Vitruvius Januari 2022

Page 1

ONAFHANKELIJK VAKBLAD VOOR ERFGOEDPROFESSIONALS ARCHEOLOGIE | CULTUURLANDSCHAP | MONUMENTEN | IMMATERIEEL ERFGOED | VOLKSCULTUUR

JAARGANG 15 | NUM M E R 58 | JAN U A RI 2 0 2 2

NEDERLANDS RELIGIEUS ERFGOED OP FACEBOOK | TUSSEN FOTO’S EN FRAGMENTEN | DEEL 2

CURIEUZE 19DE-EEUWSE BEGRAAFPLAATSEN ENKELE VROEG-19DE-EEUWSE DODENAKKERS NADER BELICHT

RECENT GELEZEN


Uw speciaal Erfgoed verdient een Special Informeer naar de vele mogelijkheden? Stuur een e-mail met uw vragen en wensen naar: info@uitgeverijeducom.nl

VITRUVIUS_Jan.2020.indd 2

Mathenesserlaan 347 3023 GB Rotterdam Tel. 010-425 6544 info@uitgeverijeducom.nl www.uitgeverijeducom.nl

12/11/2019 20:24


JAARGANG 15 NUMMER 58 JANUARI 2022

4 CURIEUZE 19DE-EEUWSE BEGRAAFPLAATSEN ENKELE VROEG-19DE-EEUWSE DODENAKKERS NADER BELICHT DHR. DRS. A.F.J. NIEMEIJER

14 NEDERLANDS RELIGIEUS ERFGOED OP FACEBOOK | TUSSEN FOTO’S EN FRAGMENTEN | DEEL 2 DR. B. VAN HELLENBERG HUBAR & M. COENEN

24

WAT DOEN WE MET ONS ERFGOED IN EUROPA EN VOOR WELKE UITDAGINGEN STAAN WE? Recent verschenen •

25

Ezelsoren

30 3


VITRUVIUS

Frits Niemeijer Historisch-geograaf

NUMMER 58 JANUARI 2022

Curieuze 19de-eeuwse begraafplaatsen Enkele vroeg-19de-eeuwse dodenakkers nader belicht het gehucht. Het bezoek werd aanleiding voor dit artikel, waarin - naast het begraafplaatsje te Oosterwijk - ook enige andere dodenakkers ten tonele worden gevoerd. De doelstellingen zijn onder meer grotere publieke interesse te wekken en hierdoor ook meer ‘publieke middelen’ te genereren. Inleiding De laatste jaren is er toenemend aandacht voor zogenoemd funerair erfgoed, dat wil zeggen voor alles wat met dood en begraven te maken heeft en in het bijzonder voor begraafplaatsen, grafmonumenten en graftekens. Er bestaan verschillende organisaties die zich inzetten voor behoud en herstel van

funerair erfgoed, zoals Stichting Terebinth en Stichting Dodenakkers.2 In dit artikel wordt ingegaan op enkele facetten van de vroeg-19de-eeuwse begrafeniscultuur en ook op voorbeelden van begraafplaatsen met een bijzonder karakter. De vragen hierbij zijn in hoeverre die karakters terugverwijzen naar de ontstaanstijd en of de gekozen voorbeelden ‘exemplarisch’ of typerend zijn, of dat ze naar hun voorkomen als (relatief) zeldzaam moeten worden beschouwd. Hieruit volgt dat met deze bijdrage niet wordt beoogd het totale, brede spectrum van varianten op het thema vroeg-19de-eeuwse begraafplaatsen te presenteren. Dat ligt meer op het pad van beide genoemde stichtingen.

Bron: P.D., Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, No. 20250681, 1966, G.J. Dukker

Enige tijd geleden bezochten mijn vrouw en ik het Nationaal Glasmuseum. Het museum ligt vlakbij de Glasfabriek Leerdam aan de Lingedijk. Ik was eerder in die omgeving rond 1995 en ik stuitte toen iets verder naar het zuidwesten op het gehucht Oosterwijk. De reden van mijn bezoek aan dit gebied was toen simpel: ik speurde naar beschermenswaardige (gedeelten van) steden en dorpen en ik maakte daarvan beschrijvingen voor de toenmalige Rijksdienst voor de Monumentenzorg.1 In 2011 was aanwijzing van het totale gebied als ‘Beschermd dorpsgezicht Oosterwijk’ een feit. Omdat ik benieuwd was naar de huidige toestand, fietsten we eerst naar het begraafplaatsje bij

1 - Het oude kerkhof van Wassenaar lag aan de voet van de kerk en het reikte tot vlakbij de dorpsbebouwing. 4


NUMMER 58 JANUARI 2022

Foto: A.F.J. Niemeijer, 2021

VITRUVIUS

2 - De toegang tot de begraafplaats te Oosterwijk bij Leerdam over een niet meer in functie zijnd dijklichaam, met het baarhuisje. Links hierachter de toegang tot een van de Israëlitische begraafplaatsen. Begraven De dood en begraven worden behoren bij het leven, zoals eten en drinken. Met dien verstande dat de dood absoluut zeker is, terwijl begraven, cremeren of nog andere manieren om afscheid te nemen van een stoffelijk overschot door een (eigen) keuze worden bepaald. Of eventueel door traditie. In onze van oudsher christelijke, joodse en humanistische tradities was begraven tot in het begin van de 20ste eeuw veruit dominant – zo niet exclusief, omdat verbranden was verboden. Het zogenoemde zeemansgraf was een van de weinige getolereerde uitzonderingen. Begravingen vonden eeuwenlang plaats in kerkgebouwen, op kerkhoven rond of nabij kerken en vervolgens in toenemende mate ook elders in - of in de (directe) nabijheid van - steden en dorpen. Naast de duizenden graven, grafkelders en grafzerken in historische kerkgebouwen, kennen we honderden, meestal niet meer in gebruik zijnde kerkhoven en begraafplaatsen, waarvan er vele binnen de huidige bebouwde kommen zijn gelegen. Denk bijvoorbeeld aan de Friese en Groningse terpdorpen en aan de kerkringdorpen in Zuidwest-Nederland. Maar zeker ook aan toponiemen als Kerkhof(straat) en -laan(tje), die in de harten van talrijke steden en in kleinere kernen voorkomen. (Afb. 1) Vanaf omstreeks 1830 veranderde dat onder invloed van het groeiende inzicht dat de hygiëne toenemend leed onder begraven in

de directe nabijheid van bewoning. Reeds in de Franse Tijd waren maatregelen uitgevaardigd, maar die zijn na 1813 teruggedraaid; alle regelgeving was toen gedecentraliseerd naar provincies en gemeenten. Pas met ingang van 1 januari 1829 werd per Koninklijk Besluit begraven aan beperkingen onderhevig en in het bijzonder werd toen bepaald dat stoffelijke overschotten niet meer in kerkgebouwen en niet binnen 35 à 40 ellen (= meters) van bebouwing ter aarde mochten worden besteld.3 Vanzelfsprekend kwam er toen een verplichting tot het stichten van begraafplaatsen. Dit laatste gold alleen niet voor plaatsen met minder dan 1000 inwoners.4 Behalve deze bepaling zijn er verschillende andere besluiten uitgevaardigd, maar opmerkelijk genoeg was er geen enkele waarin iets werd gezegd over de relatie van de graven tot het plaatselijke grondwaterpeil.5 En dat terwijl de verspreiding van eventuele ziektekiemen juist via het stromen van bodemwater zou kunnen plaatsvinden. Des te vreemder omdat het graven van waterputten in de directe omgeving wel was verboden. Ook werd bepaald dat begraafplaatsen afgescheiden dienden te zijn door hek- en muurwerk, of – maar dan met speciale vergunning - door sloten of greppels met hagen, enz.6 Als gevolg van een reeks nader uitgevaardigde Koninklijke Besluiten uit 1827 volgde er zo vanaf ±1829 een hausse aan stichtingen van begraafplaatsen. Een flink aantal ervan bestaat nog steeds of werd het uitgangspunt van latere

vergrotingen. Voorbeelden zijn te vinden in Veenendaal (Oude Begraafplaats, in gebruik 1829-1919, gesloten 1948), Leeuwarden (Oude Stadsbegraafplaats, 1833-1919, gesloten 1969), Zeist (Oude Algemene Begraafplaats, 1830, uitbreiding 1890, gesloten 1965), Haarlem (Algemene Begraafplaats Kleverlaan, 1832, uitbreidingen in 1887 en 1916), Maastricht (Gemeentelijke Begraafplaats Tongerseweg, in gebruik 1812, uitbreiding 1859, 1915-heden).7 Elk van de vroeg-19de-eeuwse begraafplaatsen heeft een eigen karakter, dat vooral werd bepaald door de mate van welvarendheid van dorp of stad, door de specifieke terreinomstandigheden en natuurlijk door ontwerp en ontwerper. Zo zijn er bijvoorbeeld veel sobere, meestal traditionalistische dodenakkers (ontwerp van bv. een plaatselijke timmerman), maar ook begraafplaatsen met een aanleg in landschappelijke trant in vloeiende belijning (Leeuwarden, Oude Stadsbegraafplaats, naar ontwerp van L.P. Roodbaard) en voorts terreinen die zijn ingericht volgens neoclassicistische principes (Den Haag, Algemene Begraafplaats Kerkhoflaan, 1830, naar ontwerp van Z. Reyers). In het volgende richten we de aandacht op enkele ‘anonieme’ begraafplaatsen, die soms verrassende kenmerken bezitten. De Algemene Begraafplaats aan de Lingedijk te Oosterwijk bij Leerdam Geloof het of niet, maar het beschermde gehucht Oosterwijk kent twee begraafplaatsen: de ene ligt aan de noordzijde van de Nederlandse Hervormde Kerk langs het Kerkelaantje. De andere ligt iets dichter naar de stad Leerdam. Naar deze laatste gaat hier de aandacht uit. Het terrein dat vanaf 1830 dienst zou gaan doen als Algemene Begraafplaats was daarvóór al in handen van de gemeente Leerdam. De begraafplaats werd aangelegd op twee kadastrale perceeltjes van de Sectie B, nummers 387 bis en 453 bis, die de tegenover elkaar gelegen taluds waren van een dijklichaam, bekend als Oudendijk. Op diverse plaatsen was de dijk aan weerszijden bezet met boomgaarden, wat doet vermoeden dat er eerder ook fruitteelt plaatsvond links en rechts van de latere begraafplaats.8 De Oudendijk was al in een eerdere periode op geruime afstand van de Linge gelegd om met een grote slinger een diepe ‘wiel’ (= stroomgat) in het poldergebied Berendrecht buiten te dijken. Maar in de winter van 1820 ging het nogmaals mis, toen grote delen van het rivierengebied overstroomd raakten. 5


NUMMER 58 JANUARI 2022

Foto: A.F.J. Niemeijer, 2021

VITRUVIUS

3 - Een overzicht van de begraafplaats te Oosterwijk met goed zichtbaar de variëteit aan graftekens en de schilderachige wanorde door verzakkingen daarin. Rechts de nabije woningen. Onder de bomen aan het einde van de begraafplaats een tweede Israëlitisch grafveldje en vervolgens een steilrand door vergraving van het dijklichaam. Ook de dijk bij Oosterwijk brak en er bleef opnieuw een groot wiel achter. Eerst werd deze nieuwe wiel buitengedijkt, maar al snel is de Lingedijk veel dichter langs de rivier gelegd en verhoogd. Tevens is toen korte metten gemaakt met de Oudendijk, door de slinger buitenom de wiel af te snijden. Het waterstaatkundig belang van de dijk werd hierbij gereduceerd, waarna gemeente Leerdam de kans schoon zag er een nieuwe bestemming aan te geven. Na overdracht aan de gemeente, in 1828, werden kruin en flanken van het dichtbij de stad gelegen deel van de dijk enigszins afgevlakt, om te worden benut als Algemene Begraafplaats. Het dijksegment dat als toegang ging dienen, is ongeveer 60 m lang. (Afb. 2) Het pad op de kruin is circa 2,50 m breed; de afstand van dijkvoet tot dijkvoet bedraagt omstreeks 8,50 m. Bij de verbreding van het als begraafplaats te benutten dijksegment kwamen de beide dijkvoeten op 20 tot 25 meter uiteen te liggen – een verruiming dus van zo’n 2 à 2,5 maal. Zo werd de ‘te benutten breedte’ dus verruimd van 2,50 m naar 15 à 20 m – en werd deze dus met een factor 6 à 8 vergroot. Of destijds een greppel of een smalle sloot rond de begraafplaats is gerealiseerd, blijkt uit kaarten noch foto’s, maar dit ligt wel enigszins voor de hand. 6

De formele opening van de begraafplaats was in 1829, maar de eerste begraving vond pas plaats in 1830. Het oudste bewaarde grafteken dateert ook uit dit jaar en het markeert de laatste rustplaats van ene Cornelis Grijns (05-01-1751 // 16-01-1830). De Oudendijk bleef intussen op haar plaats en liet zich nog tientallen jaren in het veld en op de kaart herkennen. Het oorspronkelijke weggetje op de dijk was intussen verplaatst naar de westelijke dijkvoet en werd Klein Oosterwijk genoemd. De verandering van het wegtracé zou erop kunnen duiden dat een hoge situering van de graven van groter belang werd geacht dan die van een goede droge weg: bij een eventuele doorbraak van de nieuwe Lingedijk zouden de graven anders verspoeld kunnen raken. Zo’n doorbraak kwam er echter niet en mettertijd verlandde de wiel meer en meer. De noodzaak de Oudendijk als noodwaterkering intact te houden verdween zo mettertijd. Het dijklichaam raakte vervlakt en het segment van de dijk in het noordwestelijk verlengde van het begraafplaatsje verviel zelfs totaal, waardoor daar een markante steilrand ontstond.9 Nietsvermoedende bezoekers zouden nu kunnen denken dat de begraafplaats is aangelegd op een opgehoogd terrein – de feiten leren echter dat het gaat om een geëgali-

seerd en ter plaatse verbreed dijksegment. De begraafplaats – exclusief het ongeveer 60 m lange toegangslaantje – meet ca. 90 x 15 à 20 m netto. Hierbij moet ermee rekening worden gehouden dat zowel aan de westkant (evenwijdig aan het weggetje Klein Oosterwijk) als aan de noordwestzijde – beneden de bovenste steilrand – bovendien nog twee (aanzienlijk, respectievelijk iets) lager gesitueerde grafvelden voor ‘Israëlieten’ (= Joden) zijn aangelegd. Deze zijn in 1843/45 en 1859 toegevoegd. Het meest opmerkelijke kenmerk van de begraafplaats is de aanleg op een verbreed segment van een bestaand, maar overbodig geworden dijklichaam. Het oppervlak ligt dan ook ruim vier meter hoger dan de omringende, voormalige buitendijkse gronden van de Berendrecht.10 De begraafplaats verlengt zich duidelijk in een centrale as vanuit het toegangspad over het dijklichaam, maar van strikte symmetrie lijkt bij de aanleg geen sprake te zijn geweest. Rond het terrein zijn hagen geplant, die slechts ten dele bewaard zijn gebleven of werden hersteld. Het toegangspad is van de Lingedijk gescheiden door een sober smeedijzeren hek, dat wordt gedragen door witte, houten kolommen. Links naast het toegangspad


