1 minute read

Proefversie©VANIN

Next Article
Proefversie©VANIN

Proefversie©VANIN

Uit: Lambin, F. (1948). Voorwoord door: Van Den Abeele, M. Congo Belge. Brussel.

In 1948 verscheen dit geïllustreerde werk, gepubliceerd onder de bescherming van het ministerie van Koloniën en het Economisch en Sociaal Propagandafonds, bedoeld voor Belgische en Congolese kinderen. In dit boek stonden verschillende bijdragen van professoren, wetenschappers en leden van het ministerie van Koloniën. Dit is een voorwoord door de directeur-generaal van dat ministerie.

Hoofdstuk 4: Kolonialisme en modern imperialisme in de 19e eeuw

4 Rechtvaardiging van de kolonisatie door de Europeanen

4.1 Kolonialisme als ideologie

In de 19e eeuw ontwikkelde zich in Europa een denkstroming of politieke ideologie die men het kolonialisme noemt. Het kolonialisme ging uit van de superioriteit van Europa, dat het recht en zelfs de plicht had de zogenaamd minder beschaafde volkeren te onderwerpen en te beschaven. Onder het mom van die beschavingsmissie zou de kolonisatie van Afrika en Azië een hoger en nobel doel dienen. De onderwerping van andere volkeren werd op die manier door de Europese metropolen als legitiem verantwoord.

4.2 Rassentheorie

Deze politieke ideologie gebruikte het begrip 'ras' als een biologische categorie. Dat werd wetenschappelijk onderbouwd vanuit de evolutietheotie van Darwin, al werden uit Darwins theorie enkel die aspecten gebruikt die de visie bekrachtigden. Volgens de rassentheorie zou de wereldbevolking bestaan uit een zogeheten ‘blank’ ras uit Europa, een negroïde ras uit Afrika, een mongoloïde ras uit Azië, enzovoort. Volgens diezelfde logica zou het ras niet alleen de uiterlijke fysieke kenmerken bepalen, maar ook het intellectuele vermogen, het karakter, de cultuur en de beschaving. Het kolonialisme ging ervan uit dat de witte mensen beschaafder waren dan de Afrikanen, die men bestempelde als primitief, onbeschaafd, dom, lui en vuil.

4.3 Stereotypering

De koloniale ideologie gebruikte de rassentheorie om de kolonisatie te verantwoorden. Ze ging daarbij uit van vooroordelen tegenover de Afrikaanse identiteit en cultuur. Afrikanen stereotypeerde men steevast met negatieve karakteristieken. Europeanen stelde men voor als weldoeners die beschaving, onderwijs, gezondheidszorg en infrastructuur naar de koloniën brachten. De vooroordelen en stereotyperingen werden zogenaamd ‘wetenschappelijk’ ondersteund door de natuurwetenschappen, de biologie, de antropologie en de filosofie. In dat denken ging men volledig voorbij aan het feit dat zo veel Afrikaanse samenlevingen een eeuwenoude rijke geschiedenis en cultuur hadden.

This article is from: