Oorzaken van de lage aangiftebereidheid in zedenzaken

Page 1

9EDITIE 4 2022 | ALIBI MAGAZINE ARTIKEL | STRAFRECHT SCHULD, SCHAAMTE EN STEREOTYPES: OORZAKEN VAN DE LAGE AANGIFTEBEREIDHEID IN ZEDENZAKEN EIND 2020 WERD DOOR VERSCHILLENDE NIEUWSSITES IN NEDERLAND GERAPPORTEERD OVER HET LAGE AANTAL AANGIFTES NA ZEDENMISDRIJVEN.1 NAAR AANLEIDING VAN CIJFERS VAN DE POLITIE BLEEK NAMELIJK DAT ER EEN GAT WAS ONTSTAAN TUSSEN HET AANTAL MELDINGEN VAN VERKRACHTINGEN BIJ DE POLITIE EN DE DAADWERKELIJKE AANGIFTE DAARVAN. DOOR DESTINY EBINUM

HET WETSVOORSTEL

10 ALIBI MAGAZINE | EDITIE 4 2022 ARTIKEL | STRAFRECHT

Uit het rapport bleek dat slechts 37 procent van de melders aangifte doet.2 Nog opvallender was de schatting dat ongeveer 70 procent van de zedenin cidenten überhaupt nooit wordt ge meld.3 Er bestaat dus een kloof tussen het aantal zedendelicten en het aantal aangiftes dat erop volgt. Dit gegeven lijkt ook opgemerkt te zijn door het ministerie van Justitie en Veiligheid (hierna: het ministerie). In 2020 werd duidelijk dat het ministerie de wetgeving over seksuele misdrijven uitgebreid wil herzien. Het primaire doel van de wetgever is om aan te sluiten bij de verscherpte opvattingen over seksueel grensoverschrijdend gedrag, maar het ministerie blijkt ook te verwachten dat de uitbreiding van de zedenwetgeving ervoor zal zorgen dat slachtoffers van zedenmisdrijven makkelijker aangifte kunnen doen.4 De vraag die rijst is in hoeverre de uitbreiding van de strafwet invloed kan hebben op de aangiftebereidheid van slachtoffers. Daaraan vooraf gaat nog de vraag welke factoren slacht offers van zedendelicten beïnvloeden in hun keuze om wel of geen aangifte te doen. Want waarom is het aantal aangiftes in Nederland zo laag?

