
9 minute read
DOUANE ASV & FORWARD Belgium
ASV en FORWARD Belgium:
In 2021 kwam de haven van Antwerpen uit op net geen 231 miljoen ton maritiem goederenverkeer, waarvan 142 miljoen ton van niet Europese-origine. Bij het toezicht houden op het goederenverkeer dat de EU-grenzen overschrijdt, staat de douane dus letterlijk voor een enorme berg werk in Antwerpen. ‘Stromen meer faciliteren en pas controleren waar dat echt nodig is, zou haar enorm in die taak kunnen helpen’, menen Hilde Bruggeman en Olivier Schoenmaeckers, respectievelijk adjunct directeur-generaal bij de Antwerpse Scheepvaartvereniging en directeur van expediteursorganisatie FORWARD Belgium. ‘De Belgische economische sector heeft behoefte aan een modern kader dat beantwoordt aan de economische realiteit. We roepen de politieke verantwoordelijken op nog in deze legislatuur de aanzet te geven van deze oefening. Na de studie in opdracht van de Europese Commissie is het moment aangebroken om het Belgische douanestrafrecht eindelijk fundamenteel te hervormen.’
door Jan Van de Poel fotografie Koen Fasseur
Terwijl FORWARD Belgium de expediteurs, douanevertegenwoordigers en logistieke dienstverleners in de haven vertegenwoordigt, is de Antwerpse Scheepvaartvereniging (ASV) de beroepsvereniging van de Antwerpse onafhankelijke en rederijgebonden scheepsagenturen. Vanuit hun functies hebben Hilde Bruggeman en Olivier Schoenmaeckers een goed zicht op de punten waar de wisselwerking tussen havenwereld en douane kan worden geoptimaliseerd.
Ook Alfaport Voka pleit voor een goede balans tussen controleren en faciliteren van de goederenstromen in de douanewerking. Hoe is het met die balans gesteld?
Olivier Schoenmaeckers (OS): ‘Vandaag helt die te zeer over naar controleren in plaats van faciliteren. Na de voorbije crisissen is dat niet geheel onlogisch. Naast corona en de brexit spelen nog de drugsproblematiek, de sancties tegen Rusland, tal van fraudedossiers zoals het probleem van onderwaardering van goederen uit China. Automatisch komen daar sanctiemechanismen bij kijken. Alleen is het faciliterende aspect zo erg op de achtergrond geraakt.’
Hilde Bruggeman (HB): ‘Dat blijft voor de douane een moeilijk verhaal, omdat het schijnbaar niet in haar genen zit. Nochtans zijn er vanuit Europa in het wetboek van de douane-unie de jongste jaren instrumenten aangereikt die daarbij beter gebruikt zouden kunnen worden. Met de bijkomende aandachtspunten van de laatste jaren moet er in de havens anderzijds ook sterker worden ingezet op veiligheid. In die evolutie zien we een sterk argument om te evolueren naar een tweeledig systeem van controles. De controles die gericht zijn op safety en security moeten in de haven plaatsvinden, omdat je die goederen simpelweg niet kan toelaten in het EU-gebied. Anderzijds zijn er fiscale controles die ook in het hinterland of op een andere manier kunnen plaatsvinden, met name via zogenaamde system based approach (aanpak waarbij toezicht wordt gehouden goederenstromen via beschikbare informatie in beheerssystemen. Uitganspunt daarbij is de logistieke keten zo min mogelijk te verstoren, red.). Als je goederen onder douanetoezicht in afwachting van fiscale controle nog wil kunnen transporteren naar het hinterland, heb je ook systemen nodig die dat mogelijk maken. Bij de douane leeft schijnbaar een ingebakken wantrouwen dat iedereen daarvan misbruik zal trachten te maken. Terwijl je net naar een aanpak moet gaan waarbij je een groot aantal bedrijven het vertrouwen geeft. Zo kan de capaciteit voor controles worden toegespitst op de risico’s naar safety en security en op de kleinere kern van spelers die wél beter moet worden opgevolgd.’
OS: ‘Met een betere risicoanalyse kan worden voorkomen dat bonafide goederenstromen elke keer opnieuw worden tegengehouden. Dat kan door gebruik te maken van informatie die er al is in de douaneaangiftes. Bijkomend zou de douane meer moeten inzetten op het gebruik van nieuwe technologieën, zoals blockchain. Daarbij kan de volledige goederenstroom worden opgevolgd vanaf het moment van laden in de fabriek tot het uitleveren bij de klant. Het kader laat daarvoor ruimte. Al zal het voor de administratie de uitdaging zijn om daarvoor de juiste mensen te vinden. Werken op een meer auditgerichte manier vraagt andere profielen dan wanneer je louter aangiftes checkt.’
Tijdens de brexit gold het principe dat onregelmatigheden bij aangiften ter goeder trouw gebeurden. Goed twee jaar verder is dat blijkbaar alweer losgelaten?
OS: ‘In de brexitwet werd bepaald dat de douanematerie dusdanig complex is, dat het vrijwel onmogelijk is om foutloos te werken. Op het terrein is dit principe evenwel amper toegepast. Nochtans zou dat een fundament van de wetgeving moeten zijn: je gaat uit van handelen ter goeder trouw en als op basis van bewijs blijkt dat er fraude in het spel is, volgen andere stappen. Maar voor de douane betekent ‘goeder trouw’ dat ze je bij een onregelmatigheid een minnelijke schikking aanbiedt in plaats van je meteen te dagvaarden voor de correctionele rechtbank. Betaal je die niet, dan kom je alsnog voor de strafrechter. Dat zet bedrijven met hun rug tegen de muur. Nochtans stellen we vast dat onze sector sterk inzet op het naleven van regelgeving. De bedrijven investeren fors in compliance, opleidingen en erkenningen zoals Authorised Economic Operator. Maar zoals de brexitwet bepaalt, kan iedereen weleens fouten maken. Volgens het Belgisch douanestrafrecht moet een professionele dienstverlener bij een onregelmatigheid aantonen dat er overmacht of een onoverwinnelijke dwaling in het spel was. Je moet dus zelf bewijs leveren van je handelingen ter goeder trouw. Dat is de omgekeerde wereld. In het normale strafrecht ben je onschuldig tot het tegendeel is bewezen. In douanezaken ben je dus bijna bij voorbaat veroordeeld als dienstverlener, die mee moet terechtstaan naast de effectieve fraudeur. Als ze die überhaupt al kunnen identificeren. Iedereen wordt daarbij mee in het bad getrokken. Een kwalijk gevolg hiervan is dat niet alleen bedrijven, maar ook zaakvoerders of bedienden worden veroordeeld tot torenhoge strafrechtelijke boetes. Een veroordeling leidt dus niet alleen tot reputatieschade voor een bedrijf, maar ook tot menselijke drama’s. Voor alle duidelijkheid: strenge straffen zijn op hun plaats voor bewezen fraudeurs. Maar de Belgische douane misbruikt het douanestrafrecht om naar de EU te voldoen aan haar financiële verplichtingen.’
HB:‘‘Met het huidige douanestrafrecht beschikt de douane over een straf wapen en dat is inderdaad broodnodig tegen bewezen fraudeurs. Dat moet ze evenwel tegen de juiste partijen en op het juiste moment gebruiken. Dat wapen moet ook wijs en omzichtig worden gehanteerd. In de praktijk zien we dat te pas en te onpas gebruikt tegen bonafide tussenpersonen, in plaats van tegen de werkelijke fraudeur. We merken ook dat bedrijven zoals containerrederijen in de strijd tegen drugssmokkel vaak wel als een goede partner worden beschouwd. Bij een vondst van namaaksigaretten als smokkelwaar worden ze plots weer met een andere bril bekeken. Dan moeten ze voor de strafrechter verschijnen, alsof zij zelf gefraudeerd hebben. Ons pleidooi voor een herziening van het douanestrafrecht is gebaseerd op een studie van de Universiteit Antwerpen. 49


Daarbij werden zowel private sector, advocatuur, magistratuur als academische wereld betrokken. In grote lijnen is iedereen het eens dat een hervorming zich opdringt. Maar de douane is erg terughoudend om zo’n sterk wapen uit handen te geven. Dat begrijp ik enigszins, want soms is het nodig om daarnaar te kunnen grijpen. Maar ze moet daarbij wel een onderscheid tussen dossiers kunnen maken. Het principe van goeder trouw is daarvoor een goede manier.’
In welke richting moet de hervorming van het sanctiebeleid gaan, ook op basis van de vermelde studie?
