12 minute read

TERUGBLIK OP DE INTERNATIONALE ARBEIDSCONFERENTIE: VAN VIER NAAR VIJF FUNDAMENTELE WERKNEMERSRECHTEN

© Marcel Crozet/ILO Het recht op een veilige en gezonde werkomgeving wordt een fundamentele arbeidsnorm, besliste de Internationale Arbeidsconferentie in Genève.

Terugblik op Internationale Arbeidsconferentie Van vier naar vijf fundamentele werknemersrechten

Advertisement

In vorige Vakbeweging las je uitgebreid over de inzet van de Internationale Arbeidsconferentie dit jaar, in Genève. We hadden het toen over de hoofdvogel: de erkenning binnen de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) van veilig en gezond werk als fundamentele arbeidsnorm. Die hoofdvogel is intussen afgeschoten. Maar het is niet het enige resultaat. Een bilan...

Recht op veilige en gezonde werkomgeving wordt universele arbeidsnorm

Vakbonden, werkgevers en overheden raakten het in Genève eens over de erkenning van het recht op een veilige en gezonde werkomgeving als fundamentele arbeidsnorm. Door deze erkenning wordt het recht op een veilige en gezonde werkomgeving toegevoegd aan de vier reeds bestaande fundamentele arbeidsnormen: (1) de vrijheid van vereniging en het recht op collectief onderhandelen, (2) het verbod op dwangarbeid of verplichte arbeid, (3) het verbod op kinderarbeid en (4) het verbod op discriminatie. Nooit zou een werknemer moeten vrezen voor zijn gezondheid, laat staan voor zijn leven, wanneer hij zijn job uitvoert. De realiteit is anders. Wereldwijd laten jaarlijks maar liefst 1,9 miljoen mensen het leven door hun werk en zijn 360 miljoen werknemers het slachtoffer van een arbeidsongeval.

Belangrijke vraag in die discussie: welke IAO-conventies moeten worden gekoppeld aan deze fundamentele arbeidsnorm? IAO-conventies die aan een fundamentele arbeidsnorm worden gekoppeld, moeten immers door alle landen binnen de IAO nageleefd worden, ook als ze deze conventies nog niet ratificeerden. Uiteindelijk lukte het om, onder druk van onder meer de vakbonden, maar ook van de Europese Unie en de Afrikaanse landen, IAO-conventies 155 en 187 te koppelen aan de nieuwe fundamentele arbeidsnorm. Vooral de koppeling van IAO-conventie 155 is hier belangrijk. Deze conventie legt immers niet enkel de basisprincipes vast voor een nationaal beleid inzake een veilige en gezonde werkomgeving, maar stelt ook duidelijk de verantwoordelijkheden van overheden en werkgevers op dit vlak scherp. Ook op ondernemingsniveau. Die koppeling ging echter niet zonder slag of stoot. Landen als India, Indonesië en Bangladesh waren geen voorstander, argumenterend dat ze nog niet ver genoeg staan om de conventie toe te passen. Maar wat de IAO vraagt is geen perfectie, wel een maximale inspanning om de principes na te streven en ze op termijn effectief te

realiseren. Dat vraagt natuurlijk wel investeringen van overheden en werkgevers, wat niet altijd evident is in landen waar de politieke en economische macht zeer sterk met elkaar verweven zijn.

Maar wat betekent de erkenning van het recht op een veilige en gezonde werkomgeving als fundamentele arbeidsnorm nu concreet? Laat ons hopen een versnelde omzetting in wetgeving en toepassing van de principes van de conventies 155 en 187 in landen waar dat nog niet het geval is. Ook in landen die dit wel al deden, mag de aandacht voor veilig en gezond werk sterker. Vanuit de IAO komt hierop alvast verscherpt toezicht en zal hierover vaker gerapporteerd worden aan de jaarlijkse Internationale Arbeidsconferentie. Bovendien zorgt de erkenning als fundamentele arbeidsnorm ervoor dat de IAO de plicht heeft om haar leden op alle mogelijke manieren bij te staan in het verwezenlijken van een veilige en gezonde werkomgeving.

Sociale en solidaire economie op de kaart

Een aparte commissie van de Internationale Arbeidsconferentie boog zich over de rol van de “sociale en solidaire economie”. Dat is internationaal jargon voor dat deel van de economie dat niet in de eerste plaats gaat voor winst. Van bij zijn oprichting, 103 jaar geleden, besteedt de IAO er aandacht aan. Maar voor het eerst wijdde de IAO er op zijn Conferentie een bespreking aan.

