
1 minute read
Proefversie©VANIN
by VAN IN
Egodocumenten kunnen informatie geven over bevolkingsgroepen die binnen traditionele geschiedschrijving onderbelicht zijn gebleven: arbeiders, kinderen, slaven, maar ook soldaten. De neiging van de auteurs om in egodocumenten een beeld van zichzelf te construeren en een eigen versie van de werkelijkheid te presenteren, maakt die bronnen gevaarlijk, maar ook aantrekkelijk. De persoonlijke beleving van het verleden is immers niet altijd eenvoudig terug te vinden in andere bronnen.
Opdrachten
1 Beoordeel de bruikbaarheid, betrouwbaarheid en representativiteit van de brief van César Vincent (bron 1) om deze historische vraag te beantwoorden. Maak daarbij gebruik van de reflectie van Mies Haage, de vertaalster van de brieven (bron 2).
2 Vergelijk jouw conclusie van opdracht 1 met het kader historisch denken over ‘egodocumenten’ op p. XXX. Formuleer daarbij in één zin het belang van soldatenbrieven (zoals die van César) voor historisch onderzoek.
3 In bron 3 vind je een uitspraak van een Duitse officier. Evalueer de bruikbaarheid van die bron voor het beantwoorden van deze historische vraag. Als de bron niet bruikbaar is, formuleer dan een andere historische vraag waarover die bron wel relevante informatie geeft. Beargumenteer je antwoord.
Bron 1: 30 september 1915
Liefste maman,
Ik stuur u gauw wat nieuws van mij. We zijn eindelijk afgelost en dat was ook hard nodig. We worden voor enkele dagen vervangen door een koloniale divisie. Wij kunnen eindelijk even uitrusten om weer op krachten te komen. Lieve maman, ik kan u niet alles vertellen, maar in enkele woorden zal ik wat zeggen over het zware gevecht dat we geleverd hebben. U moet trouwens al uit de kranten weten dat wij in de aanval zijn gegaan.