
13 minute read
In het Midden-Oosten praten we de hele tijd over God
Waar is God te midden van alle wanhoop en ellende? Voor wie de beelden uit Gaza op het netvlies heeft, is dat geen onbegrijpelijke vraag. Bernhard Reitsma, hoogleraar kerk en theologie met als aandachtsveld islam aan de PThU, legde haar in een Teams-gesprek voor aan twee christelijke theologen in de regio: Rima Nasrallah, universitair docent praktische theologie en decaan aan de Near East School of Theology in Beiroet en gepromoveerd van de PThU, en Willem-Jan de Wit, via de GZB docent Bijbelwetenschappen en systematische theologie en waarnemend decaan aan het Evangelical Theological Seminary in Cairo.

Bernhard Reitsma: ‘Hier in Nederland wordt naar aanleiding van de situatie in jullie regio nogal eens de vraag gesteld waar God is. Is dat voor jullie ook een relevante vraag?’
Rima Nasrallah: ‘Ik weet niet of ik die vraag zo zou stellen. Hier geldt: God is. In Europa is dat anders: veel mensen hebben een probleem met het idee van God. In het Midden-Oosten praten we de hele tijd over God. Dat gezegd hebbende, snap ik natuurlijk wel waarom je deze vraag stelt. We leven in deze regio in een donkere context van geweld, onrecht, ontworteling en armoede. Voor een buitenstaander is het moeilijk te zien hoe God werkt, ja: dat God werkt. Voor mijzelf is het beginpunt wat Jezus zegt in Lucas 4: “De Geest van de Heer rust op Mij, want Hij heeft mij gezalfd. Om aan armen het goede nieuws te brengen heeft Hij Mij gezonden, om aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken en aan blinden het herstel van hun zicht, om onderdrukten hun vrijheid te geven, om een genadejaar van de Heer uit te roepen.” Om mij heen zie ik die tekenen: mensen worden vrijgelaten, ze worden gered van onder het puin, ze durven de waarheid te zeggen ook al betekent het hun dood, ze klampen zich vast aan het leven, hoe kwetsbaar dat ook is. Daarin zie ik heel duidelijk de aanwezigheid van God.’
Willem-Jan de Wit: ‘In mijn proefschrift ben ik bezig geweest met de vraag naar God vanuit de context van seculier postchristelijk Amsterdam. Hier in Egypte is de situatie echt anders. Het bestaan van God is voor veel mensen veel meer een vanzelfsprekendheid. God is aanwezig in de taal: het alledaagse taalgebruik is doorspekt met religieuze uitdrukkingen en begroetingen. Over heel Caïro schalt vijf keer per dag de gebedsoproep. En veel kerken hebben een zondagsschool met honderden kinderen die de lof van God zingen. De oorlog in Gaza is verschrikkelijk, maar stelt hier niet opeens het bestaan van God ter discussie.’
RN: ‘Onze uitdaging is niet waar God is, maar wie Hij is. Hier in Libanon is het conflict tussen Israeliërs en Palestijnen heel dichtbij. We zijn er bij betrokken. Als christenen staan we tussen twee heel verschillende begrippen van God die we om ons heen ervaren. Daar worstelen we mee. Aan de ene kant zegt Israël: God staat aan onze kant, God heeft ons het land beloofd. En daarin weet men zich gesteund door veel evangelische christenen overal ter wereld. Aan de andere kant staan Hezbollah en Hamas, die ook zeggen: God staat aan onze kant, wij zijn martelaren en strijden voor Gods zaak. Als christenen zitten we daartussen klem. Aan de ene kant begrijpen we wat Israëliërs en hun evangelische vrienden zeggen, maar zonder het daarmee eens te zijn. Aan de andere kant steunen we onze landgenoten, terwijl we moeite hebben met de definities die zij gebruiken. Daarom citeerde ik eerder Lucas 4. Voor ons als christenen in het Midden-Oosten is het heel belangrijk ons te realiseren dat God aan de kant van de slachtoffers staat. En God staat niet aan de kant van de onderdrukkende machten, wie of wat deze ook mogen zijn. In Syrië, in Gaza, hier in Libanon, zien we onderdrukkende machten die claimen dat ze God aan hun kant hebben staan. En we zien de slachtoffers.’
BR: ‘Jij zegt dat God met de slachtoffers is. Nu zijn er hier in Nederland mensen die zeggen: dat geldt niet voor moslims. Want moslims hebben een andere God dan de God van de Bijbel. Dat maakt het logischer om aan te nemen dat God niet aan de kant van Hamas staat, maar aan de kant van Israël. Wat zou jij tegen hen zeggen?’
RN: ‘Ik zeg dan dat God voorbij onze religie bestaat. Hij hoort niet bij een bepaalde stam. In Jezus Christus hebben we de God leren kennen die naar ons toekomt, ondanks onze zonden. En Jezus vraagt ons niet om land te veroveren en groepen buiten te sluiten. Iedereen deelt in zijn liefde tot het bittere einde.’

BR: ‘Willem-Jan, hoe sta jij hierin?’
WJdW: ‘Persoonlijk heb ik nooit zulke uitgesproken politieke standpunten gehad over de staat Israël. Als iemand die in Egypte leeft, sta ik dichtbij mensen die zich zorgen maken over wat er gebeurt in Gaza. Theologisch ben ik het er helemaal mee eens dat we allemaal geschapen zijn naar het beeld van God. En op persoonlijk niveau voel ik daarnaast de pijn van de mensen in Gaza. Maar ik ben iemand die naar beide kanten wil luisteren. Tegelijkertijd wil ik voorzichtig zijn met de vraag: waar is God? De claim dat God aan een bepaalde kant staat, kan het conflict juist voeden. Als theoloog zie ik het dan meer als mijn roeping om een stap terug te doen en van enige afstand te reflecteren op het gebruik van religieuze taal in zo’n gespannen situatie. Ik deel met Rima dat we God zien in Jezus Christus. Ons wordt gevraagd om naar gerechtigheid te streven als we Hem volgen. Maar dat betekent niet dat ik in iedere situatie kan beoordelen wie er goed of slecht is. Aan beide kanten van dit conflict wordt enorm geleden. Vorig jaar schreef ik een stukje over Psalm 44.* In Romeinen 8 citeert Paulus uit deze psalm: “Om u worden wij dag na dag gedood en afgevoerd als schapen voor de slacht.” Hij past dat vers toe op zichzelf en medegelovigen, om hen te bemoedigen dat, ondanks het lijden, niets hen kan scheiden van de liefde van Christus. Zo’n christelijke lezing van de psalmen vind ik mooi. Maar ik vraag me daarbij wel af of dit ruimte laat om in de psalmen ook de klacht te horen van de joden van wie op 7 oktober 2023 zoveel geliefden zijn vermoord door Hamas en van de moslims die lijden onder het oorlogsgeweld in Gaza. Als ieder zich in de psalmen mag herkennen, leidt dit dan niet tot botsende gebeden – van verschillende godsdiensten en van strijdende partijen in het conflict – die worden opgezonden naar de hemel? Het is geen afgerond antwoord, maar misschien helpt het juist toch wel om te midden van al die beelden en stemmen die de psalmen oproepen ten diepste toch de stem van Christus te horen, die nu ook verzoenend en zuiverend al die botsende gebeden aan zijn Vader voorlegt. Als christen wil ik God niet eenzijdig aan één kant van het conflict plaatsen, maar voel ik me veeleer geroepen te zoeken naar gerechtigheid en verzoening.’
RN: ‘Heeft God naar jouw idee een actieve rol in het conflict?’
WJdW: ‘Niet direct. Maar God werkt gewoonlijk via mensen. Psalm 146 zegt dat God opkomt voor de verdrukten, maar ook dat Hij rechtvaardigen liefheeft. In dat laatste hoor ik die roeping om, in navolging van Hem, te zoeken naar gerechtigheid.’
RN: ‘Ik zou een stap verder willen gaan en zeggen dat we zelf actiever op zoek moeten naar gerechtigheid. Het is voor mij minder moeilijk dan voor Willem-Jan om vast te stellen bij wie de schuld ligt. Er is hier duidelijk sprake van onderdrukking.’
BR: ‘Dit laat zien hoe lastig het is om er achter te komen waar God is in dit hele proces. Ook als we, zoals Willem-Jan zegt, het oordeel aan God overlaten en zelf het goede doen, dan blijft de vraag open wat dat goede dan is. Hetzelfde punt komt dan op een andere manier weer terug. Als we het oordeel overlaten aan God, kunnen we nog steeds interpreteren wat dat oordeel is. Is het mogelijk een perspectief te vinden waarin God niet aan een bepaalde kant staat maar tegelijkertijd aan de kant staat van de onderdrukten?’
WJdW: ‘Het is moeilijk. Als je het houdt bij de vaststelling dat iedereen lijdt, dan zeg je niet genoeg. Aan de andere kant zie ik ook het risico van alleen maar de helft van het verhaal willen horen. Ik voel de spanning. Als Rima zegt: we moeten een stap verder doen, dan zeg ik ja maar ik voel tegelijkertijd aarzeling om dat te snel te doen. Want het risico is dat je dan de polarisatie van de standpunten alleen maar vergroot. Zonder dat het iemand helpt.’
BR: ‘Het is duidelijk dat we als kerk worstelen met de vraag van aan welke kant God staat. Hoe gaan we daarmee om? Buitenstaanders zouden zich de vraag kunnen stellen wat de zin is van het christelijk geloof, als we hier geen duidelijkheid over hebben. Kunnen we toch nog wat zeggen, of blijven we steken in de conflicterende perspectieven?’
RN: ‘Die verschillende perspectieven zullen blijven bestaan, omdat we het hebben over interpretaties van de Bijbel. We kunnen ieder geval duidelijk maken waar we zelf staan. Voor mij is duidelijk dat we in Christus hebben gezien dat God tegen wereldrijken is. Het Egyptische rijk van de Farao’s, het Syrische rijk… God is tegen een rijk dat verovert en doodt en onderdrukt en marginaliseert. Als christenen moeten we ons teweerstellen tegen die imperialistische mentaliteit. En is dat iets wat ik deel met alle christenen overal ter wereld? Nee, natuurlijk niet. Er zijn altijd verschillende interpretaties en je kunt alles met een beroep op de Bijbel rechtvaardigen. We zullen het als christenen nooit met elkaar eens worden, maar dat betekent niet dat we moeten stoppen met praten.’
BR: ‘Dat klinkt realistisch. In die spanning moeten we als christenen onze weg vinden. En daarmee Gods koninkrijk recht doen. Ik voel zelf een zekere verlamming op dit punt. Ik voel de angst van veel Israëliërs over wat er in het Midden-Oosten gebeurt. En meer nog voel ik mee met de Palestijnen in Gaza. En ik voel me daarbij schuldig dat ik niet duidelijker ben in wat ik zeg, dat ik niet duidelijker opkom voor bijvoorbeeld Palestijnse christenen. Dat sluit aan bij wat Willem-Jan eerder zei over het vergroten van de polarisatie. Wat je ook zegt, je wordt alleen gehoord door de mensen die het al met je eens zijn. Of het wordt tegen je gebruikt.’
WJdW: ‘Hier in Egypte leer ik dat het bestaan van God voor velen een basisgegeven is. Ook los van dit conflict hebben mensen allerlei redenen om in God te geloven. In het Westen zou de reactie misschien zijn: “Al dat lijden in de wereld toont dat er geen God is” of “Al dat geweld in naam van God laat zien hoe verwerpelijk religie is”. Hier in Egypte is het gemakkelijker om te zeggen: dit zijn menselijke conflicten, weliswaar gedrenkt in religieuze taal, maar nog altijd conflicten tussen mensen. Zelf sta ik hier nog weer op een andere manier in. Voor mij stelt Gaza, hoe verschrikkelijk ook, nu niet opeens het bestaan van God ter discussie. Het “Gij bij mij” van Psalm 23 is veeleer de basis, juist omdat het zo’n diepgang heeft gekregen door de woorden van de voorafgaande psalm die Christus uitroept aan het kruis: “Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?” Dat “Gij bij mij” geldt zo zelfs in onze ervaringen van godsverlatenheid.’
RN: ‘Willem-Jan benadrukte dat God de basis is. Hij is dichtbij. Dat komt ook door de mate van lijden in het Midden-Oosten. Mensen die de kwetsbaarheid van het leven ervaren, voelen God dichterbij. Ze weten zich afhankelijk van God. Als ik in Nederland ben, valt me altijd op hoezeer mensen vertrouwen op hun eigen kennis, hun plannen, hun verzekeringen, de feiten en statistieken. In het Midden-Oosten vertrouwen mensen op God.’
BR: ‘Ligt daar dan misschien een oplossingsrichting?’
WJdW: ‘Hier in Egypte zijn christenen een minderheid. Ze hebben te maken met discriminatie en vervolging. Er zijn aanvallen op kerken geweest. Tegelijkertijd zie ik dat christenen en moslims manieren hebben gevonden om met elkaar samen te leven. In dorpen feliciteren moslims christenen met hun feestdagen – en andersom. Ik heb het idee dat we in Nederland gedurende de twintigste eeuw op een meer respectvolle manier over het jodendom hebben leren spreken. Niet langer in negatieve stereotyperingen dus. Ik denk dat we die stap ook moeten zetten in onze relatie met de islam. Ik hoop dat we toegroeien naar een respectvol gesprek waarbinnen dan ook ruimte is om verschillen en pijnpunten te benoemen. Het gaat mij er daarbij niet primair om tot een specifieke “theologie van de godsdiensten” te komen. Hier in Egypte leer ik dat de dialoog in de eerste plaats gaat over de praktische vraag hoe we beter kunnen samenleven.’
RN: ‘Maar kunnen mensen in het Westen en in Israël empathie voelen voor moslims die doodgaan? Worden moslims ook als slachtoffer gezien? Dialoog is natuurlijk mooi, maar als christenen kunnen we er niet omheen dat ieder mens is geschapen naar het beeld van God. Er is geen mens voor wie Christus niet gestorven is, los van etniciteit of geloof. Hier in Beiroet brengen we allemaal onze kinderen naar school, we drinken samen koffie, we hopen allemaal dat we in vrede kunnen leven. Maar het probleem is dat sommigen van ons als minder menselijk worden beschouwd. Het is voor mij niet acceptabel dat een christen een medemens als minderwaardig ziet of met minder recht op een goed bestaan.’
BR: ‘God is met de mensen in de marge. Dat is een centraal element in het christendom, maar ook in het jodendom en de islam gaat het om gerechtigheid en oog voor de zwakken. In het christendom zien we mensen als geschapen naar het beeld van God. Dat betekent ook dat God zijn schepping liefheeft en Jezus zond om voor de mensheid te sterven. Als je Christus hebt leren kennen, verandert als het goed is je blik op je medemens. Als Christus zegt: heb je vijanden lief, dan gaat het niet alleen om mensen die precies als jij zijn. Dat is niet gemakkelijk, maar het voorkomt dat je de ander als minderwaardig ziet.’
* Uit dit stukje voor het Friesch Dagblad wordt in dit antwoord geciteerd.
Foto bovenaan: de kathedraal van Sint-Elias en Sint-Gregorius de Verlichter in Beiroet.