Brusseleir Magazine 18

Page 1


25 joêr Volkstejoêter!

Op zondag 28 september 2025 blaast het Brussels Volkstejoêter 25 kaarsjes uit. Den taaid vleegt, mo et BVT es nog en grand forme, et comment! Het Brussels Volkstejoêter koestert 25 jaar aan herinneringen. Dat zijn er te veel om op te sommen of om uit te kiezen. Toch doen we in dit nummer van het magazine een poging, want het zijn allemaal herinneringen van blijdschap, vriendschap, familiariteit en euforie, die we mochten delen met mekaar. Ook met jou en met jullie: ons warm en trouw publiek. NEN DIKKE MERCI, EN ’N DIKKE BÊS!

Die 25 jaar Brussels Volkstejoêter laten we uiteraard niet graag onopgemerkt voorbijgaan. Ah non peut-être! Samen met het Archief Museum en Vlaams Leven Brussel (AMVB) werken we aan een retrospectieve tentoonstelling die je er vanaf 12 september zult kunnen bezoeken. Vanaf november doet deze tentoonstelling ook het huis van de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC), Zinnema, én GC de Zandloper in Wemmel aan. Met onze mediapartners Bruzz en RINGtv werken we aan een audiovisueel project, en sinds een aantal maanden bereiden we intens de feestproductie ‘Nen druum in de zoumernacht’ voor, die op 6 december in première gaat. Donc, aaf aaile vast want ge goit zonder et BVT ni kenne sloêpe.

En doe es nog mier plezant neus vè noê de gruute vakanse. Onze podcast ‘De patron klapt oeit de bicht’ wordt dermate goed onthaald dat we je maandelijks op een nieuwe aflevering zullen trakteren. Tijdens de zomer trekken we met joenge kette ook de studio in om de zesde editie van BrusselsTUUB voor te bereiden. Schraaif et in den azjenda: BrusselsTUUB 6 staat op zaterdag 22 november in de AB. Vergeet ondertussen ook de jaarlijkse brocante niet aan Et Oeis van’t Brussels op 20 en 21 september. En in oktober is Brusseleir! present op de internationale streektaalconferentie in Drenthe. Claude Lammens zal er workshops geven over het verbrusselen van theaterteksten. Op 10 november voorzien we samen met Salons De Waerboom, Châteaux Vini en Yume Ceramics een waar exclusief Brusseleir! FIEST in Salons De Waerboom. Brussel Boef, Brusselse muzeek en Brusselse zwans worden de ingrediënten van het feest. En ge goit zëlfs a taluur mei nor oeis muige pakke.  Woê komde da teige?  Brusseleir! geft malgré tout wat er in Brussel en in de weireld gebuid dus ni op. En as gaa blaaift meidoon… wa kan er ons dèn gebuire begot! Niks toch…

Geert Dehaes, Brusselambassadeur - ALGEMEEN DIRECTEUR Brusseleir!

COLOFON

Redactie

Geert Dehaes, Michaël Bellon

Foto’s

Guido Van den Troost

Vormgeving

Florence Collard

Bestuursorgaan be.brusseleir vzw

Eddy Van Gelder, Voorzitter / Jan Hautekiet, Ondervoorzitter / Anne-Catherine Massagé, Secretaris / Paul Merckx, Penningmeester / Tony Mary, Veronique De Tier, Karla Verlie, Lynn Tytgat, Gil Dumarey, Herman De Cnijf, Bart Decoster –bestuursleden

Johan Verminnen, Erevoorzitter

Algemeen Directeur

Geert Dehaes

Algemeen Assistente

Jennifer Tabotasa

Contact be.brusseleir vzw, Vlaamsesteeweg 98, 1000 BRUSSEL 02/502 76 93

info@brusseleir.eu Reservaties 02/502 55 09 tickets@brusseleir.eu www.brusseleir.eu

Goo neus

Expo 25 joêr Brussels Volkstejoêter de verjaardagsretrospectieve

vanaf 12 september 2025 @ AMVB

Brusseleir! en AMVB nodigen je uit

Vanaf 12 september tot en met 14 november heten Brusseleir! en AMVB je van harte welkom op een interactieve verjaardagsretrospectieve. Deze expo neemt je mee op een boeiende reis door 25 jaar Brussels Volkstejoêter.

Aan de hand van beeldmateriaal én getuigenissen duik je in de geschiedenis van het unieke Brusselse gezelschap. De tentoonstelling toont niet alleen hoe het theater evolueerde, maar ook welke belangrijke rol het Brussels Volkstejoêter speelt bij het levendig houden van het Brussels taalerfgoed.

Daarnaast ontdek je hoe het gezelschap een plek veroverde binnen het culturele aanbod van Brussel én daarbuiten, en hoe het als sociale lijm fungeert tussen mensen van verschillende generaties, achtergronden en buurten. Het Brussels Volkstejoêter is veel meer dan theater: het is een plek van ontmoeting, taalplezier en Brusselse fierheid. Tijdens de tentoonstellingsperiode zullen er ook diverse events plaatsvinden.

Brusseleir! zal ze tijdig aankondigen via haar online-kanalen en ze vermelden in een volgend magazine.

AMVB, Arduinkaai 28, 1000 Brussel (op het plein achter de KVS)

toegang: gratis www.amvb.be

Getuigen van het eerste uur over

25 joêr Brussels Volkstejoêter

Tientallen mensen leverden de afgelopen 25 jaar hun bijdrage aan de successen van het Brussels Volkstejoêter (BVT). Hoe kijken een aantal van de mensen die er al van bij het begin bij waren op die kwarteeuw terug? We vroegen negen sterkhouders naar hun herinneringen en hoogtepunten.

Foto’s Guido Van den Troost - Interview Michaël Bellon
Robert Delathouwer
Acteur en voormalig voorzitter BVT

1

❛❛
Ik heb de familiale band aan den lijve ondervonden”

Robert Delathouwer is niet alleen de langst functionerende Nederlandstalige politieke mandataris in het Brussels gewest. Ook als acteur, streektaalcoördinator en ex-voorzitter van het BVT, heeft hij al een lange staat van dienst. Hij was Brussels staatssecretaris en Voorzitter van het VGC-College, bevoegd voor Cultuur, in de periode dat het BVT werd opgericht. Hij weet nog goed hoe hij samen met Vlaams cultuurminister Bert Anciaux voor de nodige centen zorgde, en later zelf in het acteursvak rolde.

