ARTIKEL
ASSURANTIEPORTEFEUILLE ALS ZEKERHEID VOOR KREDIET? DOROTA ADAMUS Bachelorstudente Rechtsgeleerdheid aan de Universiteit van Amsterdam Kan op een assurantieportefeuille het recht van pand worden gevestigd? Dit is de centrale vraag in deze langverwachte uitspraak. ING Bank had een assurantieportefeuille als onderpand ingesteld voor een krediet aan een assurantietussenpersoon. De Hoge Raad oordeelde echter dat dit niet kan. Ook geeft de Hoge Raad uitleg aan artikel 4:103 van de Wft binnen deze context. Het samenstel van (verzekerings)overeenkomsten en goodwill, dat wordt aangeduid als een assurantieportefeuille, is niet een individuele zaak of een individueel vermogensrecht. Dit ondanks dat het economisch gezien wel als eenheid wordt beschouwd. Een assurantieportefeuille wordt daarom niet als goed in de zin van artikel 3:1 BW gezien
en dus ook niet mogelijk als onderpand ingevolge artikel 3:228 BW jo. 3:227 lid 1 BW, aldus de Hoge Raad. Beschouwing van artikel 4:103 van de Wft leidt niet tot een ander oordeel. 1 Onderpand In de zaak gaat het om een vennootschap onder firma (hierna: vof) die een assurantiekantoor bedreef. Deze sloot met ING Bank op 27 juni 2007 een kredietovereenkomst van 20.000 euro. Zoals gebruikelijk is bij kredietverlening, wordt hier ook een onderpand gevraagd voor het krediet. Dit wordt in de pandakte geregeld, die op 16 juli 2007 wordt geregistreerd.2 Wat werd in deze kredietovereenkomst, die tevens als pandakte fungeert, geregeld? In de kredietovereenkomst stond onder meer dat zowel alle huidige en toekomstige bedrijfsactiva als alle toekomstige vorderingen die kredietnemer op derden zal verkrijgen uit nog niet bestaande rechtsverhoudingen, als onderpand zullen dienen. In de Algemene Bepalingen van Pandrecht wordt de term ‘bedrijfsactiva’
16
nader verduidelijkt. Bedrijfsactiva omvatten in ieder geval alle tot het bedrijf behorende goederen, waaronder o.a. de bedrijfsuitrusting, tegoeden, vorderingen en voorraden en de daarbij horende cliëntenbestanden en goodwill3.4 Rol van het assurantiekantoor Het assurantiekantoor5 had een netwerk van verzekeraars waarmee zij samenwerkingsovereenkomsten sloot. Op grond van deze samenwerkingsovereenkomsten is de vof bevoegd om te bemiddelen bij het afsluiten van verzekeringen en bestaande verzekeringen te beheren. Ook sloot zij overeenkomsten van opdracht met verzekeringnemers, waarmee zij zich verbond om te adviseren en bemiddelen bij het afsluiten van verzekeringsovereenkomsten uit haar netwerk en het beheer van al afgesloten overeenkomsten, wat onder andere inhield het incasseren van penningen en het afwikkelen van schadekwesties.6 De vof was dus als het ware een tussenpersoon bij een verzekeringnemer en verzekeraar, waarbij deze laatste wel
“BANKEN ZULLEN HUN KLANTENBESTANDEN MOETEN HERZIEN OM ZEKER TE ZIJN VAN HET FEIT DAT ZE EEN ZEKERHEID HEBBEN VERKREGEN OP DE VORDERINGEN DIE VOORTVLOEIEN UIT DE ASSURANTIEPORTEFEUILLE” Maart 2020 | ALIBI Magazine