ARTIKEL
IS DE NEDERLANDSE DIVIDENDBELASTING STRIJDIG MET HET EUROPESE RECHT? MAURITS VAN DE SANDE Masterstudent Internationaal en Europees belastingrecht aan de FdR Na presentatie van het regeerakkoord van het kabinet-Rutte III vorig jaar, is afschaffing van de dividendbelasting onderwerp van politiek debat en maatschappelijke discussie geworden. Doel van afschaffing was het vestigingsklimaat bevorderen. Daarnaast wenste het kabinet te profiteren van de uitstroom van bedrijven uit het Verenigd Koninkrijk ten gevolge van de Brexit. Een derde reden die meermaals werd aangevoerd was de mogelijk gedeeltelijke strijdigheid van deze belasting met het Europese recht. Dit werd met name beweerd in het licht van een zaak die dit jaar bij het Hof van Justitie (hierna: HvJ) voorlag, waarbij de Deense dividendbelasting deels strijdig met het Europese recht werd geacht.1 Uiteindelijk viel het doek voor de afschaffing van de dividendbelasting omdat Unilever besloot het hoofdkantoor vooralsnog niet naar Nederland te verplaatsen.2 Mogelijk speelde ook de conclusie van Advocaat-Generaal (A-G) Wattel mee, die hij schreef naar aanleiding van een verzoek tot prejudiciële vragen bij het HvJ en waarin hij concludeerde dat geen strijd bestaat tussen de Nederlandse dividendbelasting en het Europese recht.3 In dit artikel wordt ingegaan op de mogelijke strijdigheid van de dividendbelasting met het Europese recht. Eerst wordt uitgelegd wat de dividendbelasting precies is. Daarna wordt aandacht besteed aan het arrest van het HvJ over de Deense dividendbelasting. Tot slot wordt de conclusie van A-G Wattel besproken en zal ik ingaan op de relevantie van (verdere) vragen over de verenigbaarheid van het Nederlandse stelsel met het Europese recht.
“DE BELASTINGSTELSELS DIENEN DE VERDRAGSVRIJHEDEN DUS TE EERBIEDIGEN, HETGEEN IN DIT GEVAL BETEKENT DAT GRENSOVERSCHRIJDENDE DIVIDENDEN NIET ZWAARDER MOGEN WORDEN BELAST DAN INTERNE DIVIDENDEN”
38
Wet op de dividendbelasting Op grond van artikel 1 lid 1 Wet op de dividendbelasting 1965 is, globaal genomen, de gerechtigde tot opbrengsten die voortvloeien uit een aandeelbelang in een in Nederland gevestigde kapitaalvennootschap belastingplichtig voor de dividendbelasting. Op grond van artikel 7 lid 2 Wet op de dividendbelasting 1965 is inhoudingsplichtige (degene die de belasting afdraagt) de vennootschap die de belasting moet inhouden op het uitgekeerde dividend, dat dit dividend verschuldigd is aan de belastingplichtige, de gerechtigde tot het dividend (degene bij wie de belasting in rekening wordt gebracht).4 Dividendbelasting wordt ongeacht de vestigingsplaats van de ontvanger van het dividend geheven. Ook een in Frankrijk gevestigde dividendgerechtigde is in beginsel belastingplichtig. Voor fiscale
beleggingsinstellingen (hierna: fbi’s) geldt een speciale regeling. Op grond van artikel 11a Wet op de dividendbelasting 1965 kunnen fbi’s de af te dragen dividendbelasting verminderen met de op hen als belastingplichtige drukkende dividendbelasting en buitenlandse bronheffing. Indien zij het dividend ook weer uitkeren, kunnen zij die dividendbelasting salderen met de reeds ingehouden dividendbelasting. Deze saldering geldt alleen voor binnenlandse fbi’s en bestaat voor zover een recht op teruggave bestaat.5 De Nederlandse dividendbelasting en de toepasselijkheid verdragsvrijheden Uitkering van dividend tussen vennootschappen in verschillende lidstaten en belasting daarvan kan tot dubbele belasting leiden: de ontvanger van het dividend wordt tweemaal over dezelfde winst belast, omdat
januari 2019 | ALIBI Magazine