 1, verder met het scheppen van een prettig en veilig klimaat in de klas. Daarvoor is het belangrijk om de gezamenlijke verantwoordelijkheid te benadrukken. Met andere woorden: hoe willen wij met elkaar omgaan dit schooljaar? Daarvoor zijn goede afspraken nodig die samen met de leerlingen gemaakt worden. Maar voordat we hiertoe kunnen komen, is het belangrijk om de leerlingen eerst na te laten denken over wat zij verstaan onder een prettige, leuke klas.
Lesdoelen
De leerlingen:
• kunnen benoemen wat een klas leuk maakt
• weten hoe zij zelf kunnen bijdragen aan een goede sfeer in de klas
• kunnen goede afspraken maken met elkaar
• weten waarom gedragsafspraken nuttig zijn.
Vaardigheden
• Reflecteren op gedrag
• Eigen wensen naar voren brengen
• Overleggen
• Keuzes maken
• Afspraken maken.
Activiteiten
1. Introductie
2. Een fijne klas
3. Lopende praatjes
4. Afspraken maken
5. Evaluatie en Transfer.
Materiaal
• Een fijne klas: kopieerblad 1, 2 en 3, werkboek
• Lopende praatjes: stopwatch, horloge of klok, een vlot ritmisch muzieknummer
• Afspraken maken: kopieerblad 4, werkboek, grote vellen papier en stiften.
Belangrijk voor de docent
Voor leerlingen is het belangrijk te weten dat er verschil is tussen regels en afspraken. Regels worden van bovenaf opgelegd en afspraken maak je met elkaar. Afspraken waar je samen over hebt nagedacht, zullen meer draagvlak opleveren.
Bij het maken van afspraken is het belangrijk dat u afspraken positief formuleert, in plustaal. Het gewenste gedrag wordt benoemd, zodat iedereen weet wat er van hem wordt verwacht. Bijvoorbeeld: Wij praten om de beurt, in plaats van: Wij praten niet door elkaar heen Positief geformuleerde afspraken zijn effectiever dan een opsomming van wat er allemaal niet mag. Bovendien lokt plustaal sneller gewenst gedrag uit.
Een uitgebreide uitleg over plustaal vindt u in de algemene inleiding van deze handleiding.
Maak maximaal zeven afspraken in de klas. Verder dient het aanbeveling om bepaalde woorden samen met de klas uit te diepen. Woorden zoals respect dienen nader gedefinieerd te worden wil de afspraak helder overkomen. Hoe ziet respectvol gedrag eruit? Wat zie je als iemand je respecteert? Maak het zo concreet mogelijk.
U leidt de les in.
In de vorige les hebben jullie met elkaar kennis kunnen maken door allerlei activiteiten te doen. We zijn verschillende dingen over elkaar te weten gekomen: welke muziek iemand mooi vindt, welke sport iemand graag doet, waar iemand op vakantie gaat. Wat hebben jullie de afgelopen week nog meer gedaan om elkaar beter te leren kennen?
Vandaag gaan we verder met elkaar beter leren kennen. Deze les praten we met elkaar over wat we fijn vinden in de klas. Wanneer vind jij het gezellig in de klas? Wanneer voel jij je op je gemak? En wat hebben wenodigomtezorgendatdithetheleschooljaarzoblijft?Uiteindelijkgaanwehieroversamenafspraken maken, zodat iedereen zich veilig en prettig kan voelen in de klas.
De leerlingen brainstormen over leuke en minder leuke dingen op school. Zo werken ze stapsgewijs toe naar afspraken voor hun eigen klas.
Hang de smiley met een lachend gezicht aan de ene kant van het bord. De smiley met een verdrietig gezicht hangt u aan de andere kant. Gebruik hiervoor kopieerblad 1 en 2. U kunt deze smiley’s natuurlijk ook tekenen.
Bij het lachende gezicht schrijft u: Waar ik me goed bij voel op school…
U laat de leerlingen associëren op het lachende gezicht.
Welke woorden komen in je op als je aan deze smiley denkt? Waar denk je aan? Welke gevoelens krijg je erbij?
Bij het verdrietige gezicht schrijft u: Wat ik niet prettig vind op school…
U laat de leerlingen nu vrij associëren over wat ze niet prettig zouden vinden op school.
U maakt bij beide afbeeldingen een woordveld op het (digi)bord.
Nabespreking
Leg de leerlingen de volgende vragen voor:
• Wat valt je op?
• Welke woorden herken jij zelf sterk?
• Welke vraag zou je willen stellen als je dit ziet?
• Welke afspraak zou je nu al kunnen bedenken als je dit ziet?
Variant 1
Een groepsactiviteit over wat wel of niet fijn is op school of in de klas.
Verdeel het lokaal in twee delen (een lachende smiley aan de ene kant, een verdrietige smiley aan de andere kant).
U vraagt de leerlingen na elke uitspraak bij de smiley te gaan staan die ze passend vinden.
Laat de leerlingen tussendoor uitleg geven waarom ze voor de Smiley hebben gekozen waar ze bij staan. Ook als een leerling een afwijkende mening heeft, kan het waardevol zijn om hier even bij stil te staan. Benadruk dat er geen goede of foute antwoorden zijn bij deze opdracht. Het gaat erom dat iedereen zijn eigen mening geeft.
Ik ga nu dingen zeggen over de school of de klas. Ga na elke uitspraak bij de smiley staan die daar volgens jou bij past.
U maakt een keuze uit de volgende uitspraken.
Wat vind jij ervan…
• als iedereen aardig is tegen elkaar?
• als iemand gepest wordt?
• als iedereen mag zeggen wat hij wil?
• als iedereen zich aan de regels houdt?
• als iemand belachelijk wordt gemaakt in een groeps-app?
• als iemand iets vernielt?
• als je moet samenwerken in groepjes?
• als iemand brutaal is tegen een docent?
• als iemand de baas probeert te spelen?
• als iedereen zuinig is op elkaars spullen?
• als er vaak geschreeuwd wordt?
• als er goed naar elkaar geluisterd wordt?
• als er ongevraagd foto's of filmpjes van elkaar gedeeld worden?
• als er na een ruzie een oplossing gezocht wordt?
• als iedereen erbij mag horen?
U kunt hierna nog een nabespreking houden met onderstaande vragen. Wellicht dat er al genoeg gezegd is, dan kunt u de nabespreking uiteraard overslaan.
Nabespreking
Leg de leerlingen de volgende vragen voor:
• Noem iets wat jullie bijna allemaal leuk vinden.
• Waarom is het fijn als dat gebeurt?
• Welke andere leuke dingen gebeuren in een prettige klas?
Variant 2
Een individuele opdracht in het werkboek over een leuke of een vervelende klas.
U vraagt de leerlingen hun werkboek te pakken. U deelt kopieerblad 3 uit met uitspraken over de school of de klas. De leerlingen knippen de stukjes uit en leggen die bij Een leuke klas of bij Een vervelende klas uit het werkboek. Als uw leerlingen teveel moeite hebben met knippen kunt u de kopieerbladen alvast voorsnijden of knippen.
Nabespreking
Leg de leerlingen de volgende vragen voor:
• Wat vinden we leuk in de klas?
• Wanneer vinden we het vervelend in de klas?
• Hoe zou je vervelende situaties in leuke kunnen veranderen?
Eenopdrachtintweetallenwaarbijdeleerlingenkortegesprekjesvoerenmetverschillendeklasgenoten.
Laat de groep tweetallen vormen. U vraagt de leerlingen of ze bij iemand willen gaan staan die ze deze dag nog niet of nauwelijks gesproken hebben.
Wanneer er tweetallen gevormd zijn, geeft u instructie.
Je mag dadelijk om de beurt één minuut vertellen en één minuut luisteren. Ik geef steeds het onderwerp aan en wie er mag beginnen met vertellen. Op mijn teken verander je vervolgens van gesprekspartner.