NUMMER 58 JANUARI 2022

ligt een eenvoudig, wit gepleisterd baarhuisje / annex opslag onder een met rood gebakken pannen gedekt zadeldak. De oostelijke langsgevel telt twee toegangen onder vensteropeningen; de smalle, noordelijke kopgevel kent één toegang. (Afb. 3) Het algemene gedeelte van de begraafplaats telt 175 graven, waarin 357 bijzettingen hebben plaatsgevonden.11 Het terrein kan worden gekenmerkt als eenvoudig en verstild, met een vrij grote variatie aan typen graftekens – van met hekwerk omgeven tombes, tot staande en liggende stenen – en hiernaast door vele slechts met nummers gemarkeerde graven. Het algemene deel onderscheidt zich door een schoon grinddek, dat enig onderhoud van het terrein verraadt. Op de Israëlitische gedeelten, die opvallend lager in het terrein zijn gelegen, bevinden zich in totaal 45 graftekens.12 Een digitale quick scan en een poging tot inventarisatie van op en in dijklichamen gesitueerde begraafplaatsen leverde weinig op. Uiteraard zijn er wel wat voorbeelden van kerkhoven rond kerken die op verhoogd terrein zijn opgetrokken of die zijn achtergebleven op oorspronkelijk maaiveldniveau waar ontgrondingen (bv. veen, zand) hebben plaatsgevonden. Maar dit zijn eigenlijk geen autonome dodenakkers - óf ze dateren uit andere (meestal latere) perioden. Een curieus geval van een begraafplaats op een dijk ligt in het Groningse plaatsje Oterdum, nabij Delfzijl. Maar bij nader inzien, betreft het hier de verplaatsing van enige grafzerken behorend bij een uit 1830 daterend kerkje met kerkhof. De graven zelf bleven bij een verzwaring van de zeedijk ter plaatse onaangeroerd.13 Op basis van de scan mag worden aangenomen dat op dijklichamen aangelegde begraafplaatsen op zijn minst zeldzaamheidswaarde bezitten en dat het mede hierom goed te verdedigen is dat het integrale complex te Oosterwijk op 17-102000 als Rijksmonument is ingeschreven.14 Niettemin vond in of rond 2015 een uitbreiding van de woonbebouwing van Leerdam plaats, die hier en daar minder dan 10 m van het beschermde terrein ligt. Dit doet aan de noordoostzijde aanzienlijk afbreuk aan de beleefbaarheid van het dijklichaam en de kleine begraafplaats. Behalve noodzakelijk onderhoud aan en herstel van het baarhuisje, de beide hekpijlers en verversing van grint, is er de laatste jaren weinig aan conservering van de cultuurhistorische waarden van het terrein en de graftekens gerealiseerd, maar hiermee is wel de con-

servering in gang gezet. Elk onderhoud aan de Joodse delen van de begraafplaats vindt plaats in nauw overleg met het Nederlands Israëlitisch Kerkgenootschap.15 De begraafplaats in en om de ruïne van Huis ten Berghe te Rotterdam-Hillegersberg Huis ten Berghe ligt in het dorp Hillegersberg, waarvan het uitgestrekte grondgebied in fasen is opgegaan in de gemeente Rotterdam. Hillegersberg omvat nog steeds een groot oppervlak aan uitgeveend en daardoor ‘verdronken’ land. Terwijl in de directe omgeving onder meer de Boterdorpsche en de Schiebroeksche Polder (ca. 1780), als mede de Prins Alexanderpolder (ca. 1870) tot stand kwamen, zijn de Bergsche Voorplas en de Bergsche Achterplas nooit drooggemalen. Tussen deze beide strekt zich van oudsher het lineaire dorp Hillegersberg uit. Het dorp ligt op en tussen de dijken die de plassen scheiden, maar het kent tevens een kleine kom nabij een van nature aanwezige zandopduiking (= donk) in dit veen- en kleigebied. De donk was in de middeleeu-

wen een uitgelezen plaats voor het bouwen van een kerkje en een bakstenen woontoren – soms ook wel donjon genoemd. Nabij de kerk (herbouwd rond 1500) was van oudsher een begraafplaats, die tot in het begin van de 19de eeuw in gebruik bleef. Over de woontoren is niet veel met zekerheid bekend, maar in ieder geval is een deel van het metselwerk bewaard gebleven, waaronder een belangrijk fragment van de opstand, dat reikt tot ca. 11 m. Het vierkante bouwwerk had zijden van ruim 10 x 10 m, bij een muurdikte van omstreeks 1,35 m. Het netto grondoppervlak binnen de gevels van de woontoren bedroeg dus maximaal ca. 7.30 x 7.30 m - een oppervlak dat viermaal werd benut: in een kelderlaag, een eerste en een tweede woonlaag en een zolderlaag. In het begin van de 19de eeuw werden het bouwwerk en de ondergrond onderzocht en recenter heeft nader onderzoek nog aan het licht gebracht dat er een cirkelvormige gracht rondom de toren heeft gelegen.16 (Afb. 4) Het huis zou verwoest zijn in of kort vóór 1426.17 De ruïne ‘van een verdwenen Huis te Berghe’ sprak in het verleden sterk tot de verbeel-

Foto: Anonieme drone-opname, openbaar gemaakt via: https://www.begraafplaatshillegersberg.nl/

VITRUVIUS

4 - Verticale opname van de begraafplaats, de kerk en - rechtsonder – de ruïne van Huis ten Berghe te Hillegersberg, gemeente Rotterdam. Rechts van de hoge muurrest aan de kerkzijde zijn goed herkenbaar het uitzonderlijke gebruik en de complete invulling van het vierkant van de ruïneuze woontoren: de dekstenen van de grafkelders reiken van muur tot muur. (met gele stip) 7


B ron: P.D., Beeldbank Stadsarchief Rotterdam; RISCH-114A

VITRUVIUS

ding en mede hierdoor zijn er verschillende legendarische verhalen en bijeen gefantaseerde afbeeldingen bekend, die een bouwwerk laten zien dat de concrete overblijfselen verre in de schaduw stelt. Enkele jaren terug beschreef Hermans de ruïne in zijn dissertatie naar de huidige stand van de kennis en hij komt tot de conclusie dat er aanwijzingen zijn voor twee bouwfasen en dat de toren vermoedelijk was voorzien van een tentdak. Verder is er eigenlijk niet veel meer met zekerheid te zeggen dan dat het – zoals boven al aangegeven - gaat om een vierkante, solitaire toren.18

B ron: P.D., Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, No. 136459, 1971, G.J. Dukker

5 - De begraafplaats in de ruïne van Hillegersberg sprak ook rond 1870 al tot de verbeelding, blijkens deze meervoudige tekening / prent van C.C.A. Last (1808-1876). Let vooral op de centrale afbeelding met daarop de getrapte plaatsing van de dekstenen in de woontoren, waarvan één zijde is weggelaten.

6 - Detail van enkele dekstenen van grafkelders aan de voet van het hoog opgaande deel van de ruïne van de woontoren te Hillegersberg. Op de achtergrond de Hillegondakerk. 8

NUMMER 58 JANUARI 2022

Voor wat betreft een stukje van de geschiedenis van de woontoren verlaten we ons echter toch op een eigentijdse bron. Zo schreef ene Van den Hoonaard, schoolmeester te Hillegersberg, dat de ruïne ‘tot in 1832 ongebruikt en slechts als een gedenkstuk der oudheid aanwezig bleef.’ En deze vervolgde aldus: “Doch in dat jaar is het inwendige derzelve, op aanzoek van eenige aanzienlijke familiën uit het naburig Rotterdam, en wel in de eerste plaats op dat van den WelEdelen Heer W. BAARTZ, en na het verkrijgen van de noodige autorisatie daartoe, tot het aanleggen van gemetselde graven afgestaan. Zoodanigen bijval vond deze aanbouwing van grafkelders, dat de binnenruimte der Ruïne weldra te klein werd, om aan veler verlangen te kunnen voldoen, waarom men te rade werd insgelijks de noodige autorisatie te verzoeken om ook buiten de Ruïne soortgelijke graven aan te leggen, welk verzoek insgelijks goedgunstig werd toegestaan. Daarna werd de aanleg van graven zoodanigerwijze voortgezet, dat er thans meer dan vijftig geteld worden, die zich onderscheiden in enkele en dubbele waarvan de eerste eene grafruimte bevatten van zeven en de andere van veertien kisten.” Tevens vermeldt Van den Hoonaard dat de oorspronkelijke toegang tot de woontoren is dichtgezet en dat deze is verplaatst ten behoeve van de begravingen.19 De netto ruimte binnen de torenmuren – ca. 7,25 x 7,25 m, of ruim 52 m2 – bood inderdaad weinig plaats voor bijzettingen in grafkelders en tegenwoordig zien we dan ook niet meer dan zo’n 17 enkele en dubbele graftekens, waarvan de meeste een familiegraf of grafkelder markeren. Eén hiervan draagt in hoog-reliëf de naam A. (= Anthony) van Hoboken (1759-1850), een belangrijk reder en mede-oprichter van de Nederlandsche Handel-Maatschappij, NHM). Andere bekende familienamen zijn Ruys, Van Ommeren en Chabot. De aanwezige graftekens bestaan zonder uitzondering uit vlak


VITRUVIUS

NUMMER 58 JANUARI 2022

liggende dekstenen, met als opmerkelijke bijzonderheid dat ze met een iets aflopend verschil in hoogte, in drie rijen, zijn gelegd. De beperking in ruimte binnen het vierkant bracht mee dat de lengte van de dekstenen niet meer dan zo’n 2,35 m bereikt, bij een wisselende breedte.20 Markant is hierdoor het feit dat de 7,30 x 7,30 m geheel ‘vlakdekkend’ is belegd met zerken en dat er – net als in de meeste historische kerken – geen loopruimte is vrijgelaten tussen de zerken. (Afb. 5) Nadat de ruimte binnen de muren volledig bezet was geraakt, is het aangrenzende terrein bij deze begraafplaats gevoegd en ook daar werden grafkelders met dekplaten toegepast – soms voorzien van enig hekwerk. Maar deze ontwikkeling valt buiten ons bestek. Rond 2016 zijn zowel binnen als buiten de toren werkzaamheden uitgevoerd tot herstel van de dekstenen en ook om verzakken van de kelders tegen te gaan.21 Zowel de situering van een begraafplaats binnen de muren van deze vierkante kasteelruïne, als de geometrische, bijna schaakbordvormige invulling ervan, vormt een in Nederland zeer zeldzame en wellicht unieke oplossing van het probleem waarvoor de Koninklijk Besluiten van 1827-1829 gemeenten en burgers stelden. Weliswaar kennen enige kerkruïnes meer of minder vergelijkbare invullingen (zoals in Bergen, N-H en Oegstgeest, Z-H), maar – naast de daar voortgezette traditie van begraven binnen de kerkmuren – zijn er nog andere belangrijke verschillen met de hedendaagse toestand in Huis ten Berghe. Zo zijn de vroeg-19de-eeuwse graven en grafkelders in Bergen geruimd of soms ook zelfs verplaatst. En in het geval van Oegstgeest maakt het grafveld binnen de ruïnemuren ook nu nog deel uit van de begraafplaats en kunnen er nog steeds ruimingen en/of bijzettingen plaatsvinden, wat het karakter heeft uitgehold en ook blijft schaden22 In Hillegersberg bleven de ingrepen gelukkig beperkt tot restauratie en consolidatie, waardoor daar het ervaren van een vroeg-19de-eeuws grafveld intact is gebleven. Los van het logische feit dat de ruïne als Rijksmonument is ingeschreven, is het overigens een raadsel waarom de begraafplaats binnen (en rond) de ruïne destijds niet expliciet is ‘meegelift’ in deze beschermde status. Gelukkig ligt het vierkante deel van de begraafplaats uit 1832 binnen de contouren van de kasteelruïne, waardoor dit uitzonderlijke ‘kasteel-

interieur’ – naar hedendaagse inzichten – zonder expliciet genoemd te zijn, toch is (mee)beschermd.23 (Afb. 6) De Algemene Begraafplaats op het Holle Bolwerk te Woerden Curieus, maar bepaald niet zeldzaam, zijn begraafplaatsen die zijn ingericht op (voormalige) vestingwerken. In de eerste decennia van de 19de eeuw is in vele gemeenten intensief gezocht naar plaatsen waar de stoffelijke resten van overledenen ter aarde besteld konden worden. Niet alleen waren er slachtoffers te betreuren geweest na de Franse machtsovername, in 1795 maar zeker ook bij de acties die leidden tot en volgden op de ondergang van de legers van Keizer Napoleon, in 1813. Zo waren er vele Franse, Engelse en Nederlandse slachtoffers in en om Gorinchem, dat een van de laatste in handen van de Fransen gebleven vestingsteden ten noorden van de grote rivieren was. Maar ook elders vielen in die tijd vele doden. Hetzij door de oorlog, hetzij door ziekte of gebrek. Zoals eerder opgemerkt, kwam langzamerhand het inzicht dat ziekten een gevaar konden vormen voor de volksgezondheid. Maar hoewel de in de Franse Tijd van kracht geworden regelgeving betreffende het begraven nog korte tijd buiten werking was gesteld, is 1829 een keerpunt geworden in de ‘begraafcultuur’ in ons land. Overal in stad en land zijn rond dat jaar nieuwe begraafplaatsen ingericht. Vooral in veel steden leidde dit echter ook tot een ruimteprobleem: de stads- of gemeentegrens reikte vaak niet voorbij de vestingwerken. Dit betekende dat er óf in een naburige (plattelands)gemeente grond gekocht (en daarna - met een modern woord: ‘herbestemd’) moest worden, óf dat die vestingwerken zélf ruimte moesten gaan bieden. Onder meer Dordrecht en Haarlem kozen voor het eerste: zij stichtten fraaie begraafplaatsen in de (tientallen jaren later geannexeerde) toenmalige gemeenten Dubbeldam en Schoten.24 Steden die wat dit betreft minder gelukkig waren, kozen in een aantal gevallen voor de aanleg van een of meer begraafplaatsen op de eigen verdedigingswerken. Hiervan bestaan nog verschillende voorbeelden, zoals in Doesburg en Zaltbommel - in beide gevallen op voormalige ravelijnen. Zo’n ligging bracht automatisch mee dat de afstand tot de stedelijke bebouwing meer dan de minimaal vereiste 35 à 40 meter bedroeg.25 In verschillende andere steden werd echter gekozen voor aanleg en inrichting van begraafplaatsen op

een of meerdere van de bestaande bastions of bolwerken. Zulke bastions lagen niet op afstand van de binnensteden, maar vormden als het ware versterkte uitbouwen. Een prachtig voorbeeld is het dicht bebouwde Leiden, dat in 1829 niet minder dan vijf bastions bestemde tot begraafplaatsen. Enkele ervan waren overigens al langer als zodanig in gebruik, maar geheel nieuw was de nu nog steeds in gebruik zijnde R.K. begraafplaats bij de Zijlpoort.26 Maar zoals gezegd, aanleg van een begraafplaats op een deel van (voormalige) vestingwerken was niet uniek – en zelfs niet eens zeldzaam. Zo kennen we kennen verder ook voorbeelden in Delft, Oudeschans, Hasselt, Purmerend, Zutphen, enz. Voor dit artikel richten we de aandacht op de stad Woerden, waar nog een tweede curieuze ontwikkeling plaatshad, namelijk een ingrijpende verbouwing van het bijbehorende poortgebouw. In Woerden zijn in 1829 twee begraafplaatsen gerealiseerd op twee dicht bij elkaar gelegen bastions aan de noordoostzijde van de toenmalige vesting: een Rooms-Katholieke (op het Rijnevelts Hornbolwerk) en een Algemene. Ze zijn beide gelegen aan de Hoge Wal27; de Algemene Begraafplaats bevindt zich op een bastion dat van oudsher het Holle Bolwerk wordt genoemd. Een hol bastion of een hol bolwerk is een gemetseld of met metselwerk bekleed, dan wel integraal aarden werk, waarvan het binnenterrein niet of slechts weinig is opgehoogd.28 Een hol werk was uiteraard goedkoper dan een vol werk, maar het had als voordeel dat eventuele bebouwing buiten zicht van belegeraars bleef. Het Holle Bolwerk te Woerden dateert in eerste aanleg van 1576, maar omdat de stad na 1675 onderdeel werd van de (Oude) Hollandse Waterlinie, is er ongeveer anderhalve eeuw ontworpen en gesleuteld aan de kwaliteiten van de vesting en aan de mogelijkheden die inundaties (= onderwaterzettingen) boden.29 Bij de modernisering van de stadsverdediging zijn – mogelijk einde de jaren ‘20 van de 18de eeuw – de bakstenen bekledingen van de aardwerken gesloopt om daarna te worden vervangen door goedkopere en minder kwetsbare aarden wallen.30 In het begin van de 19de eeuw verloor Woerden haar betekenis als vestingstad grotendeels – in het bijzonder als direct gevolg van het in oostelijke richting opschuiven van de waterlinie. De ontwikkeling van de Nieuwe Hollandse Waterlinie nam een feitelijke aanvang rond 1815 en al gauw kwam een door forten en 9


