ARTIKEL
ARTIKEL
17.
gaan om het woord van de verdachte tegen het woord van het slachtoffer. Dat de minister naar aanleiding van de maatschappelijk discussie over wat als seksueel overschrijdend gedrag wordt gezien de zedenwetgeving wil herzien is mijn inziens absoluut een goed voornemen. Of de strafbaarstelling van seks tegen wil echter in de praktijk een toevoeging zal zijn op de al bestaande dwangdelicten en het gat kan dichten tussen wat maatschappelijk en strafrechtelijk wordt gezien als seksueel overschrijdend gedrag vraag ik mij af. •
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
8. 9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
28
Kamerstukken II 2018/19, 29 279, nr. 518. Kamerstukken II 2018/19, 29 279, nr. 518, p. 1. Kamerstukken II 2018/19, 29 279, nr. 518, p. 1. Kamerstukken II 2018/19, 29 279, nr. 518, p. 1. Kamerstukken II 2015/15, 29 279, nr. 300. Kamerstukken II 2015/15, 29 279, nr. 300, p. 1. K. Lindenberg & A. van Dijk, Herziening van de zedendelicten? Een analyse van Titel XIV, Tweede Boek, Wetboek van Strafrecht met het oog op samenhang, complexiteit en normstelling, WODC, Ministerie van Justitie 2015, p. 648. Kamerstukken II 2019/20, 34 843, nr. 37, p. 5. K. Lindenberg & A. van Dijk, Herziening van de zedendelicten? Een analyse van Titel XIV, Tweede Boek, Wetboek van Strafrecht met het oog op samenhang, complexiteit en normstelling, WODC, Ministerie van Justitie 2015, p. 220. K. Lindenberg & A. van Dijk, Herziening van de zedendelicten? Een analyse van Titel XIV, Tweede Boek, Wetboek van Strafrecht met het oog op samenhang, complexiteit en normstelling, WODC, Ministerie van Justitie 2015, p. 209. L.E.M. Schreurs, J. van der Ham & L.E.M. Hamers, ‘Dwang bij misdrijven tegen de zeden in het afgelopen decennium. Gezichtspunten uit de rechtspraak met het oog op een toekomstig wetsvoorstel’, DD 2019/59, p. 770. K. Lindenberg & A. van Dijk, Herziening van de zedendelicten? Een analyse van Titel XIV, Tweede Boek, Wetboek van Strafrecht met het oog op samenhang, complexiteit en normstelling, WODC, Ministerie van Justitie 2015, p. 228. K. Lindenberg & A. van Dijk, Herziening van de zedendelicten? Een analyse van Titel XIV, Tweede Boek, Wetboek van Strafrecht met het oog op samenhang, complexiteit en normstelling, WODC, Ministerie van Justitie 2015, p. 220. K. Lindenberg & A. van Dijk, Herziening van de zedendelicten? Een analyse van Titel XIV, Tweede Boek, Wetboek van Strafrecht met het oog op samenhang, complexiteit en normstelling, WODC, Ministerie van Justitie 2015, p. 222. K. Lindenberg & A. van Dijk, Herziening van de zedendelicten? Een analyse van Titel XIV, Tweede Boek, Wetboek van Strafrecht met het oog op samenhang, complexiteit en normstelling, WODC, Ministerie van Justitie 2015, p. 220 en 221. K. Lindenberg & A. van Dijk, Herziening
18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25.
26.
27. 28. 29.
30.
31.
32.
33.
34.
35.
36. 37.
van de zedendelicten? Een analyse van Titel XIV, Tweede Boek, Wetboek van Strafrecht met het oog op samenhang, complexiteit en normstelling, WODC, Ministerie van Justitie 2015, p. 223. Kamerstukken II 2018/19, 29 279, nr. 518, p. 2. Kamerstukken II 2018/19, 29 279, nr. 518, p. 2. Kamerstukken II 2018/19, 29 279, nr. 518, p. 2. Kamerstukken II 2018/19, 29 279, nr. 518, p. 2. Kamerstukken II 2018/19, 29 279, nr. 518, p. 3. Kamerstukken II 2018/19, 29 279, nr. 518, p. 3 en 4. Kamerstukken II 2018/19, 29 279, nr. 518, p. 4. Kamerstukken II 2018/19, 29 279, nr. 518, p. 2. R. ter Haar, L. Kesteloo & N.A. Korthals, ‘De strafbaarstelling van seks tegen de wil: een eerste verkenning van het juridische landschap’, TWPS 2019/100; L.E.M. Schreurs, J. van der Ham & L.E.M. Hamers, ‘Dwang bij misdrijven tegen de zeden in het afgelopen decennium. Gezichtspunten uit de rechtspraak met het oog op een toekomstig wetsvoorstel’, DD 2019/59. R. ter Haar, L. Kesteloo & N.A. Korthals, ‘De strafbaarstelling van seks tegen de wil: een eerste verkenning van het juridische landschap’, TWPS 2019/100 p. 246; L.E.M. Schreurs, J. van der Ham & L.E.M. Hamers, ‘Dwang bij misdrijven tegen de zeden in het afgelopen decennium. Gezichtspunten uit de rechtspraak met het oog op een toekomstig wetsvoorstel’, DD 2019/59, p. 777. Hoge Raad 27 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2194, NJ 2019/241, m.nt. N. Rozemond, r.o. 3.2. Hoge Raad 27 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2194, NJ 2019/241, m.nt. N. Rozemond, r.o. 3.4. L.E.M. Schreurs, J. van der Ham & L.E.M. Hamers, ‘Dwang bij misdrijven tegen de zeden in het afgelopen decennium. Gezichtspunten uit de rechtspraak met het oog op een toekomstig wetsvoorstel’, DD 2019/59, p. 777. L.E.M. Schreurs, J. van der Ham & L.E.M. Hamers, ‘Dwang bij misdrijven tegen de zeden in het afgelopen decennium. Gezichtspunten uit de rechtspraak met het oog op een toekomstig wetsvoorstel’, DD 2019/59, p. 778. L.E.M. Schreurs, J. van der Ham & L.E.M. Hamers, ‘Dwang bij misdrijven tegen de zeden in het afgelopen decennium. Gezichtspunten uit de rechtspraak met het oog op een toekomstig wetsvoorstel’, DD 2019/59, p. 781. R. ter Haar, L. Kesteloo & N.A. Korthals, ‘De strafbaarstelling van seks tegen de wil: een eerste verkenning van het juridische landschap’, TWPS 2019/100, p. 250. R. ter Haar, L. Kesteloo & N.A. Korthals, ‘De strafbaarstelling van seks tegen de wil: een eerste verkenning van het juridische landschap’, TWPS 2019/100, p. 250. L.E.M. Schreurs, J. van der Ham & L.E.M. Hamers, ‘Dwang bij misdrijven tegen de zeden in het afgelopen decennium. Gezichtspunten uit de rechtspraak met het oog op een toekomstig wetsvoorstel’, DD 2019/59, p. 780. L.E.M. Schreurs, J. van der Ham & L.E.M. Hamers, ‘Dwang bij misdrijven tegen de zeden in het afgelopen decennium. Gezichtspunten uit de rechtspraak met het oog op een toekomstig wetsvoorstel’, DD 2019/59, p. 779. Kamerstukken II 2018/19, 29 279, nr. 518, p. 3. L.E.M. Schreurs, J. van der Ham & L.E.M. Hamers, ‘Dwang bij misdrijven tegen de zeden in het afgelopen decennium. Gezichtspunten uit de rechtspraak met het oog op een toekomstig wetsvoorstel’, DD 2019/59, p. 780.
OUDERS AANSPRAKELIJK STELLEN VOOR DE DADEN VAN HUN KINDEREN, KAN DAT?
“EEN CRITERIUM WAARAAN MOET WORDEN VOLDAAN OM TE KUNNEN SPREKEN VAN EEN ONRECHTMATIGE DAAD BETREFT DE TOEREKENBAARHEID VAN DE DADER. KAN EEN DAAD VAN EEN KIND OOK AAN HEM WORDEN TOEGEREKEND?”