“Ik zie hen nog voor mij in mijn bureau: Roger Van de Voorde, de medestichter van het BVT en de vroegere baas van het Vlaams Centrum voor Amateurkunsten (VCA), dat nu Zinnema heet, samen met Jef De Keyser, de eerste voorzitter van het BVT, en professor Sera De Vriendt. Na de successen van de Academie van het Brussels en de Gala’s van het Brussels in het Lunatheater, hadden ze een vzw gesticht om ook theater te kunnen maken. Daarvoor hadden ze natuurlijk subsidies nodig. Ik had op mijn begroting juist een heel pakket klaar voor nieuwe initiatieven, waar Vlaams minister van cultuur Bert Anciaux nog eens hetzelfde bedrag bij wilde leggen. Dat was een groot bedrag, op voorwaarde dat ze Bossemans en Coppenolle minstens twintig keer zouden spelen in plaats van twee weekends, en dat ze ook daarna nog verder zouden blijven bestaan.”

Aan de première van die eerste Bossemans en Coppenolle in 2002 droeg Robert nog een ander steentje bij. “Tegen het einde van de repetities wilde Van de Voorde ook minister Jos Chabert betrekken in het succes. Hij had in het oog dat wij in de Brusselse regering met drie echte Brusselaars zaten: Chabert, Guy Vanhengel en ik klapten inderdaad Brussels wanneer wij over onze dossiers bezig waren. Daarop had ik een sketch geschreven waarin Vanhengel een geelblauwe sjaal van Union droeg, ik een roodzwarte van den Daring, en Chabert een mauve van den Anderlecht.”

Anderlecht speelde in de jaren ’30 nog in de tweede divisie, dus daar kon als toemaatje bij Bossemans en Coppenolle goed mee gelachen worden. Wegens succes kreeg ook het tweede Brusselse stuk van het BVT, De Traafiest van mademoiselle Beulemans (2003), daarna nog een extra sketch met Brusselse politici.

Hechte band

Robert werd ook voorzitter, en toen hij stopte in het parlement, werd hem door Marc Bober gevraagd om een hoofdrol over te nemen in Ne Pizjama vè Zes (2005).

“Zo ben ik erin gerold. En ik doe het nog altijd graag en met toewijding. Ik zie ook de evolutie die ik heb doorgemaakt als acteur. In alle eerlijkheid en bescheidenheid: dat ik in 2015 aan de zijde van Elie Devuyst Bossemans mocht spelen in de herneming van Bossemans en Coppenolle, daar ben ik echt fier op.”

Behalve acteur en vaste inleider bij het BVT is Robert dus ook nog streektaalcoördinator bij Brusseleir!, naar het voorbeeld van de meer academische streektaalconsulenten in Nederland. “In het begin was dialect het doel van het BVT, en theater het middel om dat dialect te laten horen. Als onderdeel van Brusseleir! wil het BVT nu in de eerste plaats goed theater spelen met een breed repertoire, en met het Brussels als middel.”

Tot slot wil Robert benadrukken dat het BVT een grote familie is. “Ik heb het een tijdlang moeilijk gehad door het overlijden van mijn vrouw en een burn-out. Daardoor heb ik een tijdlang niet meegespeeld. Maar de dokter zei dat ik de dingen waar ik nog plezier aan beleefde vooral moest blijven doen. Dus ben ik met het BVT blijven mee toeren, zonder te spelen. Dat ik erdoor gekomen ben, was door het BVT. Zo heb ik letterlijk aan den lijve ondervonden hoe hecht en echt de interne band is die we met de goedgeluimdheid van onze Brusselse zwans uitdragen.”

Als een volle zaal op je wacht, kan je niet wegblijven”

Gertjie Brijssinck

Actrice

Ook Gertjie Brijssinck behoorde tot de cast van de eerste Bossemans en Coppenolle. Al werd ze daar pas in laatste instantie aan toegevoegd. “Het was voor de stichters van het BVT destijds niet evident om uit het niets een cast samen te stellen,” weet Gertjie. “Want je had natuurljk mensen nodig die konden toneelspelen, die Brussels spraken, én die genoeg tijd hadden voor al die repetities. Toen de actrice die Madame Coppenolle zou spelen, wegviel, vroeg regisseur Roger Van de Voorde mij of ik wilde invallen. Ik speelde toen bij Theater Erasmus in Anderlecht waarvan hij voorzitter was, en hij dacht dat dat wel iets voor mij zou zijn.”

Gertjie sprak van thuis uit geen Brussels, maar had het dialect als kind geleerd op de bus, toen ze in Brussel naar school ging. “Na een auditie een paar weken voor de première ben ik inderdaad ingevallen. Zo begon het avontuur. Ik was in het amateurtheater gewoon om maximum vijf à zes voorstellingen van één stuk te spelen. Maar bij het BVT werden alle verwachtingen overtroffen. Zelfs de verwachtingen van iemand als Jef Burm. Die dacht dat we misschien twaalf keer zouden spelen, en werd zelfs maar door weinigen geloofd. We haalden zelfs de nationale pers. Al snel kregen we een omkadering die alsmaar professioneler werd: make-up, kostuums, decor, catering… en dan die grote zaal van Zinnema in Anderlecht die nog altijd onze thuisbasis is. Het was allemaal fantastisch en we werden er allemaal door verrast.”

De afgelopen 25 jaar speelde Gertjie mee in talloze stukken van het BVT. Van de laatste voorstelling van Bossemans en Coppenolle herinnert ze zich nog dat collega acteur Elie Devuyst zijn toneelschoenen thuis vergeten was. “Dat moesten er zwarte zijn met veters, en zijn schoenmaat was een 39. Wij dus rondvragen of iemand van de ploeg soms zo’n schoenen had. Een 42 kwam uiteindelijk het dichtst in de buurt. We hebben hem een paar extra kousen gegeven om erin te steken. Hij zag er precies uit als een clown, maar het publiek heeft er niets van gemerkt. Dat zijn zo van die dingen waar je achteraf om blijft lachen: ‘Elie, edde a schoone mei?’”

Powezee

De acteurs hadden ook allemaal een goede verstandhouding met de mensen van de productie, de keukenploeg of de transportploeg. Gertjie: “Als je maandenlang twee, drie keer in de week samen bent, dan zie je elkaar meer dan dat je sommige andere vrienden ziet. In al die jaren zijn er in de groep ook veel kindjes geboren, en zijn er mensen overleden. Ik heb bijvoorbeeld op de scène gestaan toen mijn vader net overleden was. Dat was een heel moeilijk moment. Maar als er een zaal van 300 à 400 mensen op u zitten te wachten, dan kan je niet wegblijven. Dan heb je een groep collega’s en vrienden rondom u nodig die u meedragen.”

Dat de Brusseleir een zwanzer is helpt natuurlijk ook. “Er wordt heel veel gelachen onder elkaar. Een Brusselaar kan jou onder je stoel krijgen van het lachen, zonder dat hij zelf een spier vertrekt. En heel plastisch zijn zonder vulgair te worden. ‘Ui gat sloêgt achtentagteg’ zeggen als iemand aan het heupwiegen is: dat is toch mooi? Dat is zo’n beeldrijke uitspraak dat je het direct voor je ziet.”

Gevraagd naar hoogtepunten, verwijst Gertjie naar Dineire mè Peire (2004) - “de komedie bij uitstek” - de ‘Powezee’-programma’s die Brusseleir! in de loop der jaren uitwerkte, en aan de kleinere productie Oud Papee uit 2011 van Stany Crets in een regie van Marc Bober. “Dat was de eerste keer dat we maar met drie op de scène stonden, waardoor het ook kwetsbaar was en het echt om theater draaide. Niet alleen om het Brussels en de humor. Dat gaf een nieuwe dimensie. Het was authentieker en soms wranger, maar herkenbaar en nog altijd met een lach. Zoals het leven is eigenlijk.”

❛❛
In het begin wilde ik eigenlijk niet meedoen!”

Elie Devuyst is geboren en getogen op ’t Rad in Anderlecht. Hij speelde er al theater sinds zijn acht jaar: op school, bij de scouts, bij het groepje De Strevers dat hij zelf oprichtte, en later ook bij een gezelschap in de wijk Bon Air. Op een dag werd hij gecontacteerd door Roger Van de Voorde, die als regisseur spelers zocht voor Bossemans en Coppenolle. “Ik ben toen naar de auditie geweest, maar zat daar tegen mijn goesting,” verrast Elie nu hij glimlachend terugkijkt op die eerste kennismaking. “Ik had pas nog een weekend gespeeld met mijn amateurgroep, dus ik wilde eigenlijk helemaal niet meedoen

met het BVT. Ik zette mij ergens van boven, maar Roger riep mij naar voor: ‘klaaine, kom ne ki!’. Zonder tekst liet hij mij een agent spelen en ik weet niet wat nog allemaal. Een week later kreeg ik telefoon én mijn rol als Auguste Coppenolle. “Ik em a gepakt vè aave smool” zei Roger.” (lacht).

Achteraf gezien was Elie maar wat blij dat hij had meegedaan, want Bossemans en Coppenolle was meteen een succes. “Ik heb mensen van eule stoel zien vallen van het lachen. Dat is natuurlijk enorm. Ik werd herkend op de tram en mensen vroegen me om zinnetjes uit het stuk te herhalen: ‘Je secoue sur le seuil de la porte la poussière de mon mépris! Poechenelle va!’ Dat is zo’n zin die ik nooit zal vergeten”

Cuba Libre

Sindsdien heeft Elie het BVT ook veel zien evolueren. “In het begin moesten we zelf onze boterhammetjes meebrengen. Daarna organiseerde Gertjie baguetten zodat we gezamenlijk onze broodjes konden maken. Nu hebben we een cateringteam en warm eten op de vrijdagavond. Maar al die tijd was het vooral een familie waar je telkens weer bij thuiskwam. Als je een stuk 60 keer repeteert en dan nog eens 40 keer speelt op een jaar, dan is dat ook nodig. We hebben op zoveel verschillende plekken gespeeld en zijn na de voorstellingen dikwijls samen op café gegaan. Ik herinner me een hele nacht op Cuba Libre cocktails tot zeven uur ’s morgens. Daarna koffiekoeken, soep bij José, onze keukenmama in die tijd, en dan rechtstreeks de scène op voor een middagvoorstelling waar we dan beter speelden dan ooit. Dat waren mooie tijden!”

Elie is ongetwijfeld één van dé gezichten van 25 jaar Brussels Volkstejoêter. “Ik heb in heel veel stukken meegespeeld, en daar zaten veel hoofdrollen bij. Na de Brusselse stukken waren we met Le Diner de Cons weer vertrokken. Ze vroegen ons overal. Alleen tijdens de corona-periode hebben we een tijd moeten stoppen. Door mijn kanker werd ik ook veel te rap moe, en waarschuwde de dokter dat het teveel zou worden. Voor het 25-jarig bestaan ga ik nog één keer meedoen met Nen druum in de zoumernacht. Maar daarna is het voor mij schluss, gedaan! Dan neem ik afscheid.”

Michel Dehaes

Drukker, decormedewerker en medewerker catering

4

Ook in de coulissen werd veel gezwansd”

Hoe vaak moeten artiesten het niet stellen met een mager belegd broodje voor ze de scène op moeten? Niet zo bij het BVT. Daar zorgt het team van de catering ervoor dat de innerlijke mens versterkt wordt op momenten dat de rest van de ploeg geen tijd heeft om zelf voor een deftig hapje en drankje te zorgen. Tot die cateringploeg hoort vandaag Michel Dehaes. Hij is al 25 jaar een vaste BVT-kracht, want hij behoorde eerder ook tot de decorploeg. Hij is ook de vader van algemeen directeur van Brusseleir!, Geert Dehaes.

Heeft Geert zijn Brussels van Michel geleerd?

“Wel, ik woon nu in Ruisbroek, maar ik heb als kind een tijdje bij een tante gewoond toen ik in Brussel naar de Karel Buls-school ging. Dan hing ik ’s avonds op d’Aa Mèt rond met mijn vrienden en zo heb ik Brussels geleerd.”

Een achtergrond in het theater heeft de nu bijna tachtigjarige

Michel Dehaes niet, maar hij bouwde 25 jaar geleden letterlijk mee aan het succes en het decor van Bossemans en Coppenolle.

“Daar zijn we toen lang mee bezig geweest, want dat was enorm veel werk. Barbara Vandendriessche schetste een decor en wij moesten dat dan maken. Maar we hadden daarvoor wel een goeie ploeg, en het was een plezante tijd.

We werkten aan iets groots en iets nieuws in Brussel, waarvan niemand ooit had gedacht dat het zo'n succes zou worden.”

Blauwe verf

Wie tot de decorploeg behoort, weet wel dat hij elke keer aanwezig zal moeten zijn om dat decor vooraf telkens weer op te bouwen en achteraf af te breken. Michel: “Soms mocht het gelukkig een tijdje blijven staan, wanneer we langere reeksen in Zinnema speelden. Maar als we in de Rand gingen spelen, of in ‘het buitenland’ - zoals in Gent ofzo (lacht) - dan werd het dikwijls laat. In de beginperiode, toen we soms lange stukken in drie bedrijven speelden, moesten we het decor ook tijdens

de pauze nog eens veranderen. Nadien konden we dikwijls pas om half elf beginnen afbreken, alles in de vrachtwagen laden en naar het depot brengen. Maar dat ging allemaal redelijk vlot omdat we een gemotiveerde groep hadden die achteraf graag een pintje dronk.”

Nooit gebeurde het dat de decorploeg iets cruciaals was vergeten of dat er een belangrijke vijs ontbrak. Na een ziekte die het onmogelijk maakte om nog zware stukken te tillen, ruilde Michel de decorploeg wel in voor de catering. “Mijn vrouw zat al in de cateringploeg en ik ben er dan bij gekomen, dikwijls als afwasser. Met de acteurs, de medewerkers achter de schermen en de mensen van het onthaal zit je snel aan 20 à 25 mensen waarvoor je eten moet voorzien.”

Heeft Michel nog anekdotes onthouden van die afgelopen 25 jaar?

“Ach, er zijn zoveel kleine anekdotes dat ik er niet zo direct één kan uithalen, maar we hebben veel gelachen. Woorden die we vaak gebruikten waren natuurlijk froesjeleir of dasjtereir, want er werd veel gezwansd in de coulissen. Ik kan me ook een avond herinneren dat een collega, die nu spijtig genoeg niet meer onder ons is, van een ladder naar beneden kwam en met één van zijn voeten in een grote pot blauwe verf terechtkwam. Broek blauw, schoenen blauw en de vloer zodanig beklad dat we nog lang hebben mogen kuisen. Maar wel weer zo’n voorval dat je nooit meer vergeet.”

Decormedewerker en transporteur

Als u een decor van het BVT bewonderd, weet dan dat Bernard Roelandts uit Dilbeek het waarschijnlijk al ettelijke keren in en uit elkaar heeft gevezen, en het telkens weer van speelplek naar speelplek heeft gebracht. Dat doet hij namelijk al 25 jaar. “Het begon toen mijn ex-vrouw Sabrina Lenders door de eerste regisseur, Roger Van de Voorde, werd gevraagd voor die allereerste auditie. Wij kenden elkaar nog maar pas, en ik kwam mee om eens te kijken hoe dat verliep. Ik weet nog dat iets aan Geert Dehaes mij toen bekend voorkwam, en dat later inderdaad bleek dat ik nog met zijn broer op school

Bernard Roelandts

Ik hou van het woord

had gezeten. Uiteindelijk mocht Sabrina na die auditie meedoen met Bossemans en Coppenolle. Ik had ondertussen niets om handen, dus hielp ik achter de schermen mee met het decor. Zo ben ik er stillekesaan ingerold en leerde ik iedereen kennen.”

‘dasjtere’, want ik treuzel niet graag.”

Zelf acteren was niet de ambitie, maar Bernard had wel enige voeling met theater. “Mijn ouders waren brandstofhandelaars en ik ben in hun zaak gestapt. Eén van de vrachtwagens van de firma is indertijd zelfs nog gebruikt om het decor van het BVT te verhuizen. Maar met mijn moeder ging ik vroeger in ons dorp ook regelmatig naar amateurtheater kijken en dat vond ik altijd leuk. Als er daar al eens iets misloopt, dan improviseren de acteurs om zich uit de situatie te redden, en zo zie je elke keer weer een ander stuk.”

Draaiend bed

Bernard werkt graag met zijn handen. Maar de mannen van het decor zijn wel altijd de laatsten om aan te sluiten wanneer er na een voorstelling nog iets gedronken wordt. “Toch is er tussen de verschillende groepen een hele goede band ontstaan. Ieder helpt volgens zijn mogelijkheden. Ruzies zijn er nooit.” Grappen en zwans daarentegen wel. “Het moeilijkste decor dat we ooit hadden was waarschijnlijk dat voor ’N Vlooi In A Uur, dat zich afspeelde in een cabardouchke, met dat fameuze ronddraaiende bed. Wij moesten altijd met twee mannen achter dat bed liggen om het onopvallend maar met de juiste timing te laten draaien. En soms liep het wel eens mis met die timing. Voor de acteurs was dat niet altijd grappig, maar ja: achter de scène maak je ook wel eens grapje natuurlijk, en dan verslapt de aandacht.”

Bernard bewondert de manier waarop het BVT zichzelf altijd is blijven heruitvinden, waardoor het publiek altijd is blijven komen. Het recente stuk Poepa (2023) heeft mij bijvoorbeeld serieus geraakt. Ik had daarvoor de film met Anthony Hopkins in de hoofdrol gezien, maar ik vond dat het BVT dat veel beter deed.”

Het Brussels dialect werkt dan ook in alle omstandigheden. “Er is overeenkomst met het dialect van Dilbeek, maar als ik de fonetisch geschreven scenario's lees, dan moet ik af en toe toch twee keer over nadenken over wat daar nu staat geschreven. ‘Dasjtere’ is wel een woord dat ik ook graag gebruik, want ik heb zelf niet graag dat er wordt getreuzeld.” (Lacht)

Hélène Meylemans

Rekwisieten en kostuums

❛❛

Ik wilde een mooi geheel afleveren. Alles moest picobello zijn”

Geen theater zonder rekwisieten. Geen decor zonder goedgekozen interieurelementen die het geheel af maken, en functionele voorwerpen die de acteurs toelaten hun rol met overtuiging te spelen. Jarenlang heeft Hélène Meylemans bij het BVT voor die rekwisieten gezorgd. Ze maakte deel uit van de kleine productieploeg die de eerste BVTcreatie Bossemans en Coppenolle mogelijk maakte. “Ik heb altijd, vanaf mijn 18 jaar al, in het amateurtheater gezeten,” vertelt Hélène. “Ik heb er ook mijn man (René Willems) leren kennen. Bij Toneelvereniging De Bietjes werkte ik al mee achter de coulissen, toen Roger Van de Voorde zei dat ik eens moest komen zien wat ze met het BVT allemaal van plan waren.” Meteen bleek dat de meubels voor Bossemans en Coppenolle te groot waren voor het decor, waardoor Hélène besliste om andere meubels te kopen. “Ik herinner me nog hoe bezorgd Geert was dat we niet op tijd zouden klaar zijn. Maar ik wist dat het in orde zou komen.” Hélène maakte tussen de 600 en 700 vertoningen mee achter de coulissen, de ene keer al met een ruimere productieploeg dan de andere. Uiteindelijk bleef ze als enige over voor de rekwisieten, maar na Covid, en op haar 85ste, is het tijd om de fakkel over te dragen.