NUMMER 58 JANUARI 2022

Bron: P.D., Bron: RHC Rijnstreek en Lopikerwaard, Woerden, via: https://tinyurl.com/eb6udts

VITRUVIUS

7 - Het poorthuis annex baarhuis van de Algemene Begraafplaats te Woerden vóór de verbouwing in 1874. vestingsteden gesteunde inundatiezone tot stand, die oostelijk om Utrecht kwam te liggen. Niet veel later verloren hierdoor ook vestingen als Bodegraven, Schoonhoven en Nieuwpoort veel van hun betekenis. En, zoals gezegd, Woerden. Toen korte tijd later het verbod op begraven in kerken en binnen 35 à 40 m afstand van bebouwing van kracht werd, is in Woerden vrijwel direct het oog gevallen op de twee hierboven al genoemde bastions om ze vanaf 1829 als begraafplaatsen te herbestemmen. Net als eerder gebeurde in Leiden. De twee dicht bij elkaar gelegen begraafplaatsen in Woerden vertonen al sinds hun ontstaan belangrijke verschillen. Hiervan sprongen het meest in het oog het contrast tussen een sobere, door twee gemetselde kolommen en hekwerk omlijste ingang en een R.K. sacramentsgebouw op het Rijnevelts Hornbolwerk enerzijds, tegenover een – hoewel eveneens tamelijk sober, neoclassicistisch poortgebouw op het Holle Bolwerk, aan de andere kant. De Algemene Begraafplaats werd hiermee explicieter in de openbare ruimte gepositioneerd. Beide 10

begraafplaatsen waren van de Hoge Wal gescheiden door een tot dijbeenhoogte reikend metselwerk met een ‘ezelsrug’ en beide kenden daar bovenop een ijzeren spijlenhekwerk. Van het poortgebouw bestaat een foto die is gedateerd op 1870 à 1873 en deze opname laat zien dat het gebouwtje sinds die tijd flink is gewijzigd. Het poortgebouw – vermoedelijk tevens baarhuisje en materiaalopslag - was vrijwel symmetrisch van opbouw en het kende een met gesmoorde pannen gedekt schilddak, met rechts een rookkanaal. Het was rond 1870 voorzien van een centrale, halfronde ingang met hekwerk, met links en rechts ervan dunne, halfronde pilasters - het geheel onder een fronton.31 Mogelijk waren er links en rechts blinde vensters; vermoedelijk waren er in beide zijgevels, als mede in de achtergevel toegangen en/of vensters. De uitgang naar de begraafplaats had vermoedelijk ook een halfrond gebogen vorm, maar zonder decoratieve elementen. Links en rechts in de (mogelijk wit gepleisterde) doorgang waren vermoedelijk toegangen tot het gebouwtje. De gevels waren wit gepleisterd en alle eindigden met als lijsten uitgevoerde dakgoten.

In de rechter gevel bevond zich een ongeveer vierkant, door roeden verdeeld venster. (afb. 7) Later is minimaal de hoofdgevel belangrijk gewijzigd: de meeste neoclassicitische kenmerken verdwenen en werden opgevolgd door een voor de latere 19de eeuw kenmerkende vormentaal: strakker, zonder pilasters en ontdaan van het neoclassicistische fronton. Maar mét een gestileerd fronton, waarin een ronde lauwerkrans rondom een vlinder als symbool van de eindigheid van het leven. De gevels werden geblokt gestuukt. Bovendien lijkt het pand aan weerszijden verlengd, wat zo te zien wordt bevestigd door de bijgewerkte kadastrale kaart van omstreeks 1900. De wijziging hing vermoedelijk samen met nieuwe wetgeving op het gebied van besmettelijke ziekten, waarin was vermeld dat daaraan overleden personen afgezonderd opgebaard moesten worden. Een vermelding van een ingreep in het gebouw in 1874, vormt vermoedelijk de exacte datering ervan.32 Hoe het interieur is aangepast, heb ik niet kunnen achterhalen en evenmin of er wijzigingen in de gevelopeningen plaatsvonden, maar het ligt voor de hand dat het poortgebouw hierbij geen


NUMMER 58 JANUARI 2022

P.D., Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Documentnummer 1725

VITRUVIUS

8-

H et poorthuis annex baarhuis van de Algemene Begraafplaats te Woerden na de restauratie rond 2011. De functie van de witte ‘schilden’ ter weerszijden van de sterk gewijzigde centrale toegangspartij is onduidelijk.

‘opener karakter’ heeft gekregen. Zeker is wel dat het venster in de rechtergevel is vergroot. Later vervaardigde foto’s laten zien dat de hoofdgevel gesloten was én bleef, dat in de linker zijgevel een toegang met bovenlicht zit en dat zich alleen centraal in het rechtse deel van de achtergevel een vensteropening bevindt. Het rookkanaal is verwijderd. In deze nieuwe staat is het pand rond 2011 gerestaureerd, terwijl het aan de hoofdgevelzijde bovendien is voorzien van brede, grijze, geschilderde ‘speklagen’ die het geblokte pleisterwerk accentueren. Dit lijkt overigens een ‘weinig authentieke’ ingreep. De halfronde doorgang naar de begraafplaats bestaat thans uit schoon metselwerk en de doorgang is tegenwoordig ter weerszijden zeker voorzien van toegangen.33 (Afb. 8) Vanuit de as van het poortgebouw loopt een recht pad naar de ‘saillant’ (= de uiterste punt van het bolwerk). Bij de aanleg van de begraafplaats is de wal die het Holle Bolwerk omgaf, geëgaliseerd, waardoor de oppervlakte van het terrein flink toenam en het pad kon reiken tot de visueel afsluitende

begroeiing. Ter weerszijden van het pad ligt over de totale lengte een rij van tientallen, ‘geschakelde’ dekstenen – een beetje vergelijkbaar met de wijze waarop ze in Huis ten Berghe op elkaar aansluiten. Voorbij de aan de rechterzijde gelegen rij stenen liggen – meer verspreid – nog tientallen (oudere) graven en grafkelders, waarvan het merendeel is gemarkeerd door een ongeveer gelijke mix van liggende of staande graftekens en verder door graven die slechts zijn voorzien van nummers. Links van de centrale as lijken veel minder graven te zijn bezet en zijn kleine stenen nummerpaaltjes ver in de meerderheid, waardoor dit gedeelte van de begraafplaats een lege indruk maakt. Toch is dit slechts schijn – juist daar zijn achter de rij liggende dekstenen talloze begravingen (in meerdere lagen) geweest – maar dan van minder draagkrachtigen, die zich geen eigen steen konden veroorloven. Verschillende grafstenen en grafkelders op het totale terrein lagen er tot voor kort gebroken, verzakt en sterk verwaarloosd bij, maar een restauratieprogramma heeft er de laatste jaren toe bijgedragen dat nu ook de begraafplaats zélf er weer onderhouden uitziet. Het

programma maakte deel uit van een bredere opzet de singels van en de ‘wandeling’ op de ontmantelde vestingwerken van de stad te revitaliseren. Een (nog) niet gerealiseerd vervolg zou kunnen leiden tot zogenoemde ‘beleefbare bastions’, waardoor eveneens het zicht op de begraafplaats zou worden vergroot. Relatief recent is een inventarisatie van de graven en de begraven personen gemaakt, waaruit zou blijken dat er bijna 2900 graven zijn34. Eerder was al bekend dat een jong kind als eerste de laatste rustplaats kreeg op deze dodenakker.35 In de jaren ’30 naderde de begraafplaats zijn capaciteitsgrenzen, waarna in 1935 een nieuwe locatie is geopend. Zowel de begraafplaats, als het poortgebouw en de gemetselde omheining met spijlenhekwerk zijn op 27-12-2000 als Rijksmonument ingeschreven. (Afb. 9) De aanleg van een begraafplaats op een gedeelte van (voormalige) vestingwerken is niet uniek – en ook niet eens zeldzaam. We kennen ze – naar het schijnt – echter weinig in onze zuidelijke, overwegend Rooms-Katholieke provincies. Dit zal wel te maken hebben met (on)mogelijkheid de hiertoe 11


VITRUVIUS

bestemde grond in eigendom te verkrijgen en te wijden. In het overwegend protestantse noorden gaf zo’n ‘herbestemming’ weinig problemen. In het zuiden was verkoop van geclassificeerde vestingwerken ten tijde van de Belgische Afscheiding echter ondenkbaar. En verkoop aan de R.K. kerk was toentertijd vermoedelijk een brug te ver.

maar de in 1873 van kracht geworden gezondheidswetgeving, lijkt wel een bijzonder gevolg te hebben gehad, waardoor een begraafplaats uit 1832 is voorzien van een (verbouwd) poortgebouw / lijkenhuis uit 1874. Heel typerend voor ‘de vroeg-19deeeuwse begraafplaats’ zijn ze dus geen van drieën, maar ze hebben alledrie nog wel zeer duidelijke en gave kenmerken uit die tijd en hiermee dragen ze ook de morfologie en de waarden van de toenmalige begrafeniscultuur uit. Door de minder gangbare en de cultuurlandschappelijke aspecten van begraafplaatsen in het zonnetje te zetten, draagt dit artikel hopelijk enigszins bij aan groei van de waardering voor funerair erfgoed. Wanneer we onze eigen doden de laatste eer bewijzen, komen we er vaak niet toe ‘om ons heen te kijken’; daarvoor zijn we teveel met de overledene en met onszelf bezig. Maar het is goed (bijzondere) begraafplaatsen ook eens met andere ogen en op een ander moment te bezien en dan hun monumenta-

Bron: P.D., Wikimedia, Fotograaf: ‘Onderwijsgek’, 2009

Tot slot Begraven is van alle tijden. Begraven op speciaal hiertoe bestemde gronden eveneens. Maar het ‘onder de mensen blijven’ van de doden werd vanaf de late 18de eeuw steeds bezwaarlijker gevonden – vooral vanwege hygiëne en besmettelijke ziekten. Door het van kracht worden van nieuwe regelgeving mocht in plaatsen met meer dan 1000 inwoners niet meer in en rond kerken worden begraven. Er werden soms creatieve oplossingen gevonden, waarvan gebruik van een niet meer functioneel dijksegment bij Leerdam en ingebruikname van een ruïne in het dorp Hillegersberg bij Rotterdam, wel tot de meest originele behoren. Minder

schaars en ook minder tot de verbeelding sprekend zijn op vestingwerken aangelegde begraafplaatsen. Toch droegen en dragen deze bij aan ‘schilderachtigheid’ van zogenoemde stadswandelingen over voormalige stadswallen. Zoals we bij het eerste voorbeeld al zagen, is de oogst aan op dijken gesitueerde begraafplaatsen klein. Wel zijn er uiteraard kerkhoven tot stand gekomen rondom of bij kerkgebouwen die op min of meer gelijke hoogte langs dijken zijn opgetrokken. Deze kerkhoven zijn meestal al lang geleden (grotendeels) geruimd. Het voorbeeld van begraven op een dijk te Oosterwijk bij Leerdam kan als uitzonderlijk worden beschouwd en het heeft hoge zeldzaamheidswaarde. Ook het begraven in een kasteelruïne, zoals in Hillegersberg, blijkt te behoren tot de uitzonderingen. Anders dan in kerken, was begraven in ‘profane gebouwen’ natuurlijk geen common sense en ook dit slechts 7,30 x 7,30 m beslaande terrein is van hoge zeldzaamheidsbetekenis. Begraven op een verdedigingswerk bleek al vóór 1829 niet schaars voor te komen,

NUMMER 58 JANUARI 2022

9 - De nog niet gerestaureerde begraafplaats op het Holle Bolwerk te Woerden, met op de achtergrond het op dat moment onderhanden genomen poortgebouw. 12


VITRUVIUS

NUMMER 58 JANUARI 2022

le eigenschappen en de kwaliteiten van de aanleg tot ons te laten doordringen. Eén van de manieren om dit aantrekkelijk te maken en te houden, is (collectief) onderhoud en vooral ook informatie. Op sommige begraafplaatsen hebben de beheerders / eigenaren al de moeite genomen informatieborden met kaartjes, foto’s en documenten aan te brengen: daarmee brengen ze begraafplaatsen tot leven. Noten 1 Nu: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). 2 https://www.terebinth.nl/; https://www. dodenakkers.nl/ 3 Vgl.: W.A. Ockerse (1808), Het begraven der dooden buiten de kerk en stadspoorten […], 38: “Kan één lijk, in Epidemische ziekten, waarvoor wij toch in dit Land ieder Jaar bloot staan, zelfs veele Jaren later na dat het begraven is, de lucht niet maar al te veel vergiftigen?” 4 Koninklijk Besluit 4 september 1827. 5 Ook in de zogenoemde Begraafwet 1869 (Staatsblad n°. 65 van 10 April 1869) komt zo’n bepaling niet voor. 6 Zie o.m.: G. Luttenberg (1840), Register der wetten en besluiten, betrekkelijk het openbaar bestuur in de Nederlanden, over het tijdvak van 1796 tot en met 1839, passim. 7 Zie o.m.: https://tinyurl.com/uv8rb7s3; https://tinyurl.com/4k742pjh 8 Kadastrale minuut. Zie: RCE beeldbank: MIN08099B01.jpg en OAT08099B011.jpg, OAT08099B013. jpg. 9 Vgl.: https://www.plaatsengids.nl/ klein-oosterwijk Overigens komt de naam van het buurtje Klein Oosterwijk al voor in 1768. 10 Zie: https://www.ahn.nl/ahn-viewer 11 https://tinyurl.com/yw6cky2c; Enkele graven zijn van tamelijk recente datum; ze zijn te danken aan speciale dispensatie. 12 h t t p s : / / w w w. n l j e w g e n . o r g / provincie-zuid-holland/ 13 https://tinyurl.com/2tmwmv9a 14 Ingeschreven onder complex- en objectnummers 514992-514995. 15 Schriftelijke mededeling van dhr. T. van Breemen, Beleidsadviseur BOR. 16 W. van den Hoonaard (1842), Geschiedkundige en topographische beschrijving van de dorpen Hillegersberg en Bergschenhoek (1824.), Bijvoegselen en Aanteekeningen bij dezelve behooren-

de, 7 e.v.; N.N. (1982), De kasteelruïne of Reuzenhuis. In: Tussen Wilgenplas & Rotte, No. 8, 20, 21. 17 Zie m.n.: W. van den Hoonaard (1824), Geschiedkundige en topographische beschrijving van de dorpen Hillegersberg en Bergschenhoek, passim en afbeeldingen bij 30, 40 en 70. 18 D.B.M. Hermans (2013), Middeleeuwse woontorens in Nederland; De bouwhistorische benadering van een kasteelvorm, Band 2: Catalogi en bijlagen, 29-32. 19 W. van den Hoonaard (1842), Geschiedkundige en topographische beschrijving van de dorpen Hillegersberg en Bergschenhoek (1824.), Bijvoegselen en Aanteekeningen bij dezelve behoorende, 7 e.v. ; A.J. van der Aa (1847), Aardrijkskundig Woordenboek [...], dl. 9, 444,, 445. 20 R. Stenvert, Chr. Kolman, S. van Ginkel-Meester, e.a. (2004), Monumenten in Nederland; Zuid-Holland, 273. 21 https://tinyurl.com/2m3c5pc6 22 Zie bv.: https://tinyurl.com/6dwmz7ew resp. https://tinyurl.com/ymu3z625 23 Omschrijving in Monumentenregister: (No. 32897): “Slotruine. Op het kerkhof het overblijfsel van 13e eeuwse kasteeltoren.” In feite is het kerkhof hier een plaatsbepaling en zou het geen deel uitmaken van het beschermde object, de ruïne. Het deel binnen de ruïne valt echter wél automatisch binnen de bescherming. Over dergelijke kwesties bestaat nogal wat jurisprudentie. Ook is er bij de zogeheten Actualisering van het Monumentenregister (AMR) veel discussie over geweest. 24 Haarlem bezat uitgestrekte goederen buiten de stadspoorten en had bovendien de ambachtsheerschappij in Schoten gekocht. 25 Dit wil zeggen op (als ‘eilanden’ uitgevoerde) aard- of metselwerken die zijn aangelegd ter bescherming van tussen bastions gelegen, zogenoemde courtines. 26 https://tinyurl.com/r2tm3wsj 27 Volgens straatnaamborden op foto echter: Torenwal (l) / Plantsoen (r)! 28 Dit in tegenstelling tot een vol bolwerk of vol bastion, dat is aangeaard of opgevuld of zelfs onderaards werd bebouwd of onderkelderd. 29 Feitelijke en formele opname in de Oude Hollandse Waterlinie vormen een punt van discussie. Zeker is dat de stad