JOACHIM NIEMEIJER Bachelorstudent Rechtsgeleerdheid aan de Universiteit van Amsterdam
Oud en nieuw; elk jaar weer een groot feest. Onder het genot van vrienden, oliebollen, champagne en vuurwerk gaat men massaal knallend het nieuwe jaar in . Op vuurwerk is door de jaren heen de kritiek echter gegroeid. Elk jaar wordt oud en nieuw namelijk geteisterd door gewonden, geweld tegen hulpverleners, en vandalisme. Hoewel er door verschillende maatregelen wordt geprobeerd het aantal gewonden en het geweld tegen hulpverleners te reduceren, lukt dit nog niet bij het tegengaan van vandalisme. Zo bleek ook in Den Haag, waar rondom de jaarwisseling dit jaar 33 auto’s in vlammen opgingen. Dit waren er vijf meer dan het jaar ervoor.1 Dit gebeurt niet zelden door minderjarigen. Er werden in het laatste jaar meermaals minderjarigen opgepakt voor brandstichting, ook rondom de jaarwisseling.2 Burgemeester van Den Haag Johan Remkes kwam mede hierdoor met het idee om de schade die is ontstaan door de minderjarige brandstichters te verhalen op de ouders.3 Vallen de gedraging van de minderjarigen te kwalificeren als een onrechtmatige daad, en zijn de ouders hier aansprakelijk voor? In dit artikel wordt nader uiteengezet hoe dit in zijn werk gaat aan de hand van het Burgerlijk Wetboek.
Maart 2020 | ALIBI Magazine
Maart 2020 | ALIBI Magazine
Wanneer valt iets te kwalificeren als een Onrechtmatige daad? Uit het eerste en tweede lid van artikel 162 van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek blijkt dat een bepaalde gedraging als een onrechtmatige daad kan worden gekwalificeerd indien het volgende van toepassing is: “Hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan worden toegerekend, is verplicht de schade die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden.”4 Kortom, er moet aan bepaalde criteria worden voldaan om een gedraging te kunnen kwalificeren als een onrechtmatige daad. Het eerste criterium waaraan moet worden voldaan betreft een inbreuk op een recht. Dit kan bestaan uit rechtstreekse inbreuk op een subjectief recht, handelen of nalaten in strijd met de wettelijke plicht, dus in strijd met een wet of lagere regeling zoals een APV, of dat er wordt gehandeld in strijd met de maatschappelijke betamelijkheid of zorgvuldigheid. Strijd met de maatschappelijke betamelijkheid is er pas later bijgekomen naar aanleiding van het arrest Lindenbaum/Cohen. In dit arrest werd bepaald dat er niet per se strijd met een recht of strijd met de wet moet zijn om alsnog te voldoen aan een criterium voor het vaststellen van
onrechtmatige daad.5 Er is in het geval van het in brand steken van auto’s voornamelijk sprake van handelen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht, namelijk artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht: verbod op brandstichting.6 Het tweede criterium betreft het relativiteitsvereiste. Dit bevindt zich in artikel 6:163. Een toets aan dit artikel slaagt als de geschonden norm ter bescherming strekt tegen de schade die zich in het specifieke geval heeft voorgedaan. Hier komt bij dat slechts de persoon aan wie de norm ter bescherming biedt zich hierop mag beroepen.7 Dit is gebleken in het Tandartsen-arrest.8 Hierbij deed iemand zich voor als tandarts, terwijl hij hiervoor geen licentie had. Deze regel is er om de patiënten te beschermen. Andere tandartsen wilden de onbevoegde tandarts aansprakelijk stellen, om hiermee hun eigen werk te beschermen. Dit kon echter niet omdat de geschonden norm ertoe strekt om de benadeelde patiënten te beschermen, en niet andere tandartsen. Het gaat er dus om dat de norm strekt ter bescherming van een bepaald persoon. De norm die wordt geschonden, namelijk een verbod op brandstichting, strekt ter bescherming van de
29