Twee pistolen

Hoe heeft ze haar belangrijke taak bij het BVT al die tijd aangepakt?

“Eerst door zelf goed te kijken en te leren. Ik ben heel mijn leven naar de opera en het theater geweest. Omdat mijn moeder een fervente operaliefhebster was, zag ik mijn eerste opera al toen ik acht jaar was in Antwerpen. Maar ik ging ook naar Amsterdam, Parijs, Keulen, en zelfs Bayreuth, omdat ik nogal een fan ben van Wagner. Ik ging vroeger ook naar de KVS en de KNS, en bezocht musea en kastelen. Zo leer je stijlen en periodes kennen. Als een stuk zich in de belle epoque afspeelt, moet je geen banale keukenstoel op de scène zetten. Hetzelfde geldt voor het tafelgerief, of de kostuums waarvoor Marnik Baert nu verantwoordelijk is. Om te vinden wat we nodig hadden, zochten we overal. Op de vlooienmarkt evengoed als op het internet. Of we maakten het zelf. Voor een duelscène hebben

we zo’n kistje met twee pistolen gemaakt. Het beddengoed voor het draaiende bed in ’N Vlooi In A Uur hebben we helemaal zelf gestikt en gedaan. Twee dagen hebben we daaraan gewerkt, maar je doet zoiets met hart en ziel.”

Voor Hélène was het altijd heel belangrijk dat alles helemaal ‘af’ was. “Le Diner de Cons’ (Dineire mè Peire) was één van onze mooiste producties vond ik zelf. Daar hebben we heel hard aan gewerkt en ik heb er ook mijn stempel op gedrukt. Een familielid heeft toen zelfs alle schilderijen uit het decor nageschilderd.”

Na een voorstelling moest dan alles weer worden afgewassen, gestreken, ingepakt en naar het depot gebracht. En aan het begin van een nieuwe voorstelling moest alles weer op de juiste plaats in het decor terechtkomen. “Afhankelijk van het stuk, moet je dat soms ook opschrijven. Want als de brief die een van de acteurs tijdens de voorstelling moet lezen daar niet ligt, dan ontstaat er natuurlijk paniek. Mijn motivatie was altijd een mooi afgewerkt geheel afleveren. Alles moest picobello zijn.”

Kathleen Seghers

Actrice

❛❛
's Avonds dansten we op de toog van de Zinnema”

“Ik wilde het toneel in Lot niet in de steek laten,” zegt Kathleen Seghers wanneer ze haar eerste herinneringen aan het BVT bovenhaalt. Tot haar zesde woonde Kathleen in Ganshoren, maar al vanaf haar zevende speelde ze theater bij een amateurgezelschap uit de Pajotse deelgemeente, waar ze ook haar man leerde kennen. “Dus toen Geert Dehaes mij kwam vragen of ik geen auditie wilde doen voor het Brussels Volkstheater, wilde ik dat eigenlijk niet doen. Maar hij drong aan en zei dat het iets groots zou worden. Ik weet ook nog dat ik die auditie heel tof vond, en maar bleef improviseren voor de jury, tot mijn tegenspeler ermee wilde stoppen. Zo ben ik uiteindelijk toch in de cast van Bossemans en Coppenolle terecht gekomen. En die volle zalen, dat was meteen kicken.”

Omdat Kathleen ondertussen al in veel stukken heeft meegespeeld, is het voor haar niet zo moeilijk nog hoogtepunten uit 25 jaar BVT op te sommen. “Er was ’N Kat Es Gin Poos, of Ambras op de Vismet - waarin Marc Bober een grote cast met heel wat figuranten regisseerde die heel toffe dingen deden en ook zongen… Abigail’s Party was nog zo’n hoogtepunt. Met een perfecte cast en regie! En na elke voorstelling was het feest, en dansten we op de toog in de Zinnema. Soms deden we ook een nachtje door. De dag erna, moe van het doorzakken, speelden we puur op adrenaline, dikwijls werden dat onze beste voorstellingen.

Zelfvertrouwen

Kathleens familie langs vaderskant waren echte Brusselaars, en konden net als de andere toeschouwers het Brussels erg smaken. “Mijn ouders, mijn tante en mijn suikernonkel uit Koekelberg waren altijd zo fier wanneer ze al die herkenbare Brusselse woorden terug hoorden. Ik weet nog dat ik de eerste keer het woord ‘prinstepolste’ moest zeggen. Ik hòòrde zo mijn nonkel terug (lacht).”

Maar het BVT was er ook tijdens de dieptepunten in de levens van de leden van het gezelschap. “Ik was oorspronkelijk ook gecast voor Poepa, dat gaat over een man met dementie. Maar mijn eigen papa had op dat ogenblik dementie en daardoor kwam alles te dichtbij. Daardoor ben ik tijdens een repetitie gecrasht. Mijn zelfvertrouwen zat toen zo diep dat ik dacht dat ik nooit meer toneel zou kunnen spelen. Ik ben toen zelfs niet als toeschouwer naar het stuk gaan kijken. Gelukkig belde Geert mij nadien om te vragen of ik weer mee wilde doen met Kip Kap Maison. Dat was met een kleine cast van mensen die ik goed kende en die mij geruststelden om er samen aan te beginnen. Dat stuk kunnen spelen, en dat mooie, uitdagende personage kunnen vertolken, betekende voor mij een nieuw hoogtepunt. Ik heb mijn zelfvertrouwen toen echt teruggekregen.” Ook Kathleen kan bevestigen dat je als acteur kan blijven evolueren bij het BVT. “Mijn motivatie is natuurlijk het plezier van het spelen, maar ook het feit dat ik mijn geheugen blijf trainen door de teksten te studeren. En het feit dat je veel kan leren van de regisseurs. Marc Bober blijf ik een topregisseur vinden. En voor Kip Kap Maison was er ineens Hans Van Cauwenberghe. Wauw! Een heel andere manier van werken waardoor ik zoveel nieuwe dingen heb bijgeleerd.”