Als vakbond waren we verheugd over deze eerste gelegenheid om te discussiëren over de rol van de sociale en solidaire economie, die dicht staat bij de vakbond en de arbeidersbeweging. In België hecht de christelijke werknemersbeweging veel belang aan initiatieven van burgers op het vlak van sociale en solidaire economie, omdat zij een drijvende kracht zijn achter het terugdringen van ongelijkheden en bestaansonzekerheid. Het ACV was dan ook nauw betrokken bij de werkzaamheden van deze commissie, waarbij het kon putten uit zijn ervaring op nationaal niveau, maar ook op andere continenten, via zijn internationale partnerschappen die tal van initiatieven op het gebied van de sociale en solidaire economie een prominente plaats geven. De sociale en solidaire economie is geen oplossing die uitsluiting met een vingerknip de wereld zal helpen, maar ze biedt wel een alternatief economisch model dat mensen (werknemers, producenten, spaarders, consumenten) een betere manier van leven aanreikt, door het algemeen welzijn centraal te stellen en in te zetten op duurzaamheid.

Al bij al zijn de besprekingen vlot verlopen, zonder teveel spanningen. Met als resultaat een ambitieuze tekst, die oriëntaties bepaalt voor het verdere werk naar die sector vanuit de IAO en zijn Lidstaten. Naast een solide definitie van de sociale en solidaire economie, die de staten in staat stelt de aard van deze initiatieven duidelijk te omschrijven (met het oog op de ontwikkeling van nationale, regionale en lokale wetgeving ter ondersteuning van deze sector), heeft de conferentie ook richtsnoeren voorgesteld voor de IAO-instanties om de sociale en solidaire economie adequaat te ondersteunen door middel van diverse concrete acties.

Naar een aanbeveling voor alternerend leren

Ook op de agenda: een eerste lezing van een voorstel van nieuwe IAO-norm voor het leerlingwezen (apprenticeships). Wereldwijd wordt steeds meer ingezet op diverse vormen van stages en werkplekleren. Binnen het onderwijs, om de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt te verbeteren, maar ook binnen de context van levenslang leren. De IAO had vastgesteld dat voor al deze diverse vormen van leertrajecten nog geen internationale norm was vastgelegd, terwijl die werkplekopleidingen nu al te vaak gebruikt worden als goedkope tewerkstelling om gewone werknemers te vervangen. Een grondige kwaliteitsdiscussie kwam dus geen moment te laat. Op internationaal vlak is de materie niet nieuw: op Europees vlak werd enkele jaren geleden ook al de aanbeveling rond een Europees kwaliteitskader voor apprenticeships goedgekeurd. Die richting ging nu ook de Internationale Arbeidsconferentie uit: met een akkoord om met een aanbeveling te werken in plaats van met een bindende norm via een nieuwe IAO-conventie.

Een tweede discussiepunt was de draagwijdte van het instrument, met name de vraag of het instrument zowel over apprenticeships, als over traineeships diende te handelen. In België vallen de systemen van alternerend leren (zoals duaal leren, de oudere stelsels van leerlingenwezen,…) onder de noemer van apprenticeships. Lerenden kunnen via intensief werkplekleren en een theoretische opleiding zo een kwalificatie behalen. Ze worden qua rechten vaak gelijkgesteld met werknemers en genieten gelijkaardige sociale voordelen. Traineeships daarentegen zijn een restcategorie van stages (werkervaringsstages, onbetaalde stages onderwijs, werkplekleren,...) met verschillende logica’s en bestaansredenen, wat de discussie complexer maakt. Uiteindelijk werd beslist om de bespreking rond apprenticeships zuiver te houden en niet te vermengen met die van stages. Een poging van de werknemersgroep om de discussie rond traineeships rechtstreeks op de IAO-agenda te plaatsen haalde echter niet het nodige

>> draagvlak. Dat is jammer, gezien we weten dat vele gevallen van misbruik en uitbuiting zich ook hier situeren. Stages worden vaak niet vergoed en stagiairs worden blootgesteld aan allerlei (arbeids)risico’s.