Het ministerie heeft met het wets voorstel onder andere een volledige herziening van de delicten aanranding (art. 246 WvSr huidig) en verkrach ting (art. 242 WvSr huidig) voor ogen. De belangrijkste wijziging ten op zichte van de huidige wetgeving is dat gebruik zal worden gemaakt van een wilsvereiste. Voor de bewezenverkla ring van verkrachting of aanranding is nu nog nodig dat wordt bewezen dat er seksuele handelingen zijn ver richt als gevolg van (bedreiging met) geweld of een andere feitelijkheid.5 Het slachtoffer moet gedwongen zijn tot seksuele handelingen. Het dwangvereiste komt met de wijziging te Doorvervallen.middel van het wilsvereiste in het wetsvoorstel zal strafbaar wor den gesteld de persoon die seksuele handelingen verricht met een ander, terwijl hij wist of een ernstig reden had te vermoeden dat de wil van de ander ontbrak.6 De twee delicten aanranding en verkrachting zullen worden gesplitst in vier verschillende artikelen: schuldaanranding, opzet aanranding, schuldverkrachting en opzetverkrachting (achtereenvolgens art. 240, art. 241, art. 242 en art. 243 VanWvSr).7schuldaanranding zal sprake zijn wanneer een persoon seksuele han delingen verricht met een ander ‘’(…) terwijl hij ernstige reden heeft om te vermoeden dat bij die persoon daartoe de wil ontbreekt (…)’’.8 Voor schuld verkrachting geldt dezelfde eis, maar moet de seksuele handeling (mede) bestaan uit het seksueel binnendrin gen van het lichaam. Voor de opzet vormen zal vereist zijn dat de dader wist dat de seksuele handelingen niet gewenst waren.9 Bij opzetaanranding en opzetverkrachting zullen bijko mende dwang, geweld of bedreiging als strafverzwarende omstandigheid worden opgenomen. DOELEN EN VERWACHTINGEN Het ministerie geeft aan met de nieuwe wetgeving beter aan te willen sluiten bij de maatschappelijke opvattingen over seksueel grensoverschrijdend gedrag.10 De normen met betrekking Destiny Ebinum Bachelorstudent Rechtsgeleerdheid aan de Universiteit van Amsterdam BIO tot seksueel geweld zijn over de jaren strikter geworden, mede naar aan leiding van het #MeToo-debat. Onze strafwet liep volgens het ministerie achter in de discussie, nu er nog ge bruik wordt gebraakt van een dwang vereiste. Het doel is om een adequate reactie te kunnen geven op seksueel grensoverschrijdend gedrag.11 Door de wetswijziging zullen de delicten die wel al strafwaardig worden geacht, in de toekomst ook daadwerkelijk straf baar zijn, nu ook de gevallen zonder dwang als verkrachting of aanranding gekwalificeerd kunnen worden. Het ministerie geeft zelf als voorbeeld de slachtoffers die als gevolg van de verkrachting tonische immobiliteit vertoonden.12 Het gaat hierbij om slachtoffers die, bijvoorbeeld door heftige angst, een natuurlijke reactie vertoonden: bevriezen of verlammen. Deze slachtoffers verzette zich niet tegen de verkrachting, omdat zij door het bevriezen daartoe fysiek niet in staat waren.13 Aan het dwangvereiste wordt dan niet voldaan, aangezien de slachtoffers zich niet verzetten tegen de seks. Deze gevallen zullen onder de nieuwe wet wel strafbaar zijn. Uit de memorie van toelichting blijkt dat het ministerie verwacht dat het dan ook makkelijker zal zijn voor slacht offers van zedendelicten om aangifte te Dedoen.14vraag is echter of dit laatste doel realistisch is. Bij de keuze om aangifte te doen komen zowel interne- als externe factoren kijken die het slacht offer beïnvloeden. Het is namelijk ook voor een reden dat de aangiftebe reidheid in Nederland momenteel zo laag is. In het beschikbare onderzoek komen bijvoorbeeld al vier belangrijke factoren naar voren die slachtoffers van zedenmisdrijven beïnvloeden in hun keuze om aangifte te doen.

HET STEREOTYPE VAN VERKRACHTING De eerste factor heeft te maken met

Ten tweede geven slachtoffers van seksuele misdrijven aan geen hulp te zoeken door gevoelens van schuld en In het verlengde hiervan ligt ook dat andere mensen vaak de schuld bij het slachtoffer leggen. Anderen willen, net zoals het slachtoffer, niet geloven dat een ieder slachtoffer kan worden van een (zeden)misdrijf.26

Daarom benadrukken we automatisch de verschillen tussen onszelf en het slachtoffer.27 Hierdoor is een trend ontstaan van victim-blaming 28 We ge ven slachtoffers de schuld, omdat ze bijvoorbeeld een te kort rokje droegen of zelf te veel alcohol hadden gecon sumeerd. Dit is op zijn beurt weer een reden voor slachtoffers om zich te schamen tegenover anderen over wat er is gebeurd.

Schuldgevoelens ontwikkelen zich wanneer slachtoffers menen dat zij zelf de reden zijn dat het misdrijf heeft plaatsgevonden. Slachtoffers van zedenmisdrijven vinden het na melijk lastig om te accepteren dat zij om geen enkele reden zijn gekozen en gaan daarom de reden van de aanval zoeken bij zichzelf.24 Want als ze zon der reden als slachtoffer uitgekozen zijn door de dader, zou het weer kun nen gebeuren. Door zichzelf de schuld te geven kan het slachtoffer enige schijn van controle behouden over het feit.25 Ze menen dan bijvoorbeeld te weten wat een aanval de volgende keer kan voorkomen.

