
5 minute read
Familiezaken
Niemand ontkent de belangrijke rol van vader en zoon Hoste in de geschiedenis van het Brusselse Willemsfonds. Zij speelden elk op eigen wijze een sleutelrol in het bestuur (vanaf respectievelijk 1873 en 1903). Beiden toonden zich gulle mecenas wanneer nodig en zetten allebei hun uitgebreid netwerk in om het Willemsfonds in Brussel op de kaart te zetten en vervolgens te verankeren. Als het gaat over ‘familiezaken’ is de familie Hoste per definitie ‘incontournable’. Maar er is meer. Minder mediatiek bij tijden, maar permanent aanwezig, daarvoor moeten we eigenlijk bij de familie De Veen zijn.
Stamvader Petrus Felicianus De Veen
Felix De Veen sluit zich in 1877 aan bij de afdeling, wordt een jaar later al bestuurslid en schopt het in 1882 tot ondervoorzitter. Vader De Veen woont in Sint-Gillis en is schoolopziener of inspecteur voor het lager onderwijs in Brussel en is actief in de Nederlandsche Leergangen aan de Modelschool. De afdeling vertrouwt hem eveneens de inrichting van de volksvoordrachten toe en zelf toont hij zich daar actief rond, heel begrijpelijk, het thema ‘vorming en opvoeding’: Volksboekerijen, haar nut en doel (1877), De opvoeding der vrouw (1879), Plichten der mannen (1880), Opvoeding (1881) en De politieke opvoeding van het volk (1881). Zijn reputatie is gemaakt en De Veen wordt één van de centrale figuren in het bestuur. In 1889 neemt hij op vraag van Hoste zelf het voorzitterschap van de afdeling voor korte tijd over maar geeft in 1890, vrij plots, zijn ontslag als bestuurder. De opvolging is echter verzekerd. Zijn beide zonen, Emile en Louis, nemen de fakkel over.

De Brusselse tak
Emile (1869-1954) krijgt het flamingantisme met de paplepel mee. Hij studeert rechten aan de ULB en is voorzitter van de studentenvereniging ‘Geen Taal geen Vrijheid’, waarna hij jurist wordt bij het Rekenhof. Daar ligt hij mee aan de basis van de oprichting van een Nederlandstalige Kamer, waarvan hij van 1931 tot 1951 voorzitter is. Hij droomt van een eengemaakt Vlaams front en is actief in tal van Vlaamsgezinde verenigingen van heel divers pluimage. Als jongeman verliest hij zijn hart voor stuk aan het socialisme maar kiest uiteindelijk voor de Brusselse liberalen. In navolging van zijn vader sluit hij zich aan bij het Willemsfonds. Emile wordt bestuurder en in 1919 (1921 volgens andere bronnen) volgt hij Julius Hoste sr. op als voorzitter van de afdeling. Hij loodst de afdeling door een moeilijk interbellum en verwezenlijkt daarbij in zekere mate zijn droom van een eengemaakt front: onder zijn voorzitterschap wordt vrij intensief samengewerkt over de ideologische grenzen heen
De Schaarbeekse tak
Broer Louis of Lodewijk (1868-1950) deelt in dezelfde pap. De rechten liggen hem minder en hij kiest voor geneeskunde aan de ULB, waar hij net als zijn broer voorzitter is van ‘Geen Taal geen Vrijheid’. Hij huwt in 1890 met Edwige, dochter van Emanuel Hiel. Zijn respect voor deze Vlaamse voorman is heel groot en hij laat zich vanaf dan ook graag aanspreken als Louis De Veen-Hiel. Louis voert actie voor de gedeeltelijke vernederlandsing van de Brusselse universiteitsbibliotheek en steunt het flamingantisme via voordrachten en bijdragen in Vlaamse kranten. Kort na de Eerste Wereldoorlog wordt hij penningmeester van de Schaarbeekse Willemsfondsafdeling, loodst deze afdeling financieel gezien door het interbellum en neemt na de Tweede Wereldoorlog voor korte tijd het voorzitterschap van de afdeling op zich.

Volharden
Louis De Veen geeft in Schaarbeek de fakkel door aan zijn zoon Emanuel jr. (1900-1965), die tot zijn overlijden voorzitter van de afdeling blijft. Een directe opvolger is niet in zicht, maar Elza De Veen, zus van Emanuel, is gehuwd met ene Jan Hereng (1886-1983), die het voorzitterschap overneemt van zijn schoonbroer en tot 1979 aan het hoofd van de Schaarbeekse Willemsfondsafdeling staat. Hereng is allesbehalve een onbekende in de Brusselse flamingante middens. Zijn hele loopbaan speelt zich af binnen Het Laatste Nieuws en hij is een vertrouweling van vader en zoon Hoste. Hij is in 1913 betrokken bij de oprichting van het Liberaal Vlaams Verbond en is een belangrijke figuur binnen de Vooruitstrevende Liberale Volksbond.

Een kleine kanttekening bij dit verhaal betreft de dochter van Emanuel De Veen jr., Lydia. Zij erft de Vlaamsgezinde genen van haar overgrootvader, grootvader en vader, én de socialistische jeugddroom van haar grootvader. Zij groeit via de Rode Leeuwen, de Vlaamsgezinde socialisten in het Brusselse (met de Blauwe Leeuwen, zoals de naam laat vermoeden, de liberale Vlaamsgezinden) in de jaren 1960 uit tot een boegbeeld van de socialistische partij en vrouwenbeweging. Ze vervult tussen 1971 en 1989 een reeks publieke functies van gemeenteraadslid tot staatssecretaris en wordt in 1980 voorzitter van de afdeling Brussel van het Vermeylenfonds, het rode broertje van het Willemsfonds. Hoe een dubbeltje soms rollen kan.
Bart D’hondt, wetenschappelijk medewerker Liberas