❛❛ Amateurs zijn ook letterlijk ‘liefhebbers’”

Claude Lammens

Medestichter en voormalig secretaris BVT, acteur en vertaler

Het is aan de keukentafel van dichter, toneelmaker, acteur en vertaler Claude Lammens dat, na twee voorbereidingsjaren, de stichtingsakte van het BVT werd ondertekend. In het jaar 2000, door Jef De Keyser, Jef Burm, Roger Van de Voorde, Pol Bovré, Marcel de Schrijver, Geert Dehaes en hijzelf. Claude was één van de believers, die de lange opvoeringsreeks van Bossemans en Coppenolle voor mogelijk had gehouden. Maar ook hij stond toch te kijken van de volle zalen en de staande ovaties. En minstens zo belangrijk was het moment, na het tweede Brusselse stuk De Traafiest van mademoiselle Beulemans, waarop Lammens Le Diner de Cons met Jacques Villeret en Thierry L’Hermitte op televisie zag. Zo kwam hij op het idee dat stuk naar het Brussels te vertalen en boorde hij met het ‘verbrusselen’ van successtukken een nieuwe goudader voor het BVT aan.

Claude: “Na de première van Dineire mè peire nam toenmalig Zinnema-directeur Mars Moriau spontaan het woord op de receptie. Hij zei dat het Brussels Volkstheater nu voor altijd op de kaart stond, en niet meer weg te denken was. Dat greep me naar de keel: wauw, wat hebben we voor mekaar gekregen?”

Sindsdien heeft Claude nog talloze theaterhits verbrusseld, met als recentste wapenfeit William Shakespeares A Midsummer Night’s Dream, dat als Nen druum in de zoumernacht de feestproductie wordt naar aanleiding van 25 jaar Brussels Volkstjoêter volgend jaar. Claude is vertaler van opleiding, die het amateurtheater inrolde via theatergezelschap het Meiklokje in Sint-Agatha-Berchem. Hij legt uit hoe een vertaler de auteur en de oorspronkelijke tekst moet respecteren, maar ook het Brusselse dialect en zijn temperament tot hun recht moet laten komen. “Dat wil zeggen dat je gerust wat mag overdrijven, en dat je ook gebruik maakt van alle Brusselse uitdrukkingen die zomaar voor het rapen liggen, zodanig dat de tekst herkenbaar wordt. Ik geef altijd het voorbeeld uit ’n Schuun koppel, naar The Odd Couple van Neil Simon. Op een zeker moment zegt het ene hoofdpersonage tegen het andere: ‘If you dare touch one little piece of that linguine, I will hit you real hard on your sinuses.’ Maar een Brusselaar zegt niet ‘Als je één stukje van die linguine durft aan te raken, dan klop heel hard ik op je sinussen’. Een Brusselaar zegt: ‘Blaaift doê af, of ik geif aa ’n kalisj op aa kabin da ge vieteen doêge scheil zeet’. Voilà. En als je op rijm en in jamben vertaalt, dan moet de regisseur ervoor zorgen dat dat achtergondmuziekje pas na 10 minuten opvalt.”

Kakeltrots thuiskomen

Naar motivatie heeft Claude bij het schrijven of spelen nooit moeten zoeken. Zelfs al betrof dat schrijven ook al eens een subsidiedossier. “Als je kakeltrots bent, dan ben je vanzelf gemotiveerd en blijf je desnoods de hele nacht op. Ik heb drie jaar gewerkt aan de volledige vertaling en de tekstbrochure van Nen druum in de zoumernacht. Maar het is een droom om de acteurs en de regisseur daarmee aan de slag te zien gaan. Naar een repetitie gaan, bij ons is dat thuiskomen. Elkaar kunnen dienen als acteur is zo mooi. Amateurs zijn ‘liefhebbers’: mensen die het theater liefhebben in de meest letterlijke zin van het woord. Zij gunnen elkaar het licht. Als wij samenkomen, samen eten en dan beginnen aan dat ritueel van schminken, omkleden en ons concentreren, als ik dat geroezemoes hoor in de zaal, mijn hart in mijn keel voel kloppen, en als ik mijn vingers stijf voel worden van de kou omdat al het bloed naar de hersenen gaat, dan weet ik elke keer weer dat ik er klaar voor ben.”

Geert Dehaes

Medestichter, producent,

acteur en algemeen verantwoordelijke

De eerste vier jaren was Jef De Keyser voorzitter van het BVT. Daarna was het tien jaar de beurt aan Robert Delathouwer. Ondertussen is medestichter Geert Dehaes directeur van de nieuwe overkoepelende vzw Brusseleir!, en ook nog steeds productieleider van het gezelschap. “25 jaar aan herinneringen, dat zijn er te veel om op te sommen of om uit te kiezen,” weet Geert. “Maar het zijn allemaal herinneringen van blijdschap, vriendschap, familiariteit en euforie. Zo herinner ik me nog de promotiestoet door de stad in de aanloop naar Bossemans en Coppenolle, met als eindpunt een evenement op het stadhuis. Ik speelde de zoon Jefke Bossemans, die trouwt met de dochter Georgette Coppenolle, gespeeld door Sabrina Lenders. Dat fictief huwelijk werd in een stampvolle trouwzaal op het stadhuis geleid door de echte burgemeester Freddy Thielemans, in aanwezigheid van de Brusselse folkloreverenigingen. Het was een onverwacht groot evenement met een stoet van 400 à 500 mensen waar altijd maar volk bij kwam. Ook toeristen die foto’s namen en ons achteraf toejuichten toen we op het balkon verschenen. Ik denk dat wij in China nog in heel wat foto-albums staan (lacht).”

Wij staan in China in heel wat foto-albums”

Aan die ruggesteun voelde Geert toen al dat het BVT iets kon betekenen. Maar dat moesten wel nog worden waargemaakt op het podium. “En dat is ook gebeurd, met 23 staande ovaties op 24 voorstellingen in Brussel en de rand voor Bossemans en Coppenolle, dat nadien ook werd opgenomen voor televisie. ‘Terzake’ en ‘Afrit 9’ kwamen langs voor tv-reportages. Dat overviel ons echt en die stimulans zal ik nooit vergeten.”