GEVOELENS VAN SCHULD EN SCHAAMTE

slachtoffers die geen aangifte hadden gedaan werden ondervraagd. Bijna 42 procent van deze slachtoffers gaf aan dit niet te hebben gedaan door gevoe lens van schuld en schaamte.23

11EDITIE 4 2022 | ALIBI MAGAZINE ARTIKEL | STRAFRECHT

het stereotype beeld dat in de loop der jaren van verkrachting en seksu eel grensoverschrijdend gedrag is ontstaan. Seksuele misdrijven worden gezien als gewelddadige gebeurtenis sen.15 Het beeld van verkrachting is de vrouw die over straat loopt en door een onbekende man hardhandig een steegje in wordt getrokken. Er worden wapens gebruikt, het slachtoffer loopt blijvend (psychisch) letsel op en de dader is een onbekende voor het slachtoffer.16 Uiteraard verlopen niet alle gevallen zo. Voor deze slachtof fers kan het stereotype een obstakel vormen. Slachtoffers zijn namelijk minder snel bereid aangifte te doen, als zij van mening zijn dat wat hen overkomen is niet hoort bij het ste reotype beeld van een verkrachting of aanranding.17Hetfeitdatde persoonlijke ervaring past bij het stereotype beeld van een verkrachting, kan ertoe leiden dat slachtoffers zich zekerder voelen in hun mogelijkheid om hulp te zoe ken.18 Gebruik van geweld en wapens, blijvend letsel en aanranding door een vreemde kunnen doorslaggevende factoren zijn. Slachtoffers denken dat anderen dan eerder zullen geloven wat ze hebben meegemaakt en hun ervaring ook zullen interpreteren en kwalificeren als seksueel grensover schrijdend gedrag.19 Om te voorkomen dat slachtoffers hun eigen ervaring te snel afschrijven, zou duidelijker gecommuniceerd moeten worden dat alle vormen van seksueel geweld aan gepakt worden, niet alleen de televi sie-gevallen.20 Degenen verantwoor delijk voor deze communicatie, zoals de politie, kunnen echter soms ook een verkeerd beeld hebben van wat verkrachting allemaal kan inhouden. Bij hen leven ook stereotypes.21

Slachtoffers van zedenmisdrijven kunnen dus gevoelens van schuld en schaamte ervaren met betrekking tot wat er is gebeurd. Door deze gevoe lens willen ze vaak voorkomen dat anderen te weten komen dat er iets gebeurd is.29 Het is daarnaast ook de schaamte.22 Dit volgt onder andere uit de studie van Ceelen e.a., waarin 229

31 Dit effect wordt versterkt doordat ook bij de politie zulke ideeën spelen, de politie kent het slachtoffer bijvoorbeeld meer schuld toe wanneer deze dronken was, in het bijzonder bij een vrouwelijk slachtoffer.

Voordat daadwerkelijk aangifte wordt gedaan kunnen slachtoffers eerst een melding van het misdrijf maken. Dit initiële contact kan doorslaggevend zijn voor de vraag of het slachtoffer uiteindelijk echt aangifte doet. De politie biedt melders een infor matief gesprek aan.33 Hierin wordt niet alleen besproken wat aangifte doen precies inhoudt, maar er wordt ook gekeken naar de vervolgingsmo gelijkheden. Door de politie en het Openbaar Ministerie wordt afgewo gen of strafrechtelijk optreden in het betreffende geval mogelijk is.34 Naar aanleiding van het verhaal van het slachtoffer zal de zedenrechercheur hem of haar informeren over de slagingskansen van vervolging en de mogelijkheden die hij of zij heeft.