Het eerste onderwerp is: vertel elkaar wat je leuk vond aan je vorige klas. Degene met de kleinste schoenmaat mag beginnen met vertellen. De tijd gaat nu in.
Na 1 minuut geeft u aan dat de rollen kunnen worden omgedraaid. Wie verteld heeft gaat nu luisteren en wie geluisterd heeft mag nu vertellen. Na de tweede minuut vraagt u de leerlingen elkaar te bedanken en een nieuwe gesprekspartner te zoeken.
Het volgende onderwerp is: vertel elkaar iets wat je niet leuk vond aan je vorige klas. Degene die de meeste sieraden om heeft, mag als eerste vertellen.
U geeft wederom na één minuut aan dat ze mogen ruilen van spreekbeurt.
Dit kunt u een paar keer herhalen met verschillende onderwerpen. Bijvoorbeeld:
• vertel elkaar wat jij een goede afspraak zou vinden voor onze klas
• vertel wat jij zelf kunt doen om het leuk te maken in de klas.
Natuurlijk kunt u de beschikbare tijd aanpassen aan de aandachtsspanne van uw leerlingen. Beperk de spreektijd in ieder geval tot één minuut. Zo houdt u de vaart erin. Geef ook altijd aan wie er mag beginnen met vertellen (degene die gisteren het vroegst naar bed ging, wie het eerste jarig is, degene met het langste haar, de oudste fiets, de meeste broers of zussen, etc.).
Nabespreking
Leg de leerlingen de volgende vragen voor:
• Hoe was het om te vertellen?
• Hoe vond je het om te luisteren?
• Welke leuke dingen in de klas werden veel genoemd?
• Welke afspraken zouden we nu al kunnen maken?
Variant
Een klassikale variant met een muzikaal tintje. U laat de leerlingen door elkaar lopen terwijl u een swingend muziekje draait. Draai bij voorkeur iets wat zij kennen. Als u de muziek stopt, roept u een getal. Het getal geeft aan met hoeveel leerlingen er groepjes gevormd worden. Met dit groepje wordt kort een gesprekje gevoerd. U geeft net als bij de vorige opdracht de beschikbare tijd aan, het onderwerp, wie er mag beginnen, etc. Houd 45 seconden aan per persoon, zodat de oefening dynamisch blijft. Kies eerder voor korter dan langer de tijd geven. Deze opdracht is vooral leuk als u een wat grotere klas heeft met meer dan 15 leerlingen.
4. Afspraken maken
De leerlingen denken in tweetallen of kleine groepen na over welke bijdrage iedereen kan leveren om de sfeer in de klas prettig te maken.
U leidt de activiteit kort in.
In deze les gaan we samen afspraken maken, zodat iedereen zich prettig en veilig kan voelen in de klas. We hebben al gesproken over leuke en minder leuke dingen in de klas. Daardoor hebben we al een beetje een idee welke afspraken ervoor kunnen zorgen dat wij het hele schooljaar een fijne klas hebben.
U geeft de leerlingen tips welke onderwerpen aan bod kunnen komen in de afspraken. Het gaat om gedragsafspraken die het positief omgaan met elkaar bevorderen. Zoals rekening houden met elkaar, zuinigomgaanmetspullen,onderlingeverschillenrespecteren,etc.Ookkanhetzinvolzijnomafspraken te maken over gedrag online.U kunt hierbij teruggrijpen op wat eerder besproken is bij activiteit 2 Een fijne klas.
U verdeelt de klas vervolgens in kleine groepen of tweetallen. Dit kunt u doen met behulp van de verdeelkaarten van kopieerblad 4. U laat iedere leerling een kaartje pakken. Daarop staat een 1, 2, 3 of 4. Het cijfer 1 betekent 1x de hand schudden, het cijfer 2 betekent 2x de hand schudden, etc.
U vervolgt uw instructie.
Zo dadelijk gaan jullie kriskras door elkaar lopen. Op mijn teken stop je met lopen en ga je met andere leerlingen de hand schudden. Als er een 1 op je kaartje stond, schud je 1x de hand, stond er een 4 op je kaartje dan schud je 4x de hand. Je voelt of de ander net zo vaak met de hand wil schudden als jij, of dat hij vaker of minder vaak wil schudden. Maak een groep of tweetal met andere klasgenoten die net zo vaak met hun hand schudden als jij.
Voor leerlingen die moeilijk een hand kunnen schudden, kunt u ook vragen of ze willen knikken met hun hoofd. Ook dit doen zij conform het cijfer op hun kaartje.
De leerlingen kunnen nu in groepjes bespreken welke afspraken ze belangrijk vinden voor hun klas. Ze maken hierbij gebruik van het werkboek.
Ze bespreken eerst met elkaar de vragen uit het werkboek. Daarna maken ze op een groot vel papier een lijst met voorlopige afspraken.
U kunt deze opdracht vervolgens plenair uitwerken met de leerlingen door alle voorlopige afspraken in de klas op te hangen. Laat de leerlingen er langs lopen alsof ze langs een expositie lopen.
We gaan nu alle afspraken bekijken en met elkaar vergelijken.
• Wat valt jullie op?
• Welke voorstellen voor afspraken komen overeen?
• Welke afspraken zijn belangrijk voor ons?
Tot slot vraagt u de leerlingen tot een definitieve afsprakenlijst te komen.
Dit leidt mogelijk tot enige discussie over welke afspraken echt belangrijk zijn. Indien wenselijk kan er gestemd worden over bepaalde afspraken.
• Over welke afspraken zijn we het eens?
• Over welke gaan we stemmen?
De definitieve afsprakenlijst kan op een poster worden geschreven. Deze kan vervolgens zichtbaar in de klas worden opgehangen.
Denkeraandatalleafsprakeninplustaalwordengeformuleerd.Zievooruitlegoverplustaaldealgemene inleiding.
Evaluatie
Leg de leerlingen de volgende vragen voor:
• Hoe vond je het om samen tot bepaalde afspraken te komen?
• Welke afspraken zou je ook graag in andere lessen terugzien?
• Waarom zijn afspraken belangrijk?
• Welke afspraak zal mogelijk lastig voor je zijn?
• Welke andere ideeën heb je nog, om er voor te zorgen dat we met elkaar een prettig jaar kunnen hebben?
Benadruk dat u samen met de leerlingen de afspraken na een tijdje zult evalueren om te bekijken of ze nog werken of misschien bijgesteld moeten worden.
Transfer
Let de komende week eens op ...
welke gedragsafspraken bij jou thuis goed werken.
Kopieerblad 1: Een fijne klas
Kopieerblad 3: Een fijne klas
Lesoverzicht
Inleiding
Op zoek gaan naar nieuwe vrienden betekent op zoek gaan naar overeenkomsten en met verschillen om kunnen gaan. We gaan ons in deze les concentreren op de zoektocht naar overeenkomsten. Het is belangrijk dat leerlingen leren op een positieve manier contact te maken. De gemaakte afspraken kunnen hierbij een goede ondersteuning bieden.
Elkaar prettig benaderen, humor als het gepast is om te lachen, elkaar laten vertellen en met aandacht luisteren, zorgen voor een goede voedingsbodem tot vriendschap.
Zorg er in deze fase voor dat er een duidelijke controle is over de afspraken. Deze zijn vooral gemaakt zodat er een veilig leerklimaat kan ontstaan. Hierdoor kunnen leerlingen in een later stadium een hoger niveau van betrokkenheid ontwikkelen, waardoor samenwerken makkelijker zal gaan.
Lesdoelen
De leerlingen:
• kunnen op een positieve manier contact maken met elkaar
• kunnen aangeven waar ze op letten als ze een nieuwe vriend(in) zoeken
• kunnen verwoorden waarom vriendschap belangrijk voor hen is
• weten hoe zij een nieuwe vriendschap aan kunnen gaan.
Vaardigheden
• Belangstelling tonen voor anderen
• Inlevingsvermogen
• Bewust zijn van eigen behoeften
• Gezonde relaties aangaan.
