De medewerker sport en recreatie als toezichthouder
Ga terug naar de klas en lees om beurten jullie observatie voor. Je hebt allemaal naar dezelfde situatie gekeken. c. Hebben jullie allemaal hetzelfde gezien? Ja / Nee d. Wat valt je op?
k op st yr en ig ht be Co Bo eld nc om n ep og t be n ro iet ep d so efi nd nit er ief w . ijs
e. Welke conclusie kun je uit deze oefening trekken?
Observeren
Je kunt dit selectieve waarnemen beïnvloeden door gericht waar te nemen. Je gaat met een vooropgezet plan aan de slag. Je hebt een doel. Dit noem je observeren. Door te observeren signaleer je handelingen en gedragingen. Je verzamelt informatie en die gebruik je. Je neemt, vaak met meerdere zintuigen tegelijk, je omgeving en het gedrag van anderen waar. Je kijkt goed naar je omgeving en/of het gedrag van anderen. Je bent gericht aan het waarnemen. Je let echt op.
Door goed en gericht op gedrag te letten, kun je bij je sporters of gasten achter veel dingen komen. Je merkt of ze tevreden of ontevreden zijn. Je ziet wat hun sportniveau is. Kunnen ze bijvoorbeeld echt zwemmen? Hebben ze het naar hun zin of juist niet? Hier kun je dus achter komen door bewust te observeren.
C
Te
In veel beroepen moet je beroepshalve heel goed kunnen observeren. Bijvoorbeeld als hulpverlener, docent, trainer-coach en gastheer. Als medewerker sport en recreatie observeer je ook voortdurend. Je hebt een plan en observeert. Je kijkt gericht naar je sporters of gasten, de beweegsituatie, je collega's, de accommodatie en het gebruik van de materialen en je reageert daarop.
19