37 De bejegening door de recherche is voor slachtoffers dus van groot belang. De recherche heeft vaak een ARTIKEL | STRAFRECHT te praktische blik op het doen van aangifte, terwijl slachtoffers met een bepaalde intentie naar de politie toestappen.

38

Het komt dus voor dat het slachtoffer zelf al een sombere slagingskans van vervolging inziet, maar in andere ge vallen wordt het proces ook bij de eer ste melding bij de politie al afgekapt. In uitzonderlijke gevallen gaat een slachtoffer zelfs nooit naar de politie, uit angst dat zij niet geholpen zullen worden.42 Zij zien dan somber in wat de politie kan betekenen of hebben een negatief beeld van de politie.

35 Hoe de politie dit gesprek invult, kan van doorslaggevend belang zijn. De Inspectie Justitie en Veiligheid constateert dat slachtoffers achteraf soms menen dat aangifte doen door de politie afgeraden werd.36 De politie gaf bij voorbaat bijvoorbeeld aan dat vervolging nergens toe zou leiden. Soms wordt het doen van aangifte niet eens genoemd als mogelijkheid.

Zij gaan ervan uit dat de politie kan ingrijpen en hopen op vervolging en berechting. Wanneer de recherche dan alle onmogelijkheden van het onderzoek gaat opsommen, ervaren slachtoffers dit in bepaalde gevallen als ontmoedigend, ook als dit niet zo bedoeld is.39 Ook op andere momenten ervaren de slachtoffers dat de politie niet betrokken genoeg is, zoals tijdens de bedenktijd.40

Het probleem is dat bewijs in zeden zaken sowieso vaak erg mager is. Dit kan resulteren in een terughoudende politie, maar in enkele gevallen ver klaren slachtoffers door een gebrek aan bewijs überhaupt nooit contact op te hebben genomen met de politie.41

DE OMGEVING VAN HET SLACHTOFFER

reden dat slachtoffers hun eigen ge drag in aanmerking nemen. Zo volgt uit onderzoek dat slachtoffers die onder invloed waren van alcohol of drugs ten tijde van het misdrijf min der vaak aangifte doen.30 Ook vragen slachtoffers zich vervolgens af of zij in hun eigen gedrag iets hadden kun nen veranderen om de aanval te voor komen.

12 ALIBI MAGAZINE | EDITIE 4 2022

CONCLUSIE De aangiftebereidheid voor zeden misdrijven in Nederland is momen teel laag. Fonds slachtofferhulp liet in 2020 bijvoorbeeld weten dat ca. 70 procent van de zedenmisdrijven nooit wordt gemeld. Daarnaast wordt slechts 37 procent van de meldingen die wél gedaan worden doorgezet tot een echte aangifte. Dit zijn zorg wekkende cijfers, want dit betekent dat een groot deel van de zedenmis drijven in Nederland onder de radar blijft. Dit was dan ook één van de aanleidingen voor het ministerie van Justitie en Veiligheid om de wetge ving te herzien. Met het wetsvoor stel seksuele misdrijven tracht het ministerie om van een dwangvereiste over te stappen op een wilsvereiste. Anders gezegd, het ministerie wil dat er in de toekomst geen dwang meer bewezen hoeft te worden om tot een bewezenverklaring van verkrachting of aanranding te komen. Hierbij moet het ministerie echter niet uit het oog verliezen dat er verschillende facto ren zijn buiten de tekst van de wet, die slachtoffers beïnvloeden in hun keuze om aangifte te doen. De nieuwe wetgeving is voor de samenleving zeker een stap in de goede richting. Echter, als we willen dat de wetgeving daadwerkelijk effectief is en er ook iets verandert voor slachtoffers, dan moeten we ook ogen hebben voor de andere factoren.

