Chianti DOCG
Het gebied van Chianti DOCG strekt zich tegenwoordig uit over vrijwel de hele streek tussen
Florence en Montalcino, maar het was in 1716 (zie kadertekst) veel kleiner. Vooral in de jaren
dertig van de twintigste eeuw is het wijngebied dat recht had op de naam Chianti flink uitgebreid.
De 15.500 ha die het nu telt, levert jaarlijks ongeveer 800.000 hl wijn op. Het spreekt voor zich dat bij zulke volumes grote kwaliteitsverschillen optreden. Dat is ook de reden dat menigeen stelt dat
Chianti in 1984 de DOCG-status niet had moeten krijgen. De variatie aan stijlen en kwaliteiten zal de gemoederen vermoedelijk nog lang bezighouden. Sommige wijndrinkers associëren Chianti nog steeds met goedkope, wrange hoofdpijnwijn in een met stro omvlochten buikfles (fiasco).
Overigens zijn bij de DOCG-erkenning in 1984 ingrijpende veranderingen doorgevoerd ten opzichte van de DOC-regels uit 1963, onder andere op het gebied van rendement, sangioveseklonen en druivensamenstelling.
De wijngaarden voor Chianti liggen op een hoogte van maximaal 700 meter boven de zeespiegel.
Het belangrijkste druivenras is sangiovese, die minimaal 70 procent van de wijn moet uitmaken. Als aanvullende rassen mogen Italiaanse rassen zoals colorino, canaiolo en malvasia nera worden
gebruikt, maar ook internationale rassen zoals cabernet franc, cabernet sauvignon, merlot en syrah. Voor cabernet sauvignon en cabernet franc geldt een maximum van 15 procent in totaal. Maximaal 10 procent van de blend mag bestaan uit witte druivenrassen, waarvan malvasia en trebbiano de
meestgebruikte zijn. De witte druiven maken de wijn lichter en makkelijker drinkbaar. Een uitzondering vormt Chianti uit de subzone Colli Senesi: deze moet minimaal 75 procent sangiovese bevatten, aangevuld met maximaal 25 procent andere druivenrassen (met een maximum van 10 procent cabernet franc en/of cabernet sauvignon) en maximaal 10 procent trebbiano toscano en/of malvasia. De mini-
male plantdichtheid voor Chianti DOCG is vastgesteld op 2.500 druivenstokken per hectare (voor Chianti Classico is dat 4.000). Het maximumrendement voor ‘gewone’ Chianti is 63 hl/ha. Voor Chianti Superiore en Chianti met vermelding van een subzone ligt dat wat lager.
De traditionele governo-techniek is voor Chianti nog steeds toegestaan, maar voor Chianti Classico niet. In het verleden stond op het etiket van een Chianti of Chianti Classico die minimaal 2 jaar
houtrijping had gehad de term Vecchio. Sinds de DOCG-erkenning in 1984 is deze term verboden. Voor alle wijnen van Chianti DOCG geldt een minimale flesrijping van 4 maanden. Een reguliere
Chianti mag pas na 1 maart van het jaar na de oogst in de handel worden gebracht en een Chianti Superiore vanaf 1 september van het jaar na de oogst. Chianti Riserva rijpt ten minste 2 jaar. Voor
Chianti Riserva uit de subzones Rufina en Colli Fiorentini geldt een verplichte houtrijping van mini-
maal 6 maanden en voor Chianti Riserva uit de subzone Colli Senesi een houtrijping van minimaal 8 maanden en een flesrijping van minimaal 4 maanden. Voor Chianti Superiore en Chianti die de naam van een subzone draagt, gelden strengere regels op het gebied van rendement, minimaal natuurlijk alcoholpercentage en (hout)lagering.
Hoofdstuk 21 - Italië (2022-2023) TERUG NAAR INHOUD
141