
4 minute read
DOORZICHTIG
EIGENZINNIGE ALLEMANSVRIEND
1.9-liter injectiemotor van de GTI, helaas gevoelig voor hikjes. De veerbollen zijn niet te missen, maar bij een tweede blik ontdek je achter de rechter koplamp meer groens: het LHMvoorraadvat met peilmetertje.
Eigenlijk mag Citroën nog van geluk spreken dat het van moederbedrijf PSA de ruimte krijgt om zich bij de ontwikkeling van de middenklasser voor de jaren tachtig weer eens creatief te ontplooien. Wel gelden er strikte randvoorwaarden. Een beheersbaar productiekostenplaatje, het delen van de aandrijflijn en elektrische en enkele onderstelcomponenten met Peugeotmodellen en behoorlijk gereduceerde exploitatiekosten voor de klanten. Dat levert vanaf eind 1982 een winnende combinatie op, die de ooit zo progressieve GS en GSA snel doet vergeten. De door Marcello Gandini (Bertone) getekende BX blijkt een heel stuk zuiniger, onderhoudsvriendelijker en vele malen beter tegen roest beschermd dan zijn voorgangers. Weliswaar loopt het betrouwbaarheidsimago later een deukje op als ‘knakenrijders’ de comfortabele Fransoos ontdekken als spotgoedkoop vervoermiddel en er verder geen cent in investeren, maar dat kan de auto feitelijk niet aangerekend worden.
De BX biedt voor elk wat wils, met verschillende luxegradaties en motoren van 1,4, 1,6 en 1,9 liter, waarvan de laatste met benzine- of dieselvoeding. Haastige lieden vinden een goede metgezel in de 126 pk sterke Sport, die medio 1985 verschijnt en amper een jaar in productie blijft. Minstens zoveel aandacht gaat uit naar de bijna gelijktijdig gelanceerde Break, door Citroën inderhaast toegevoegd na een geslaagd voorstel van carrosseriebouwer Heuliez. Met een facelift in het voorjaar van 1986 stoomt de fabrikant zijn bestseller klaar voor een nieuwe concurrentieslag, waarbij een turbodieselmotor en extra injectiemodellen de technische wapens vormen. Daaronder de GTI (125) en de 16V (160 pk), die bij de latere katalysatorversies iets aan vermogen moesten inleveren. Inhakend op de trend van die tijd brengt Citroën zelfs 4WD-varianten op de markt.


In 1989 volgt een lichte modelherziening en hoewel de BX gezond blijft verkopen, beginnen de jaren te tellen en grijpen de marketeers naar actiemodellen, ongeëvenaard in diversiteit. Cannes, Chic, Deauville, Palmarès, Progress, Routière: de stroom showroomlokkers houdt maar niet op. Potentiële kopers blijken gevoelig voor messcherpe prijzen in combinatie met wat leuke extra’s, die veelal het comfort en de uiterlijke verschijning dienen. Met de ZX en de Xantia als opvolgers ziet de BX in 1993 zijn einde naderen, hoewel Heuliez in januari van het jaar daarop nog de laatste tientallen Breaks fabriceert. In totaal komt de teller op 2.323.554 eenheden uit, mede dankzij het succes van de auto op de zakelijke markt. Een prestatie van formaat tussen moordende concurrentie.
Kleine oranje knipperlichten vóór en slanke bumpers kenmerken de BX zoals hij bij de introductie verschijnt. De invloed van PSA doet zich gelden in de toepassing van McPherson-veerpoten voor, die iets meer onrust in de neus geven dan de dubbele draagarmen van de GS(A).
Bij sportieve versies durft Citroën afstand te nemen van het eenspaaks stuur. De voorstoelen bezitten allebei een draaiknop om het zitvlak te kantelen. Lekker voor de bovenbenen!

Citroënwaardige cockpit in de eerste serie, geleverd tot 1986. De meest gebruikte functies activeer je via eigenzinnige satellieten aan weerszijden van het instrumentarium. In het type ‘Digit’ zit, niet geheel verrassend, een digitaal dashboard. De achteras met langsdragers levert een lekker diepe bagageruimte op, die van 444 tot 1.455 liter varieert. In tegenstelling tot de GSA opent de klep vanaf bumperhoogte. De krap zestien centimeter langere Break verstouwd 1,8 kuub. Net als de gewone BX profiteert deze van niveauregeling. Basisversies missen de zwarte ruitomlijsting. Hier de tweede serie, sterk verwant aan de derde.


Uitvoeringen met de aanduiding TRS, TRI, TRD en later TZI en TZD krijgen extra ruitjes in de C-stijlen mee, wat gek genoeg niet voor de topmodellen GTI en 16V geldt. Dit glas wil nog wel eens dof uitslaan na veelvuldige blootstelling aan zonlicht.


Verstokte Citrofielen reageren teleurgesteld op de introductie van traditionele meters in 1986, maar de beter geoutilleerde BX’en bieden als troost wel een rijke informatievoorziening met zelfs een oliedruk en -temperatuurmeter. Ruimte genoeg op de comfortabele achterbank, waarvan zowel zitting als leuning zich voorover laten klappen. Wel even je hoofd intrekken tijdens het instappen. Vooral de BX 16V, met een bodykit om brede wielen te kunnen herbergen, knapt uiterlijk aardig op van de laatste facelift. Vanaf halverwege 1989 zijn alle modellen getooid met rookglazen achterlichten.