Tot slot speelt ook de omgeving van het slachtoffer mee in de overweging. Zoals we hierboven zagen hebben schuld en schaamte een rol in de overweging. Vaak kan dit in verband worden gebracht met de houding van de omgeving. Slachtoffers laten aan gifte soms achterwege omdat ze bang zijn dat hun omgeving ontdekt wat er is gebeurd en, vooral, daarop een ne gatieve reactie zal geven.43 De eerder aangehaalde trend van victim-bla ming, heeft dus niet alleen tot gevolg dat slachtoffers zich voor het feit schamen of schuldgevoelens ervaren, maar ook dat zij te bang zijn voor de reacties van familie of vrienden. Uit onderzoek blijkt tevens dat slacht offers eerder bereid zijn aangifte te doen, als zij steun uit hun omgeving hebben.44 Het ontbreken van steun en weinig aanmoediging om aangif te te doen, kan daarom aanleiding zijn om het erbij te laten. In enkele gevallen gaven slachtoffers zelfs aan dat aanmoediging uit de omgeving de enige reden was voor hen om aangifte te doen.45 De attitude van de omgeving kan dus van groot belang zijn.46

32 DE HOUDING VAN DE POLITIE

10 Ministerie van Justitie en Veiligheid, 2021, Me morie van toelichting voorontwerp wetsvoorstel seksuele misdrijven, geraadpleegd via: lemisdrijven,www.internetconsultatie.nl/wetsvoorstelseksuehttps://p.2-4.

13EDITIE 4 2022 | ALIBI MAGAZINE

28 Idem, p. 1059-1061.

30 L. Bertling, A. Mack, H. Vonk & M. Timmermans, Slachtoffers van zedenmisdrijven: een verkenning van de overwegingen voor contact met politie en/of hulpverlening (eindrapport), Regioplan Beleidsonderzoek 2017, p. 13-14.

44 Idem, p. 13. 45 Idem, p. 35. 46 S. van de Wijer & Bernasco, Aangifte- en meldingsbereidheid: Trends en determinanten (rapport), Nederlands Studiecentrum Criminali teit en Rechtshandhaving 2016, p. 19.

29 M. Ceelen, T. Dorn, F. van Huis, U. Reijnders, ‘Characteristics and Post-Decision Attitudes of Non-Reporting Sexual Violence Victims’, Journal of Interpersonal Violence 2019, 34(9), p. 1972.

42 Idem, p. 12. 43 L. Bertling, A. Mack, H. Vonk & M. Timmermans, Slachtoffers van zedenmisdrijven: een verkenning van de overwegingen voor contact met politie en/of hulpverlening (eindrapport), Regioplan Beleidsonderzoek 2017, p. 10.

7 Idem, p. 3-4. 8 Idem, p. 3-4. 9 Idem, p. 3-4.

37 L. Bertling, A. Mack, H. Vonk & M. Timmermans, Slachtoffers van zedenmisdrijven: een verkenning van de overwegingen voor contact met politie en/of hulpverlening (eindrapport), Regioplan Beleidsonderzoek 2017, p. 35. 38 Inspectie Justitie en Veiligheid, Verschil lende perspectieven. Een onderzoek naar de taakuitvoering van zedenrechercheurs en hun bejegening van slachtoffers (rapport), Ministerie van Justitie en Veiligheid 2020, p. 18-20/24-25. 39 Idem, p. 21. 40 Idem, p. 21-22. 41 L. Bertling, A. Mack, H. Vonk & M. Timmermans, Slachtoffers van zedenmisdrijven: een verkenning van de overwegingen voor contact met politie en/of hulpverlening (eindrapport), Regioplan Beleidsonderzoek 2017, p. 17/33-34.

24 P. van Koppen, ‘Schuld toedelen en boete doen’, in: P. van Koppen e.a. (red.), Routes van het Recht. Over de rechtspsychologie, Boom Juridisch: Den Haag 2017, p. 835. 25 Idem, p. 835.

26 C. Pinciotti & H. Orcutt, ‘It Won’t Happen to Me: An Examination of the Effectiveness of Defensive Attribution in Rape Victim Blaming’, Violence against women 2020, 26(10), p. 1059-1061.