Breed repertoire

Geert had nog niet zo lang zijn opleiding aan het RITCS achter de rug, toen Jef De Keyser van de Academie van het Brussels hem aansprak na het zien van het volksstuk De strop van Keizer Karel, waarin Geert Brussels dialect praatte. “Omdat ik daarna niets meer van Jef hoorde, belde ik hem zelf om te vragen hoe het zat met dat Brussels Volkstheater. ‘Ik ben u vergeten,’ zei Jef toen, ‘maar als je wilt, kan je morgen mee de oprichtingsakte komen bespreken.’ Daarna werd Geert meteen tot productieleider benoemd. Hij was ook decormedewerker, en speelde mee in ongeveer een derde van de meer dan dertig stukken van het BVT. “Vooral de laatste jaren ben ik als acteur gegroeid omdat ik ook frequenter meespeelde. Dan krijg je automatisch meer vertrouwen.”

Gevraagd naar een hoogtepunt noemt Geert de ambiance van Abigail's Party, een stuk dat het BVT het vertrouwen gaf om het repertoire een nieuwe wending te geven. “Rond 2007 waren we begonnen om ook kleinere producties te spelen die complementair waren aan de grotere billenkletsers en boulevardstukken. Maar met Abigail’s Party hebben we het aangedurfd om er ook mee de grote scène op te gaan. Toen dat aansloeg bij de mensen wisten we dat we een breder spectrum konden bespelen.” Natuurlijk is er sinds die stoet in de stad ook op andere vlakken veel veranderd voor het BVT. “We moeten er niet flauw over doen dat we ook onderhevig zijn aan de evoluties die je in het verenigingsleven ziet. De generaties schuiven op. Je kan nog op veel mensen rekenen, maar niet de hele tijd. De jongere generaties werken minder met vaste engagementen. Zijn ze daarom ook minder overtuigd van het project? Dat denk ik niet, maar ze benaderen het op een andere manier. Er is nog altijd veel vriendschap, en we krijgen nog altijd veel terug van de mensen.”

Jef De Keyser Founding Father

❛❛
Vooral de laatste jaren ben ik als acteur gegroeid omdat ik ook frequenter meespeelde. Dan krijg je automatisch meer vertrouwen.”

Op zijn 90ste is Jef De Keyser een monument in de wereld van het Brussels dialect, betrokken bij de oprichting van de Akademee van ’t Brussels en het Brusselse Volkstejoêter, waarvan hij het succes had verwacht. “We wilden theater waar de mensen zichzelf kunnen zijn en goed kunnen lachen. We hebben dat een eerste keer gedaan met Bossemans en Coppenolle, omdat dat een klassiek Brussels stuk was. Maar we zijn dat succes daarna blijven herhalen. ‘Als we zelf zwanzen, zwanzen we beter’, dat was onze slogan. En het is mijn hoop dat het Volkstejoêter op die ingeslagen weg zal blijven verder gaan en telkens weer voldoende acteurs zal vinden die vlot Brussels kunnen spreken om het dialect en het Brussels amateurtoneel levendig te houden.”

❛❛
Zelf zwanzen we beter”

Brusseleir!, Salons De Waerboom, Châteaux Vini en Yume Ceramics presenteire moindag 10 november 2025

Enroute

01/05/2025 – BRUSSEL

Waaile wuunen al 5 joêr on de Vlomse Stieweg! 5 joêr!

Foto's Guido
Van den Troost

01/05/2025 – BRUSSEL

Al 5 joêr woeint Brusseleir! on de Vlomse Stieweg. Fiest! En do es vuil volk komme no lette! Muzeek, pateikes, drinken en ambiance, mier ei nen brusseleir ni vandoon

26/05/2025 –

ZINNEMA

Bouve

de p’tit comité gelak as da ze zegge, de mense dee noêpaaze ooda “Nen Druum in de Zoumernacht” er goêt oeitzeen: decor, kostums, scène, enfin alles quoi

Beneie

'n diel van de kadeis en de mokskes dee dat er effekteef gon vui zërge da “Nen Druum” vanèr e naaig schuu stuk zal zaain

Nen druum in de zoumernacht

Een romantische komedie

Productiebeeld: GAL (Gerard Alsteens)

Een verbrusseling van Midsummer Night’s Dream van William Shakespeare door Claude Lammens Bewerking: Marc Bober – Regie: Tristan Versteven – Spel: Kathleen Seghers, Guido Goovaerts, Anouk Van Doosselaer, Geert Dehaes, Karlien Figeys, Dean Raey, Gertjie Bryssinck, Kurt Parewyck, Chantal Vermeir, Robert Delathouwer, Niki D’Heere, Claude Lammens, Ani Leroy en Elie Devuyst.

Vanaf december 2025 in Zinnema Anderlecht

Vocabulaire

onze reeks over de spelling van het Brussels

In onze laatste streektaalbijdrage waren we bij de P gekomen. Vanaf nu is ons magazine vooral digitaal, en dat komt goed uit: we zitten toevallig ook aan de QR-code! Maar geen nood, het doet geen pijn, en die Q zal rap gedaan zijn.

De Q van “Kwetsalkowattel”

Nee, we hebben niet gedronken, noch gès gesmuud. Die “Kwetsalkowattel” bestaat wel, maar wordt natuurlijk niet zo geschreven. Voor de leken die niet weten wat het is: de QUETZALCOATL, want dat is de exacte schrijfwijze, is een god uit de période précolombienne in Mexico. Als god van de lucht en van het water en animateur van de natuur werd hij voorgesteld als een slang met de pluimen van de QUETZAL, wat vogel betekent. Voilà, domei wette da na oek. Het is dus een woord uit een vreemde taal, en dat schrijven we liefst zoals het in die vreemde taal gebeurt. En dat is met alle KUU’s het geval. Want de letter KUU bezigen we in de spelling om het Brussels dialect te schrijven feitelijk nooit.