bij de Franse inval van 1672 nog geen deel uitmakte van de linie, maar enkele jaren later werden er wel werken voorbereid en/of uitgevoerd. 30 F.A.C. Haans & C.J.B.P. Frank (2014), Cultuurhistorische analyse en waardering vestinggrachten en singels Woerden; Handelen en wandelen langs de gracht, 16-33; De krantenwebsite Delpher laat zien dat vanaf 1729 (driejaarlijkse) aanbestedingen plaatsvonden voor het onderhoud van ‘Fortificatie Aerdewerken’. 31 C.L.J. de Kaper (1983), Woerden, 31 december 1828 . . . „dit is de laaste (sic) die in de kerk begraven is”, 6-19. In: Heemtijdinghen, 19e jaargang no.1, 1-9. Dit artikel bevat een foto uit het Woerdens archief die de toestand in 1873 zou weergeven. 32 Zie: https://tinyurl.com/9ruvrppf; Een in 1874 uitgevoerde modernisering / reparatie zal (mede) het gevolg zijn geweest van nieuwe wetgeving op het gebied van de omgang met besmettelijke ziekten, d.d. 4 december 1872. Art. 12 van de desbetreffende wet bevat o.m. het volgende gebod: “Bij elke begraafplaats wordt, uiterlijk binnen een jaar na het in werking treden dezer wet, een lokaal ingericht voor tijdelijke bewaring van overledenen aan eene besmettelijke ziekte.” Als gevolg van deze bepaling zal het interieur zijn gewijzigd en veranderde ook het exterieur. De nieuwe verschijningsvorm van het bouwwerk is enigszins te vergelijken met de ‘gas- en lichtfabriekstijl’ (lichtfabriek = elektriciteitscentrale). 33 Zie ook: https://tinyurl.com/24bbas3n en https://www.youtube.com/watch?v=IOIjldK6n94 en https://tinyurl. com/jdmhpcav 34 https://tinyurl.com/3yrasjye 35 C.L.J. de Kaper (1983), 8: “11 Januari Een kint van Aart Blonk Wz. welke is de eerste welke op het burregelijke kerkhoff is begraven. En lijd op de eerste rang”

13


VITRUVIUS

NUMMER 58 JANUARI 2022

Nederlands religieus erfgoed Bernadette van Hellenberg Hubar Erfgoedprofessional & schrijver vanhellenberghubar.org

op Facebook | Tussen foto’s en fragmenten | Deel 2

Marij Coenen Redacteur & fotograaf vanhellenberghubar.org

Voordat we hiermee beginnen een korte terugblik op de twee casussen in het vorige artikel: • De kennisuitwisseling die plaatsvond naar aanleiding van de wekelijkse vraag van Kerkfotografie wie de kerk op de geposte foto herkent. Het betrof de kerk van Simon en Judas te Lattrop. Deze staat op naam van de architecten Joseph Th.J. en zijn zoon Pierre J.J.M. Cuypers, maar is met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid door de laatste ontworpen. Dit vermoeden kon onderbouwd worden aan de hand van een kleine uitweiding over de relatie 14

Bron: Reliwiki [zie noot 1].

Samenvatting vorige artikel In het tweedelige artikel over de Facebookgroep Nederlands religieus erfgoed hebben we de vorige keer aan de hand van een virtueel gesprek met Rob Kreukniet verhaald hoe de groep is ontstaan. Als webmaster en databeheerder van Reliwiki was hij op zoek naar een platform waarop hij vragen kon stellen over foto’s van onbekende kerken. De casus die we hierna behandelen bevestigt zijn ervaring dat dit op Facebook in een razendsnel tempo gebeurt. Maar zoals uit het staartje van het verhaal zal blijken, is dat niet altijd zo. Dat leverde in dit geval wel een primeur op over het terugvinden van een zeer bijzondere, verdwenen kruisweg. Hiermee komen we uit bij het centrale thema van dit verhaal: de diaspora van de religieuze kunst door de sluiting van kerken. Er komt een tsunami aan en hoewel de verantwoordelijke instellingen dat opperbest weten, sluit men zijn ogen voor de consequenties.

1 - De foto waar het allemaal mee begon, bleek de Dominicuskerk te Alkmaar te zijn, ontworpen door Pierre J.H. Cuypers (1861-1866).


NUMMER 58 JANUARI 2022

Bron: Collectie Jan Bolder.

VITRUVIUS

2 - De Dominicuskerk van Pierre J.H. Cuypers vormde een dominant punt in het stadspanorama van Alkmaar met zijn hoog oprijzende vieringstoren. Volgens Herman Wesselink is deze foto waarschijnlijk vanaf de toren van de Waag genomen. tussen Pierre Cuypers junior en Dom Paul Bellot. De invloed van de expressionistische bouwstijl van de laatste is manifest in de kerk van Lattrop. • De tweede casus betrof dé cause célèbre van erfgoedzorg van de afgelopen decennia: het veel geroemde en verguisde rode raam in de Oude Kerk van Amsterdam. Het op een rij zetten van de pro’s en contra’s van deze ingreep onthulde onverhoeds de vrij algemene afkeer van artistieke installaties in kerkgebouwen. Verbazingwekkend voor een kunstvorm die al ruim een eeuw aanwezig is in onze West-Europese cultuur. Net als in het vorige artikel wordt in dit verhaal overgestapt van de wij naar de ik-vorm, omdat van ons tweeën vooral Hubar actief is op de Facebookgroep Nederlands religieus erfgoed. Historische foto’s | De Dominicuskerk van Alkmaar Met de derde casus keren we terug naar waar het allemaal om begon: het identificeren van onbekende gebouwen op – historische – foto’s. Rob Kreukniet deed zoals gebruikelijk de aftrap (afb. 1):

‘Iemand goed bekend in Haarlem? Onderstaande ansichtkaart uit 1892 moet de Dominicuskerk voorstellen, die werd in 1885 buiten gebruik gesteld en de Onze Lieve Vrouw van de Heilige Rozenkrans en de Heilige Dominicuskerk (Spaarnekerk) in 1885 in gebruik genomen maar ik twijfel …’ 1 Nog voordat mijn brein het signaal Cuypers’ Dominicuskerk afgaf, had Herman Wesselink al gereageerd: ‘Dit is de St. Dominicuskerk aan de Laat in Alkmaar. De straat waar deze foto is gemaakt is de Breedstraat, die achter de kerk lag. De kerk, een vroeg werk van Pierre Cuypers, werd gebouwd in 1863-1866 en gesloopt in 1985’. Hierop volgde een virtueel gesprek met Jan Bolder die een collectie van zo’n 1000 ansichtkaarten heeft met bouwwerken van Pierre (P.J.H.) Cuypers. Is dat al een ongelooflijk mooie bron, wat Bolder op de groepspagina plaatst mag ook nog eens vrijelijk gebruikt worden (afb. 2).2 Het bericht over de Dominicuskerk riep bij mij nogal wat herinneringen op, zoals ik de groep liet weten.3 Dit hoogtepunt

uit het oeuvre van Pierre J.H. Cuypers was mijn eerste ervaring met de sloop van een (voormalig) rijksmonument (afb. 3). Maar dat was niet het enige! Het was ook mijn eerste ervaring met de handel in fragmenten, relicten en restanten: spolia kortom! Op zich vormen spolia, het hergebruik van onderdelen uit gebouwen, een fenomeen dat al sinds de oudheid bestaat. Door de golf van kerksluitingen vanaf de vorige eeuw kreeg het een nieuwe dimensie, want niet alleen stukken van en uit het gebouw, maar hele interieurs kwamen op de markt. Dat hebben we geweten, toen we in 1985 met het nog jonge Cuypersgenootschap geprobeerd hebben de Dominicuskerk alsnog te redden. Daarvoor was het echter veel te laat. De kerk was, om het zo maar eens te zeggen, uitgeprocedeerd. Ons restte niet veel meer dan fysiek afscheid nemen van dit bijzondere oeuvre van de naamgever van ons genootschap. Wie, zoals wij, het gebouw in de nadagen heeft bezocht, zal gezien hebben hoe mooi de kerk nog was, ondanks de verregaande onttakeling die vooral op het conto van ‘sluipslopers’ stond.4 Toen het feitelijke moment van sloop dichterbij kwam, kwamen ook telefoontjes van 15


VITRUVIUS

Bron: Wikimedia Commons/Regionaal Archief Alkmaar. Fotograaf J. Elsinga, 1985.

ging.6 Het resultaat kun je bewonderen in de kruisgang (van Joseph Cuypers) van het Cuypershuis (afb. 5), waar een basement, zuil en kapiteel permanent als onderdeel van de constructie opgesteld staan. Dat deze spolia uit de Dominicuskerk zich zo goed voegen naar hun nieuwe verblijf zal onder meer te maken hebben met het gebruik van dezelfde schaal en maat (gelijkzijdige driehoek) door vader en zoon Cuypers.

Bron: Wies (A.J.C.) van Leeuwen, 1985 [zie noot 5].

3 - De Dominicuskerk te Alkmaar van Pierre J.H. Cuypers tijdens de sloop.

4 - Spolia van de Dominicuskerk in Alkmaar: kapitelen voor de verkoop. diverse figuren en organisaties die geïnteresseerd waren in de spolia: de een vanwege het cultuurhistorisch belang, de ander omwille van het gewin. Eind juli 1985 keek voorzitter Wies van Leeuwen met ‘stille woede’ machteloos toe hoe de sloperskogel en pneumatische boren hun verwoestende werk deden. Bij wijze van requiem maakte hij een uitgebreide fotoreportage en schreef een vlammend betoog voor De Sluitsteen. ‘En hoe beschamend is die sloop zelf! Tientallen Alkmaarders kunnen zien hoe het van buiten grijs verweerde kerkgebouw als het ware openbreekt als een kleurige bloem die nog eenmaal in alle rijkdom van kleur haar bogen, pijlers, kapitelen en het veelkleurige baksteenmozaïek toont. Naast de ruïne en op 16

NUMMER 58 JANUARI 2022

een stukje industrieterrein liggen de bewaarde onderdelen: gebroken kolommen, hardstenen goten en geblutste kapitelen [afb. 4]. Want zachtzinnig gaat het allemaal niet. Tijd is geld. Beschadigde kapitelen kosten 150 gulden, gave 500 gulden, gewelfschotels 150 gulden. De glasramen gaan naar Amerika. Wat niet verkocht kan worden, wordt vermorzeld’5 Bij de opkopers bevond zich ook ons lid, de steenhandelaar Martien Mol uit Schoorl, die verschillende zuilen, kapitelen en basementen wist te bemachtigen. Daar ben ik nog altijd blij om, alle gemengde gevoelens ten spijt. Op die manier is één stel behouden gebleven in het Cuypershuis te Roermond, dankzij wijlen Harrie Tillie, de toenmalige directeur, die daar achteraan

Na een nauw verwante lijdensweg als de Dominicuskerk deed zich vijf jaar later de volgende casus voor: de afbraak van de kleine Eusebiuskerk te Arnhem ontworpen door H.J. van den Brink in zogenaamde stukadoorsgotiek (1864-1865).7 Ditmaal geen grof geweld, maar de dissectie van het gebouw en zijn uitmonstering, waarvan de laatste stukken in 2016 wachtten op verscheping naar Japan (afb. 6).8 Dit is een blijvende bron van zorg: dat bij iedere kerk die sluit er van alles ongeregistreerd verdwijnt. De inrichting en liturgische voorwerpen zijn weliswaar grotendeels gedocumenteerd via Kerkcollectie Digitaal9 van het Catharijneconvent, maar wat er vervolgens mee gebeurt, verdwijnt letterlijk uit het zicht. Zoals we hierna zullen zien, boet de database van deze collectie daardoor in aan actualiteit. De instellingen die verantwoordelijkheid voor dit deel van het kerkelijk erfgoed zouden moeten nemen, kijken de andere kant op. Dat geldt primair voor de bisdommen die nota bene eigenaar worden van het roerende en onroerende goed van de parochie, zodra deze opgeheven is. Maar ook de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed laat het erbij zitten, en dat ondanks de formele status van interieurs van wettelijk beschermde kerkgebouwen, zoals we hebben uitgelegd in het aprilnummer van dit jaar.10 Wat dit voor een consequenties heeft voor hoogwaardig erfgoed wordt duidelijk uit de lotgevallen van de kruisweg van edelsmid Marinus Zwollo uit de buiten gebruik gestelde Christus Koningkerk te Amsterdam.11 De Kruisweg van edelsmid Marinus Zwollo (1958) Begin februari 2021 plaatste Rob Kreukniet de volgende oproep, die afkomstig bleek te zijn van ir. Tonny Zwollo, dochter van de edelsmid. Kreukniet startte heel optimistisch met de aanhef: Er zitten in deze groep zoveel experts dat de door


NUMMER 58 JANUARI 2022

Foto: bvhh.nu, 2015.

VITRUVIUS

ons ontvangen vraag geen probleem mag zijn: … Ik schrijf u deze mail, omdat ik informatie nodig heb over de 14 in koper gedreven kruiswegstaties van de Christus Koningkerk te Amsterdam [afb. 7-10]. Mijn vader Marinus Zwollo [1903-1983] heeft deze 14 staties omstreeks 1958 gemaakt en ik herinner mij dat ik mijn vader hielp bij het bevestigen van deze kruiswegstaties. Mijn vader maakte ook de koperen deksel van de doopvont met een grote duif versierd en een ijzeren hek rondom deze doopvont. Waar zijn nu de kerkschatten van deze parochie gebleven? Kunt u mij vooral informatie geven waar deze 14 kruiswegstaties zijn gebleven? Het zijn vierkante afbeeldingen van ongeveer 30 bij 30 cm in koper gedreven voorstellingen. Het zou erg jammer zijn als deze staties niet op hun waarde geschat worden. Mijn vader was vrijwel de laatste edelsmid in Nederland die het drijven (ciseleren) meester was. NB Wij hebben geïnformeerd bij de

Bron: Beeldbank RCE, doc.nr. 283246. Foto P. van Galen, 1990

5 - De pandgang van het Cuypershuis, ontworpen door Joseph Cuypers, met een zuil basement en kapiteel uit de Dominicuskerk (1863-1866) van Pierre J.H. Cuypers. Hij staat hier opgesteld tussen gipsen voorbeelden van bouwsculptuur.

6 - De kleine Eusebiuskerk in Arnhem, gesloopt in 1990. Van tevoren werd onder meer het glas in lood weggehaald.

17


Bron: Stadsarchief Amsterdam, doc.nr 010122002075. Foto Martin Alberts, 1999.

VITRUVIUS

Martelaren van Gorcumkerk, Linnaeushof Amsterdam, waar men ons wist te melden dat de doopvont zich nu in die kerk bevindt maar over de kruiswegstaties was hun niets bekend. Daarom richt ik mij tot nu. Zoudt u misschien weten waar die kruiswegstaties zijn gebleven?12

7 - De Christus Koningkerk te Amsterdam (1958-1959), ontworpen door K.P. Tholens en ir. H.J. van Balen, vormde de oorspronkelijke setting van de kruisweg van Marinus Zwollo (1958). Het was een votiefkerk die tot stand kwam als gevolg van de belofte van katholiek Amsterdam in 1944 om een kerk, gewijd aan Christus Koning, te bouwen als de stad van vernietiging en hongersnood gevrijwaard zou blijven. De kerk werd in 1996 buiten gebruik gesteld [zie noot 11]. De afwijkende invulling van de kruisweg door Marinus Zwollo Eerste muur, startend bij de overgang van koor naar schip: 1. Jezus wordt door Pontius Pilatus ter dood veroordeeld (negatiefnummer 15). 2. Jezus heeft het kruis op zijn schouders genomen en wordt door een Romeinse soldaat voortgedreven (negatiefnummer 14). 3. Jezus valt voor de eerste keer (negatiefnummer 13). 4. Jezus ontmoet zijn moeder, Maria (negatiefnummer 12). 5. Simon van Cyrene helpt Jezus het kruis dragen (negatiefnummer 11). 6. Veronica houdt de doek vast waarmee ze Jezus’ gezicht heeft afgedroogd. Meestal wordt het moment afgebeeld, waarin ze die handeling verricht (negatiefnummer 10, afb. 9). 7. Jezus valt voor de tweede keer (negatiefnummer 9). 18

NUMMER 58 JANUARI 2022

Tweede muur, startend aan de overkant van statie 7 en eindigend bij het koor: 8. Jezus ontmoet de vrouwen, onder wie zijn moeder (negatiefnummer 16). 9. Jezus wordt door een (Joodse) man naar het kruis geleid, waarin hij kalm en waardig de situatie aanschouwt. Deze statie bestaat niet en komt in de plaats van de derde val (negatiefnummer 17). Jezus is hierin nog niet van kleren beroofd. 10. In de volgende scène heeft die vernedering al plaats gevonden: Jezus draagt hierin alleen nog een lendendoek. Dit tafereel vervangt de eigenlijke tiende statie van het ruw aftrekken van Jezus’ kleren. Een man (een Joodse notabele?) en een romeinse soldaat (de honderdman?) houden een inmiddels van angst bezwijmde Jezus haast zorgzaam vast, om hem vervolgens toch aan het kruis te (laten) slaan (negatiefnummer 18, afb. 10).

En toen … toen bleef het stil. Oorverdovend stil, zoals Kreukniet constateerde! Behalve de suggestie van een van de leden om te kijken bij de inventarisatie van het Catharijneconvent – de hiervoor genoemde Kerkcollectie Digitaal – bleven reacties uit. We stonden simpelweg met de mond vol tanden, omdat er geen kennerschap bestaat met betrekking tot dit type edelsmeedkunst van na de oorlog. De meeste mensen die bezig zijn met kerkelijk erfgoed komen via de aanvliegroute van de architectuurgeschiedenis en hebben zich naar gelang de interesse gaandeweg gespecialiseerd in monumentale schilderkunst, glas in lood, bouwsculptuur en beelden. Zelfs met betrekking tot kerkelijke textilia is op dit moment veel meer expertise voorhanden, dan over edelmetaal.13 Die geringe kennis wordt nolens volens gedemonstreerd door Kerkcollectie Digitaal, waar van het enorme oeuvre van Zwollo slechts 18 objecten aanwezig zijn. Gelet op het type foto’s is het gros uit de tijd van voor de digitale fotografie! Vergeleken met wat zijn zoon, Martin Zwollo, heeft 11. Jezus hangt aan het kruis en spreekt zijn moeder en Johannes toe. Het is mede gelet op de lichaamstaal van Maria en Johannes niet het schokkende moment van net na de dood (negatiefnummer 19). 12. Jezus is van het kruis gehaald en rust op de schoot van zijn moeder met een treurende Johannes (negatiefnummer 20). 13. Jezus wordt in zijn graf gelegd (negatiefnummer 2, tweede rolletje). 14. De verrijzenis van Jezus. Deze voorstelling hoort formeel niet bij de kruisweg en wordt vaak als vijftiende statie toegevoegd (negatiefnummer 1, tweede rolletje). Nota bene — Uit de officiële samenstelling ontbreken dus nummer 9: De derde val van het kruis, en nummer 10: Jezus wordt van zijn kleren beroofd.


VITRUVIUS

NUMMER 58 JANUARI 2022

8 - De kruisweg van Marinus Zwollo uit 1958, oorspronkelijk gemaakt voor de Christus Koningkerk te Amsterdam, thans in Zweden. Iconografisch wijkt dit werk op verschillende punten af van de geijkte schema’s voor de kruisweg, zowel qua voorstellingen als de invulling daarvan. De kunstenaar heeft dit in overleg met de pastoor gedaan, maar volgens de verhalen in de familie zijn eigen visie doorgezet. Dat is apart, omdat ‘De kruisweg bidden’ het enige onderdeel van de godsdienstuitoefening is, waarin leken de hoofdrol hebben en de kerk daar vaak streng de regie overhield. (Foto’s Martin Zwollo, circa 1970.) 19


NUMMER 58 JANUARI 2022

Foto: Martin Zwollo, circa 1970.

VITRUVIUS

9 - Zesde statie van de kruisweg van Marinus Zwollo, met Veronica die Christus’ gezicht heeft afgeveegd. Zwollo, afkomstig van een bekende familie van edelsmeden, was een meester in het ciseleren of koper drijven, dat hij hier in de figuraties heeft toegepast. Door de achtergrond een bronzen effect te geven, komt het reliëf des te sterker naar voren. Het raster dat Zwollo in verschillende varianten heeft aangebracht verbindt de voorstelling aan het aardse en voorkomt dat ze gaan zweven. Er zijn op dit moment van deze techniek maar twee andere voorbeelden in het genre kruiswegen bekend [zie noot 15]. verzameld en ontsloten via Wikipedia, zijn het bepaald niet de toppers uit het oeuvre van zijn vader, hoewel die indruk zeker beïnvloed wordt door het deels onscherpe beeldmateriaal.14 Overigens staat de gezochte kruisweg eveneens vermeld, zij het zonder foto en … met als verblijfplaats de voormalige Christus Koningkerk te Amsterdam! Als iets de noodzaak van de 20

registratie van de kunstobjecten uit buiten gebruik gestelde kerken onderstreept, dan dit voorbeeld wel. Hoe het afliep? Dat ontdekte ik bij toeval toen ik tijdens de voorbereiding van dit artikel contact opnam met Martin Zwollo voor het gebruik van de foto’s in dit artikel. Mijn vraag of de kruisweg van zijn

vader inmiddels gelokaliseerd was, werd verrassend genoeg positief beantwoord: ‘De secretaris van de Hofkerk (HH Martelaren van Gorcum) te Amsterdam [waar zich de hier voorgenoemde doopvont met deksel bevindt] berichtte ons dat er een lijst boven water is gekomen waarop vermeld is dat de Kruiswegstaties naar Zweden zijn gegaan: Sankt Josefs katolska kyrka in Köping, Västeräs’.


VITRUVIUS

NUMMER 58 JANUARI 2022

Is het spijtig dat dit gebeurd is? Ik denk van wel, ook vanwege de bijzondere techniek van ciseleren: vanaf de achterkant van het materiaal worden de figuren met verschillende ponsen en een ciseleerhamer letterlijk naar buiten geduwd of gedreven. Dat vraagt veel van je voorstellingsvermogen, omdat je je moet inbeelden hoe het resultaat er aan de voorkant uitziet zonder oogcontact. Afgaande op Kerkcollectie Digitaal zijn er maar twee kruiswegen in dezelfde techniek bekend: die van Jan Brom in de Antonius Abtkerk van Mook (1890-1900) en die van Jan van Oostveen circa 1964 in Oosterwolde.15 Dat alleen al geeft de zeldzaamheidswaarde van dit werk aan. En dan hebben we het over de artisticiteit en de kenmerkendheid nog niet gehad. Iconografisch is het werk een zeldzaamheid, want Zwollo volgt hierin niet de geijkte 14 staties, maar heeft op een eigenzinnige manier nieuwe variaties bedacht. En dit is een bijzonderheid gelet op de manier waarop de kerk ook na de oorlog nog met persoonlijke interpretaties van de kruisweg door kunstenaars omging.16 Het bleek overigens zo’n puzzel dat Martin Zwollo uiteindelijk de negatieven uit 1970 uit zijn archief heeft gehaald om de precieze volgorde vast te kunnen stellen.

Naschrift Opnieuw gaat onze dank uit naar alle mensen van de Facebookgroep Nederlands religieus Erfgoed die bijgedragen hebben aan dit artikel. Voor dit deel geldt dat in het bijzonder Jan Bolder, Wies van Leeuwen en de kinderen van edelsmid, Marinus Zwollo, Martin en Tonny. Jan Bolder zorgde voor de mooie panoramafoto van de Dominicuskerk in Alkmaar. Hij beschikt over een rijke collectie ansichten van de kerken van Pierre J.H. Cuypers en stelt die graag ter beschikking voor dit soort doeleinden. Wies van Leeuwen zorgde voor de foto van de spolia van de Dominicuskerk. Dankzij Martin Zwollo was het mogelijk om beeldmateriaal te plaatsen van de bijzondere kruisweg van zijn vader. Zowel de familie Zwollo als de beheerders van de Facebookpagina ‘Nederlands religieus erfgoed’, Rob Kreukniet en Rob den Boer, zijn zo goed geweest dit artikel vóór publicatie te toetsen. Dit verhaal vormt een combinatie van nieuwe en oudere stukken, waaronder wat

betreft de laatste categorie het stuk over de spolia dat eerder op ifthenisnow.nl en onze website werd gepubliceerd. Het artikel kan geciteerd worden als: Hubar, Bernadette van Hellenberg en Marij Coenen. “Nederlands Religieus Erfgoed op Facebook | Tussen foto’s en fragmenten. Deel 2”. Vitruvius, onafhankelijk vakblad voor erfgoedprofessionals 15 (2021): 14-23. Met uitzondering van de foto’s van Wies van Leeuwen en Martin Zwollo, vallen de foto’s in dit artikel onder de Creative Commons licentie (CC BY-NC-SA en in het geval van de RCE: CC BY-SA), dus onder voorbehoud van naamsvermelding (BY) en/ of geen commercieel gebruik (NC). Bronnenlijst • ‘Dom Bellot en Pierre J.J.M. Cuypers, draadje Bauke Hüsken, Liz Dewitte en Bernadette van Hellenberg Hubar’, 2016. https://bit.ly/3dStdtv-JCC • ‘Marinus Zwollo, de Maestro’. Edelmetaal-uurwerken-edelstenen, september

Kenniswinst of kennisverlies? We mogen van geluk spreken dat Martin Zwollo rond 1970 het werk van zijn vader in de Christus Koningkerk heeft gefotografeerd en dit analoge beeldmateriaal later heeft gedigitaliseerd. Want voor het overige is dit geen verhaal om blij van te worden. Het is exemplarisch voor hoe op dit moment deels uit onmacht, deels uit onverschilligheid en vrijwel zeker van de kant van de kerk ook uit een kwaad geweten omgegaan wordt met religieuze kunst uit opgeheven kerken. In de grote diaspora verdwijnen kunstwerken naar plaatsen elders in de wereld, zonder registratie. De trieste kenniswinst is dat we nooit zullen weten of er zaken van nationaal belang zijn verdwenen, zoals gebeurde met prachtige middeleeuwse kunst in de negentiende eeuw. Een zwarte bladzijde in een boek dat al maar verder uitdijt tot een hermetisch gesloten reeks. Een mens wordt er somber van.

Foto: Martin Zwollo, circa 1970.

Intussen onderzoekt Tonny Zwollo of de kruisweg inderdaad in Köping, een kleine twee uur rijden van Stockholm, terecht gekomen is.

10 - D e voorstelling in de tiende statie is niet thuis te brengen. De scène volgt op het begeleiden van Christus naar het kruis (dat formeel evenmin bestaat) en gaat vooraf aan de kruisdood die Zwollo eveneens anders interpreteert. Mooi is de toepassing van de kunst van het weglaten: mist Christus nu een been of geldt dat nu net voor de Romeinse soldaat? 21


VITRUVIUS

1982. https://bit.ly/3asKg3m-Zwollo • ‘Marinus Zwollo’. In Wikipedia, 16 mei 2020. https://nl.wikipedia.org/w/ index.php?title=Marinus_Zwollo& oldid=56293453. • Dewitte, Liz. ‘Proportionality in the Architecture of Dom Bellot’. Nexus Network Journal 17, nr. 2 (juli 2015): 457–85. https://doi.org/10.1007/ s00004-015-0246-8. • Grandjean, Jacqueline. ‘Anastasis | Ανάσταση. Rome, Een gesprek tussen kunstenaar Giorgio Andreotta Caló en curator Jacqueline Grandjean vindt plaats op een terras in de wijk Trastevere.’ Stichting Oude Kerk Amsterdam, 7 mei 2018. https://bit. ly/3k3Yqha-OudeKerkAmsterdam • Heemkunde Lattrop Breklenkamp. ‘1000 Jaar parochie Lattrop’. Geraadpleegd 8 juli 2021. https:// heemkunde -lattrop -breklenkamp. nl/1000-jaar-parochie-lattrop • Heemkunde Lattrop Breklenkamp. ‘Registrum Memoriale’. Geraadpleegd 8 juli 2021. https://heem kunde-lattrop-breklenkamp.nl/ registrum-memoriale • HNI/CUBA Bureau Cuypers. ‘CUBA.110379138 Fotoalbums met foto’s van gerealiseerde projecten (kerken, schoolgebouwen, woonhuizen en villa’s) door J.Th.J. en P.J.J.M. Cuypers.’, circa 1920-1930. https://zoeken. hetnieuweinstituut.nl/nl/archieven/ file/110379138 • HNI/CUBA Bureau Cuypers. ‘CUBA.110382591 Nieuwbouw en decoratie van de Rooms-katholieke Simon & Judaskerk en pastorie in Lattrop.’, 1923-1931. https://zoeken.hetnieuwein stituut.nl/nl/archieven/file/110382591 • Hoogewoud, Guido. ‘Dirck Crabeths Sterfbed van Maria in de Mariakapel van de Oude Kerk - Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad’. amsterdamsebinnenstad.nl, 2019. htt ps://www.amsterdamsebinnenstad.nl/ binnenstad/291/oudekerk-crabeth.html • Hubar, Bernadette van Hellenberg en Marij Coenen. “De mantel der bescherming. De Laurentiuskerk van Joseph Cuypers en Jan Stuyt als toetssteen”. Vitruvius, onafhankelijk vakblad voor erfgoedprofessionals 14 (2021): 15-23. http://bit.ly/2TXbZnz-VanHH2Org • Hubar, Bernadette van Hellenberg, en Marij Coenen. ‘Pyrofotografie in huize Liesbosch’. Vitruvius, onaf22

hankelijk vakblad voor erfgoedprofessionals 13 (2020): 21-27. http://bit. ly/3mY38wB-pyrofotografie • Hubar, Bernadette van Hellenberg. ‘Geen idee welke kerk dit is, dus dat wordt wachten op vrijdag’. Facebook | Nederlands religieus erfgoed, 2019. https://www.facebook.com/bern4dette/ posts/2329184170465403 • Hubar, Bernadette van Hellenberg. ‘Liturgisch centrum kerk Prinsenbeek Cees Geenen en Leo Oskam 1963’. Facebook | Nederlands religieus erfgoed, 14 november 2016. https://www.face book.com/groups/1609607405937811/ permalink/1856922067873009 • Hubar, Bernadette van Hellenberg. ‘Naar aanleiding van een bericht over een historische foto van de Dominicuskerk in Alkmaar’. Facebook | Nederlands religieus erfgoed, 14 juli 2021. https://www.facebook.com/bern4dette/ posts/4325892634127870 • Hubar, Bernadette van Hellenberg. ‘Topic spolia in #Kerkverhalen’. Onder redactie van Marij Coenen. VanHellenbergHubar.org, 2016-2021. https://bit. ly/2foGuww-VanHH2Org • Hubar, Bernadette van Hellenberg. “Het expressionistische wegkruis van Leen Douwes in Breda”. Vitruvius, onafhankelijk vakblad voor erfgoedprofessionals 11 (2018): 8–13. • Hubar, Bernadette van Hellenberg. “Voor en na Vaticanum II in Prinsenbeek (1963)”. VanHellenbergHubar.org (blog), 2016. http://bit.ly/2fVUrAz • Hubar, van Hellenberg, Bernadette C.M. van. De nieuwe Bavo te Haarlem: ad orientem - gericht op het oosten. Zwolle; Haarlem: Wbooks ; Stichting Kathedrale Basiliek Sint Bavo, 2016. • Jelsma, Door. ‘Bijzondere kerkkunst van Gerrit de Morée herontdekt in Prinsenbeek, Breda’, 2019. http:// www.doorjelsma.nl/lossebestanden/ kerkkunst_prinsenbeek.pdf • Jelsma, Door. ‘De installatie “Poems for Earthlings” van de Argentijnse kunstenaar Adrián Villar Rojas in de Oude Kerk in Amsterdam is wel een belevenis’. Facebook | Nederlands religieus erfgoed, 14 januari 2020. https://www.face book.com/groups/1609607405937811/ posts/2576482659250276 • Jelsma, Door. ‘De rechtbank in Amsterdam heeft bepaald dat het rode raam in de Heilig Grafkapel van De Oude Kerk “een gepaste kunstuiting” is’.

NUMMER 58 JANUARI 2022

Facebook | Nederlands religieus erfgoed, 11 maart 2020. https://www.face book.com/groups/1609607405937811/ posts/2623728317859043 • Jelsma, Door. ‘De tachtigjare kunstenares Elly Smulders-Lamers uit Breda belde me zojuist’. Facebook | Nederlands religieus erfgoed, 16 september 2019. https://www.face book.com/groups/1609607405937811/ permalink/2463928087172401 • Jelsma, Door. ‘Het blijkt de beroemde illustrator, graficus en beeldhouwer Gerrit de Morée uit Breda te zijn.’ Facebook | Nederlands religieus erfgoed, 5 augustus 2019. https://www.face book.com/groups/1609607405937811/ permalink/2447992178765992. • Kerkcollectie Digitaal is de opvolger van de SKKN (Stichting Kerkelijk Kunstbezit Nederland), waarvan het werk en de inventaris overgenomen is door het Catharijneconvent. Kerkcollectie Digitaal is niet openbaar, maar onderzoekers kunnen het Catharijneconvent vragen om toegang. • Kreukniet, Rob. ‘De glas-in-loodramen vind ik mooier’. Facebook | Nederlands religieus erfgoed, 3 juli 2021. https://www.facebook. com/groups/1609607405937811/ permalink/3005032813061923 • Kreukniet, Rob. ‘Er zitten in deze groep zoveel experts dat de door ons ontvangen vraag geen probleem mag zijn | Kruisweg Marinus Zwollo’, 23 februari 2021. https://www.face book.com/groups/1609607405937811/ permalink/2912022919029580 • Kreukniet, Rob. ‘Iemand goed bekend in Haarlem, onderstaande ansichtkaart uit 1892 moet de Dominicuskerk voorstellen’. Facebook | Nederlands religieus erfgoed, 26 juli 2021. https://www.face book.com/groups/1609607405937811/ posts/3000234090208462 • Kreukniet, Rob. ‘Rechtszaak om permanent rood raam in Oude Kerk Amsterdam’. Facebook | Nederlands religieus erfgoed, 16 augustus 2018. https://www.facebook.com/ groups/1609607405937811 • Kroesen, Justin. ‘Naar aanleiding van de recente commotie over het kunstbeleid van de Oude Kerk in Amsterdam’. Facebook | Nederlands religieus erfgoed, 7 februari 2020. https://www.face book.com/groups/1609607405937811/ permalink/2202703213294891


VITRUVIUS

NUMMER 58 JANUARI 2022

• Kuyk, Elza. ‘Als er een gebouw is waarvoor wij moeten opkomen, dan is het de Oude Kerk’. Facebook | Nederlands religieus erfgoed, 19 februari 2021. https://www.facebook. com/groups/1609607405937811/ posts/2606633819568493 • Kuyk, Elza. ‘Dit is het raam waar de ophef over is, van binnen uit. | Oude Kerk Amsterdam’. Facebook | Nederlands religieus erfgoed, 26 september 2018. https://www.face book.com/groups/1609607405937811/ permalink/2231763227055556 • Kuyk, Elza. ‘Living in an Exhibition in a Church’. Religious Matters in an Entangled World, 23 maart 2018. https://religiousmatters.nl/ living-in-an-exhibition-in-a-church • Kuyk, Elza. ‘Meervoudig Gebruik van Kerkgebouwen En Geloofsgemeenschappen’. Religious Matters in an Entangled World, 11 september 2017. https://religiousmatters.nl/meervoudig -gebruik-van-kerkgebouwen-en-geloofs gemeenschappen • Kuyk, Elza. ‘Wie Beschermt de Oude Kerk in Amsterdam?’ Religious Matters in an Entangled World, 26 november 2019. https://religiousmatters.nl/wie -beschermt-de-oude-kerk-in-amsterdam • Leeuwen, Wies van, ‘Wandalisme, afbraak in Alkmaar’, in: De Sluitsteen, Bulletin van het Cuypers Genootschap 1 (1985), pp. 2-7. | http://bit.ly/2fsaaW8 • Lint, Roos van der. ‘Controverse in de Amsterdamse Oude Kerk. “Tegen het donker, laten wij zingen”’. De Groene Amsterdammer, 19 februari 2020. https://www.groene.nl/artikel/ tegen-het-donker-laten-wij-zingen • Metselaars, H.J.A.H.G. En toen waren ze weg: Jodenvervolging in een Noord-Limburgs stadje. Gennep: Stichting Monarch (Gennep), 2018. • Oldenburger, Juliet. ‘Een nieuw raam voor de Heilig grafkapel van de Oude kerk?’ Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad, 2018. https:// www.amsterdamsebinnenstad.nl/bin nenstad/287/oudekerk.html • Oude Kerk, ‘Christian Boltanski – Na’, 2017. https://oudekerk.nl/programma/ christian-boltanski • Oude Kerk. ‘Gedachtenwisseling glasraam’, 23 september 2018. https://oudekerk.nl/programma/ gedachtenwisseling-glasraam • Ouweneel, Anikó. ‘Pasen - Opstanding

van Giorgio A. Calò’. Artway, 21 april 2019. https://www.artway.eu/content. php?id=2779&lang=nl&action=show • Pouls, J.H., Ware schoonheid of louter praal. De bisschoppelijke bouwcommissie van Roermond en de kerkelijke kunst van Limburg in de twintigste eeuw, Maastricht 2002. • Raad van State, Afdeling Bestuursrechtspraak. ‘ECLI:NL:RVS:2021:562 - ABRvS, 17-03-2021, nr. 202002440/1/ R1’. Navigator, 17 maart 2021. https:// www.navigator.nl/document/idb90 b25b1ad9d460aa22aec6e16c375a0/ abrvs-17-03-2021-nr-2020024401r1 • Raad, Harry de. ‘De sloop van Cuypers’ Dominicuskerk in Alkmaar. Een markant Alkmaars kerkgebouw ging verloren’. Evernote | Oneindig Noord-Holland, 2011. https://www.evernote.com/l/ AfJbYVFDMvFOK7jhy43lCjP2m B9pzrZ1AxI • Reliwiki. “Lattrop, Dorpsstraat 66 – Simon en Judas – Reliwiki”, t.a.q. 2019. bit.ly/2WvZgoA-JCC • Schoonenberg (WS), Walther. ‘Stelt de monumentenbescherming in ons land nog iets voor? - Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad’. amsterdamsebinnenstad.nl, 25 maart 2021. https://www.amsterdamsebinnenstad.nl/nieuws/index.html?nieuws=330 • Vrienden van Watergraafsmeer. ‘De Christus Koningkerk’, 14 augustus 2017. https://www.vriendenvanwatergraafsmeer.nl/de-christus-koningkerk Noten 1 Kreukniet, ‘Iemand goed bekend in Haarlem, onderstaande ansichtkaart uit 1892 moet de Dominicuskerk voorstellen’. Herkomst foto: https://reliwiki.nl/ index.php/Bestand:Breedstraat_1892_ (22611744530).jpg. 2 Reactie van Jan Bolder op de vraag van Hubar of zijn naam in dit artikel genoemd mag worden, Messenger 5 juli 2021. 3 Hubar, ‘Naar aanleiding van een bericht over een historische foto van de Dominicuskerk in Alkmaar’. Hubar, ‘Topic spolia in #Kerkverhalen’. 4 Raad, ‘De sloop van Cuypers’ Dominicuskerk in Alkmaar’ (2011). De Dominicuskerk werd in 1974 aan de eredienst onttrokken. 5 Van Leeuwen, ‘Wandalisme, afbraak in Alkmaar’, pp. 2, 6. De tekst tussen [ ] is toegevoegd door Hubar.

Toen directeur Harrie Tillie het bericht hoorde over de sloop van de Dominicuskerk, belde hij me en heb ik hem in contact gebracht met Martien Mol. Zie de beschrijving op de site van het Cuypershuis, tabblad Ontdek, optie ‘Zoek in de collectie’ zoektermen: Dominicuskerk Alkmaar. 7 Reliwiki: http://www.reliwiki.nl/index. php/Arnhem,_Nieuwe_Plein_11_-_ (Kleine)_Eusebius. 8 Het verhaal over de Japanse markt voor spolia van onder meer de kleine Eusebiuskerk is ontleend aan de site van de handelaar in kerkelijke goederen Fluminalis: fluminalis.com | http://bit. ly/2eZRVrL-fluminalis. 9 Voor Kerkcollectie Digitaal zie de bronnenlijst. 10 Hubar en Coenen, ‘De mantel der bescherming’, pp. 15-18. 11 Vrienden van Watergraafsmeer, ‘De Christus Koningkerk’. 12 Kreukniet, ‘Er zitten in deze groep zoveel experts dat de door ons ontvangen vraag geen probleem mag zijn | Kruisweg Marinus Zwollo’. De tekst tussen [ ] is toegevoegd door Hubar. 13 Vergelijk bijvoorbeeld de facebookpagina’s ‘Paramenten’ en ‘Doortje Lucassen Textielrestauratie’. 14 Kerkcollectie Digitaal, zoekterm Marinus Zwollo. ‘Marinus Zwollo’ op Wikipedia. Een mooi beeld van het veelzijdige oeuvre van Marinus Zwollo, geeft dit artikel: ‘Marinus Zwollo, de Maestro’ (1982). 15 Kerkcollectie Digitaal, zoektermen kruisweg, koper. 16 Pouls, Ware schoonheid of louter praal, pp. 63-66; 407-427. 17 Hubar, ‘Topic spolia in #Kerkverhalen’. 6

23


kort

VITRUVIUS

NUMMER 58

JANUARI 2022

Wat doen we met ons erfgoed in Europa en voor welke uitdagingen staan we? Recent internationaal onderzoek samengebracht in nieuw boek die erfgoed kan spelen te zijn uitgebreid als sector, als factor en als vector (een inspiratiebron die richting geeft) in ruimtelijke transformaties.

Onlangs verscheen het Engelstalige boek A Research Agenda for Heritage Planning – Perspectives from Europe. Het boek geeft actuele wetenschappelijke kennis en linkt deze met wensen en zorgen die leven in de dagelijkse realiteit. Het zet aan tot denken en handelen. De grootste uitdagingen rond erfgoed liggen in drie centrale thema’s: klimaat, ontwikkeling en identiteit. Dit zijn vraagstukken die Nederland overstijgen en internationale kennis¬uitwisseling is daarover dus erg nuttig. Ruim 30 onderzoekers uit tien landen die zich bezig houden met erfgoed en ruimte hebben hiervoor de handen ineengeslagen. Op 250 pagina’s delen zij de uitkomsten van hun onderzoek en schetsen wat het erfgoedveld te doen staat de komende jaren. Daarbij worden de ongemakkelijke onderwerpen niet geschuwd. Erfgoed en ruimte: oplossing én probleem Erfgoed en ruimte is inmiddels een gevestigd begrip. Hoe zijn we tot dit vakgebied gekomen? En misschien nog wel belangrijker: waar willen we naar toe? Het boek A Research Agenda for Heritage Planning – Perspectives from Europe gaat in op verleden, heden en toekomst. In de afgelopen decennia zien we dat de eerder gescheiden werelden van monumentenzorg en ruimtelijke planning steeds meer verbonden zijn geraakt. In Nederland, maar ook elders in Europa, blijkt de rol 24

Erfgoed wordt steeds meer ingezet als positieve factor in duurzame ontwikkeling, maar dat geeft ook verantwoordelijkheden. Profiteert iedereen en elke plek van deze ‘waarde-vermeerdering’ of zijn er grijze gebieden? Het boek eindigt met een verkenning van de soms ongemakkelijke onderwerpen waartoe het erfgoedveld zich in de toekomst moet verhouden. De inzet van erfgoed in ruimtelijke planning kan maatschappelijke vraagstukken helpen oplossen maar ook - doorgaans onbewust en vaak goed bedoeld - vergroten. De toekomst-agenda gaat in op rechtvaardigheid op sociaal vlak (voorbij identiteitspolitiek en managen van inclusie), op het vlak van het milieu (voorbij duurzaamheid en klimaaturgentie) en op economisch terrein (voorbij erfgoed als middel voor groei). Als lezer wordt je geprikkeld tot broodnodig toekomstig onderzoek én handelingsperspectief wanneer je werkzaam bent in de dagelijks praktijk. Daarmee is het boek interessant voor onderwijs, onderzoek en de (beleids-)praktijk. Resultaten internationale projecten gebundeld Er is al veel onderzoek op deze thema’s gedaan, maar de toegang tot resultaten is versnipperd en lang niet altijd gratis. Zowel binnen Europa als daar buiten worden daardoor dingen dubbel gedaan. Dat is een van de voornaamste redenen waarom het Joint Programming Initiative on Cultural Heritage and Global Change (JPICH) gezamenlijk onderzoek agendeert en financiert, waarbij altijd oog is voor de praktische implicaties voor beleid en praktijk. Ruim 18 Europese landen werken samen op erfgoed vraagstukken die grensoverschrijdend zijn. De RCE vertegenwoordigt Nederland in dit landennetwerk, samen met wetenschapsfinancier NWO. Voor het eerst zijn de resultaten van maar liefst tien JPICH projecten nu in

dit boek gebundeld. De resultaten worden uitgelicht door de betrokken onderzoekers zelf. In de opzet van de projecten is veel aandacht besteed aan praktische bruikbaarheid van wetenschappelijk onderzoek. Zodoende bevatten de tien hoofstukken, die zijn geclusterd binnen de thema’s klimaat, ontwikkeling en identiteit, niet alleen academische bevindingen maar ook concrete tools en beleidsoverwegingen. Resultaten zijn onder andere de inzet van satellietbeelden om de impact van klimaatverandering op erfgoedlocaties te monitoren. Maar ook gebruik van 3D-visualisaties van verloren plekken om betrokkenheid van buurtbewoners te vergroten. Of strategieën hoe gastronomie kan bijdragen aan het leefbaar en aantrekkelijk houden van landelijk gebied. Jazzfestivals op erfgoedlocaties zijn zelf erfgoed, maar vertellen wel een heel selectief verhaal. Uitgestrekte archeologische sites blijken veel beter te kunnen worden bewaard en gewaardeerd als het beheer wordt gedaan door een samenwerking van terreineigenaren, bewoners en (recreatie) organisaties. In onbruik geraakte kanalen en rivieren blijken een belangrijke rol te kunnen spelen in tegengaan van droogte (irrigatie) én in het voeden van lokale trots. De projecten laten zien dat klimaatverandering, identiteit(spolitiek) en ruimtelijk-economische ontwikkeling een bedreiging voor erfgoed kunnen vormen. Dat erfgoedplanning het probleem zelfs kan verergeren, maar dat het erfgoed ook kan bijdragen aan verbetering. n Het boek is als e-book gratis te downloaden via de website van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).


VITRUVIUS

NUMMER 58

recent

JANUARI 2022

VERSCHENEN

Maison Amsterdam. AUTEUR

Ninke Bloemberg en Pieter Eckhardt (red.) UITGAVE

WBooks i.s.m. De Nieuwe Kerk Amsterdam D E TA I L S

Gebonden, 160 pagina’s, rijk geïllustreerd met 147 afbeeldingen in kleur en zw/w, ISBN: 978-90-7865-387-5 PRIJS

€ 27,95

P

akweg 250 jaar Amsterdamse modegeschiedenis waarin lef en innovatie een rode draad vormen, dat is Maison Amsterdam. De vrijheid om te maken, te dragen en te zijn wie je bent, heeft het modebeeld door de eeuwen heen bepaald. Ook hedendaagse modevernieuwers laten zich door de eigenzinnigheid van de stad inspireren. Wandel mee langs bekende plekken als de Zeedijk, het Vondelpark en de Dam. Oude iconische modehuizen schitteren van de haute couture en vele jeansmerken vinden hun oorsprong in Amsterdam dat ook wel Denim City wordt genoemd. De keuze voor een bepaalde kledingstijl is de manier om tot een groep te behoren of juist als teken van verzet; denk aan punk, de iconische minirok, de kleur roze en statement

T-shirts zoals Black Lives Matter. Maison Amsterdam toont aan dat actuele thema’s als duurzaamheid, gender en diversiteit in de breedste zin van het woord nauw met mode verweven zijn. Maison Amsterdam is een ode aan Amsterdam als modestad en toont het brede palet van wat de stad te bieden heeft: van denim en streetwear tot virtuele kleding en de trouwjurk van Máxima. Met bijdragen van onder meer Laurindo Andrea, Bregje Lampe, Cécile Narnix, Arno Kantelberg en Oscar Hammerstein. Maison Amsterdam is het boek bij de langverwachte gelijknamige tentoonstelling in de Nieuwe Kerk Amsterdam die nog te bezichtigen is tot en met 23 april 2022. n

Het Grote Bavoboek Vijf eeuwen grote of st. Bavokerk in Haarlem. AUTEUR

Koen Vermeij e.a. (red.) UITGAVE

WBooks i.s.m. Stichting Vrienden van de Bavo D E TA I L S

Gebonden, 528 pagina’s, rijk geïllustreerd in kleur en zw/w met 867 afbeeldingen, ISBN: 978-94-6258-419-8 PRIJS

€ 39,95

2

5 september 1520: met de nodige precisie wordt het vergulde kruis op de vieringtoren van de Bavo geplaatst, 78 meter boven de grond. De kerk is nu officieel ‘af’, ook al zou er nog veel aan gebouwd, verbouwd en gerestaureerd worden. Dit boek beschrijft de geschiedenis van de Bavo, de maatschappelijke, religieuze en culturele betekenis van de kerk voor de stad Haarlem, het interieur, de glazen, het wereldberoemde orgel, de ‘grote restauratie’ door voornamelijk Pierre Cuypers en nog veel meer aspecten die de Bavo tot

een van de mooiste gotische kerken van ons land maken. Om alle kennis te bundelen heeft de Vereniging Vrienden van de Grote of St.-Bavokerk een team van specialisten samengesteld: bouw-, kunst- en architectuurhistorici, archeologen, muziekdeskundigen en natuurlijk ook rondleiders die bij de kerk betrokken zijn – kenners bij uitstek. Hun teksten, samen met historisch beeldmateriaal en speciaal vervaardigde foto’s en 3D-tekeningen, bieden gedetailleerd inzicht in de rijke geschiedenis van de Bavo. n

25


recent

VITRUVIUS NUMMER 58

VERSCHENEN

JANUARI 2022

Tuinarchitect Lucas Pieters Roodbaard (1782-1851) en de landschapsstijl. AUTEUR

Rita Radetzky UITGAVE

Bornmeer, Noordboek, Sterck & de vreese D E TA I L S

Gebonden, 446 pagina’s, rijk geïllustreerd, ISBN: 978-90-5615-751-7 PRIJS

€ 49,90

T

uinarchitect Lucas Pieters Roodbaard werd in 1782 geboren in het Drentse Rolde en overleed in Leeuwarden in 1851. Dit boek plaatst zijn werk in de context van de tuinarchitectuur in Noordwest-Europa. Roodbaard werkte in de landschapsstijl die zich kenmerkt door kronkelpaden, slingervijvers, open en dichte tuindelen en tuinsieraden zoals priëlen. Roodbaards levensloop is beschreven waarbij vele verrassende nieuwe feiten aan het licht kwamen. Hij was favoriet binnen een groot netwerk van de Friese, Groninger en Drentse elite. Het leverde hem veel opdrachten op. Hij ontwikkelde een eigen stijl waarin zijn beeldend vermogen een grote rol speelde. Zowel zijn uitgebreide oeuvre als de beïn-

vloeding door Nederlandse en buitenlandse tuinarchitecten zijn geanalyseerd. Nieuw is de methode van reconstructie van zijn werkwijze op basis van niet eerder gebruikte archivalia. Ten slotte besteedt de auteur van dit rijk geïllustreerde boek met veel onbekend beeldmateriaal aandacht aan de navolging en waardering van Roodbaards werk. Rita Radetzky studeerde kunstgeschiedenis en klassieke archeologie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zij publiceert over de elitecultuur, in het bijzonder over architectuur en tuinarchitectuur in Friesland. In 2021 promoveerde zij op het onderzoek Tuinarchitect Lucas Pieters Roodbaard en de landschapsstijl. n

Willem van de Velde & Zoon. AUTEUR

Jeroen van der Vliet UITGAVE

THOTH i.s.m. het Scheepvaartmuseum Amsterdam D E TA I L S

Gebonden, 176 pagina’s, rijk geïllustreerd met 150 illustraties in kleur, ISBN: 978-90-6868-841-2 PRIJS

€ 29,95

R

ond 1600 bloeide in de Noordelijke Nederlanden de handel en scheepvaart als nooit tevoren. Deze bedrijvigheid van schepen op het water en in de vele havens vormde een nieuwe, onuitputtelijke inspiratiebron voor schilders die de zee als onderwerp kozen. Onder deze zeeschilders bevonden zich vader en zoon Willem van de Velde. Vijftig jaar lang werkten zij nauw samen, eerst vanuit hun Amsterdamse

26

winkel en vanaf 1673 aan het hof van de Engelse koningen Karel II en Jacobus II. Met hun oog voor detail en ondernemingstalent groeiden zij uit tot de meest vooraanstaande zeeschilders van de zeventiende eeuw. Ruim zeventig jaar heeft het schildersatelier bestaan. Hun productiviteit in die periode was ongekend, zij maakten naar schatting meer dan 2500 tekeningen en 800 schilderijen. Hun kunstwerken zijn tegenwoordig te vinden in de collecties van alle belangrijke musea ter wereld. Het werk van de Van de Veldes symboliseert de bloeiperiode van de Nederlandse zeeschilderkunst. Hun vertrek in de winter van 1672 naar Engeland markeerde ook het einde van een periode waarin Nederlandse zeeschilders, net als de oorlogsvloot die zij hun leven lang verbeeldden, in artistieke zin de dienst uitmaakten. Stap binnen in de boeiende maritieme wereld van Willem van de Velde & Zoon. De gelijknamige tentoonstelling is nog tot en met 27 maart 2022 in het Scheepvaartmuseum Amsterdam te bezichtigen. n


VITRUVIUS

NUMMER 58

recent

JANUARI 2022

JACHT - Een cultuurgeschiedenis van jager, dier en landschap. AUTEURS

Conrad Gietman, Yme Kuiper, Elyze Storms-Smeets, Leon Wessels UITGAVE

Verloren D E TA I L S

Gebonden, 384 pagina’s, ISBN: 978-90-8704-920-1 PRIJS

€ 29,00

De landschappen van Wageningen. AUTEUR

Wim Huijser i.s.m. Mooi Wageningen UITGAVE

Blauwdruk D E TA I L S

Hardcover, 240 pagina’s, rijk geïllustreerd in kleur, ISBN: 978-94-9247-440-7 PRIJS

€ 29,90

W

ageningen wordt omringd door een unieke variatie aan prachtige landschappen: een beboste stuwwal, de tuintjes en de velden op de eng, ruige uiterwaarden, een restje oeverwal en een groene waterrijke vallei. Hoe zijn die

De wereld aan het werk. Van de prehistorie tot nu. AUTEUR

Jan Lucassen UITGAVE

WBooks i.s.m. Yale University Press, Int. Instituut voor Sociale Geschiedenis D E TA I L S

Paperback, 512 pagina’s, 63 afbeeldingen in kleur en zw/w, ISBN: 978-94-6258-468-6 PRIJS

€ 34,95

I

n het imposante De wereld aan het werk beschrijft historicus Jan Lucassen het verhaal van de werkende mens. Deze eerste echte wereldgeschiedenis van menselijke arbeid, volgt hoe de prehistorische jager-verzamelaar zich

VERSCHENEN

V

an oudsher wordt het recht om te jagen verbonden met vorsten en adel. Hoe zit dat in de Nederlandse geschiedenis? Deze bundel geeft antwoord op die vraag en laat zien hoe de jacht in de loop van eeuwen minder elitair is geworden. In onze tijd heeft de jacht zich ontwikkeld tot onderdeel van wettelijk geregeld natuurbeheer. Toch vindt er regelmatig debat plaats over de ethiek van het jagen en de wenselijkheid van de jacht. Ook deze kwesties komen in dit boek aan de orde. Auteurs uit verschillende vakgebieden (geschiedenis, antropologie, geografie, ecologie, rechten, architectuurgeschiedenis) werkten mee aan de bundel. Als rode draad fungeert het spanningsveld tussen jachtrecht en jachtpraktijk dat in deze bundel vanuit een cultuurhistorisch perspectief wordt bezien. n

landschappen ontstaan? Wat zijn de bijzondere karakteristieken? Wat merk je daarvan in de stad? Welke rol speelden de mensen door de tijd heen? Op initiatief van Mooi Wageningen schreef Wim Huijser De landschappen van Wageningen. Hij maakte gebruik van door de vereniging verzamelde informatie over de opbouw, de waterhuishouding, de karakteristieke elementen en de flora en fauna. Hij interviewde bewoners en dook in de literatuurgeschiedenis. In de archieven werden bijzondere historische kaarten gevonden en leden van de Cameraclub Wageningen leverden foto’s van het landschap van nu. Zo werd dit boek een rijk geïllustreerde en veelzijdige ode aan onze eigen omgeving. Met De landschappen van Wageningen kun je die omgeving beter begrijpen en raak je geïnspireerd om nog weer meer te ontdekken en te beleven. Iedere dag en ieder seizoen weer. n

ontwikkelt tot de hedendaagse kantoormens. Een fascinerende geschiedenis die ons de weg wijst naar het begrijpen van de rol van werk in onze samenleving. Mensen werken omdat het moet, maar ook omdat we er plezier en voldoening aan bleven. Volgens Lucassen werken we niet alleen om te leven maar is het ten diepste een manier waarop we uitdrukking geven aan onze identiteit en behoeften. Dat doen we door net als ooit de jager-verzamelaars samen te werken met anderen. De mens geeft over de hele wereld vorm aan werk. Van China en India tot Afrika en Europa, overal wordt gewerkt. Dichtbij huis in het huishouden, maar ook in stammen, steden en staten. De verdeling van arbeid tussen mannen, vrouwen en kinderen, de rol van geld en de collectieve vereniging van arbeiders komen aan bod. Lucassen staat stil bij de impact van slavernij, migratie en jawel, vrije tijd. n

27


recent

VITRUVIUS NUMMER 58

VERSCHENEN

Wie is wie in de klassieke oudheid. AUTEUR

Diverse auteurs UITGAVE

Omniboek D E TA I L S

Paperback, 224 pagina’s, ISBN: 978-94-0191-812-1 PRIJS

€ 20,00

Atlas van Twickel. AUTEUR

Aafke Brunt, Jan Haverkate en Lucia den Ouden UITGAVE

WBooks i.s.m. Stichting Twickel D E TA I L S

Gebonden, 240 pagina’s, rijk geïllustreerd met ca.150 afbeeldingen in kleur, ISBN: 978-94-6258-421-1 PRIJS

€ 29,95

M

et zijn aaneengesloten grondbezit van bijna 4.400 hectare is Twickel een van de grootste landgoederen van Nederland. Bossen, akkers, weiden, essen, heidevelden, houtwallen en beekdalen: er zijn weinig landschappen die

JANUARI 2022

W

ie was Anaxagoras? Welke zeven tragedies van Aeschylus zijn bewaard gebleven? Waarom was Antigone een tragische heldin? Wat maakt de filosofie van Aristoteles nog steeds relevant? Wie reed er op Bucephalus? Wat betekent de uitdrukking: ‘De Rubico oversteken’? Een overzicht van Accius tot Zeus. ‘Wie is wie in de klassieke oudheid maakt deel uit van de serie ‘Wie is wie’. Deze serie bestaat uit handzame naslagwerken met daarin een handig ABC, bedoeld voor professionals die snel iets op willen zoeken, studenten en scholieren en geïnteresseerde leken. n

je er niet zal vinden. Vele karakteristieke gebouwen heeft het landgoed ook. Om te beginnen natuurlijk het zeventiende-eeuwse renaissancekasteel met zijn bouwhuizen, kunstcollecties, oranjerie, tuinen en lanen, en verder de vele historische boerenerven en woonhuizen, watermolens, houtzagerij en watertoren. Twickel is ontstaan in 1347 toen Herman van Twickelo het huis Eijsinc op de Deldeneresch kocht, met de bijhorende Noordmolen aan de Oelerbeek. Daarmee is het ook een van de oudere landgoederen van Nederland, opgebouwd door vier adellijke families gedurende zeven eeuwen. Door zijn ligging in het hart van Twente heeft Twickel het historisch cultuur- en natuurlandschap in dit gebied vormgegeven, en vervulde hij een grote maatschappelijke rol. Drie specialisten onderzoeken in dit rijk geïllustreerde boek hoe Twickel Twente veranderde, en dat nog steeds doet. n

Vogels in onze tuin. AUTEUR

Paul Böhre ILLUSTRATOR

Erik van Ommen UITGAVE

Fontaine D E TA I L S

Gebonden, 192 pagina’s, rijk geîllustreerd, ISBN: 978-94-6404-094-4 PRIJS

€ 25,00

P

rachtig geïllustreerde tuinvogelgids van de experts van Roots Magazine, voor zowel de beginnende als de gevorderde vogelliefhebber

28

Acrobatische duiven, slimme gaaien, parmantige roodborstjes en behendige zwaluwen: in elke tuin zie je een van deze bekende vogelsoorten weleens. Maar welke vogel zie je nu wanneer, waar nestelt hij graag en hoe herken je zijn roep? De vogelexperts van Roots Magazine vertellen je het in Vogels in onze tuin. De meest voorkomende 27 soorten komen uitgebreid in woord en beeld aan bod, maar ook de minder gangbare tuingasten krijgen een plek in dit fraai geïllustreerde boek. In de vogeldroomtuin van kunstenaar en vogelliefhebber Erik van Ommen zijn alle bekende vogels regelmatig te vinden. Hij maakt de prachtigste aquarellen van ze en auteur Paul Böhre vult aan met verhalen, interessante details en weetjes. n


VITRUVIUS

NUMMER 58

recent

JANUARI 2022

VERSCHENEN

Van landschap naar tuin. AUTEUR

Maaike de Ridder en Noel Kingsbury. UITGAVE

Bornmeer, Noordboek, Sterck & de vreese D E TA I L S

Gebonden, 256 pagina’s, rijk geîllustreerd, ISBN: 978-94-5615-716-6 PRIJS

€ 39,95

T

oegankelijk, vooruitstrevend en herkenbaar Nederlands. Deze drie kenmerken hebben het Nederlandse ontwerp wereldfaam bezorgd en Dutch Design tot een wereldmerk gemaakt. Ook tuin- en landschapsontwerp maakt deel uit van dit wereldwijde merk.

Tuinen vormen vaak een reactie op het omringende landschap, dat ze temmen en idealiseren. Niet zelden is het een miniatuurversie van het landschap dat de tuinontwerper om zich heen ziet. In dit boek kijken we naar het tuin- en landschapsverleden van Nederland, belichten we het werk van hedendaagse tuinontwerpers, en laten ze zien hoe hun werk aansluit bij het lokale landschap. We bekijken tuinontwerpen en hun makers in samenhang met drie verschillende aspecten: allereerst de Nederlandse cultuurlandschappen – resultaat van vele eeuwen interactie van de mens met wat de aanwezige natuur aanreikte – ver-

volgens de kunstmatige, zeer planmatig georganiseerde, maar altijd functionele landschapsvormen, en ten slotte de landschappen die werden ontworpen om ervan te genieten en leefruimte aan mensen te bieden. Daarbij wordt uitgebreid aandacht besteed aan de grote rol van ontwerpers als Jac. P. Thijsse, Mien Ruys en Piet Oudolf. Wat voor ons normaal en zelfs doorsnee is, is voor Noel Kingsbury, als Brits tuinontwerper en plantenkenner, een verrassende ontdekkingstocht. Ondanks de vele overeenkomsten tussen de Engelse en Nederlandse tuin weet hij op bijzondere wijze de vinger te leggen op wat ons land uniek maakt en hoe de Nederlandse ontwerpers een moderne draai geven aan tuinontwerp, een draai die je niet snel zult vinden in het buitenland. De blik van Kingsbury en de overvloed aan schitterende foto’s van Maayke de Ridder, maken dit tot een puur Nederlands boek met internationale allure. n

De bosatlas van weer en klimaat. UITGAVE

Noordhoff i.s.m. het KNMI D E TA I L S

Gebonden, 120 pagina’s, rijk geîllustreerd, ISBN: 978-90-0127-845-8 PRIJS

€ 29,95

V

ia allerlei invalshoeken en in honderden kaarten, grafieken, infographics en foto’s geeft de Bosatlas van weer en klimaat een veelzijdig en verrassend beeld over het thema waar we dagelijks mee te maken hebben. De atlas gaat uitgebreid in op actuele weers- en klimaatontwikkelingen, met onder meer aandacht voor het extreem natte Limburg deze zomer. Ook staat de atlas vol achtergronden en wetenswaardigheden. Een reis door de wereld van weer en klimaat in kaarten, infographics en foto’s De Bosatlas van weer en klimaat laat zien hoe ons weer de afgelopen decennia veranderd is en hoe het weer invloed heeft

op de samenleving en alledaagse bezigheden, op feestdagen en op sportevenementen. Maar ook gaat de atlas in op de basis: hoe wordt het dagelijkse weer voorspeld, hoe was het weer een paar eeuwen terug, wat is een hogedrukgebied en welke wolken betekenen wat? Daarnaast is er ruime aandacht voor klimaatverandering en de rol van mens en natuur hierbij. De atlas laat actuele effecten van klimaatverandering zien en de gevolgen op de langere termijn als het tij niet keert of juist wel. Dit alles weergegeven in de kenmerkende Bosatlaskaarten, aangevuld met verhelderende infographics, aantrekkelijke spreads en prachtige foto’s. n

29


KLASSIEKERS MET

EZELSOREN

VITRUVIUS

NUMMER 58

JANUARI 2022

Gewapend beton in het gebouw. AUTEURS

IJ.M.D. Kentie (hiernaast ook: Y.M.D.) HERLEZER

Rolf Wisseling UITGAVE

L.J. Veen Uitgeversmaatschappij N.V. & De Betonvereeniging, Amsterdam, 1930. D E TA I L S

XXVIII + 148 blz, inclusief 50 paginagrote afbeeldingen in zwart-wit. De uitgave was destijds niet voor de boekhandel bedoeld, maar het boek lijkt zijn weg toch gevonden te hebben: het is antiquarisch nog steeds gemakkelijk te vinden.

I

n de jaren 1929 en 1930 publiceerde Ir. IJsbrand Martinus Dionijsius (ook wel: Deonysius) Kentie (1884-1970) enkele artikelen over bouwen in beton in ‘Het bouwbedrijf; Maandblad voor bouwkunde, techniek en handel’. Op verzoek van de ‘Betonvereeniging’ comprimeerde en verlevendigde hij de serie en gaf L.J. Veen ze uit in de vorm van een leesbaar boek.1 Het boek is kort daarna in de vakliteratuur en eveneens in verschillende dag- en weekbladen meer en minder uitvoerig besproken en welwillend, maar meestal niet enthousiast ontvangen. De voornaamste reden: nogal wat recensenten vonden dat Kentie een oratio pro domo hield, of wel, dat hij een betoog had gehouden dat het eigen belang moest dienen. Hier staat echter tegenover dat het verzoek van de Betonvereeniging voortkwam uit ‘heftige aanvallen in de pers, waarin gewapend beton werd aangevallen als bouwmateriaal en ijzer als meerwaardig werd bestempeld’.2 Kentie, geboren in Woudrichem, behaalde in 1901 een HBS-diploma in Amsterdam en daarna schreef hij zich in aan de Polytechnische School te Delft (nu TU-Delft). Zijn naam duikt sporadisch op in documenten, maar zeker is dat hij zich rond 1916 onder meer bezighield met onderzoek op gebied van betonconstructies, zoals met de sterkte van gewapend betonnen rioolbuizen. Kentie is zonder twijfel een geestdriftig pleitbezorger voor bouwen in gewapend beton en in die zin kun je de critici niet helemaal ongelijk geven. Het feit dat meerderen hierbij dezelfde Latijnse terminologie bezigen, doet echter vermoeden dat er niet altijd onbevooroordeeld is geoordeeld. Het belangrijkste concurrerende bouwmateriaal is ijzer, of beter gewalst ijzer. Het broze gietijzer speelde geen rol van betekenis meer in de bouw, maar profielijzeren (= stalen) balken des te meer. Kentie bespreekt een reeks van punten 30

waarin beide, voor die tijd vrij nieuwe bouw- en constructiematerialen elkaars tegenstrevers en complementen (kunnen) zijn. Tot de belangrijkste en daarom als eerste opgesomde argumenten voor gebruik van gewapend beton, behoort de brede benutting ervan: ‘toepassing bestrijkt thans nagenoeg de geheele bouw-techniek.’ Opmerkelijk dat hij daarbij woningen niet noemt, maar zich geheel richt op utiliteitsbouw. De reeks is te lang om hier op te voeren, maar het is opvallend dat één van de voornaamste hiervan schittert door afwezigheid: gebruik van gewapend beton in defensieve voorzieningen. Zogenoemd brikkenbeton en vervolgens gewapend beton zijn ruim voor 1930 op grote schaal toegepast in verdedigingswerken als kazematten en groepsschuilplaatsen. Dat gewapend beton minder onderhoud zou vergen dan ijzer- en houtbouw is tot op zekere hoogte juist en ook de brandveiligheid won het van de beide andere materialen. Een ander argument waarom gewapend beton de voorkeur geniet, is dat het in elke gewenste vorm gegoten en/of samengesteld kan worden. Wanneer Kentie aan het rekenen slaat en bouwprijzen met elkaar vergelijkt, wordt het echter toch koffiedik kijken. Zelfs al kloppen de cijfers, dan zijn en blijven ze momentopnamen die sterk beïnvloed kunnen worden door marktfactoren, zoals als grondstoffenprijzen, arbeidsloon en constructiewijzen. Dit laatste kon onder meer een rol bij spelen bij de opkomst van de elementen-, systeem- of montagebouw (zowel met ijzer als gewapend beton) en bij de toepassing van glijbekisting (bij gewapend beton). Met beide werd onder meer in Groot-Brittannië en Duitsland al in de jaren ‘20 geëxperimenteerd en er zijn ook in ons land sporadisch verwijzingen naar. Zo besprak P.J. Berrevoets bouwen in elementen van gewapend beton met ‘vooraf klaargemaakte dragende constructiedeelen, welke niet op het werk vervaardigd zijn’


VITRUVIUS NUMMER 58 JANUARI 2022

KLASSIEKERS MET

in een artikel uit 1927.3 Kentie noemt zelf een voorbeeld van een glijbekisting: op bladzijde 62 staat een afbeelding van (de uitbreiding van) een graansilo aan de Maashaven in Rotterdam, ‘uitgevoerd met toepassing van een verticaal verschuifbare bekisting.’ Dit deel van het bouwwerk staat overigens op naam van het duo J.A. Brinkman & L.C. van der Vlugt. Dat Kentie zijn voorbeelden zocht en vond bij verschillende andere beroemdheden, draagt eraan bij dat meerdere ervan later tot onze canon van de architectuur van de eerste decennia van de 20ste eeuw zijn gaan behoren. Tot de bekendste behoren de Philipsgebouwen in Eindhoven, sanatorium Zonnestraal in Hilversum en de Openluchtschool in Amsterdam – nu alle Rijksmonumenten. Verder passeren ook K.P.C. de Bazel (Nederlandse Handelmaatschappij in Amsterdam), H.P. Berlage (De Nederlanden van 1845, Den Haag) en W.M. Dudok (Rotterdam, Bijenkorf, in WO II gebombardeerd) de revue: Kentie begreep hoe hij zijn waar aan de man moest brengen. Zonder uitzondering heeft hij in zijn bundel utiliteitsgebouwen geportretteerd en beschreven en hij lijkt hiermee met opzet de in diezelfde tijd opkomende ijzerconstructiebouw (meestal met bakstenen gevelopvulling) – veel gebruikt in allerlei typen bedrijfshallen - concurrentie te hebben willen aandoen. Hij wijst er in dit verband op dat de assemblage van ‘buiten het werk’ geconstrueerde ijzeren onderdelen weliswaar snel lijkt te gaan, maar dat hun constructie en montage elders - en ook het vervoer naar de bouwplaats - veel tijd en mankracht vergen. Zoals opgemerkt, besteedt Kentie aan gewapend betonnen woningen geen aandacht, hoewel er toen al op ruime schaal mee werd geëxperimenteerd.4 Zelfs het eerste verdiepingengebouw, de zeven lagen tellende Nirwanaflat in Den Haag (J. Duiker, 1929) was al voltooid. Op zichzelf is dit een opmerkelijk feit, maar misschien viel de woningbouw buiten de scope van civiel-ingenieur Kentie. Er zijn van hem niet veel bouwwerken bekend, maar mogelijk is het Magazijn van het Gemeentelijk Electrisch Bedrijf in Den Haag van

EZELSOREN

zijn hand (1931). Een niet onbelangrijk en dus interessant punt is ten slotte dat de aanleiding voor het schrijven van Gewapend beton in het gebouw de opmaat werd voor een korte polemiek in De Bouwwereld. Nadat Kentie op blz. 71 e.v. had gesteld dat de Nederlandse werkplaatsen onvoldoende waren toegerust om te voorzien in de behoefte aan grote ijzerconstructies, kreeg hij er onder de titel ‘Bedenkelijke voorlichting’ van langs van de vereniging ‘Nederlandsch Fabricaat’. De vereniging stelt dat het geenszins juist is dat bestellen van constructies in het buitenland nodig en goedkoper is dan in Nederland. Er worden hier te lande voldoende voorraden materialen aangehouden om snel te leveren, aldus de kritiek op Kentie. Kentie antwoordt dat het desbetreffende citaat uit zijn verband is gelicht en dat het hier een vergelijking van twee bouwwijzen en een materiaalkeuze betreft en niet kritiek op de naar zijn mening wel degelijk kleine Nederlandse ijzerconstructiebedrijven.5 Met Kenties boek hebben we een uitgave te pakken die ten tijde van verschijnen kennelijk een actueel onderwerp aansneed en die nog steeds actueel is vanwege de genoemde ‘toppers van toen – monumenten van nu’. Noten 1 Kentie was samen met B. A. Verhey in de jaren 1921-1925 o.m. hoofdredacteur van Beton (Gewapend). Maandblad voor beton- en gewapend betonbouw en tevens orgaan van den Betonijzerbond. 2 Het bouwbedrijf; maandblad voor bouwkunde, techniek en handel, jrg. 8, 1931, no. 2, 16-01-1931, 31. 3 Zie: Het bouwbedrijf; […], jrg. 4, 1927, no. 18, 02-09-1927, 419-421. 4 Zie o.m.: H. Schippers, Bouwt in beton; Introductie en acceptatie van het gewapend beton in Nederland (18901940). Gouda, 1995m m.n. 27-35. 5 De Bouwwereld, 9 maart 1931, Bouwblad no. 93, 2. n

COLOFON Vitruvius is een informatief, promotioneel, onafhankelijk

REDACTIE

vaktijdschrift dat beoogt kennis en ervaring uit te wisselen,

Blijdenstijn, R.

inzicht te bevorderen en belangstelling te kweken voor de

Cramer, drs. M.A.

vakgebieden archeologie, cultuurlandschap, monumenten,

Diederiks, R.P.H.

immaterieel erfgoed en volkscultuur.

Niemeijer, drs. A.F.J. Verschuure-Stuip, Mw. dr. ir. G.A.

ABONNEMENTENINFO

Vreeze, dr. ir. N. de

4 nrs/p.jr.: Nederland Particulier € 50,-, incl. btw (Bedrijfsabonnementen € 60,-, ex. btw / België Particulier € 70,-

FREQUENTE BIJDRAGEN

(Bedrijfsabonnenten € 80,-, ex. btw).

Van Hellenberg Hubar, Mw. dr. B.C.M. en

© Copyrights Uitgeverij Educom, April 2021, ISSN 1874-5008. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd met welke methode dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de uitgever.

Mw. M. Coenen VAKBLAD VITRUVIUS IS EEN UITGAVE VAN: Uitgeverij Educom | Mathenesserlaan 347 | 3023 GB Rotterdam | Tel. 010-425 6544 | info@uitgeverijeducom.nl | www.uitgeverijeducom.nl

31


Nog geen abonnee? Informeer naar onze advertentietarieven STEUN DE KENNISOVERDRACHT- EN en speciale actie-aanbiedingen VERSPREIDING OVER ONS CULTUREEL ERFGOED Neem hiervoor contact op met: Uitgeverij Educom abonnee ontvang 4x per jaar in de bus. Voor tarieven zie Colofon elders in dit nummer. tel.: 010Word - 4256544 of en mail naar:Vitruvius info@uitgeverijeducom.nl

Uw speciaal Erfgoed verdient een Special in Vitruvius Steeds meer Steeds meer gemeenten gemeentenzetten zetten zich zichactief actiefininvoor voorhun huneigen eigencultuurcultuurhistorie, monumenten, musea, musea,bodemvondsten bodemvondstenen enander andererfgoed. erfgoed. voor Erfgoed spreekt inwoners inwonersaan: aan:talloze tallozevrijwilligers vrijwilligerszetten zettenzich zichinin voor het behoud van van een eenmonument, monument,of ofzijn zijnactief actiefinin een historische verhet behoud een historische vereniging. Cultuurhistorie draagt draagtbovendien bovendien sterk sterkbij bijaan aaneen eengevoel gevoel eniging. Cultuurhistorie van locale identiteit. identiteit. Erfgoed leeft! van locale Erfgoed leeft! Presenteer uw gemeentelijk erfgoedbeleid in vakblad Vitruvius met Presenteer uwInformeer gemeentelijk in vakblad Vitruvius met een ‘special’. naarerfgoedbeleid de plaatsingsmogelijkheden. een ‘special’. Een eerste voorbeeld hiervan vindt u op pag. 22-27. Bovendien ontvangt u kosteloos 500 exemplaren voor promotionele Meer weten? Mail: info@uitgeverijeducom.nl Of bel de uitgever op 010-425 44. doeleinden. Meer weten? Mail:65info@uitgeverijeducom.nl Of bel de uitgever op 010-425 65 44.

Educom BV Drukwerk Investeringen Marketing Internet www.uitgeverijeducom.nl


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.