23 M. Ceelen, T. Dorn, F. van Huis, U. Reijnders, ‘Characteristics and Post-Decision Attitudes of Non-Reporting Sexual Violence Victims’, Journal of Interpersonal Violence 2019, 34(9), p. 1969.

11 Idem, p. 3. 12 Idem, p. 4. 13 Idem, p. 4. 14 Idem, p. 3. 15 L. Bertling, A. Mack, H. Vonk & M. Timmermans, Slachtoffers van zedenmisdrijven: een verkenning van de overwegingen voor contact met politie en/of hulpverlening (eindrapport), Regioplan Beleidsonderzoek 2017, p. 9-10. 16 Idem, p. 9-10.

2 Fonds Slachtofferhulp 2022, via: https://fonds slachtofferhulp.nl/statistieken-seksueel-geweld/, geraadpleegd op 24 juni 2022. 3 Idem, geraadpleegd op 24 juni 2022. 4 Ministerie van Justitie en Veiligheid, 2021, Me morie van toelichting voorontwerp wetsvoorstel seksuele misdrijven, geraadpleegd via: lemisdrijven,www.internetconsultatie.nl/wetsvoorstelseksuehttps://p.3.

6 Ministerie van Justitie en Veiligheid, 2021, Voorontwerp wetsvoorstel seksuele misdrijven, geraadpleegd via: tie.nl/wetsvoorstelseksuelemisdrijven,https://www.internetconsultap.3-4.

32 R. Venema, ‘Police Officer’s Rape Myth Acceptan ce: Examining the Role of Officer Characteristics, Estimates of False Reporting, and Social Desira bility Bias’, Violence and Victims 2018, 33(1), p. 193-194.

31 Idem, p. 41.

33 Inspectie Justitie en Veiligheid, Verschil lende perspectieven. Een onderzoek naar de taakuitvoering van zedenrechercheurs en hun bejegening van slachtoffers (rapport), Ministerie van Justitie en Veiligheid 2020, p. 14. 34 L. Bertling, A. Mack, H. Vonk & M. Timmermans, Slachtoffers van zedenmisdrijven: een verkenning van de overwegingen voor contact met politie en/of hulpverlening (eindrapport), Regioplan Beleidsonderzoek 2017, p. 21-22. 35 Inspectie Justitie en Veiligheid, Verschil lende perspectieven. Een onderzoek naar de taakuitvoering van zedenrechercheurs en hun bejegening van slachtoffers (rapport), Ministerie van Justitie en Veiligheid 2020, p. 14-15. 36 Idem, p. 21.

ARTIKEL | STRAFRECHT

5 Artikel 242 en 246 Wetboek van Strafrecht.

17 Idem, p. 9-10. 18 Idem, p. 9-10. 19 K. Wolitzky-Taylor e.a., ’Is Reporting of Rape on the Rise? A Comparison of Women With Reported Versus Unreported Rape Experiences in the National Women’s Study-Replication’, Journal of Interpersonal Violence 2011, 26(4), p. 623. 20 M. Ceelen, T. Dorn, F. van Huis, U. Reijnders, ‘Characteristics and Post-Decision Attitudes of Non-Reporting Sexual Violence Victims’, Journal of Interpersonal Violence 2019, 34(9), p. 1973. 21 R. Venema, ‘Police Officer’s Rape Myth Acceptan ce: Examining the Role of Officer Characteristics, Estimates of False Reporting, and Social Desira bility Bias’, Violence and Victims 2018, 33(1), p. 194. 22 S. van de Wijer & Bernasco, Aangifte- en meldingsbereidheid: Trends en determinanten (rapport), Nederlands Studiecentrum Criminali teit en Rechtshandhaving 2016, p. 19.

27 Idem, p. 1059-1061.

1 Zie bijvoorbeeld Algemeen Dagblad 2020, 2022.ps://www.google.com/,zaak-na-verkrachting~a7b27ec1/?referrer=htthttps://www.ad.nl/binnenland/zelden-rechtsvia:geraadpleegdop24juni

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.