Ten andere, Marcel de Schrijver himself gaf ooit aan de Franse vertaling van een van zijn bloemlezingen “…of uude ni good?” de titel “Keskeseksa?”, en niet “Qu’est-ce que c’est que ça?” Dat is net als met de letters SEE (C) of ASJ (H), die gebruiken wij in het Brussels ook niet, behalve als we woorden met SEE-ASJ of SCHE moeten schijven. Zoals in ‘scharmachel’ par eksempel. Of natuurlijk als het woorden uit andere talen zijn, of persoonsnamen, landen, enzoevoesj. Dat is dus identiek met de KUU. We schrijven dus niet KÈBÈK of KARENION maar wel Québec en Quaregnon. En met de letters IKS en IGREK is dat vanèr zoe. Maar dat is voor later. Ondertussen, beste lezer, om het ewa relizjuis te zegge (da’s pertang ni man gewente): que le Quetzalcoatl vous garde!

De R van ... Robert!

Welja, een beetje reklam vè ons aaige kan geen kwaad. ‘Ons’ want ik ben niet alleen: Robert is immers een heel belangrijke naam in onze vaderlandse geschiedenis. Niet soms? Al gehoord van Robert de Béthune? Niet Robrecht van Bethune zoals Hendrik Conscience ons wilde laten geloven in de Leeuw van Vlaanderen, maar toch. En nog nen toffe naam ook, want ge kunt er bijzonder veel varianten en dilinutiefjes op vinden: Roberto, Robbe, Robbeke, Robbie, Robbedoes, Rob, Robke, en ook het vrouwelijke Roberta, enzoevoesj. Zonder de officiële diminutieven Bob et Bobette of Bobbie te vergeten natuurlijk. Jommo, wat eit da na mè de R te moêke? Zjust, g’èt gelaaik.

Vooraleer ik fluis een rammeling krijg van onze redakse dan toch een paar andere woorden die de R eveneens eer aandoen, en waarvan sommigen in de vergetelheid zijn geraakt. Zoals raaigerscheine bijvoorbeeld. Moet je zeker niet tegen schoppen, want die behoren tot iemand met zeer magere benen. Of redukse, dat hoort met de stijging van de prijzen en de levensduurte bijna definitief tot het verleden. Zelfs in de grote warenhuizen zijn de verschillende rejongs op geregelde tijdstippen zo goed als leeg. En dat ziet er met al die oorlogen rondom ons voor de toekomst niet beter uit, na de riesem crisissen die we de laatste jaren al meemaakten. Niet verwonderlijk dat nogal wat jongeren de indruk hebben dat we collectief hun toekomst aan het reneweire zijn. Wat zeker niet veranderd is: de roeigoête die de wereld besturen hebben het voor het zeggen, en de kleine man (en vrouw) hebben niks te rëtëtëtte

Om dan toch op een wat positiever noot verder te gaan, een terugblik op onze keuken. Nu het warme zomerweer er aan komt is het opnieuw tijd voor onze Lambiek, Guis en Kreek. Met liefst nen dikken bouteram mè plattekeis en… ramonasj! Esther Deltenre (1877-1958), de famuize chanteuse zong het - dixit Marcel de Schrijver - al meer dan honderd jaar geleden op de muziek van ‘Ramona’: ‘ramonasj… mè

plattekeis es da zoe good!’ En waarom zou je ook niet eens wat rutabaga in je stoofpot doen? Officieel is dat in het Nederlands een raapkool, want waarschijnlijk het resultaat van een kruising tussen kool en raap. Maar onze grootmoeders, enfin toch de maain, maakten dat destijds geregeld klaar. En Vloms of Brussels, een koolraap is en blijft bij ons gewuun rutabaga.

En de ruskes!? Nee, niet de kompatriotte van Vladimir, maar de ruskes die je ongetwijfeld al eens hebt meegezongen. ‘In de rue des Bouchers’, nooit meegezongen? In dit lied, geschreven door de onvolprezen Jan De Baets en wereldvermaard door de versie van Johan Verminnen, staat inderdaad: Ge kunt do van alles vinne Russe, macqueraux en sardine.

Ruskes zijn kleine haringen, ontdaan van graten en vel (gevilde filets) die opgelegd zijn (niet opgerold) in azijn met toevoeging van wat ajuin, maar zonder augurken of mayonaise. En ze worden, zjust gelak as de rolmops, in bokalen verkocht.

Voilà, genoeg vè vandoêg. Ik stap in mijn roefelkes, en ga een welverdiend siësteke doen, nà! Man roefelkes, wa da dat es? In het Bargoens duidden ze daarmee hun pantoffels aan. Slasje. Maar de S da’s vè tenoste ki.

DIGITAAL EEN WOORD ZOEKEN IN ’T

De meer dan 6000 woorden van het BRUSSELS LEXICON kan je digitaal opzoeken via brusseleir.eu/ neus/brussels-lexicon-digitaal/ en daar klikken om te belanden in de Woordenbank van de Nederlandse dialecten. Kruis ‘Brussel’ aan en tik het woord in dat je wil verbrusselen in het vakje met de A.N.-zoekterm. Klik dan op zoeken.

Daarnaast is ook ’t ES ON AA NAA, de bloemlezing van merkwaardige woorden en gezegden van Marcel de Schrijver (uitg. vzw BeBrusseleir, 2017) vanaf nu te vinden via www.brusseleir.eu. Es da ni tof?

Het erkende volkslied voor het Brussels Gewest en de Brusseleirs

Brusseleir!, Brusseleir! (4x)

Sprekte Vloms of sprekte Frans

We verstoên a gieleganst

Gef mo bëzze, loît a goên

Probeit in ’t Brussels, ‘t zal wel goên

En da swingt en da klinkt

En dat es iel naaig plezant

Ouveral, da me komme

Zemme mier as welgekomme

Brusseleir!, Brusseleir! (4x)

Sprekt mo Brussels zonder air

Waaile zen nuut ni contrair

As w’ons kennen amuzeire

Goin we ’t ons wel permeteire

Magnifique en unique

Authentique en Poétique

Et ça rime et ça rame

Comme tartine en bouteram

Brusseleir !, Brusseleir ! (4x)

Magnifique en Unique

Authentique en Poétique

Féerique en pas merdique

Gelak de Guis en de Lambic

Ik zen ginne Vloêming,

Ik zen ginne Woêl,

Ik zen van alles en Brussels es maain toêl

International. In de capital.

Gi probleim, partout nous AIME

En dat es al

Brusseleir !, Brusseleir ! (4x)

Magnifique en Unique

Authentique en Poétique

Féerique en Atomique

Erotique da’s Magnifique

Brusseleir !, Brusseleir ! (4x)

Bêzekes !

www.brusseleir.eu

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.
Brusseleir Magazine 18 by Brusseleir! - Issuu