Activiteiten
1. Introductie
2. Drie letters voor wie ik ben
3. Duo-gesprekken
4. Vriendschap-ganzenbordspel
5. Evaluatie en Transfer.
Materiaal
• Drie letters voor wie ik ben: kaartjes of naamstickers, papier en stiften
• Duo gesprekken: lange gladde touwen, schilderstape, kopieerbladen les 1, werkboek
• Vriendschap-ganzenbordspel: kopieerblad 1 t/m 5.
Belangrijk voor de docent
Aan het begin van het schooljaar op een nieuwe school is de kans groot dat leerlingen aan elkaar moeten wennen en hun oude school missen. De één zal terugverlangen naar oude vrienden, terwijl een ander het fenomeen vriendschap nog niet zo goed kent. Voorzichtig tasten de leerlingen af met wie ze het in de nieuwe klas goed kunnen vinden en met wie ze prettig denken te kunnen samenwerken.
Leerlingenmetcontactueleproblemenzullenindezeoriënterendefasemetextrazorgbenaderdmoeten worden. Voor hen kan het op zich al een hele klus zijn om te leren hoe ze iemand positief kunnen benaderen.
Sommige jongeren hebben mogelijk een lastige tijd gehad op hun oude school, bijvoorbeeld doordat ze te maken hebben gehad met pestgedrag. Zij zullen eerst veiligheid en vertrouwen moeten opbouwen, voordat ze open kunnen staan voor nieuwe vriendschappen. Gun deze leerlingen de tijd en ga uit van haalbare doelen.
U start met een korte terugblik op de transfervraag van les 2. Welke gedragsafspraken werken goed bij de leerlingen thuis? Ook blikt u met de leerlingen terug op de afspraken die zij tijdens de vorige les samen gemaakt hebben voor in de klas.
Daarna start u met de introductie van les 3.
We hebben nu goede afspraken met elkaar gemaakt. Over een tijdje gaan we kijken of de afspraken nog steeds kloppen. Voorlopig kunnen we hiermee vooruit.
In deze les gaan we elkaar nog beter leren kennen, zodat jij je snel thuis kunt voelen hier. Misschien is het je al gelukt om nieuwe vrienden te maken. Nieuwe vrienden maken betekent dat je contact maakt met elkaar en samen op zoek gaat naar datgene dat je leuk vindt. Iets leuks om samen te doen, zoals muziek luisteren, winkelen, naar de film gaan, gamen, of gewoon lekker kletsen. Misschien vind je iemand aardig omdat hij behulpzaam is, eerlijk, grappig of sportief. Vriendschap kan ontstaan met iemand met wie je veel gemeenschappelijks hebt. Maar vriendschap kan ook ontstaan met iemand die juist heel anders is dan jij. Als je elkaar langer kent, ontdek je vaak dat je meer overeenkomsten hebt dan je in eerste instantie zou denken.
Een klassikaal ruilspel, dat eerst individueel wordt voorbereid.
U geeft alle leerlingen een kaartje of naamsticker en een stift. Iedereen schrijft zijn naam op zijn kaartje. Achterop het kaartje schrijven de leerlingen drie beginletters van iets wat ze leuk vinden om te doen of een goede eigenschap die ze hebben.
U kunt er ook voor kiezen om de jongeren alleen drie dingen te laten bedenken die ze leuk vinden om te doen, om de oefening laagdrempelig te houden.
Als de kaartjes geschreven zijn, kunt u de volgende instructie geven.
We gaan dadelijk de kaartjes ruilen. Je zegt dan tegen een andere leerling: ‘Dit is het kaartje van (je noemt de naam die op het kaartje staat) en die vindt het leuk om…, die is…(je noemt datgene waar de beginletters voor staan).’ Ruil dan het kaartje met de andere leerling. Heb je een kaartje weggegeven, dan hoef je niet langer te onthouden waar die beginletters voor stonden. Wel moet je nu onthouden waar de beginletters op je nieuwe kaartje voor staan. Je mag een aantal keren van kaartje ruilen en op mijn teken stoppen we met ruilen. Iedereen gaat dan weer op zijn plaats zitten.
Om de beurt stelt een leerling een klasgenoot voor aan de hand van het kaartje en de informatie die erbij verteld is. Met de betreffende leerling wordt gecheckt of de informatie nog klopt. Zo niet, dan worden de juiste woorden bij de beginletters genoemd.
Nabespreking
Leg de leerlingen deze vragen voor:
• Hoe was het voor je om drie dingen op te schrijven die je leuk vindt om te doen of goede eigenschappen te bedenken over jezelf?
• Hoe was het om te ruilen?
• Wat heb je geleerd bij deze oefening?
Variant
Elke leerling tekent de omtrek van zijn hand op een blad. Bij elke vinger wordt iets geschreven of getekend, gekoppeld aan een thema. Bijvoorbeeld:
• duim: mijn sport
• wijsvinger: mijn hobby
• middelvinger: mijn goede eigenschap
• ringvinger: wat ik een leuke eigenschap vind bij anderen
• pink: iets wat ik nog wil leren.
De handen worden verzameld en de groep raadt van wie welke hand is. De handen kunnen worden uitgeknipt en als een slinger in het klaslokaal worden opgehangen.
3. Duo gesprekken
In tweetallen gaan de leerlingen met elkaar in gesprek over vriendschap.
U maakt tweetallen door leerlingen in een binnenkring en buitenkring te laten zitten of staan.
Als het aantal leerlingen klein is, kunt u ook tweetallen maken aan de hand van touwtjes. U neemt per twee leerlingen een lang stuk glad touw. Laat de leerlingen ieder een uiteinde van het touw pakken.
Neem allemaal een uiteinde van een touw vast. Als iedereen een einde vast heeft, laat ik de touwen los. Aan de andere kant vind je de persoon waarmee je een tweetal vormt.
U legt de oefening uit.
Jullie gaan nu in duo’s korte gesprekken voeren over vriendschap. Ik noem daarvoor iedere keer een onderwerp rond vriendschap en ik geef jullie een (halve) minuut per persoon. Je praat dus om de beurt. Ik houd de tijd bij en geef aan wanneer je van beurt mag wisselen. De binnenkring mag iedere keer beginnen met vertellen. Daarna is degene die in de buitenkring zit of staat aan de beurt.
Wanneer beide leerlingen verteld hebben, kunt u de leerlingen in de buitenkring vragen om 1 leerling op te schuiven in de richting van de klok. Bij tweetallen gemaakt met de touwen kunt u ervoor kiezen om de hele opdracht met dezelfde tweetallen te laten werken.
U geeft elke keer het nieuwe onderwerp aan en houdt de tijd bij.
• vertel elkaar wat je leuk vindt om met een vriend(in) te doen
• vertel elkaar hoe je eerder een vriend(in) hebt leren kennen
• vertel elkaar wat je niet vindt horen binnen een vriendschap
• vertel elkaar waarom vriendschap leuk kan zijn
• vertel elkaar waarom vriendschap belangrijk voor je is.
Nabespreking
Leg de leerlingen de volgende vragen voor:
• Hoe was het om met een willekeurige leerling over vriendschap te praten?
• Wat ben je te weten gekomen over elkaar?
• Wat heeft je verrast?
• Waarover waren jullie het duidelijk eens met elkaar?
Aan de hand van het werkboek kunt u de leerlingen in de gelegenheid stellen om deze opdracht rustig te verwerken. Leerlingen schrijven, tekenen of plakken afbeeldingen in het daarvoor bestemde lege vak waarin zij aangeven wat vriendschap volgens hen inhoudt.
Variant
Een klassikaal stellingenspel waarbij de leerlingen reageren op een aantal uitspraken over vriendschap.
U trekt een lijn door de ruimte met schilderstape. U kunt bordjes maken met ‘Eens’ en ‘Oneens’. Of u gebruikt de kopieerbladen bij les 1.
U legt de leerlingen steeds een stelling voor over vriendschap. De leerlingen bedenken of zij het hiermee eens zijn en gaan in het vak staan van hun keuze.
Stellingen:
• Vrienden moeten elkaar altijd helpen
• Een vriend bewaart een geheim als jij dat wilt
• Vrienden moeten alles met elkaar delen
• Vrienden maken geen ruzie
• Een vriend(in) mag je altijd appen, al is het midden in de nacht
• Beter één heel goede vriend dan een grote vriendengroep
• Meisjes kunnen alleen met meisjes vriendschap hebben
• Jongens hebben samen veel meer lol dan meisjes
• Op een bericht van een vriend(in) moet je direct reageren
• Vriendschap kan alleen als je dezelfde culturele achtergrond hebt
• Vriendschap is nodig om je prettig te voelen op school.
U kunt bij iedere stelling even stilstaan om reacties te vragen van de leerlingen. Deze oefening vraagt een behoorlijk reflectief vermogen van uw leerlingen.
Een klassikaal gezelschapsspel over vriendschap.
De leerlingen krijgen vragen en opdrachten over contact maken, vrienden maken en aspecten die daarmee samenhangen. Aan de hand van dit spel kunnen leerlingen ook kijken hoe goed ze elkaar al kennen.
U kunt gebruik maken van het A3-formaat geplastificeerd spel bij de handleiding. Zie ook kopieerblad 1 als u een vergrote kopie wilt maken van het spel.
Op het bord staat hier en daar ook een groot vraagteken. De leerlingen mogen hier zelf een opdracht of vraag voor bedenken. Kopieerblad 2 kunt u gebruiken voor de kaartjes met een vraagteken.
U leidt de opdracht in.
We gaan een vriendschap-ganzenbordspel spelen. Het spel is bijna compleet. We hebben nog een paar opdrachten en vragen nodig van jullie. Jullie mogen extra vragen en opdrachten bedenken die met contact maken en vriendschap te maken hebben. Dat kunnen ook vragen zijn over hoe goed we elkaar intussen al kennen.
U kunt een paar voorbeelden geven om de leerlingen op weg te helpen. Ze kunnen vragen maken over:
• je lievelingseten
• hoe laat je altijd naar bed gaat
• welk tv-programma je leuk vindt
• je idool.
De leerlingen kunnen deze extra opdrachten en vragen op een kaartje schrijven. Deze kaarten worden verzameld en bij het spel gedaan.
U legt het spel uit:
Wie het hoogste gooit, mag dadelijk beginnen. Iedereen speelt met een persoonlijke pion in de vorm van een sleutel, muntje, ring, of ander klein persoonlijk voorwerp. Als je op een vraag komt, probeer je die te beantwoorden. De vragen staan op kopieerblad 3, 4 en 5. Als je op een vraagteken (?) komt, beantwoord je de vraag of voer je de opdracht uit die boven op het stapeltje ligt. Het spel gaat daarna verder.
Nabespreking
Leg de leerlingen de volgende vragen voor:
• Hoe vond je het om zelf vragen en opdrachten te bedenken?
• Hoe vond je het om het spel te spelen?
• Welke vragen waren moeilijk?
• Wat heb je eraan om dit spel te spelen?
Evaluatie
Leg de leerlingen de volgende vragen voor:
• Wat kun je doen om vrienden met iemand te worden?
• Wat zoek jij in een vriend of vriendin?
• Hoe kijk je na deze les aan tegen de betekenis van vriendschap?
• Heeft deze les jou gestimuleerd om vriendschappen aan te gaan? Zo ja, hoe dan?
Transfer
Let de komende week eens op ...
hoe jij op school, thuis of op straat kunt zien dat mensen vrienden zijn.
Kopieerblad 1: Vriendschap-ganzenbordspel
Kopieerblad 2: Vriendschap-ganzenbordspel
Kopieerblad 3: Vriendschap-ganzenbordspel
Kopieerblad 4: Vriendschap-ganzenbordspel
Kopieerblad 5: Vriendschap-ganzenbordspel