Een derde discussiepunt was of apprenticeships dienen vergoed te worden en indien ja, hoe? Na de nodige discussie werd een compromis gevonden om te voorzien in “een passende vergoeding of een andere (passende) vorm van financiële compensatie”. Een gepaste vergoeding is cruciaal om ongelijkheid tegen te gaan: zonder vergoeding zijn lerenden kwetsbaar en kunnen enkel sociaaleconomisch sterkere groepen het zich financieel veroorloven om zich via een (onbezoldigde) apprenticeship verder te bekwamen. Er werd ook getracht om andere garanties in te bouwen zodat deze systemen minder snel misbruikt kunnen worden, bijvoorbeeld door beperkingen in de duur, ratio’s van lerenden ten opzichte van werknemers, de koppeling met formeel onderwijs/opleiding, ... terwijl werkgevers hier net zoveel mogelijk trachtten af te zwakken.

Andere topics die naar boven kwamen in de debatten: de rol van de sociale partners en het collectief overleg, onderwijs en intermediairen, rechten voor de lerende, diversiteit en inclusie, erkennen van competenties en kwalificaties, begeleiding op de werkvloer, werkgeversincentives, ... en de rol ervan binnen levenslang leren. Apprenticeships zijn immers niet exclusief gericht op jongeren. Er werd ook stilgestaan bij de toenemende rol die ze kunnen spelen in het kader van bij- en omscholing van volwassenen, getuige ook de recente uitbreiding van duaal leren naar het volwassenenonderwijs in Vlaanderen. Intussen is het uitkijken naar de tweede en definitieve lezing van de ontwerpaanbeveling op de Internationale Arbeidsconferentie volgend jaar. Duidelijk is alvast dat binnen de IAO ook een bredere oefening rond alle vormen van werkplekleren zinvol kan zijn.

Over werkgelegenheid

In de commissie voor het recurrente item – die zich buigt over één van de pijlers van de Waardig Werk Agenda – werd deze keer het werkgelegenheidsvraagstuk belicht, om nieuwe oriëntaties voor het IAO-werk te bepalen. Dat liep niet van een leien dakje, met de werkgeversdelegatie die terugkwam op vroegere afspraken en een paar regeringen die zich bij die groep aansloten. De Europese en Afrikaanse landen gaven behoorlijk wat steun, samen met een paar Aziatische landen. Zelfs de steun van de Verenigde Staten in diverse discussies viel op. Zodat uiteindelijk wel een paar mooie conclusies konden worden geformuleerd.

Zo kreeg de IAO opdracht om sterker te werken op het concept van het ‘leefbaar loon’ (living wage). Dat concept zat al in een van de eerste grote verklaringen van de Internationale Arbeidsorganisatie, de Philadelphiaverklaring: alle werkenden zouden een toereikend loon moeten ontvangen om in hun levensonderhoud te kunnen voorzien. Maar wat ben je daar mee als dit niet is gedefinieerd? De IAO krijgt nu opdracht om op basis van onderzoek in te schatten wat zo’n leefbaar loon kan zijn en ter zake ook ondersteuning te bieden aan de Lidstaten. Andere nieuwe accenten in de conclusies: de nood aan een adequate bescherming van werknemers bij telewerk; het belang van de bescherming van werknemers bij het gebruik van artificiële intelligentie; het belang van human rights due diligence, het toezicht op het respect voor de mensenrechten – met inbegrip van de arbeidsrechten – in de gehele productie- en toeleveringsketen van multinationals; de nood aan meer inspanningen voor de integratie van personen met een handicap in het arbeidsproces ook.

Geen normen zonder handhaving

In de commissie voor de toepassing van de normen (CAS) werden dit jaar, omwille van tijdsbeperking, slechts 22 in plaats van 24 landen op het matje geroepen. De internationale woordvoerder van de werknemers, ACVvoorzitter Marc Leemans, verdedigde de werknemerspositie in deze gevallen.

Enkele van de meest opvallende cases waren: • China over de conventie van discriminatie op de arbeidsmarkt, onder andere in verband met gedwongen arbeid van de Oeigoeren in Xinjiang.

Voor de eerste keer sinds lang waren het de overheden zelf, onder andere de EU, de Verenigde Staten, Canada,

Australië die tijdens de besprekingen om zware conclusies vroegen. De

Chinese overheid viel in haar slotrede scherp uit naar deze overheden.