OS: ‘De strafrechtelijke vervolging kan behouden blijven als laatste redmiddel bij fraudegevallen. Daarnaast zou beter een tweede piste worden gecreëerd, waarbij dan fiscaalrechtelijke vervolging kan worden gekoppeld aan een sanctie zoals een administratieve boete. Op die manier kan de douane bij inbreuken nog steeds misgelopen invoerrechten vorderen en aan haar verplichtingen tegen de EU voldoen, zonder dat betrokkenen meteen in een kwaad daglicht worden gesteld. De studie waarop we ons voor dit voorstel baseren, is heel gefundeerd. En de conclusies ervan zijn duidelijk. Na gesprekken met zijn kabinet bereidt de minister van Financiën een aantal beperkte hervormingen voor. Maar dit zal niet de fundamentele verandering zijn die we nú nodig hebben en waarvoor de studie pleit. De wetgeving is zodanig verouderd, dat het zinloos is om enkel punten en komma’s te veranderen. Alle geraadpleegde experten in de studie zijn duidelijk. We moeten beginnen met een wit blad, om te komen tot een douanewetgeving die beantwoordt aan de noden van onze economische realiteit. Die complexe oefening vraagt betrokkenheid van academici, professoren, magistraten en gespecialiseerde advocaten, naast de douaneadministratie zelf.’ HB: ‘De basiswetgeving dateert nog uit de tijd van Napoleon. Van tussenpersonen, logistieke dienstverleners en containers was er toen nog geen sprake. Bij overtredingen was dus snel duidelijk wie daaraan schuld had. Intussen ziet de wereld er helemaal anders uit. De douanewetgeving en -procedures hebben steeds meer belang voor onze economie en dus ook voor onze werkgelegenheid en voor onze welvaart. Dat mag niet onderschat worden. Het zal langere tijd vragen om fundamenteel orde op zaken te stellen. Dus moeten we een manier vinden om dit over eenzelfde regeerperiode te tillen. We denken aan de oprichting van een multidisciplinaire commissie die het werk vastneemt, los van wie de ministerrol invult.’
Hoe verhoudt het sanctiebeleid van de Belgische douane zich tegenover dat in onze buurlanden? En wat betekent dit voor onze handel?
OS: ‘Hoewel België en Luxemburg een douane-unie vormen, hanteren ze een verschillende visie. Luxemburg werkt meer met administratieve sancties en meent dat vervolging een zaak voor het openbaar ministerie is, waar de Belgische douane dat in eigen handen wil houden. Sinds vorig jaar is er ook een Europees openbaar ministerie om zich over grensoverschrijdende dossiers te buigen. Ook dat vertrekt vanuit het gezond principe dat het openbaar ministerie bij inbreuken het bewijs moet leveren dat er opzet in het spel is. Het valt af te wachten hoe de samenwerking met onze Belgische douane zal verlopen. Vele douanevertegenwoordigers en logistieke dienstverleners, vaak onderdeel van internationale groepen, zijn actief in verschillende havens in verschillende landen. In België lijden ze vaak reputatieschade door strafrechtelijke vervolgingen en betalen ze jaarlijks hoge boetes van vele duizenden euro, waar dat bijvoorbeeld in Rotterdam niet het geval is. Naar concurrentiepositie is het ook belangrijk om weten dat het Europees douanewetboek weldra de mogelijkheid biedt om alle douaneformaliteiten in Nederland of Duitsland te vervullen voor goederen die in Antwerpen binnenlopen. Daarmee zullen internationale spelers rekening houden bij het bepalen van de locatie van hun competentiecentra voor douaneformaliteiten. Dan spreekt het voor zich dat België daarbij niet hoog op het lijstje zal staan. In de toekomst zal de houding van de Belgische douane dus ook leiden naar misgelopen investeringen en jobverlies.’
HB: ‘Het Europees openbaar ministerie is opgericht omdat Europa aanvoelt dat er niet in elk land op eenzelfde manier wordt gehandeld. Meer eenvormigheid moet vermijden dat spelers gaan kijken welk land hen de beste voorwaarden biedt. De mogelijkheden in de Europese wetgeving vragen een grondige herziening van de douaneprocessen. Wij merken dat de douane in die zin niet proactief in dialoog gaat met logistieke dienstverleners, terwijl dat bijvoorbeeld in Nederland wel gebeurt. Ze zou ook meer een beroep kunnen doen op al beschikbare informatie. Bij de invoering van Certified Pick-Up (nieuw digitaal systeem voor vrijgave van containers, red.) kan ze trouwens ook volledige transparantie in de logistieke ketting krijgen. Dan moet je je wel anders willen organiseren qua risicodetectie en –analyse. Daarvoor heb je uitrusting en infrastructuur nodig en moet je ook de juiste en voldoende mensen aantrekken. Naast een oplossing voor de verouderde wetgeving zijn er ook dringend investeringen nodig in een modern en performant douanecorps.’