
7 minute read
Cees Houtman: 'Met dit onderzoek kan ik mijn eigen gang gaan'
door Caspar Dullemond
Na je pensioen kun je doen wat je écht leuk vindt. Geldt dat cliché ook voor Cees Houtman, tot 2006 hoogleraar Oude Testament aan de ThUK, een van de rechtsvoorgangers van de PThU? Na zijn emeritaat sloeg hij een nieuwe wetenschappelijke richting in: vanuit de Bijbelwetenschappen kwam hij terecht op het snijvlak van Nederlandse taal- en letterkunde en Nederlandse kerkgeschiedenis, met verschillende publicaties over stichtelijke leescultuur in de negentiende eeuw en de auteurs die daaraan bijdroegen.
Houtman (78) relativeert het radicale karakter van zijn overstap, maar laat duidelijk merken hoeveel plezier hij aan zijn nieuwe onderzoeksterrein beleeft: ‘Het is dankbaar werk. Ik publiceer nu in heel andere tijdschriften, De Boekenwereld bijvoorbeeld. Het is aardig om in aanraking te komen met wetenschappers uit andere disciplines, zoals neerlandici en boekhistorici. Ze waarderen wat ik doe, omdat ze zelf ook vinden dat de christelijke triviaalliteratuur een verwaarloosd gebied is.’
Heeft hij zijn roeping gemist? ‘Nee hoor, ik heb ook echt plezier beleefd aan het schrijven van een omvangrijk commentaar op Exodus. Maar na een leven van onderzoek en onderwijs weet je wel zo ongeveer hoe het zit met je object van studie. Het heeft zich uitgekristalliseerd. Je staat dan voor de keuze: ga ik nog weer eens een commentaar schrijven? Daar zijn er al zoveel van, misschien moet ik dat niet doen… Als ik met het Oude Testament was bezig gebleven, dan had ik eindeloos de vakliteratuur moeten bijhouden, en dat wordt vervelend. Het zijn toch wel platgetreden paden voor mij. Ik was nieuwsgierig naar iets onbekends. Ik merk ook dat ik het leuk vind om iets te onderzoeken waar niet nog tientallen anderen mee bezig zijn. Ik kan mijn eigen gang gaan.’
Hervertelling
Toch ziet hij zijn nieuwe onderzoek niet als een breuk met zijn eerdere werk, maar als een logisch vervolg. ‘Kort na mijn emeritaat verscheen mijn boek De Schrift wordt geschreven. De strekking daarvan is: de Bijbel bestaat alleen maar in de vorm van interpretatie. Bijbel en traditie kun je niet los van elkaar zien. Die gedachte ben ik met allerlei voorbeelden gaan invullen. Ik ben me gaan verdiepen in kinderbijbels, kinderpreken en andere vormen van hervertelling. En op die manier kwam ik ook terecht bij de schrijvers ervan: wat waren hun overwegingen? Aandacht voor de persoon achter de theoloog heb ik altijd gehad: als voorzitter van de redactie van het Biografisch Lexicon van het Nederlands Protestantisme heb ik veel biografische schetsen van oudtestamentici geschreven.’
De nieuwe koers bracht hem in aanraking met een wondere wereld van hulpredikers, godsdienstonderwijzers en evangelisten. Hij verdiepte zich in het negentiende-eeuwse fenomeen van de kinderkerk: ‘Geen kindernevendienst, maar een categoriale dienst voor kinderen: een kerk vol kinderen dus. Dat was een initiatief van predikanten die vonden dat kinderen goed onderricht moesten krijgen in het christendom. Het was een vorm van evangelisatie. De kinderen van bedeelden waren verplicht om naar die diensten te komen: het was een voorwaarde voor de diaconale ondersteuning. Er was zelfs een tijdschrift De Kinderkerk. Daar stonden preken in die ouders thuis aan hun kinderen konden voorlezen. Eindeloos veel preken en traktaatjes werden er in die tijd gepubliceerd. Elke predikant die zichzelf serieus nam, deed daaraan mee. En nieuwe groep uitgevers, waaronder Callenbach, kwam in die tijd op. Er ontstond een markt voor de orthodoxie: triviaalliteratuur met vaak een heel hoge oplage.’
Vrome verhalen
Welke boodschap werd er in deze kinderpreken verkondigd? ‘Theologisch waren er grote verschillen: van vrijzinnig tot orthodox. Maar ze hadden een nadruk op de moraal gemeen. Heel praktisch eigenlijk. Dierenmishandeling is slecht. Als je het goed hebt, moet je delen met anderen. Spot niet met dronken mensen, maar heb medelijden met ze. Heb ook medelijden met de Joden. Figuren uit de Bijbel werden aan de kinderen ten voorbeeld gesteld. Jezus werd als een kindervriend gepresenteerd. Aan Jacobs zoon Jozef konden ze zich spiegelen. Jozef is best een onaangenaam persoon, maar hij werd voor kinderen herkenbaar gemaakt. De verhalen gingen door een filter heen. Met de huidige blik zijn die preken en die zondagschoolboekjes ontzettend vroom. Daar wordt dan negatief over geoordeeld. Maar je moet je niet verkijken op het effect dat het op kinderen had. Ze waren onder de indruk. Ik herinner de vrome verhalen uit mijn eigen jeugd, dat had toch een bepaald effect op je… En nee, dat kan geen kwaad, denk ik. De moraal in die verhalen is toch vooral omzien naar de ander.’
Scheldkanonnades
Zijn nieuwste boek, dat binnenkort verschijnt, gaat over Jan de Liefde, een in de negentiende eeuw zeer bekende en ook omstreden predikant. ‘Hij was doopsgezind, maar raakte daarvan los. Hij stichtte een eigen vrije evangelische gemeente. Het was een tragische figuur: hij had heel veel capaciteiten, maar bereikte uiteindelijk niet wat hij wilde. Zijn doel was om, een beetje als later Abraham Kuyper, een rechtzinnige vrije kerk naast de verdorven Hervormde Kerk te stichten. Maar door zijn karakter vervreemde hij zich eigenlijk van iedereen. Zelfs Groen van Prinsterer, die hem aanvankelijk financieel ondersteunde, nam afstand van hem. Hij voelde zich een profeet, drukte zich dan veel te kras uit. Er was zelfs sprake van scheldkanonnades.’ Een heerlijk onderwerp dus voor een biografische schets.
Zonder tegenzin
Houtman ging ooit theologie studeren om predikant te worden. ‘Ik rijd geen auto, maar ik heb toentertijd nog wel een rijbewijs gehaald omdat ik dacht: straks zit ik op het platteland. Dat is er dus niet van gekomen. Mijn rijbewijs heb ik laten verlopen.’ Het wetenschappelijk onderzoek trok. Professor Ridderbos, bij wie Houtman assistent was, werd ziek. Houtman nam een deel van diens lessen over: ‘Een hoogleraar zegt dan: geef jij dat college maar. Op dat moment moet je volstrekt zelf verzinnen wat je gaat doen.’ Doceren vond hij wel een belasting, geeft hij toe, al werd hij er in de loop der jaren wel beter in: ‘Maar de groepen werden ook kleiner, zeker in de periode dat ik in Kampen zat. Hoorcolleges werden werkcolleges. Dat scheelde.’ Van 1993 tot 1997 was hij rector van de ThUK. Deed hij dat met plezier? ‘Nou ja, ik deed het zonder tegenzin. Bestuurswerk heeft nooit mijn hart gehad, maar het ging heel aardig. Misschien had ik geluk dat het wat rustiger jaren waren, net tussen twee fusierondes in.’ Veel genoegen beleefde hij aan het begeleiden van promovendi: ‘Nogal wat onderzoekers waren afkomstig uit orthodoxe kringen in Duitsland. Ze kregen daar aan de universiteit geen gelegenheid om te promoveren vanwege het heersende wetenschappelijke klimaat. Hun orthodoxie hinderde mij niet. Ze hadden vaak heel originele ideeën, soms ook wel aanvechtbaar. Ik gaf ze veel vrijheid. In die zin heb ik misschien iets bijgedragen aan de emancipatie van de orthodoxie in de Duitse vrije kerken.’ Vlak voordat de Kamper opleiding opging in de PThU ging Houtman met emeritaat: ‘De faciliteiten in Kampen heb ik nog een aantal jaren gebruikt. Maar inmiddels ben ik wel wat weggeraakt. Voor de meeste mensen aan de PThU ben ik een volstrekt vreemde geworden.’ Preken doet Houtman niet meer. Wel vindt hij het belangrijk om betrokken te blijven bij de kerk in zijn woonplaats Wijhe, al gaat hij met zijn vrouw ook graag naar de Michaelsvieringen in het nabijgelegen Zwolle. Sowieso gaan zijn vrouw en hij veel op stap. Zo gaan ze naar bibliotheken en archieven voor onderzoek, digitale camera mee (‘Mijn vrouw slaat de bladzijden om. Zo gaan we in ijltempo door een publicatie heen’). Maar ze reizen ook nog altijd graag naar Duitsland en Frankrijk – met de trein natuurlijk: ‘Al onze vakanties zijn wandelvakanties.’

Cees Houtman (Bodegraven, 1945) studeerde van 1963 tot 1970 theologie aan de Vrije Universiteit (VU). In 1974 promoveerde hij bij Nico Herman Ridderbos cum laude op de dissertatie De hemel in het Oude Testament. In 1990 volgde hij Ed Noort op als hoogleraar Oude Testament aan de Theologische Universiteit Kampen (ThUK). Van 1993-1997 was hij rector van de universiteit. In 2006 ging hij met emeritaat. Hij schreef o.m. Inleiding in de Pentateuch (1980), De Schrift wordt geschreven (2006) en Kinderkerk en kinderpreek (2013).