
5 minute read
3. Financieel plan
3 .1 . Algemeen
Voor de volgende beleidsperiode zetten we de nodige lijnen uit om om te verzekeren dat Vormingplus Gent-Eeklo financieel gezond blijft. De meerjarenbegroting in de tabbladen ‘Begroting / Reserves / Verdeling personeelsmiddelen / Verdeling middelen / Verhouding loonkost-inkomsten’ toont de cijfermatige gegevens over de begroting in totaliteit en per werking. We verwijzen telkens waar nodig naar dit exceldocument.
Advertisement
Wat is de stand van zaken? Ondanks de krappe middelen in de vorige periode is Vormingplus Gent-Eeklo op dit moment een financieel gezonde organisatie (zie p.9). Dankzij beperkte opgebouwde reserves hebben we een buffer om eventuele tegenslagen of vertragingen enigszins op te vangen. De overheid stelde voorop om in de nieuwe beleidsperiode 1,7 euro (inclusief
DAC-GESCO-Interne staatshervoring-indexeringen vanaf 2016) per inwoner te voorzien, berekend op het aantal inwoners van haar regio (644817 inwoners in 2019). Dat betekent een jaarlijkse investering van de Vlaamse overheid in
Vormingplus Gent-Eeklo vanaf 2021 van 1 141 326 euro. Hierdoor krijgen we de nodige ademruimte om ons plan te realiseren met een team dat in goede omstandigheden kan werken. Dit is geen ‘opslag’ maar een berekening op het aantal reële inwoners in onze regio (bevroren sinds 2009) na een periode van 10 jaar besparen (meer dan 30%), We kunnen dankzij deze vooropgestelde subsidie de groeiende loonkost (ancienniteit) in de komende beleidsperiode opvangen en investeren in personeel (0,4 VTE mensen terug in volle loondienst + 0,5 VTE educatieve versterking) om : Te werken aan een verdere diversifiëring van inkomsten via fondsenwerving en projectbeheer VTO-beleid verder te bestendigen De drie strategieën kwaliteitsvol te kunnen opvolgen en versterken De werkdruk in het team te normaliseren In de volgende periode blijven we de financiën op een transparante manier monitoren en bijsturen:
We hebben een analytische boekhouding die de diverse werkingen duidelijk uitsplitst en ons toelaat ze op te volgen en bij te sturen. Omdat we de werking bijsturen en daar nog niet de volledige financiële impact van kunnen inschatten, is de verdeling van de middelen een raming op basis van het eerste werkjaar (2021) die we zullen verfijnen en bijsturen (nulmeting) (zie meerjarenbegroting / tabblad verdeling middelen). In de meerjarenbegroting wordt nu uitgegaan van het principe van de communicerende vaten: de eventuele meerinkomsten en -uitgaven uit Strategie 2 (werking op vraag) compenseren deels de daling van de inkomsten en uitgaven uit strategie 1. We voorzien waar nodig investeringen uit de reserves om de drie strategieen professioneel uit te bouwen. We monitoren en analyseren de begroting minstens tweemaal per jaar, delen de bevindingen met het bestuur en het team en sturen bij waar nodig.
Het is mogelijk dat we in strategie 2 een groter project met bijhorende subsidie binnenhalen in de loop van de beleidsperiode. Dat zal een sterke impact hebben op inkomsten én uitgaven. Omdat we dit op dit moment nog niet kunnen voorzien, is het niet opgenomen in de begroting.
3 .2 . Meerjarenbegroting: inkomsten
De meerjarenbegroting is opgesteld met een gezonde dosis realisme en zelfs voorzichtigheid. Toch zijn we ambitieus en onderzoeken we de mogelijkheden voor structurele bijkomende inkomsten. We gaan na of we onze deelnemersgelden kunnen diversifiëren en welke mogelijkheden er zijn voor projectmiddelen.
We voorzien over de gehele beleidsperiode een inkomst aan projectmiddelen van circa 145 000 euro (zie begroting: 73707 en 73712). We zullen onze fondsenwerving verder professionaliseren en de medewerkers de nodige vaardigheden bijbrengen om bijkomende middelen te kunnen zoeken en te beheren. De inkomsten uit projectsubsidies hebben we gelijkmatig verdeeld over de beleidsperiode. We hebben ze ook gelijkmatig ondergebracht onder gemeentelijke en andere subsidies. We weten als regiospecifieke co-creatieve organisatie immers nog niet welke projectsubsidie (of fondsen) we wanneer zullen kunnen aanspreken. Naarmate projectsubsidies worden toegezegd, kunnen we preciezer ramen. Op dit moment loopt bijvoorbeeld een aanvraag als co-promotor voor het LEADER-project ‘Samen Lievegem’ (particpatief traject rond gedeelde identiteit in de fusie-gemeente) dat tot medio 2022 zou lopen. We onderzoeken hoe we in het open aanbod (en aanbodprojecten) meer inkomsten kunnen genereren (zie begroting: 701 00): Een aantal praktijken die goed lopen, zullen we verder valoriseren. Voor praktijken waarin deelnemers minder mogelijkheden hebben om zelf deelnemersgeld te betalen, onderzoeken we of we kunnen samenwerken met partners die voor het deelnemersgeld kunnen instaan. De marge voor meerinkomsten is echter klein, als we willen dat iedereen kan deelnemen. We zien een toenemende vraag en nood voor de verschillende toegankelijkheidstarieven.
Voor participatievere werkvormen is het moeilijker om (hoge) tarieven te vragen. In samenwerkingen in aanbodprojecten is de inbreng van Vormingplus Gent-Eeklo soms gratis. Meer programmatie brengt automatisch meer werktijd met zich mee. Die kan nauwelijks of niet gedekt worden door deelnemersgelden. Echte mogelijkheden voor meerinkomsten zien we enkel in participatieve projecten via bijkomende subsidies of trajecten op vraag die aan kostprijs vergoed worden (zie begroting: 70100). Die laatste piste zullen we zeker uitrollen.
Deelnemers met toegankelijkheidstarieven Deelnemers kansentarief UiTPAS Deelnemers Sociaal tarief Deelnemers reductietarief Tussenkomst V+ in de tarieven 2016
2018 1.197 1.679
- 888
781 456
416
335
11.329,- 16.449,5,-
3 .3 . Meerjarenbegroting: uitgaven
Op p.9 beschreven we welke efficiëntie-oefeningen we deden en doen in de huidige beleidsperiode. We blijven inzetten op een zuinig beleid en blijven de uitgaven monitoren. Hoewel we niet verwachten nog grote bijkomende besparingen te kunnen realiseren, onderzoeken we alle bijkomende mogelijkheden voor meer efficiëntie. We kunnen na de nulmeting (personeelstijd per werking, analytische boekhouding uitgesplitst per werking) per strategie nagaan hoe we de middelen exact besteden. We zetten onze eigen personeelsleden meer in voor de begeleiding van activiteiten en doen minder beroep op externen. De tarieven om externen in te huren voor dergelijke opdrachten zijn immers vrij hoog, en het personeel beschikt over de nodige expertise. Dit is mogelijk dankzij de reorganisatie van het team en de krimp in strategie 1. Hoewel de algemene bedragen doorheen de beleidsperiode vrij gelijklopend zijn, voorzien we toch een evolutie. We verschuiven namelijk uitgaven van strategie 1 (open aanbod) naar strategieën 2 en 3. Een belangrijke bijkomende kost die we niet kunnen vermijden, is de stijgende loonkost omwille van anciënniteit. Deze groeiende loonanciënniteit bedraagt tussen de 9000 en 15000 euro per jaar en wordt niet gedekt door de subsidie sociaalcultureel werk. Voor de toelichting bij de voorziene uitgaven in de komende beleidsperiode verwijzen we graag naar de tabbladen ‘verdeling personeelsmiddelen’, ‘verdeling middelen’, ‘verhouding loonkost-inkomsten’ van de meerjarenbegroting.