NARCISSUS & OPHELIA | ballade in zeven dagen
proloog langs de vloedlijn rent een kind tegen de wind in armen wijd gespreid over zijn eiland van ’t ebbig tij hij is koning in zijn zandkasteel en hij juicht meeuwen uit zijn mond
eerste dag met jou heb ik een eilandje geschapen alleen met jou golven flirten in extase met het zand liefde daalt in veelvoud op ons neer zovele malen meer dan armen kunnen dragen jouw naam is Narcissus de mijne ben ik al vergeten Ophelia - zeg jij ons zandkasteel is groot te groots om te verhalen en in de verte uit de blauwe lucht daar klinkt de pastorale jij dicht jezelf in mij en ik poĂŤtisch jou arcadisch in mijn sferen en aan het einde van de eerste dag prijzen wij ons eiland en verzinken in elkaar wetend dat het goed is
tweede dag in de verte langs de kustlijn draait en golft en waait het kind mee met de wind en de zee armen wijd - zingt het meeuwen uit zijn mond en jaagt ze lachend voor zich uit
82
zo dichten wij elkanders ogen en drinken nectar uit het hart in jouw oksel lig ik naakt te dromen de verre wereld herbergt onze smart en jij vertaalt mij door jouw leven en ik vertel je honderd uit jij zegt dat je van mij bent - zoals ik van jou zo leveren we argeloos onze zielen uit de nacht trekt purperrood aan ons voorbij op golven van extase het water met het zand en jij met mij verenigt in orgastisch vloedend tij vrijen wij in elkaar geklonken tot aan de avond van die tweede dag
het kind zit langs de kustlijn in de verte ziet het wolken komen die het vriendelijk begroet
het kind slaapt de slaap der onschuldigen en in zijn slaap glimlacht het vol vertrouwen naar de maan.
MARIJE