Ze stelde hen als wedervraag wat er met de minderheden in Canada en

Australië gebeurt en waarom de VS zelf nog steeds de basisconventies niet ratificeerden... Uiteindelijk bekwamen we toch een degelijk resultaat met de uitvoering van een technische ondersteunende zending naar China vanuit de IAO en de werkgevers- en werknemersgroep. • Myanmar waar de militaire junta sinds hun coup in februari 2021 de vakbonden ontbond en de leiders en activisten achtervolgt, arresteert en vermoordt (conventie 87: vrijheid van

vereniging). Gezien deze militaire junta geen erkenning krijgt binnen de VN-instanties, was ze afwezig. De

IAO ondernam al verschillende resoluties en stappen om dit land terug op de weg van sociale rechtvaardigheid te zetten. De conclusies van de commissie waren dan ook een duidelijke oproep aan de militaire junta om de democratie terug te herstellen en een speciale onderzoekscommissie van de IAO toe te laten. • Wit-Rusland. Dit land werd opnieuw op het matje geroepen omwille van gebrek aan respect voor het recht van vrijheid van vereniging (C87).

Enkele weken geleden arresteerde de Wit-Russische overheid 22 vakbondsleiders. De Conferentie stelde formeel vast dat het 18 jaar geleden een onderzoekscommissie naar het land stuurde en dat de overheid nog steeds weinig heeft ondernomen om de conclusies van deze commissie op te volgen. En gezien de jaarlijkse reprimandes door de Conferentie niet blijken te werken besloot de commissie om een speciale vermelding in het rapport op te laten nemen en het geval door te geven voor specifieke besprekingen binnen de raad van bestuur van de IAO in juni. Ook hier reageerde de Wit-Russische overheid scherp. Ze beschuldigde de landen die de IAO-conclusies ondersteunden van het politiseren van de situatie, complottheorieën en leugens,… Terwijl de regering van

Lukashenko de dag na de bespreking van het geval nog harder optrad tegen onafhankelijke vakbonden.

Het Hooggerechtshof beëindigde namelijk formeel de activiteiten van verschillende vakbondsorganisaties en verklaarde hun legitieme vakbondsactiviteiten als strafbaar.

• Vrijheid van vereniging was in deze conferentie één van de meest besproken conventies. Ook ACV-voorzitter Marc Leemans verdedigde de werknemerspositie in de commissie voor de toepassing van de normen.

Guatemala, Nicaragua, Kazakhstan,

Sint-Maarten en Nicaragua werden ter verantwoording geroepen. Andere gevallen handelden over overtredingen van conventie 182 over kinderarbeid (Centraal-

Afrikaanse Republiek, Benin,

Solomon-eilanden), conventie 98 over de vrijheid tot onderhandelen (Nieuw-Zeeland, Irak, Hongarije), conventies 26/95 over minimumlonen voor Nigeria, conventie 105 over gedwongen arbeid (Fiji, Azerbeidzjan) en conventie 144 over sociaal overleg (El Salvador).

Naast de landengevallen nam de CAS dit jaar ook twee rapporten onder de loep. Het eerste rapport uitgewerkt door de UNESCO en de IAO presenteerde de situatie van het onderwijzend personeel wereldwijd. Het rapport merkte op dat er dringend moet worden geïnvesteerd in deze sector: “Als we onze kinderen en jongeren in de volgende jaren van een degelijk onderwijs willen verzekeren, dan hebben we tegen 2030 meer dan 69 miljoen nieuwe leraren en onderwijzers nodig”. Het tweede rapport handelde over ‘waardig werk voor verplegend personeel en huispersoneel’. De bespreking van dit thema kwam als geroepen, in de nasleep van de coronapandemie. De nood aan waardig werk en een opwaardering en waardige verloning voor de beroepen in deze sector kwamen in de conclusies naar voor, net als de nood aan meer en betere vorming en de nood aan meer investeringen in de zorgsector door de overheden. Deze conclusies vormen de basis voor de verdere bespreking van de ‘zorgsectoren’ binnen de IAO in de conferentie van 2023 en voor een speciale discussie hierover in 2024, het jaar waarin België het EU-voorzitterschap zal waarnemen en woordvoerder voor Europa in deze commissie zal zijn.

| Sam Coomans, Santiago Fischer, Stijn Gryp, Chris Serroyen & Stijn Sintubin |

This article is from: