Vitruvius oktober 2017

Page 1

ONAFHANKELIJK VAKBLAD VOOR ERFGOEDPROFESSIONALS ARCHEOLOGIE | CULTUURLANDSCHAP | MONUMENTEN | IMMATERIEEL ERFGOED | VOLKSCULTUUR

JAARGANG 11 | NUM M E R 4 1 | OKTOBER 2 0 1 7

HET ‘AMERSFOORTPROCEDÉ’ VOOR GEBIEDSBESCHERMING: EEN TRIPLE ALLIANTIE

BALANCEREN TUSSEN FIGURATIEF, DECORATIEF EN ABSTRACT

VITRUVIUS_Okt.2017.indd 1

(MEER)WAARDEN IN DE WEDEROPBOUW VAN HET BUITENGEBIED - PLEIDOOI VOOR AANPASSING VAN DE ‘MSP-CRITERIA’ (DEEL 2)

DE REFORMATIE - BREUK IN DE EUROPESE GESCHIEDENIS EN CULTUUR

06/10/17 11:27


Informeer naar onze advertentietarieven en speciale actie-aanbiedingen Neem hiervoor contact op met: Uitgeverij Educom tel.: 010 - 4256544 of mail naar: info@uitgeverijeducom.nl

Uw speciaal Erfgoed verdient een Special in Vitruvius Steeds meer Steeds meer gemeenten gemeentenzetten zetten zich zichactief actiefininvoor voorhun huneigen eigencultuurcultuurhistorie, monumenten, musea, musea,bodemvondsten bodemvondstenen enander andererfgoed. erfgoed. voor Erfgoed spreekt inwoners inwonersaan: aan:talloze tallozevrijwilligers vrijwilligerszetten zettenzich zichinin voor het behoud van van een eenmonument, monument,of ofzijn zijnactief actiefinin een historische verhet behoud een historische vereniging. Cultuurhistorie draagt draagtbovendien bovendien sterk sterkbij bijaan aaneen eengevoel gevoel eniging. Cultuurhistorie van locale identiteit. identiteit. Erfgoed leeft! van locale Erfgoed leeft! Presenteer uw gemeentelijk erfgoedbeleid in vakblad Vitruvius met Presenteer uwInformeer gemeentelijk in vakblad Vitruvius met een ‘special’. naarerfgoedbeleid de plaatsingsmogelijkheden. een ‘special’. Een eerste voorbeeld hiervan vindt u op pag. 22-27. Bovendien ontvangt u kosteloos 500 exemplaren voor promotionele Meer weten? Mail: info@uitgeverijeducom.nl Of bel de uitgever op 010-425 44. doeleinden. Meer weten? Mail:65info@uitgeverijeducom.nl Of bel de uitgever op 010-425 65 44.

VITRUVIUS_Okt.2017.indd 2

Educom BV Drukwerk Investeringen Marketing Internet www.uitgeverijeducom.nl

06/10/17 11:27


JAARGANG 11 NUMMER 41 OKTOBER 2017

5

(MEER)WAARDEN IN DE WEDEROPBOUW VAN HET BUITENGEBIED - PLEIDOOI VOOR AANPASSING VAN DE ‘MSP-CRITERIA’ (DEEL 2)

10

16 BALANCEREN TUSSEN FIGURATIEF, DECORATIEF EN ABSTRACT

HET ‘AMERSFOORTPROCEDÉ’ VOOR GEBIEDSBESCHERMING: EEN TRIPLE ALLIANTIE

Buitenplaatsen op de Utrechtse Heuv elrug

27

Anne van Rooij-v

an Wijngaarden

RECENT VERSCHENEN

3

VITRUVIUS_Okt.2017.indd 3

06/10/17 11:27


colofon

VITRUVIUS NUMMER 41 OKTOBER 2017

Vitruvius is een informatief, promotioneel, onafhankelijk vaktijdschrift dat beoogt kennis en evaring uit te wisselen, inzicht te bevorderen en belangstelling te kweken voor de vakgebieden archeologie, cultuurlandschap, monumenten, immaterieel erfgoed en volkscultuur. Vitruvius komt tot stand m.m.v. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

VAKBLAD VITRUVIUS IS EEN UITGAVE VAN

Uitgeverij Educom Mathenesserlaan 347 3023 GB Rotterdam Tel. 010-425 6544 info@uitgeverijeducom.nl www.uitgeverijeducom.nl

ABONNEMENTEN 4 nrs/jaar: Nederland € 45.- /België € 55.-. Voor betaling wordt een factuur verzonden. Vermeld bij correspondentie altijd het abonneenummer (zie de factuur). Tijdige betaling garandeert regelmatige toezending. Abonnementen lopen automatisch door. Opzeggingen (uitsluitend schriftelijk per aangetekend schrijven) dienen uiterlijk twee maanden voor afloop van de abonnements periode in ons bezit te zijn.

REDACTIE

Cramer, drs. M.A. Diederiks, R.P.H. Niemeijer, drs. A.F.J. Verschuure-Stuip, Mw. ir. G.A. Vreeze, ir. N. de FREQUENTE BIJDRAGEN

Van Hellenberg Hubar, Mw. dr. B.C.M.

LEZERSSERVICE / NABESTELLINGEN Adresmutaties/abonnementen en nabestellingen doorgeven via info@uitgeverijeducom.nl. © Copyrights Uitgeverij Educom Oktober 2017 ISSN 1874-5008 Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd met welke methode dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de uitgever.

4

VITRUVIUS_Okt.2017.indd 4

06/10/17 11:27


VITRUVIUS

NUMMER 41 OKTOBER 2017

Frits Niemeijer Historisch-geograaf

(Meer)waarden in de wederopbouw van het buitengebied

Pleidooi voor aanpassing van de ‘MSP-criteria’ (Deel 2) In het eerste deel van dit artikel werd gesignaleerd dat de sinds het begin van de jaren ’90 door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed gehanteerde MSP-criteria ‘Wederopbouwgezichten’ In de eerdergenoemde Beleidsbrief MoMo, uit 2009, werd enerzijds het succesvol geachte en zeer gewaardeerde instrument beschermd van het stads- en dorpsgezicht ten grave gedragen, terwijl aan de andere kant het zogeheten ‘nationaal wederopbouwgezicht’ in het vooruitzicht werd gesteld. Zulke nationale wederopbouwgezichten zouden niet worden aangewezen via de Monumentenwet, maar door middel van een zogenoemde Algemene Maatregel van Bestuur (Amvb), dat wil onder meer zeggen: zonder parlementaire medewerking.1 Hoewel de oude – en dus al bestaande gezichten hun status niet zouden verliezen en het lopende programma afgerond zou worden, betekende dit een koerswijziging die - op zijn zachtst gezegd - met uiteenlopende reacties is ontvangen. De verlegging van de koers bracht in elk geval mee dat in de nieuwe Erfgoedwet, die in 2016 in werking is getreden, het begrip beschermd gezicht niet meer voorkomt.2 Hiernaast heeft het aangekondigde ‘nationaal wederopbouwgezicht’ als zodanig (tot op heden) geen status gekregen: het begrip is verdwenen uit beleidsstukken. Wel is in 2011 een 30-tal ‘wederopbouwgebieden van nationaal belang’ aangewezen, waarvan er acht gekenmerkt zijn als ‘landelijk gebied’. What’s in a name? De 30 wederopbouwgezichten zijn in planologisch-juridisch opzicht op een andere manier in de (ruimtelijke) wetgeving geborgd dan de beschermde stads- en dorpsgezichten. Daar is als zodanig uiter-

voor de selectie en waardering van monumenten en beschermde stads – en dorpsgezichten nog steeds als standaard gelden. Dat het programma van aanwijzen van beschermde gezichten aan zijn einde is gekomen en dat er inmiddels een nieuwe vorm van gebiedsbescherming bestaat, bracht niet mee dat de criteria zijn aangepast. De zogenoemde ‘wederopbouwgebieden van nationaal belang’ zijn in elk geval voor een deel volgens hetzelfde stramien beoordeeld. Maar voor landelijke gebieden lag dat problematisch. In het tweede deel van dit artikel wordt verteld hoe hiervoor toch een oplossing werd gevonden.

aard niets mis mee. Maar zonder een gerichte aanpassing van de MSP-criteria zou met de (waardering van de) kenmerken van de wederopbouwgezichten in het landelijk gebied echter een veel te korte bocht zijn genomen. Een van de belangrijkste winstpunten van de landinrichting van de wederopbouw was immers dat ook waarden en kwaliteiten van buiten de periode 1940-1965 er een plaats in konden krijgen. En hiernaast dat ook niet-agrarische waarden en functies in de ontwerpen betekenis zouden krijgen en in de waardering meegenomen zouden kunnen worden. Toen in 2014 als uitvloeisel van de in 2009 en 2010 gehouden werkconferenties een brochure verscheen met als ondertitel: ‘Een zoektocht naar een integrale cultuurhistorische waardestelling van het materiële erfgoed’, leek eindelijk de weg naar een ‘waardenvolle’ toekomst te zijn ingeslagen. In het hoofdstuk betreffende cultuurlandschap werd onder meer gerefereerd aan de selectie en waardering van de bovenvermelde acht wederopbouwgebieden die via de VER in de picture waren gekomen.

Maar de criteria die in de nieuwe brochure als gereedschap werden genoemd, bleven zelfs ver achter bij die van het MSP. Terwijl bij alle andere genoemde erfgoedsectoren rijke waarderingsmethodieken - met soms wel tientallen (sub)criteria - de revue passeren, blijft het cultuurlandschap steken bij een drietal punten.3 De brochure bleek een nog veel minder bruikbaar handvat voor beschrijving en waardering van de cultuurlandschappen van de wederopbouw te bieden dan eerder de MSP-handleiding. En daarmee was de weg naar een waardenvolle toekomst voorlopig doodlopend. De aangepaste criteria Om in de hierboven gesignaleerde beperkingen van de MSP-criteria voor de beschrijving en waardering van landelijke gebieden uit de wederopbouw te voorzien, kwam al in 2007 een enigszins aangepaste lijst tot stand. Deze criteria staan vermeld in het interne RCE-rapport ‘Oorlogsschade, watersnoodschade en ruilverkaveling in de wederopbouwperiode (1940-1965)’. 5

VITRUVIUS_Okt.2017.indd 5

06/10/17 11:27


NUMMER 41 OKTOBER 2017

RCE, Toelichting aanwijzing 237 0003, 13.

VITRUVIUS

Dit rapport ging enkele jaren vooraf aan de totstandkoming van de lijst van acht landelijke wederopbouwgebieden van nationaal belang. De erin besproken gebieden zijn dan ook niet identiek met die welke voorkomen in de VER. De selectie van de in 2007 besproken gebieden kwam echter wel al tot stand na - en op basis van - een aanpassing van de MSP-criteria ten behoeve van de wederopbouwgebieden. De aangepaste criteria kwamen voort uit een analyse van diverse eerdere suggesties om tot een dergelijk systeem te komen, maar die geen van alle tot een geaccepteerd eindresultaat hadden geleid. Voor het rapport van 2007 is met hulp van enkele betrokkenen echter toch een bruikbare lijst van criteria gemaakt.4 Het belangrijkste verschil met de MSP-criteria was toentertijd de tussenvoeging van een nieuwe, extra categorie (III) Aardkundige, Historisch-geografische en/of Archeologische Waarden, die was onderverdeeld in een drietal deelcriteria.5 Verder is een model voor een typologie van landschappen toegevoegd. Dit laatste model is in de genoemde versie van het rapport niet verder uitgewerkt.6 Bijna tien jaar later is een op dit rapport gebaseerde nieuwe

Foto: S. Swart, Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, objectnummer 12352-37989.

1 - Binnen het MSP is op beperkte schaal geëxperimenteerd met ruimtelijke structuren en cultuurlandschappen van buitengebieden. Het veruit grootste en meest spraakmakende voorbeeld is dat van de ‘Landgoederenzone’. Geomorfologie en mate van openheid kregen hierin een prominente plaats.

2 - Een van de ‘eerste’ wederopbouwgebieden was ‘De Groep en Omgeving’, nabij de Grebbelinie. De concentratie van al in 1940 herbouwde, maar amper monumentwaardige panden draagt bij aan de betekenis van dit buitengebied, (nationaal belang). uitgave tot stand gekomen, die beperkt in gedrukte vorm is verschenen en verder als digitale publicatie beschikbaar is. In deze versie van het rapport hebben nogmaals enige aanpassingen van de criteria plaats-

gevonden. De belangrijkste hiervan is de verdere verruiming van het aantal deelcriteria bij een drietal hoofdcriteria (nl. bij I, IIInieuw, V en VI). Tevens is - speciaal voor de wederopbouw in het landelijk gebied - nog

6

VITRUVIUS_Okt.2017.indd 6

06/10/17 11:27


NUMMER 41 OKTOBER 2017

Foto: S. Swart, Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, objectnummer 12355-37981.

VITRUVIUS

3 - Het door boomlinten ‘verkamerde’ landschap van De Scheeken trok al vóór de oorlog de aandacht van de WCL, maar het raakte in september 1944 flink beschadigd. Een ruilverkaveling met een proef voor een landschapsplan volgde direct daarna, (nationaal belang). een hoofdcriterium toegevoegd, VII: Dynamiek. Dit criterium dient niet in de eerste plaats te worden opgevat als een ‘waarde’, maar het criterium heeft betrekking op de mate waarin er in de wederopbouwjaren krachten op het (cultuur)landschap zijn uitgeoefend.7 Na aanpassing van de MSP-criteria ten behoeve van de wederopbouw in het landelijk gebied, kwamen deze er in 2016 als volgt uit te zien: I. Cultuurhistorische waarden 1. Belang van het gebied als bijzondere uitdrukking van (een) culturele, sociaaleconomische en/of geestelijke ontwikkeling(en). 2. Belang van het gebied als bijzondere uitdrukking van (een) geografische, ruimtelijke, landschappelijke en/of bestuurlijke ontwikkeling(en). 3. Belang van het gebied als bijzondere

uitdrukking van (een) technische, (infra)structurele en/of functionele ontwikkeling(en). 4. Belang van het gebied wegens innovatieve waarde of pionierskarakter. 5. Belang van het gebied wegens bijzondere herinneringswaarden. II. Historisch-ruimtelijke en/of stedenbouwkundige waarden 1. Belang van het gebied voor de geschiedenis van de ruimtelijke ordening en/of stedenbouw. 2. Belang van het gebied wegens de bijzondere samenhang van functies, schaal, verschijningsvorm van bebouwing, wegen, wateren, groenvoorziening en open ruimten, mede in relatie tot de regionale of lokale ontwikkelingsgeschiedenis. 3. Belang van het gebied wegens hoog-

waardige ruimtelijke, esthetische en/of functionele kwaliteiten, op basis van een herkenbaar stedenbouwkundig concept. 4. Belang van het gebied wegens bijzondere verkaveling, inrichting van de openbare ruimte en/of specifieke functies. III. Aardkundige, historisch-geografische en/of archeologische waarden 1. Belang van het gebied wegens de (redelijkerwijs te verwachten) aanwezigheid van natuurlijke en/of antropogene verschijnselen, waaronder bijzondere, exemplarische en/of voor de wetenschap relevante kwaliteiten, locaties of terreinen. 2. Belang van het gebied wegens de herkenbare ontwikkeling(sgeschiedenis), waarin contrasterende kenmerken en/of kwaliteiten met aangrenzende gebieden worden gerepresenteerd. 3. Belang van het gebied wegens de (redelijkerwijs te verwachten) aanwezigheid van een of meer ensembles van voor de ontwikkeling(sgeschiedenis) kenmerkende waarden van aardkundige, historisch-geografische en/of archeologische aard, in samenhang met de ontwikkeling uit de wederopbouwperiode. IV. Situationele en/of ensemblewaarden 1. Belang van het gebied wegens de bijzondere samenhang van historisch-ruimtelijke, structurele, esthetische en/of functionele kwaliteiten van bebouwde en onbebouwde ruimte(n) in relatie tot de landschappelijke omgeving. 2. Belang van het gebied wegens de hoogwaardige kwaliteit van de aanwezige bebouwing en andere (gebouwde) elementen en hun groepering in relatie met groenvoorziening, wegen, wateren en/of terreingesteldheid. V. Gaafheid en/of herkenbaarheid 1. Belang van het gebied wegens de herkenbaarheid of gaafheid van (de uit de wederopbouwperiode daterende en) de eerder aanwezige historisch-ruimtelijke structuur, bebouwing en functionele opzet als geheel. 2. Belang van het gebied wegens de architectonische herkenbaarheid of gaafheid van de uit de wederopbouwperiode daterende (en de reeds 7

VITRUVIUS_Okt.2017.indd 7

06/10/17 11:27


aanwezige) bebouwing. 3. Belang van het gebied wegens de structurele en/of visuele herkenbaarheid of gaafheid van de uit de wederopbouwperiode daterende (en de oorspronkelijke) ruimtelijke inrichting, landschappelijke en/ of infrastructurele omgeving en/of bebouwing in samenhang met de aanleg en de bebouwing en/of vanwege een herkenbare gelaagdheid hierin. 4. Belang van het gebied als nog goed herkenbare uitdrukking van de oorspronkelijke of een belangrijke historische functie. 5. Belang van het gebied wegens de waardevolle accumulatie van (belangrijke,) historische bouw- en/ of gebruiksfasen. 6. Belang van het gebied in relatie tot de structurele en/of visuele gaafheid van de stedelijke, dorpse of landschappelijke inhoud en/of de omgeving. VI. Zeldzaamheid en/of kenmerkendheid 1. Belang van het gebied wegens de voor de wederopbouwperiode unieke of ten minste schaarse verschijningsvorm en onvervangbaarheid vanuit historisch-ruimtelijk, historisch-planologisch, historisch-stedenbouwkundig, functioneel en/of landschappelijk oogpunt. 2. Belang van het gebied wegens exemplarische kwaliteiten. 3. Belang van het gebied wegens een of meer onder I t/m V genoemde kwaliteiten. (VII. Dynamiek) 1. Belang van het gebied vanwege (de herkenbaarheid van) het resultaat of de gevolgen van in het relatief recente verleden er (in uitzonderlijke mate) op uitgeoefende, ongecontroleerde, natuurlijke krachten. 2. Belang van het gebied vanwege (de herkenbaarheid van) het resultaat of de gevolgen van in het relatief recent er (in uitzonderlijke mate) op uitgeoefende, doelbewuste, maar weinig of niet gecontroleerde, antropogene krachten. 3. Belang van het gebied vanwege (de herkenbaarheid van) het resultaat of de gevolgen van in het relatief recent er (in uitzonderlijke mate) op uitgeoefende, doelbewuste, gecontroleerde, antropogene krachten.8

NUMMER 41 OKTOBER 2017

Foto: S. Swart, Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, objectnummer 12352-37989.

VITRUVIUS

Foto: L. Prins.

4 - De ruilverkaveling Beltrum lijkt in niets op datgene wat velen zich daarbij voorstellen: een ‘Mondriaanlandschap’. Zelfs de primaire kleuren ontbreken. Het MSP-model bood hier geen ruimte voor archeologische waarden en structuurarme opbouw, (nationaal belang).

5 - De Maasplassen bij Roermond vormen een gebied dat in hoofdzaak zijn vorm kreeg in de wederopbouw: zand- en grindwinning zorgden ter weerszijden van de rivier voor ‘niet te waarderen’ landverlies, hoewel sommige bestaande structuren daarbij intact bleven, (geen nationaal belang). Conclusie In het begin van deze bijdrage kwam de vraagstelling naar voren: Is het waar dat zowel de hoofd- als de deelcriteria voor de waardering van landelijke gebieden uit de periode van de wederopbouw zijn gewijzigd ten opzichte van de criteria die golden in het MSP – en zo ja, waarom? Het antwoord op de eerste vraag is ten dele bevestigend en ten dele ontkennend. Er kan niet anders worden geconcludeerd dan dat bij de definitieve vaststelling van de lijst van VER-gebieden, in 2011, een iets uitgebreidere set criteria is gehanteerd dan eerder bij het MSP gebruikelijk was. Er moet echter ook worden geconcludeerd dat deze – of een andere – meer uitgebreide lijst van criteria nooit is geformaliseerd en dat er mede daardoor tot in 2016 aan is ‘gesleuteld’. Het

waarom laat zich eenvoudig omschrijven als: de MSP-criteria sloten onvoldoende aan bij de monumentenwet van 1988 en ze waren ook niet voldoende toegerust om landelijke gebieden in hun context te waarderen. De auteur is ervan overtuigd dat de in het rapport van 2016 aangereikte aanpassingen meerwaarden betekenen voor de waardering van cultuurlandschappen van de wederopbouw. Zeker wanneer ze worden vergeleken met die van de oorspronkelijke MSP-criteria. Gezien het feit dat het een van de doelstellingen van de Visie erfgoed en ruimte was dat er ook op andere bestuurlijke niveaus aandacht zou worden gegenereerd voor de landschappen van de wederopbouw, verdient het aanbeveling dat er een inhoudelijk

8

VITRUVIUS_Okt.2017.indd 8

06/10/17 11:27


NUMMER 41 OKTOBER 2017

Foto: Collectie Rijkswaterstaat, no. 2917/437588 ( https://beeldbank.rws.nl, Rijkswaterstaat / Joop van Houdt)

VITRUVIUS

6 - Westkappelle en omgeving zijn onderdeel van het wederopbouwgebied van de gemeente Veere, op Walcheren. Het fraaie Westkapelle is (ten onrechte) geen beschermd dorpsgezicht; de reconstructie van Walcheren na de inundatie van 1944 (zie het gesloten dijkgat) werd wel richtinggevend voor landschapsplannen in de Ruilverkavelingswet van 1954. oordeel over (de) nieuw gecreëerde criteria wordt geveld. Literatuur - Beleidsbrief Momo: Modernisering Monumentenzorg, 2009. - [MSP-]Handleiding Selectie en Registratie Jongere Stedebouw en Bouwkunst (1850-1940), 1991. - Eenheid en verscheidenheid: Een zoektocht naar een integrale cultuurhistorische waardestelling van het materiële erfgoed, 2014. - Kiezen voor karakter: Visie erfgoed en ruimte, [VER], 2011. - Monumenten van de prille welvaartsstaat: Selectievoorstel Beschermingsprogramma Wederopbouw 1959-1965. Adviesaanvraag door de minister van OCW aan de Raad voor Cultuur, 2013. - Nota Belvedere: Beleidsnota over de relatie cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting, 1999. - Dam, H. van, & H. Vuijsje, 2011: Plannenmakers in oorlogstijd: Het omstreden begin van de Nederlandse ruimtelijke ordening. - Dekker, J.N.M., 2002: Dynamiek in de Nederlandse natuurbescherming. - Jammer, M., [1957]/1999: Concepts of Force: A Study in the Foundations of Dynamics.

- Niemeijer, A.F.J., 2007: Oorlogsschade, watersnoodschade en ruilverkaveling in de wederopbouwperiode (1940-1965). - Niemeijer, A.F.J., 2012: Bescherming van stads- en dorpsgezichten: Van beeld naar inhoud. In: Bulletin KNOB, jrg. 111, 2012, 26-34. - Niemeijer, A.F.J., 2015: Dynamiek: Korte geschiedenis van een cultuurhistorisch begrip. In: Vitruvius, jrg. 9, nr. 33, 2015, 30-35. - Niemeijer, A.F.J., 2016: Het maakbare land: Ruilverkaveling, nieuw land en landontginning in de wederopbouwperiode (1940-1965). (https://cultureelerfgoed.nl/sites/default/files/publications/ rce_het-maakbare-land.pdf) - Prins, L., A.C. Habets & P.J. Timmer, 2014: Bekende gezichten, gemengde gevoelens: Beschermde stads- en dorpsgezichten in historisch perspectief. (https://cultureelerfgoed.nl/sites/ default/files/publications/bekende-gezichten-gemengde-gevoelens-rce.pdf) - Siraa, H.T., 1989: Een miljoen nieuwe woningen: de rol van de rijksoverheid bij wederopbouw, volkshuisvesting, bouwnijverheid en ruimtelijke ordening (1940-1963). - Stuvel, H.J., 1967: Bouwen op nieuwe bodem ten behoeve van de gemeenschap in het voormalige Zuiderzeebekken.

Noten 1 Momo, 2009, 41, 42. 2 http://wetten.overheid.nl/ BWBR0037521/2016-07-01 3 Eenheid en verscheidenheid, 2014, 31-33, 48-57. Genoemd worden: Kenmerkendheid voor de genese van het landschap of een voorbeeldgebied, Gaafheid, Zeldzaamheid nationaal/ regionaal: - binnen het voorbeeldgebied. In de laatste van de drie bijgevoegde tabellen wordt nog genoemd ‘waarde voor geschiedschrijving’. Hierbij is in een noot verstopt de essentie van datgene wat veruit de meesten van ons onder cultuurhistorische waarden verstaan. Kortom: een gemiste kans. 4 Te noemen zijn: Rob de Jong†, Jos Deeben†, Lammert Prins, Bé Lamberts, Anita Blom en Frank Buchner. 5 Niemeijer, 2007, 122-133. 6 Niemeijer, 2007, 139-142. 7 Niemeijer, 2016, 22-24. 8 Niemeijer, 2016, 265, 266. n

9

VITRUVIUS_Okt.2017.indd 9

06/10/17 11:27


ericht nthult n het er de

Bernadette van Hellenberg Hubar Erfgoedprofessional & schrijver vanhellenberghubar.org

Na de Tweede Wereldoorlog pakten de kunstenaars vrijwel allemaal hun figuratieve stijl op van voor 1940. Maar de nieuwe abstracte kunst drong op. Wat betekende dit voor de kerkelijke kunst? In dit artikel wil ik dat onder meer laten zien aan de hand van de glazen in de naoorlogse Fatimakerk van Weert . Maar voor we daar terecht komen maken we een internationale toer, waarbij we dichter bij huis ook Breda en Eindhoven aandoen. Vraagstelling en praktijk Je zou denken dat mijn vraagstelling hierboven een theoretisch probleem is, maar dat is allerminst het geval. Los van hoe dit de kunstenaars aan het hart ging, heeft dit consequenties voor hoe wij hun werk waarderen. En dat heeft weer gevolgen voor het toekomstige lot van de fysieke objecten. Want dat lot is heel onzeker en wel in veel

NUMMER 41 OKTOBER 2017

Balanceren tussen figuratief, decoratief en abstract hogere mate dan de verschillende instanties - willen - erkennen.* Als kerken gesloten worden, waar blijft dan de uitmonstering? Sterker nog, in hoeverre zijn de interieurstukken geïnventariseerd of gewaardeerd? Want als we als maatschappij gaan besluiten welke kerken wel of niet behouden blijven, tellen de uitmonsteringen natuurlijk mee. Maar die verdwijnen vaak in de handen van opkopers, die hierover geen verantwoordelijkheid hoeven af te leggen. En zo verdwijnen scheepsladingen overzee, zoals ik in mijn artikel ‘De kerk als buit’ heb aangetoond. Het helpt niet om tegen te werpen dat er al veel is geïnventariseerd. Zeker, er is veel werk verricht door met name de opgeheven Stichting Kerkelijk Kunstbezit in Nederland, beter bekend als SKKN, die in een zeer magere vorm is opgegaan in de afdeling Erfgoed in Kerken en Kloosters van het Catharij-

Foto Marij Coenen, 2016.

ns de chre-

VITRUVIUS

1 - Pierre Weegels, de Fatimakerk te Weert (1953). In 2014 heeft Thijs Hendrix uit Ospel het buiten gebruik gestelde gebouw aangekocht en herbestemd als Fatima Huis. In de voormalige pastorie rechts is het Pierre Weegelshuis gevestigd met onder meer vergaderruimte en een B&B.

neconvent. Maar het schort aan waardestellingen en registratie van dit kunstbezit dat niet alleen uit roerende objecten bestaat, maar ook uit aard- en nagelvaste monumentale kunst, zoals glazen, altaren en schilderingen. Dat waarden stellen kan bovendien alleen adequaat gebeuren als we voldoende weten van de kunst in kwestie. Op dit gebied bestaat, zeker wat betreft de twintigste-eeuwse kunst, in de praktijk een vrij grote kennisleemte die onder meer is ontstaan, doordat kunsthistorisch Nederland lange tijd alleen oog had voor de avant garde.* Maar er is heel wat meer gemaakt in deze periode. In Breda hebben ze op deze problematiek een voorschot genomen met het project #KunstinBreda, waarover ik eerder al enkele artikelen schreef. Vanaf mei 2016 tot mei 2017 ben ik bezig geweest met de waardering van een groot aantal religieuze kunstwerken in kerken, publieke gebouwen en de openbare ruimte. Een behoorlijk groot aantal hiervan dateert uit de periode 1935-1965, de tijdspanne waarover dit thema in het bijzonder gaat. In de jaren 1930 was het barok expressionisme wat de klok sloeg.* Veel kunstenaars zetten dit voort na de oorlog, waardoor nog tot in de jaren zestig hiervan voorbeelden zijn te zien, zoals het tableau van Joep Nicolas in de Koninklijke Militaire Academie van Breda (1964). Daarnaast had je onder de glaskunstenaars de sterke invloed van Heinrich Campendonk, hoogleraar aan de Rijksacademie in Amsterdam, wiens invloed in naoorlogs Breda onder meer doorwerkte via het oeuvre van Marius de Leeuw, Jan Dijker en Gerrit de Morée. Met name hier zie je dat manoeuvreren met de kool en de geit tussen figuratief, decoratief of abstract.* Collega-onderzoeker Monique Dickhaut, bezig met een promotieonderzoek naar naoorlogse Limburgse kunst, wees me erop dat veel van wat als abstract gepresenteerd werd

10

VITRUVIUS_Okt.2017.indd 10

06/10/17 11:27


VITRUVIUS

NUMMER 41 OKTOBER 2017

Foto Jean-Louis Pitteloud, 2013.

Niemand die ook maar iets met kerkelijke kunst te maken had ontbrak. Was het dan zo schokkend wat er was te zien? Vandaag zouden we zeggen van niet – gelet op de expressionistische en kubistische signatuur – maar toen bleek het een graadmeter te zijn voor wat de kerk accepteerde. Kort en goed was er nauwelijks iets veranderd ten opzichte van de situatie van voor de oorlog, ook al was de sterke vernieuwingsbeweging vanuit Frankrijk evenmin te stuiten. Ik heb de belangrijkste jaartallen aan de hand van Pouls in een kroniek gerangschikt.* Wat blijkt als we ze langslopen:

Foto Marjanne Statema, 2015.

2 - Notre Dame de Toute Grâce d’Assy (mozaïek Fernand Léger). Dit icoon van de moderne kerkelijke kunst van Art sacré kwam met inrichting en al tot stand tussen 1943 en 1950.

3 - Het Vaticanum II-hoogaltaar in de heilig Hartkerk te Breda (#KunstinBreda) is een typisch voorbeeld van de werking van de spontane mimesis. De ontwerper is niet achterhaald. De kleuren zijn later aangebracht. in feite decoratief was.* Zelf viel me op dat veel van wat abstract wordt genoemd vanzelf weer figuratief wordt – of lijkt te worden – als gevolg van de spontane mimesis. Ik zal dit hieronder toelichten, maar hier kan al opgemerkt worden dat je in beide gevallen zou kunnen spreken van een ontsnappingsclausule. Dat had niet alleen met esthetische of maatschappelijke vraagstukken te maken – figuratief werd op een bepaald moment geassocieerd met het realisme van de totalitaire staten – maar ook, of liever opnieuw met de kerk.

De kerk en de moderne kunst Wie meer over de strijd van de kerk tegen de moderne kunst wil weten moet het boeiende artikel lezen van Jos Pouls, ‘Tussen Rome en Parijs’.* Hierin bespreekt hij onder meer de reuring rond de eerste tentoonstelling over moderne kerkelijke kunst in Nederland in het Van Abbemuseum in 1951. Onder het motto dat Nederland wakker geschud moest worden, had Edy de Wilde deze overgenomen van Musee d’Art Moderne in Parijs. Dat wakker schudden lukte, want heel Nederland kwam er op af.

- 1920 | De veroordeling van de expressionistische kruisweg van Albert Servaes, onder welke invloed het bijzondere Bredase wegkruis van Leen Douwes is ontstaan.* De waardigheid van Christus was in het geding. - 1931 | De veroordeling van de tentoonstelling van expressionistische moderne religieuze kunst in Essen als ‘arte blasfema’: met name de vertekening en misvorming van de door God geschapen ‘werkelijkheid’, die in de visie van de kerk geïdealiseerd hoorde te worden in vorm, factuur en kleur, was onacceptabel. - 1946 | Tentoonstelling Stedelijk Museum: Pablo Picasso en Henri Matisse. - 1947 | Tentoonstelling Stedelijk Museum: Piet Mondriaan. - 1947 | De encycliek Mediator Dei stelt dat ‘moderne voorstellingen en vormen niet uit vooringenomenheid mochten worden verworpen en dat kerkelijke kunstenaars vrij moesten worden gelaten’. Dit ging niet zonder mitsen en maren, want opnieuw klinkt het verzet tegen moderne kunstwerken die immers ‘misvormingen en verkrachtingen zijn van de gezonde kunst en bovendien menigmaal flagrant in strijd met de christelijke betamelijkheid, zedigheid en vroomheid’. - 1947-1949 | Met het voorgaande was de toon gezet voor de strijd rond de ‘blasfemische’ kruisweg van Aad de Haas in Wahlwiller die hij tenslotte zelf verwijderde uit de kerk. Omdat hier nooit een officieel verbod op is gelegd door Rome, kon deze in tegenstelling tot die van Albert Servaes, teruggeplaatst worden. - 1947-1948 | De dominicanen M.A. 11

VITRUVIUS_Okt.2017.indd 11

06/10/17 11:27


NUMMER 41 OKTOBER 2017

Foto Marij Coenen, 2016.

VITRUVIUS

4 - Het Fatimaraam van Charles Eyck in de Fatimakerk te Weert, uit 1957. Als Eyck de figuren had weggelaten, zou het glas niets aan zeggingskracht hebben ingeboet. Ook voor deze kunstenaar was het niet eenvoudig om een begaanbaar pad te kiezen tussen figuratief, decoratief of abstract in de naoorlogse kerkelijke kunst. Couturier en P. Regamey – bevriend met onder meer de filosoof Jacques Maritain en zijn netwerk van hedendaagse kunstenaars – starten in hun tijdschrift Art sacré een offensief voor de toepassing van moderne kunst in de kerk. - 1948 | Tentoonstelling Stedelijk Museum: De experimenteelen (Cobra). - 1948 | P. Régamey is als spreker aanwezig op het con­gres over ‘Nederland’s Nieuwe Kerken’ in Rotterdam, waar hij vernieuwing bepleit. Zijn lezing wordt gepubliceerd in het Katholiek Bouwblad. - 1948 | In het Gildeboek (een periodiek voor kerkelijke kunst) wordt verslag gedaan van het congres over moderne religieuze kunst in Parijs, opgezet door M.A. Couturier en P. Regamey. - 1950 | Onder invloed van Art sacré worden de eerste moderne kerken in Frankrijk gebouwd en ingericht met behulp van – deels niet-katholieke – kunstenaars. Een van de meest aansprekende voorbeelden hiervan is Notre Dame de Toute Grâce in Assy, waar de dominicaan Couturier onder meer als glaskunstenaar bij betrokken was. Hier

vind je tegeltableaus van Henri Matis­ se en Marc Chagall, glazen van onder meer Georges Rouault en een bijzonder crucifix van Germaine Richier. De voorgevel is gesierd met een reusachtig mozaïek van Fernand Léger. Een ander voorbeeld in dit medium komen we tegen aan de binnenkant en dat is van een kunstenaar die ook in Breda heeft gewerkt: Théodore Stravinsky. Als we de monumentale kunst in deze kerk onder een stilistische noemer willen samenvatten, dan is het expressionisme, en wel in een vorm die voor de oorlog al gangbaar was. Wat dat betreft hoeft alleen gewezen te worden op George Raoult, van wie werk opgenomen is in het toonaangevende naslagwerk van de kunsthandelaar Clemens Meuleman – Hedendaagsche religieuse kunst – uit 1936. - 1950 | Recensie in Limburgsch Dagblad van de tentoonstelling van ‘moderne Franse religieuze kunst in het Palazzetto Venezia’ te Rome, ‘welker welsprekende woordvoerder, de Dominicaner pater Pie Régamey is’: met onder meer werk van Marc Chagall, Alfred Manessier, Henri Matisse, Georges Raoult en

Georges Braque. De recensent verwijst onder andere naar Jacques Maritain en meent: ‘ook deze expositie herbergt haar deformaties, haar extremiteiten’, maar het zijn er relatief weinig. - 1951-1955 | In een van de meest progressieve bisdommen van Frankrijk, Besançon, kwam hèt icoon van de moderne kerkbouw tot stand: NotreDame-du­-Haut in Ronchamp van Le Corbusier. Hij ontwierp zowel het gebouw als de monochrome glazen die hij zelf gebrand zou hebben. - 1951 | Tentoonstelling ‘Moderne religieuze kunst uit Frankrijk’ in het Van Abbe­ museum in Eindhoven met een sterke expressionistische nadruk. De reacties varieerden van uitgesproken positief tot negatief. Apart is de vaak positieve aandacht die Alfred Manessier krijgt die als een van de weinigen met haast volledig abstracte doeken aanwezig is. Hij past bij uitstek in de visie van Couturier en Regamey dat met name de abstracte kunst goed ingezet kon worden om het religieuze ‘binnenleven’ uit te drukken. - 1951-1953 | Reacties van het Vaticaan in diverse organen en naar aanleiding

12

VITRUVIUS_Okt.2017.indd 12

06/10/17 11:27


VITRUVIUS

NUMMER 41 OKTOBER 2017

van verschillende manifestaties in de vorm van veroordelingen, anti-modernistische richtlijnen en de eis van verplaatsing van gewraakte kunstvoorwerpen. Casus: crucifix van Germaine Richter werd verwijderd uit de kerk van Assy. - 1951-1955 | Katholieke kunstenaars en hun organisaties omarmen het voorbeeld uit Frankrijk. Exponenten in Nederland zijn onder meer de glaskunstenaar Daan Wildschut en beeldhouwer Nic Tummers. - 1957-1958 | Omslag in het Vaticaan met de bedevaartskerk Madonna della Lacrime in Syracuse (Italië) in een futuristische kegelvorm uit gewapend

-

beton (1957). Voorts werd het semi-abstracte werk ‘Doornenkroon’ van Alfred Manessier uit 1954 door de kerk in 1958 bekroond. 1962-1965 | Tweede Vaticaans Concilie.

Ik zou de lijst nog wel wat verder kunnen uitbreiden, maar dit is voldoende om te begrijpen waarom datgene wat we standaard als het gevolg van Vaticanum II karakteriseren, vaak al enige jaren ouder is. Daarnaast wordt opnieuw duidelijk dat de uitgesproken en dramatische versie van het expressionisme na de oorlog niet alleen opnieuw ‘modern’ was, maar onveranderd de gebeten hond bleef van Rome. Dit kan een extra aansporing zijn geweest voor al

Foto Marij Coenen, 2016.

Foto Marij Coenen, 2016.

5 - In de Fatimakerk te Weert bevindt zich niet alleen glas in lood van Hugo Brouwer, maar ook een bijzonder mozaïek dat vol figuratieve elementen zit. Het glas is abstract van opzet. In zijn opbouw wordt het gedomineerd door één hoofdlijn die in haar spontaan ogende meandering de invloed verraadt van het ‘automatisch tekenen’ van het surrealisme. Zo ontstonden vlakken die met felle en gedempte kleuren gevuld zijn.

6a & 6b - Hugo Brouwer, Fatimakerk Weert (1959) toont in deze glazen invloeden van het surrealisme met stromende lijnen en archetypische geometrische figuren als cirkel, driehoek en ellips.

die kunstenaars om vast te houden aan de barokke variant die na 1931 tot ontwikkeling kwam, zoals Leen Douwes en Jacob Ydema.* Tegelijkertijd valt op dat maar weinig artiesten zich aan de abstracte kunst waagden, zelfs al was deze door de twee dominicaner pioniers gepromoveerd tot volwaardig medium voor de uitdrukking van kerkelijke kunst en religieuze gevoelens. Een van de weinigen die daarin heel ver ging was Alfred Manessier die hier voor de oorlog al mee experimenteerde. Zijn werk geeft aan dat het de mannen van Ars sacré ook echt te doen was om abstract in de zin van optimaal non-figuratief. Mimesis trouvé De goede verstaander hoort het al: optimaal non-figuratief. Waarom ik deze nuance introduceer? Omdat het bijna ondoenlijk is pure abstracte kunst te maken. Óf het werk gaat in de richting van de geometrische abstractie, waarbij al snel een decoratieve boventoon doorklinkt. Óf de lijnen en vlakken hergroeperen zich in onze ogen tot herkenbare vormen: de spontane mimesis of mimesis trouvé die vaak geassocieerd wordt met Leonardo Da Vinci. Hij beschreef als eerste (?) hoe zich uit de wolken en – minder romantisch – bevlekte en vol gespogen muren figuren losmaakten.* De moraal van het verhaal is duidelijk: het menselijk oog kan zichzelf niet beletten om in de chaos van vormen het herkenbare naar voren te halen en de meest elementaire daarvan zien we bij de vroegste tekeningen van ieder kind: de kopvoeters die Cobra tot een artistiek leidmotief maakten.* Wat het met onze waarneming doet valt goed te illustreren aan de hand van het ‘moderne’ hoogaltaar van de heilig Hartkerk in Breda. Toen het onder invloed van Vaticanum II regel werd om de mis te vieren met het gezicht naar het kerkvolk toe, was een nieuw hoogaltaar nodig. Het bestaat uit een tombe en altaarblad uit natuursteen met een zeer eenvoudige, maar weloverwogen ornamentiek. De inkepingen in de mensa suggereren stenen plooien. Op de tombe is het kruis in het midden het enige herkenbare embleem dat omringd wordt door omhooggaande, ‘zittende’ lijnen die vanuit de mimesis trouvé geïnterpreteerd kunnen worden als gelovigen rondom Christus. Het is duidelijk een van die voorbeelden waarbij de kerkelijke kunst de zwenking naar het 13

VITRUVIUS_Okt.2017.indd 13

06/10/17 11:27


Foto Marij Coenen, 2016.

VITRUVIUS

7a & 7b - Hugo Brouwer, Fatimakerk Weert (1959): door een beroep op de spontane mimesis maken zich in deze glazen twee vrouwenfiguren los à la Picasso. Vanuit de traditionele iconografie kan gedacht worden aan de naakte Eva en de geklede Maria of Judith. abstracte maakt, maar wel op die manier dat het ook als decoratief geïnterpreteerd kan worden, zodat het geen aanstoot zou geven. Tegelijkertijd wordt de spontane mimesis geprikkeld die tot een figuratieve beleving leidt. Toets: de Fatimakerk in Weert Deze laatste constatering brengt ons tenslotte in Weert, in de Fatimakerk van Pierre Weegels (1953). Hier ontwierp Hugo Brouwer in 1959 – naar verluidt – de eerste abstracte ramen voor een kerk, nadat Charles Eyck in 1957 zijn grote Fatimaraam boven de orgeltribune zag geplaatst. Dit laatste oogt als een explosie van wervelende zonnen die het centrum vormen van uitschietende vleugels van kleur, waarin de futuristisch beïnvloede zaagtandlijnen voor nog meer snelheid zorgen. Te midden van deze nagenoeg volledig abstracte dynamiek bewegen zich enkele figuren als dragers van het verhaal. De uitdrukking van dit machtige gebeuren gaf de kunstenaar een – mogelijk ook in zijn ogen – legitieme gelegenheid om over de grenzen van zijn figuratieve idioom te kijken. En een sterke expressionistische flair is het resultaat. Wanneer Hugo Brouwer een paar jaar later, in 1959, opdracht krijgt voor de beglazing van het schip kiest hij voor een heel andere route dan Charles Eyck. Ze hebben

dan al eerder aan een project gewerkt: de Catharinakerk van Pierre J.H. Cuypers te Eindhoven, waar door het oorlogsgeweld alle glazen verdwenen waren.* Eyck heet daar onder meer abstracte roosvensters ontworpen te hebben, maar die zijn nu net bij uitstek decoratief en borduren voort op de geometrische ontwerpmethode waarin de generatie van Joseph Cuypers zo sterk was. De twee voorbeelden van Charles Eyck vormen een pittig contrast met het werk van Brouwer. In de Fatimakerk ontwierp de kunstenaar liefst twee maal vijf ramen in de lichtbeuk van het schip en twee in die van de apsis, terwijl hij voorts op het niveau van de zijbeuk verschillende medaillons met glas bezette. Hij koos hierbij voor een wisselend palet in verschillende combinaties, waarbij vooral de optische kwaliteit van het gekleurde glas werd benut, met naast elkaar geplaatste vlakken van gelijke kwaliteit. Grisaille werd achterwege gelaten om plastische suggesties van schaduwen te vermijden. Opzet was om het lineaire, tweedimensionale karakter van het ontwerp optimaal tot uitdrukking te laten komen. Daardoor wordt ook het decoratieve karakter van dit werk bepaald. De vernieuwing ligt in de stap die Brouwer vervolgens zet. Hij laat zich inspireren door het idioom van toonaangevende kunstenaars uit de Parijse

NUMMER 41 OKTOBER 2017

scene om vervolgens met eigen oplossingen te komen. Het is fascinerend hoe hij omgaat met de surrealistische beeldtaal van Joan Miró. Maar de meest veelzijdige invloed die hij ondergaat is die van Pablo Picasso. Zo ontstonden ramen, waarin het motief van de stromende lijnen van Miró of Matisse is overgenomen. Hiertussen zijn basale geometrische figuren gevlochten die je bij Miró als geïsoleerde schema’s tegenkomt, ieder met hun eigen archetypische lading. Brouwer heeft duidelijk een voorkeur voor cirkels, driehoeken en ellipsen. De invloed van Picasso herken je onder meer in een raam, waar uit de lijnen en gesloten omtrekken een grotendeels naakte, gedeformeerde vrouwenfiguur tevoorschijn komt. Hierbij wordt duidelijk ingespeeld op de mimesis trouvé. Dat gaat nog sterker op voor een van de andere glazen, waarin je een soort geabstraheerde, zij het geheel geklede Venus van Milo kunt herkennen. Iconografisch zou je die twee kunnen herleiden tot Eva en Maria of Judith. Of dat correct is vraagt om een ander type onderzoek. Behalve de twee vrouwenfiguren zijn er ook enkele dieren te herkennen, evangelistensymbolen nog wel: de vogel (adelaar) van Johannes, de stier van Lucas en de leeuw van Marcus. Met elkaar maken ze deel uit van een oeuvre waarin de mimesis trouvé voor een groot deel is losgelaten en het decoratieve karakter van de abstracte kunst weer naar voren treedt. Wat bij dit segment opvalt, is de – vermoedelijke – toepassing van het automatische handschrift dat zich vaak uit in enkele alles verbindende lijnen. Hoewel op dit gebied nog veel vergelijkend onderzoek gedaan moet worden, is het wel duidelijk dat Hugo Brouwer een bijzondere prestatie heeft neergezet in Weert, waarbij een serieuze stap is gezet om de eigentijdse abstracte beeldtaal te implementeren in de kerkelijke kunst. Postscriptum Met dank aan Monique Dickhaut en Marij Coenen voor het kritisch doornemen van deze tekst. Voorts aan Marij Coenen, Jean-Louis Pitteloud en Marjanne Statema voor de foto’s. Dit artikel verscheen eerder op internet als: Hubar, Bernadette van Hellenberg. “Balanceren tussen figuratief, decoratief en abstract”. VanHellenbergHubar.org, 2017. http://bit.ly/2folRjT. Het is ook geplaatst in de rubriek #kerkverhalen op www.ifthenisnow.eu.

14

VITRUVIUS_Okt.2017.indd 14

06/10/17 11:27


VITRUVIUS

NUMMER 41 OKTOBER 2017

- Hubar, van Hellenberg, Bernadette. “De kerk als buit”. if then is now, 2016. http://bit.ly/2g4EuZd. - Hubar, van Hellenberg, Bernadette. “Spolia”. if then is now, 2016. http:// bit.ly/2f4Bvkq. - Hubar, van Hellenberg, Bernadette. “Uitmonstering”. if then is now, 2016. http://bit.ly/2dPFUas. - Over het barokke expressionisme zie: Hubar, van Hellenberg, Bernadette, Angélique Friedrichs en G. W. C. van Wezel. De genade van de steiger. Monumentale kerkelijke schilderkunst in het interbellum. Amersfoort-Zutphen: Rijksdienst Cultureel Erfgoed, Walburg Pers, 2013, pp. 379-385. - Positieve uitzondering is onder meer Kuipéri, Judith. “Kerkelijke kunst”. Jan Dijker 1913-1993, 2013. http://bit. ly/2dewvZu. Voorts het hierna geciteerde werk van Jos Poels. - Hubar, van Hellenberg, Bernadette. #KunstinBreda | Religieuze kunst, Waardestellingen van uitmonsteringen en clusters. Ohé en Laak, 2017. - “Monique Dickhaut | LinkedIn”, t.a.q 2014. http://bit.ly/2iZfuCd. - Poels, Jos. “‘Tussen Rome en Parijs’, De context van een omstreden tentoonstelling van moderne religieuze kunst in Eindhoven (1951).” Trajecta. Tijdschrift voor de geschiedenis van het katholiek leven in de Nederlanden 11 (2002): 129–54. http://bit.ly/2fnzG22 - De in deze kroniek genoemde werken zijn nader te bekijken via de twee diapresentaties in Hubar, Bernadette van Hellenberg. “Balanceren tussen figuratief, decoratief en abstract”. VanHellenbergHubar.org, 2017. http://bit. ly/2folRjT. Overigens is de kroniek aan de hand van Pouls is aangevuld met significante momenten, ontleend aan Jobse, Jonneke. De schilderkunst in een kritiek stadium?: critici in debat over realisme en abstractie in een tijd van wederopbouw en Koude Oorlog: 1945-1960. Kunstkritiek in Nederland 1885-2015. Rotterdam: nai010 uitgevers, 2014. - Hubar, Bernadette van Hellenberg. “Wegkruis Leen Douwes (1930)”. Van-

Foto Marij Coenen, 2016.

Bronnen De * in bovenstaande tekst verwijst naar de volgende bronnen, samengesteld met behulp van Zotero, volgens de Chicago Manual of Styles,16th edition.

8 - Hugo Brouwer, Fatimakerk Weert (1959): ook hier leidt de mimesis trouvé tot herkenning en wel van de symbolen van twee evangelisten. Het betreft de adelaar van Johannes (boven) en de stier van Lucas (midden). HellenbergHubar.org, 2016. http://bit. ly/2dS497B. - “Surrealisme”. Het modernisme, t.p.q. 2013. http://bit.ly/2jZx2Ue. - “Fatima Huis Historie”. Fatima Huis, t.p.q. 2014. http://bit.ly/2iZjrqE. - Reliwiki. “Weert, Coenraad Abelsstraat 31a - Onbevlekt Hart van Maria - Reliwiki”, t.a.q. 2017. http://bit.ly/2iZc1nb. - Thoben, Peter. “De ramen van de St.Catharinakerk - De historische en

eigentijdse encyclopedie van Eindhoven”. Eindhoven-encyclopedie.nl, 2012. http://bit.ly/2ixF16t. - Brouwer, Jos, Sybrand Zijlstra en Hugo Brouwer. Hugo Brouwer. Eindhoven: (Z)OO producties, 2013. - Meer informatie over de fotografen: voor Jean-Louis Pitteloud volg https:// flic.kr/s/aHsjEEPHys; voor Marjanne Statema volg www.mstatema.nl. n

15

VITRUVIUS_Okt.2017.indd 15

06/10/17 11:27


ns de chre-

ericht nthult n het er de

VITRUVIUS

Marcel van Winsen FlexusAWC

NUMMER 41 OKTOBER 2017

Het ‘Amersfoortprocedé’ voor gebiedsbescherming: een triple alliantie

Max Cramer Architectuurhistoricus/Bureau Monumentenzorg Amersfoort

Het beschermd stadsgezicht: ondanks MoMo een weeskind Bescherming van historische binnensteden is een onderwerp waar in de loop van de decennia veel over is geschreven en gedebatteerd. Toch overheerst in de huidige gemeentelijke praktijk al vele jaren de reflex van het verplichte nummer: er wordt doorgaans teruggegrepen op de standaardoplossingen in het bestemmingsplan en de welstandsnota, die ten opzichte van de niet-beschermde wijken om de binnenstad heen niet eens zóveel verschillen. Dit is op het eerste gezicht wonderlijk, omdat grote monumentengemeenten blijven aanlopen tegen ontwikkelingen waar vanuit de bevolking en vaak ook vanuit de politiek (ernstige) vraagtekens bij worden gezet, zoals

grootschalige appartementontwikkeling aan de rand van het beschermd gebied of afwijkingen van het bestemmingsplan ten behoeve van grotere hoogtes van gebouwen. Mogelijk speelt de terugtrekkende beweging van de rijksoverheid en het stilvallen van stimulerende boodschappen over het belang van deze stadsgezichten voor het nationaal erfgoed hierin een bepalende rol. Beschermde stadsgezichten zijn als beleidsterrein bij het rijk al járen niet meer in het vizier en de bescherming ervan is ondertussen zo verregaand gedecentraliseerd naar de gemeenten dat er feitelijk niet meer van rijksbescherming kan worden gesproken. Gemeenten hebben voor wat betreft ontwikkelingen in het beschermd gezicht het heft volledig in eigen hand. Bij het overne-

men van zo’n zware verantwoordelijkheid zou een oplaaiend debat verwacht kunnen worden over de herijking van de grondslagen voor bescherming of de ontwikkeling van nieuwe technieken voor intelligente transformatie, maar dat gebeurt nauwelijks. Het debat over de beschermings- en ontwikkelingsopgave van historische binnensteden lijkt niet meer zo te leven, ondanks de in het MoMo-traject (Modernisering Monumentenzorg) zo terecht breed uitgezette boodschap erfgoed intensiever met ruimtelijke ontwikkelingen te verknopen. Amersfoort: experimenteren om op eigen benen te staan Toch zijn er gemeenten die wel degelijk nieuwe en onbekende wegen verkennen.

1 - De binnenste kern van de binnenstad van Amersfoort. De middeleeuwse ring van Muurhuizen is goed te herkennen.

16

VITRUVIUS_Okt.2017.indd 16

06/10/17 11:27


VITRUVIUS

NUMMER 41 OKTOBER 2017

2 - links: De voorkant van de toelichting op het beschermd stadsgezicht uit 1984 door de toenmalige RDMZ (RCE), rechts: het beschermde gebied, met de 13e eeuwse kern, waar de Muurhuizen de begrenzing van vormen, en de 14de eeuwse schil daar omheen. Zo heeft Maastricht al in 2005 het ‘planologisch erfgoedregime’ geïntroduceerd, een inventieve methodiek voor bescherming op volledig nieuwe leest, overigens niet alleen van de beschermde binnenstad. Minder bekend is dat Amersfoort enkele jaren terug besloot het planologisch erfgoedbeleid voor de binnenstad op een heel ander spoor te zetten. Net als veel andere binnensteden kent ook het historisch centrum van deze stad een grote dynamiek en zijn alle betrokkenen bij de ontwikkeling en bescherming van de binnenstad zich ervan bewust dat dit dicht opeen gepakte concentraat van hoogwaardige cultuurhistorische artefacten niet op slot kan worden gezet, juist omdát het het centrum betreft. Maar doorgaan op de oude voet ging ook niet meer. Daarvoor ging de erosie toch te hard. Hier heeft men de tijd genomen om in vijf jaar en in drie fasen, in een vast interdisciplinair team aan een geheel nieuw instrumentarium voor behoud en ontwikkeling te werken. Eerst werd het beschermingsbeleid voor de binnenstad in kaart gebracht en geëvalueerd, vervolgens werden de cultuurhistorische waarden geïnventariseerd en uiteindelijk werd met die twee grondstoffen een beschermend bestemmingsplan gecomponeerd.

Wat er aan vooraf ging In Amersfoort constateerde de politiek en een deel van het ambtelijk apparaat al geruime tijd dat bouwprojecten in de historische binnenstad telkens weer veel discussie losmaakten, dat het bij aansturing hiervan ontbrak aan een helder beleidsmatig kompas en dat grote delen van de historische binnenstad, met name de buitenste laat-middeleeuwse ‘schil’, de afgelopen decennia onherkenbaar veranderd waren. Ook, of misschien wel vooral na de aanwijzing van de gehele binnenstad in 1984 tot rijksbeschermd stadsgezicht. Veel veranderingen in de historische binnenstad leken zich weinig aan te trekken van de beschermde karakteristieken van het stadsweefsel, maar ook dáár was discussie over: past een bepaald project nu wel of niet in de beschermde binnenstad en is het eigenlijk wel de bedoeling dat een project zich aanpast? Is diversiteit juist niet de kern van wat beschermd moet worden, of wordt met die open-einde insteek misschien het paard van Troje binnengehaald? De officiële toelichting op de aanwijzing tot beschermd rijksgezicht van de toenmalige RDMZ (nu RCE) bood geen soelaas. Deze beschrijving geeft een overzicht van de ontwikkelingsfasen van de stad, maar concrete aangrijpingspunten voor het maken van een bestemmingsplan of voor dagelijkse kwesties

die de stedenbouwers en de erfgoeddeskundigen op hun bureau krijgen biedt het nauwelijks. Amersfoort beschikte al sinds de aanwijzing van de binnenstad over een beschermend stadsvernieuwingsplan inclusief een zogenaamd ‘Stratenboek’, waarin (bijna) alle voorgevels en kapaanzichten waren opgenomen en die de maatstaf vormde voor gevelen kozijnwijzigingen. Veel verbouwingen werden hiermee in goede banen geleid, maar voor veel andere projecten zoals verbouwing van achtergevels of grotere nieuwbouw aan de straat bood het Stratenboek te weinig motiveringsgrond voor behandeling. Het gebouwde resultaat viel in dat soort gevallen vaak tegen. Na enige betwiste projecten kwam men in de gemeente tot de conclusie dat het tijd was om het over een andere boeg te gooien. Ironisch genoeg was het juist een heel klein (en achteraf gezien uiterst zorgvuldig) bouwplan van een serre aan de Zuidsingel die de twijfels over het functioneren van het beschermd stadsgezicht in de gemeenteraad zodanig deed oplaaien dat de teerling voor een meta-analyse werd geworpen. Om greep te krijgen op het ingewikkelde vraagstuk van ‘bescherming’ en ‘gebieds17

VITRUVIUS_Okt.2017.indd 17

06/10/17 11:27


VITRUVIUS

NUMMER 41 OKTOBER 2017

3 & 4 - Niet de ingrijpende modernisering van de binnenstad, maar een vrij onschuldige uitbouw (rechts) gaf het startschot om het beschermingsbeleid in de binnenstad te evalueren.

5 & 6 - Een voordestad is een historische stadstypologie waarbij de stad gelegen is in een vallei of laagte tussen twee hoogtes of heuvelruggen in, waar beken of kleine rivieren vaak in meerdere beddingen doorheen stromen en waar wegen deze natte vallei op de meest begaanbare plekken doorkruisen. In Nederland zijn er enkele voorbeelden van voordesteden, maar in Vlaanderen en Brabant zijn er veel meer zoals Brussel (rechts), maar ook Gent, Mechelen, Leuven en vele andere historische steden. Het is een stadstype met heel specifieke stedenbouwkundige kenmerken, zoals lichte hoogteverschillen, water dat zowel meanderend en ‘natuurlijk’, als in meer gekanaliseerde vorm door de stad loopt, meerdere waterprofielen (het normale grachtenprofiel naast profielen waarbij tuinen en achterkanten van percelen aan het water grenzen) en een hoofdstructuur waarbij vanuit een sterk verstedelijkte kern dicht bebouwde radiale uitvalswegen naar de stadspoorten lopen, waar tussenin minder verstedelijkte en zelfs agrarische (of tuinbouw) gebieden liggen. In zowel Amersfoort als Brussel zijn deze principes goed te herkennen. 18

VITRUVIUS_Okt.2017.indd 18

06/10/17 11:27


VITRUVIUS

NUMMER 41 OKTOBER 2017

7, 8 & 9 - Voor het bepalen van het toekomstig ruimtelijk beleid en de ruimtelijke keuzen in een historische binnenstad was het verkrijgen van een begrip van de zeldzaamheid van dit stadstype binnen het hedendaagse ruimtelijke landschap een vereiste, net als een notie van wat er nog over is van het stadstype van de pre-industriële stad. De vergelijking van de omvang van de historische stad met andere steden (links, boven) geeft indirect een beeld van het incasseringsvermogen van de stad voor gebiedsvreemde transformaties. Na een analyse van de gebiedsvreemde transformaties (kaart links, onder, alle gekleurde vlakken) bleek welk gedeelte van de stad nog herkenbaar was als pre-industriële stad): ruim de helft. De gehele binnenstad neemt slechts 0,86 % in van het gemeentelijk grondgebied, en na aftrek van de delen die niet meer als pre-industrieel weefsel herkenbaar zijn nog maar rond de 0,30 % (kaart rechts).

eigen’ of ‘gebiedsvreemde’ veranderingen koos Amersfoort voor een traject om eerst de verschillende kernvragen van dit ruimtelijk beleidsveld grondig te ontleden en dán pas aan de oplossingen te werken. En dat op zichzelf is in de gemeentelijke praktijk van bescherming en ontwikkeling al uitzonderlijk. Laten we dit het ‘Amersfoortprocedé voor gebiedsbescherming’ noemen. Noud de Vreeze, toen net aangetreden als stadsbouwmeester, stuurde aan op een evaluatie van het beschermd stadsgezicht als eerste stap in het proces naar een herijkt beschermingsbeleid, waarbij het Rotterdamse ruimtelijk en cultuurhistorisch adviesbureau FlexusAWC de opdracht kreeg. Dit bureau had enige tijd tevoren een symposium gehouden over beschermde gezichten en is o.a. gespecialiseerd in bescherming en ontwikkeling van historische Nederlandse binnensteden.

Amersfoortprocedé gebiedsbescherming Fase 1: evaluatie ruimtelijk beleid en transformaties De eerste stap in het traject tot vernieuwing van het ruimtelijk beschermings- en ontwikkelingsbeleid van de binnenstad – de evaluatie – bestond uit het in kaart brengen van de cultuurhistorische essenties van de historische binnenstad, hoe de binnenstad in de afgelopen decennia stedenbouwkundig en architectonisch was veranderd en hoe deze veranderingen behoren te worden gewaardeerd. Ook diende naar boven te komen welke rol het gehanteerde instrumentarium van de gemeente (bestemmingsplan, welstandsnota, monumentenbeleid) bij al deze veranderingen had gespeeld. Voor het beantwoorden van deze vragen werd een interdisciplinair projectteam opgezet, waarin monumentenzorg, stedenbouw, een bestemmingsplanmaker en een

plantoetser tezamen met FlexusAWC zitting hadden. Iedere discipline bracht zijn kennis en ervaring in, zodat alle schaalniveaus en facetten van bescherming en ontwikkeling in de binnenstad ‘op elkaar werden gelegd’. De meest diepliggende basisvraag: ‘Wat voor stad ís Amersfoort nou eigenlijk in historische zin?’ bleek een boeiende en voor het proces onmisbare aftrap van het proces te zijn. Voor het naar boven halen van de ruimtelijke en historische essenties van het historische type van de ‘voordestad’ waren vreemde ogen nodig. FlexusAWC zette de essenties van dit historische stadstype en van Amersfoort uiteen en bracht historische waarden naar boven waar de stad zelf lang overheen gekeken had. Zo was de stad zich nooit bewust geweest van de volstrekte uniciteit van de Muurhuizen als stedenbouwkundige typologie – op wereldschaal nog wel, zo bleek na vergelijkend onderzoek! 19

VITRUVIUS_Okt.2017.indd 19

06/10/17 11:27


VITRUVIUS

NUMMER 41 OKTOBER 2017

Inspiratiedocumenten: ‘Basisprincipes’ en ‘Schaalladder’ De Amersfoortse binnenstad kenmerkt zich vooral door het begrip ‘eenheid in verscheidenheid’. Dit betekent dat de (historische) panden in uiterlijk wel subtiel van elkaar verschillen, maar in hoofdopzet juist veel overeenkomst vertonen. Dit zorgt voor een enorme samenhang in het stadsbeeld. (afb. 1 | gevelwand Havik evenzijde) Met de komst van het modernisme werd de hierbij behorende ambachtelijke bouwtraditie losgelaten. Gebouwen werden veelal als alzijdige objecten vormgegeven en vaak voorzien van platte daken. Gelijkvormige verdiepingen werden op elkaar gestapeld en vensterreeksen werden herhaald. Hiermee werd bewust het contrast met de historische bebouwing gezocht. Panden uit deze tijd manifesteren zich nu vaak als losse objecten binnen de samenhang van een historische straatwand. In het recente bestemmingsplan Binnenstad werd bewust naar reparatie van het stedelijk weefsel gezocht. Bij nieuwe invullingen, vooral waar sprake is van gangbare functies zoals wonen en winkelen, wordt van de ontwerper gevraagd aan te sluiten bij de kenmerken van de historische stad. Het mooiste is als dit tot een fijnzinnige, eigentijdse architectuur leidt, waarin het principe van ‘eenheid in verscheidenheid’ op een nieuwe manier herkenbaar aanwezig is. Om het gesprek hierover met de ontwerper te vergemakkelijken, wordt gebruik gemaakt van de door Flexus AWC opgestelde ‘basisprincipes van historische architectuur waar de zogenaamde ‘schaalladder van gevelelementen’ er één van is. In de basisprincipes worden de hoofdkenmerken van de historische bebouwing geformuleerd. Zo hebben bijvoorbeeld alle gebouwen van vóór de tweede helft van de twintigste eeuw een expliciete gevelbeëindiging, een relatief open voorgevel met verticale raamopeningen en een hiërarchisch onderscheid tussen voor-, zij- en achtergevels. Ook is in de panden gebruik gemaakt van traditionele materialen (baksteen, geschilderd hout, gebakken pannen). Daarnaast is de specifieke hiërarchische opbouw binnen de grotendeels verticaal gelede gevels kenmerkend in de vorm van de zogenoemde schaalladder; een opvallende verschaling van gevelelementen van het grootste schaalniveau tot het kleinste op ‘duimniveau’. Dit instrument toont aan dat de historische architectuur over een grote gelaagdheid en verfijnde detaillering beschikt, waarmee ook de kenmerkende ‘eenheid in verscheidenheid’ wordt bereikt. Zowel de basisprincipes als de schaalladder fungeren in Amersfoort niet als een streng toetsingskader maar veel meer als inspiratiedocumenten. Aan de hand daarvan kunnen de kwaliteiten van de nieuwbouwplannen worden beschreven en gewaardeerd. 20

VITRUVIUS_Okt.2017.indd 20

06/10/17 11:27


VITRUVIUS

NUMMER 41 OKTOBER 2017

10 & 11 - Twee uitsnedes uit de gereconstrueerde ideaaltypische beleidsdoelstellingen voor een beschermd stadsgezicht van een historische binnenstad. Niet alleen het stedenbouwkundige type, maar ook een vergelijkend onderzoek naar de groottes van pre-industriële steden bleek een vruchtbare invalshoek om meer grip te krijgen op de stedenbouwkundige typering van de historische binnenstad en op de positiebepaling van de binnenstad ten opzichte van moderne transformaties. Bij alle partijen veroorzaakte de in het proces naar boven gebrachte kennis dat de historische binnenstad met zijn 55 ha zich in het spectrum van de kleine pre-industriële steden bevindt en in de huidige situatie maar 0,86 % van het gemeentelijk grondgebied uitmaakt – na aftrek van de zwaar getransformeerde delen zelfs maar 0,28% – een wending in het denken over de aard en de toekomst van de binnenstad. De bescherming van de historisch-stedenbouwkundige waarden en het incasseringsvermogen van het historisch centrum voor moderne transformaties kwam hiermee in een heel ander licht te staan. Een evaluatie van het ruimtelijk beleid en van de concrete transformaties in de stad was onmogelijk zonder overeenstemming te krijgen over de meest effectieve doelstellingen die voortvloeien uit de status van het beschermd stadsgezicht, dat wil zeg-

12 & 13 - Het ruimtelijk beleid van de afgelopen jaren voor de kern van het beschermd stadsgezicht (boven) en de laat-middeleeuwse schil (onder) heeft sterk uiteengelopen. Beide delen maken deel uit van het beschermd stadsgezicht van de historische binnenstad. ‘Verplatting’ van het dakenlandschap en ‘verappartementering’ (bouw grote appartementcomplexen) zijn twee gebiedsvreemde hoofdontwikkelingen in de historische binnenstad geweest vanaf het laatste kwart van de 20ste eeuw. 21

VITRUVIUS_Okt.2017.indd 21

06/10/17 11:27


VITRUVIUS

niveau van bescherming voor het hele gebied’), maar ook op concreet ruimtelijke doelen, gerangschikt in ruimtelijke thema’s, zoals doelstellingen voor de bescherming en ontwikkeling van historische binnenterreinen, de voor dit gebied typische historische bebouwingsschaal, daklandschap, architectuur etc. 14 - Het project aan de Mooierstraat (het ‘Drakennest’), een complex met 30 woningen, een kinderwinkelcentrum en een parkeergarage. Het Kinderwinkelcentrum heeft nooit goed gefunctioneerd en is als functie nu verdwenen. gen doelstellingen die de hoogste garantie geven dat over een periode van vijftig jaar de kernkarakteristieken die de grondslag waren voor bescherming nog dominant zijn. Vragen als: ‘wat is de kerndoelstelling van een beschermd stadsgezicht’, ‘tot hoever reikt de bescherming’, ‘hebben alle delen van de binnenstad dezelfde mate van bescherming’, ‘is de historische binnenstad te beschouwen als één samenhangend gebiedstype of juist niet’, ‘is de achterkant van panden net zo beschermd als de voorkant’, ‘is het architectonisch beeld net zo belangrijk als de stedenbouwkundige hoofdopzet’, ‘behoren kappen tot de kernkarakteristieken van dit type historisch weefsel’, moesten eensluidend worden beantwoord voordat er hoe dan ook geëvalueerd kon worden. Hierin school de eerste majeure opgave: deze doelstellingen bleken nooit eerder en nooit elders als samenhangend bouwwerk opgesteld of gereconstrueerd te zijn, ook niet door de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed. Er zat niets anders op dan de doelstellingen zélf te reconstrueren, aan de hand van de geschiedenis van de wetgeving (memories van toelichting), de ontwikkelingen binnen de filosofie van bescherming, de jurisprudentie en – wellicht zelfs in de eerste plaats –de inherente en dwingende logica van de bescherming van een gebied met een zeer hoge cultuurhistorische en maatschappelijke waarde in een sterk afwijkende en snel veranderende context. Dit resulteerde in een set van ‘ideaaltypische doelstellingen’ voor het beschermd stadsgezicht van dit specifieke gebiedstype, de historische, pre-industriële binnenstad, die zich niet alleen betrok op algemene beleidsmatige doelen (bijvoorbeeld ‘één

Met deze doelstellingen in de hand – een onmisbaar kompas en een schat aan informatie – was het mogelijk om zowel de voorbije transformaties in de stad te evalueren, als om de werking en effectiviteit van het gemeentelijk sturingsinstrumentarium op waarde te schatten. Wat betreft het eerste: de inventarisatie van de dominante ruimtelijke ontwikkelingen in de binnenstad van de afgelopen vier decennia zijn in het onderzoek samengevat als: ‘lossnijden schil van historische binnenstad’, ‘verappartementering’, ‘verwinkeling kernwinkelgebied’, ‘verplatting dakenlandschap’, ‘dichtslibbing binnenterreinen’ en ‘architectonisch contrast als uitgangspunt voor ontwerp.’ Deze ontwikkelingen waren alle dominant én negeerden de stedenbouwkundige, typologische en architectonische kernkarakteristieken van de binnenstad. De doelstellingen van het beschermd stadsgezicht werden maar op enkele punten gehaald. De conclusies over het beschermingsinstrumentarium liepen hier in grote lijnen parallel aan. Het basisdocument voor de bescherming, de toelichting op het beschermd stadsgezicht was vaag, multi-interpretabel en ging niet in op vele belangrijke cultuurhistorische domeinen van de binnenstad, zoals binnenterreinen, gebouwtypologieën, het dakenlandschap of architectuur. Eén niveau dieper, op dat van het bestemmingsplan, bleek de toelichting van dit plan zich grotendeels te baseren op de eerder genoemde toelichting op het beschermd stadsgezicht en dus weinig houvast te bieden. Ten behoeve van een analyse van de regelgeving van het bestemmingsplan – het meest sturende instrumentarium voor een beschermd stadsgezicht – werden de vijf meest belangrijke ruimtelijke thema’s getoetst: de bebouwingsschaal, het kappenlandschap, bebouwing en ruimtelijke opzet van binnenterreinen, de achtergevelrooilijnen en de gevelindeling / gevelvormgeving. De wijze waarop de bescherming was gere-

NUMMER 41 OKTOBER 2017

geld had veel ruimte gelaten aan gebiedsvreemde ontwikkelingen in de binnenstad: - De beschrijving van cultuurhistorische waarden en ruimtelijke doelstellingen was weinig concreet en sterk ‘geamputeerd’: ze had alleen betrekking op bepaalde – vaak alleen stedenbouwkundige – aspecten. Belangrijke thema’s als binnenterreinen, dakenlandschap of Muurhuizen werden hierin niet behandeld. - Met algemene vrijstellingen konden álle bebouwingsvoorschriften worden gepasseerd en op de vrijstellingen was geen onafhankelijk, ter zake kundig advies geregeld. - Ook bleek de achterkant van de stad nauwelijks beschermd: slopen aan de achterkant van bebouwing was betrekkelijk vrij, de gevelindeling en het voorgevelontwerp van de bestaande bebouwing waren in het bestemmingsplan beschermd via een gevelhandboek, maar de richtlijnen waren opgenomen als zachte aanbevelingen en volledige vrijstelling was mogelijk van alle richtlijnen. - Kappen waren beschermd in het gevelhandboek, maar alleen de kappen aan de straatzijde, en de vrijstellingen waren zo ruim dat er feitelijk geen bescherming meer was. De bevindingen van de analyse van het bestemmingsplan werden vervolgens getoetst aan concrete casussen, bouwprojecten in de binnenstad waarin het bestemmingsplan had gestuurd of had moeten sturen. Vooral het ontbreken van een toetsbare normering en de riante ruimte van de vele vrijstellingen en ‘uitwerkingsvlekken’ in het bestemmingsplan werden in de casussen pijnlijk zichtbaar. In een woon-winkelproject aan de Mooierstraat bijvoorbeeld, een uit te werken bestemming op een slooplocatie aan de rand van de Muurhuizen, waren voor de uitwerking nauwelijks bebouwingsvoorwaarden meegegeven. Voor dit soort ontwikkelingslocaties waren de banden met de cultuurhistorische sturingsmiddelen in het bestemmingsplan volledig losgelaten. Een cultuurhistorische analyse werd niet gemaakt. In de PPS-constructie dienden de essentiële middelen waarmee het project zich zou moeten gaan verhouden tot de monumentale omgeving in gezamenlijk overleg te worden uitgevonden. Dat is maar mondjesmaat gelukt. Het weinige waar overeenstemming over werd bereikt

22

VITRUVIUS_Okt.2017.indd 22

06/10/17 11:27


VITRUVIUS

NUMMER 41 OKTOBER 2017

werd bovendien onderschikt gemaakt aan het thema (kinderwinkels) en aan de noodzaak een in potentie lastig in de loop liggend winkelgebied zichtbaar te maken. Zo zijn de rooilijnen slingerend uitgevoerd om voor kinderen aantrekkelijk te worden en zijn torens als landmarks in zichtlijnen neergezet. Een afwegingskader hiervoor ontbrak. Een belangrijke stedenbouwkundige keuze, bijvoorbeeld het wel of niet toepassen van kappen, werd voorgelegd aan de welstandscommissie, die – eveneens zonder cultuurhistorisch kader – zwaarwegende besluiten over massa-opbouw moest nemen aan het einde van het proces. Wat de ‘Evaluatie Instrumentarium beschermd stadsgezicht historische binnenstad Amersfoort’ vooral duidelijk maakte is dat zonder een scherp beeld van de cultuurhistorische waarden van de binnenstad én van de doelstellingen voor het beschermd stadsgezicht het beleid voor het behoud van een beschermd gebied gaat zweven en moeilijk effectief kan worden gemaakt. Onder de vele aanbevelingen was die voor het maken van een cultuurhistorische analyse van de

binnenstad dan ook de meest elementaire. Amersfoortprocedé gebiedsbescherming FASE 2: CULTUURHISTORISCHE ANALYSE: DE HISTORISCH-RUIMTELIJKE BASISPRINCIPES De evaluatie werd goed ontvangen in de gemeenteraad. Deze gaf opvallend snel de opdracht tot het maken van een cultuurhistorisch onderzoek voor de historische binnenstad, die als onderlegger zou moeten dienen voor al het ruimtelijk beleid in dit stadsdeel. Ook de cultuurhistorische analyse werd interdisciplinair aangepakt. Het Bureau Monumentenzorg van Amersfoort nam hierin het voortouw en werkte intensief samen met FlexusAWC. Van meet af aan was duidelijk dat deze cultuurhistorische analyse een andere aanpak zou hebben dan gebruikelijk. Ten eerste namen de bestemmingsplanmaker en de plantoetser intensief deel aan het projectteam en dachten vanuit de toekomstige vertaling van het onderzoek in het bestemmingsplan mee over de focus van het cultuurhistorisch onderzoek. Hier-

door diende zich doorlopend de vraag aan naar de toekomstige vertaling van de waarden in de planregels. Het cultuurhistorisch onderzoek werd ook min of meer gelijk uitgevoerd met het vooronderzoek voor het bestemmingsplan. Bijzonder was eveneens dat het cultuurhistorisch onderzoek werd opgezet vanuit de systematiek van FlexusAWC, waarbij niet in eerste instantie de historische opeenvolging van ruimtelijke ontwikkelingen centraal stond, maar de meer elementaire historisch-ruimtelijke principes op alle schaalniveaus van de binnenstad. Deze principes vormden de basis voor de aanbevelingen hoe de binnenstad verder te ontwikkelen. Zo stond de vraag welke ontsluitings- en gebouwtypologieën in de pre-industriële periode het meest kenmerkend waren voor woonhuizen centraal bij de keuze voor gewenste ontsluitings- en woningtypologieën in de aanbevelingen. De procesgang resulteerde uiteindelijk in een puntig, maar ook rijk geïllustreerd document dat op alle schaalniveaus – van de stadsplattegrond tot architectuur en openbare ruimte – de cultuurhistorische en historisch-ruimtelijke waarden van de

15 - De Cultuurhistorische analyse van de binnenstad, gekoppeld aan het bestemmingsplan. 23

VITRUVIUS_Okt.2017.indd 23

06/10/17 11:27


VITRUVIUS

NUMMER 41 OKTOBER 2017

binnenstad van Amersfoort benoemt en onderzoekt en afsluit met scherp geformuleerde aanbevelingen die zonder fricties in het bestemmingsplan kunnen worden doorvertaald. De cultuurhistorische verkenning geeft de basisprincipes van historische stedenbouw en architectuur weer. Deze kunnen als ‘werkmateriaal’ aan moderne ontwerpers worden meegegeven. Hierbij is niet zozeer sprake van stijlgebonden principes maar van organisatie- en vormgevingsprincipes die gedurende vele eeuwen de totstandkoming en verschijningsvorm van het historisch stadsweefsel hebben bepaald. De binnenstad is daarbij wel in historisch opzicht, maar niet in ruimtelijke zin opgevat als één geheel: voor de verschillende deelgebieden is verschillend beleid geformuleerd, niet om delen van de binnenstad uit het beschermd stadsgezicht te snijden, maar om de ruimtelijke transformaties meer in overeenstemming ermee te brengen. Dit staat op zogenaamde ‘beleidskaarten’. Voor gebieden in de ‘schemerzone’ (tussen gaaf en sterk gemoderniseerd) geldt een gericht herstelbeleid voor architectuur en stedenbouw die meer in overeenstemming is met historische kernwaarden van de binnenstad, zoals de Hellestraat en omgeving.

16 - Op de Cultuurhistorische beleidskaart staan de regimes voor de verschillende deelgebieden aangegeven. Deze regimes gaan van maximaal behoud en herstel (geel), handhaven historisch karakter en herstel verstoring (roze), via (beter) aansluiten op historisch karakter (paars), naar zelfstandige ruimtelijke gebieden (lichtpaars).

Amersfoortprocedé gebiedsbescherming Fase 3: gedetailleerd bestemmingsplan op maat Het te actualiseren bestemmingsplan voor de binnenstad werd gedragen door een ervaren bestemmingsplanmaker en plantoetser van de gemeente, in samenwerking met een even goed in het vak doorknede monumentenzorger. FlexusAWC adviseerde hierin en zwengelde discussies aan. De centrale vraag bij het inrichten van het bestemmingsplan was: hoe kunnen de wensen en programma’s van de gebruikers van de binnenstad zo soepel mogelijk tegemoet worden getreden zonder de cultuurhistorische waarden versneld te laten slijten door gebruik. Met andere woorden: hoe kan cultuurhistorie duurzaam worden gemaakt in een functioneel telkens veranderende stad. Dat kon volgens het planteam alleen door cultuurhistorie ‘kaderstellend’ te maken voor alle andere beleidssectoren (en niet nevenschikkend) en door de bouwmogelijkheden in eerste instantie te beperken, om deze vervolgens onder voorwaarden toe te staan middels afwijkingen. Hier-

17 - In de cultuurhistorische analyse binnenstad Amersfoort staan de stedenbouwkundige en architectonische basistypologieën centraal, zoals de principes van het gesloten bouwblok. Dit wordt aangeboden als werkmateriaal voor ontwikkelaars en architecten. bij wordt de bewijslast voor het behoud van de cultuurhistorische waarden bij de vergunningaanvrager gelegd. Alleen bij behoud en/of verbetering van de cultuurhistorische en/of ruimtelijke kwaliteiten van een gebouw of stedelijke ruimte kan een verandering begeleid worden toegestaan. Hoe en tot hoever die veranderingen kunnen gaan is voor bestaande gebouwen afhankelijk van de architectuurorde (waar-

deringsschaal) van het betreffende pand, en voor nieuwbouw van de cultuurhistorische kernkarakteristieken van de stedelijke ruimte en het stadsgezicht als geheel, zowel stedenbouwkundig als architectonisch. Het ‘Stratenboek’ waarin alle gevelwanden goed afleesbaar zijn afgebeeld, en die ook al voorkwam in het oude bestemmingsplan, is hier – gemoderniseerd – wederom ingeschoven als instrument. Met dit Stratenboek

24

VITRUVIUS_Okt.2017.indd 24

06/10/17 11:27


VITRUVIUS

NUMMER 41 OKTOBER 2017

kunnen architectuurordes direct worden gekoppeld aan een gevelbeeld en kunnen de voorschriften meer in abstracto verwijzen naar de bestaande diverse situatie van de verschillende gevels. Het duurzaam maken van cultuurhistorie heeft in dit bestemmingplan niet alleen maar betrekking op het bestaande erfgoed, zoals in de meeste bestemmingsplannen, maar uitdrukkelijk ook op de nieuwe ontwikkelingen. Dat is een uitvloeisel van het kaderstellende karakter van de bescherming: de waardevolle historisch-stedenbouwkundige en architectonische kernkarakteristieken zijn de basis voor doorontwikkeling, ook bij grotere projecten. Dat betekent dat voor de bestaande voorraad, voor eventuele sloop-nieuwbouwsituaties en voor de reeds bekende ontwikkelingslocaties steeds aparte bouwvoorschriften zijn meegegeven, die elk gekoppeld zijn aan cultuurhistorische sturingsinstrumenten. Voor de bestaande bouw zijn dat het Stratenboek en de architectuurordes, en voor sloop-nieuwbouw o.a.

de ‘schaalladder van gevelelementen’. De juridische regeling in het bestemmingsplan Binnenstad is ten aanzien van het bouwen en de bouwmogelijkheden beschermend van aard. Omdat de te beschermen waarden zich op verschillende schaalniveaus bevinden, van het niveau van de stadsplattegrond tot het niveau van de architectuur en materialisering, is er gekozen voor een gedetailleerde wijze van bestemmen. Het is echter een ‘gedetailleerd bestemmingsplan op maat’, omdat de diepgang en richting van bescherming per deelgebied wisselt. Zo zijn afwijkingen beperkter naarmate de cultuurhistorische waarde hoger is, maar zijn de transformatiemogelijkheden weer groter naarmate het stadsbeeld daarmee verbetert. Tenslotte is er nog een middel benut om de benodigde flexibiliteit te bieden in het dynamische stadsdeel dat de binnenstad van Amersfoort is. Gelet op de dynamiek is op een aantal plaatsen in het bestemmingsplan gekozen voor ruime verzamelbestem-

mingen, zoals Centrum en Gemengd. Functieveranderingen zijn hier, onder bepaalde voorwaarden, vrij gemakkelijk mogelijk. Het was van meet af aan de bedoeling dat de cultuurhistorische analyse langs twee wegen aan het bestemmingsplan zou worden gekoppeld: enerzijds door de belangrijkste cultuurhistorische karakteristieken (bijvoorbeeld het kappenlandschap en achtergevels) rechtstreeks te borgen in de planregels via de dubbelbestemming ‘Waarde Cultuurhistorie’, en anderzijds door het volledige cultuurhistorische onderzoek te koppelen aan het bestemmingsplan en hier ook deel van te laten uitmaken. Zo kan rechtstreeks een beleidsmatig afwegingskader worden geboden aan het bevoegd gezag, zodat de voorwaarde ‘mits passend binnen het beschermd stadsgezicht’ beredeneerd kan worden ingevuld. Deze insluiting van het cultuurhistorisch onderzoek in het bestemmingsplan is een bijzonderheid, omdat cultuurhistorische onderzoeken veelal buiten het planologisch regime, als

18 - Op de verbeelding zijn de onderzoeken naar de achtergevelrooilijnen en de waarden van de verschillende achtergevels en binnenterreinen verwerkt. De historische achterhuizen zijn binnen het bouwvlak getrokken. Uitbreidingen in de tuinen van de muurhuizen zijn niet meer mogelijk. 25

VITRUVIUS_Okt.2017.indd 25

06/10/17 11:27


VITRUVIUS

NUMMER 41 OKTOBER 2017

bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd worden. Vooruitlopend op de grotere reikwijdte van het Omgevingsplan is er ook voor gekozen om niet alleen het exterieur van panden in de vorm van de architectuurgeschiedenis te beschermen, maar ook het interieur in de vorm van bouwhistorie. Dit, omdat Monumentenzorg in de loop der jaren steeds meer zicht heeft gekregen op de historische schatten die er vermoedelijk nog schuil gaan in vele binnenstadspanden. De gemeente heeft deze voor de toekomstige generaties willen veiligstellen. Tenslotte is er nóg een domein van cultuurhistorie van binnensteden in het bestemmingsplan opgenomen: de achterkant van de bouwblokken en bebouwingswanden. De cultuurhistorische analyse liet duidelijk zien dat de cultuurhistorie van deze van oorsprong middeleeuwse stad niet alleen aan de voorkant zit, of in de volumeopbouw en de contouren, maar minstens zo sterk aan de achterkant, in de achterhuizen, de binnenterreinen en de achtergevels. Zoals ook enkele andere steden met een zeer oude kern beseft Amersfoort, vanwege de Muurhuizen die juist aan de achterkant goed zichtbaar zijn, dat een vergunningsvrije situatie aan de achterkant van bebouwing in een middeleeuwse stad een onverantwoorde beleidslijn is. Met aparte regelingen voor achtergevels, achterhuizen en bijzondere binnenterreinen borgt Amersfoort ook de ‘informele’ cultuurhistorie voor de toekomstige generaties. Conclusie Het Amersfoortprocedé van gebiedsbescherming laat zien dat het vormgeven aan een effectief beschermingsbeleid voor een historische binnenstad – en mogelijk ook andere typen beschermde gebieden – een voorbereiding nodig heeft die voorbij gaat aan de standaardprocedure en zeer gebaat is bij een breed interdisciplinair team en een stapsgewijze opbouw. Hierbij vervult een kritische terugblik op de voorbije bescherming en een evaluatie van de recente transformaties een belangrijke rol bij het bepalen wat nu eigenlijk in het beschermde gebied door de verschillende partijen belangrijk wordt gevonden, wat schadelijk wordt geacht en welke hoofdkoers de binnenstad in zou moeten slaan. Een gedegen cultuurhistorische verkenning waarbij de cultuurhistorische kennis wordt verenigd

19 & 20 - Amersfoort heeft de informele achterkant van de stad net zo zwaar meegewogen bij de inventarisatie als de formele voorkant. De inventarisatie van de binnenterreinen, achterhuizen en achtergevels is in meerdere beleidskaarten vastgelegd, die aan het bestemmingsplan zijn gekoppeld. met die van de bestemmingsplanmakers en de plantoetsers levert een document op dat maximaal is afgestemd op het bieden van een concreet afwegingskader bij een keur van vaak en minder vaak voorkomende typen bouwaanvragen. Aangezien de cultuurhistorische verkenning deel uitmaakt van het bestemmingsplan is de dubbelbestemming geen schrale amputatie van de rijke onderzoeksresultaten van de verkenning, maar kunnen de vele cultuurhistorische feiten in de analyse direct worden ingezet

in het ruimtelijk transformatieproces. Het gedetailleerde bestemmingsplan ‘op maat’, waarbij de flexibiliteit en bewegingsruimte pas ontstaat door afwijkingen, legt de motivatie en bewijslast voor een verantwoorde inpassing in de historische context bij de bouwaanvrager en de ontwerper…precies waar deze hoort. Afbeeldingen met dank aan: Rainier Kok en Dick Schalks n

26

VITRUVIUS_Okt.2017.indd 26

06/10/17 11:27


recent

OKTOBER 2017

AUTEUR

Hans van Koningsbrugge UITGAVE

van Gorcum D E TA I L S

Gebonden, 224 pagina’s, ISBN 978-90-2325-573-4 PRIJS

€ 32,95

W

ie was Louis van Heiden eigenlijk? Hoe heeft hij zo’n hoge positie verkregen in Russische dienst en hoe kwam het dat hij een levende legende werd na een zeeslag voor de Griekse kust? Hans van Koningsbrugge wist interessante onbekende informatie op te diepen uit onder meer archieven in Rusland en

Nostalgie op het spoor. De eerste elektrische locomotieven van NS.

VERSCHENEN

Engeland en presenteert deze op smakelijke wijze: de woelige tijd van de Bataafse opstand, de moeizame start van Van Heidens carrière in Rusland, roddels en intriges in de hofkring rondom de tsaar, oorlogen en zeeslagen, Van Heidens chronische geldgebrek en het verlangen naar zijn familie in Zuidlaren. En uiteindelijk de roem, het onthaal in Nederland en zijn onvermijdelijke terugkeer naar Rusland. Het leven van Van Heiden wordt geschetst tegen de achtergrond van de wereldpolitiek aan het einde van de 18de en de eerste helft van de 19de eeuw. In nauwe samenwerking met de auteur heeft Chronoscoop Film een documentaire gemaakt over Van Heiden. Als extra krijgt u bij deze uitgave online toegang tot deze bijzondere film. Dit boek is rijk geïllustreerd, voorzien van voetnoten en een persoonsregister. Een mooi lees- én kijkboek! n

landschappen geworden. Dan komt de elektrificatie van de hoofdlijnen van het spoorwegnet - een bundel zonlicht door de duisternis.

AUTEUR

Tijdens de wederopbouwperiode in Nederland na de Tweede Wereldoorlog speelden de spoorwegen een grote rol. Locomotieven waren daarbij van cruciaal belang. Het einde van het stoomtijdperk was echter in zicht, de toekomst was aan de elektrische locomotief, met name over de langere afstanden, zowel in het reizigers- als goederenvervoer. In dit boek volgen we de eerste elektrische locomotieven bij de Nederlandse Spoorwegen van het begin tot het eind: de NS-series 1000, 1100, 1200 en 1300, alsmede de gehuurde locs uit Engeland en Frankrijk. Een boeiende reis door de tijd aan de hand van prachtige foto’s. Nostalgie in optima forma!

nostalgie op het spoor DE EERSTE ELEKTRISCHE LOCOMOTIEVEN VAN NS

Carel van Gestel UITGAVE

WBooks D E TA I L S

Carel van Gestel

 DE EERSTE ELEKTRISCHE LOCOMOTIEVEN VAN NS

NUMMER 41

De voorzienigheid regeert!

nostalgie op het spoor

nostalgie op het spoor

VITRUVIUS

Carel van Gestel

Gebonden, 168 pagina’s, 237 afbeeldingen in zw/w, ISBN 978-94-6258-188-3 PRIJS

€ 29,95

H

et zijn de late jaren veertig van de vorige eeuw. De schade die de Tweede Wereldoorlog heeft achtergelaten in het land heeft zich ook uitgestrekt naar materieel en infrastructuur. De spoorwegen zijn desolate, ruïneuze

Vliegbasis Twenthe. Vervlogen tijden. AUTEURS

Dick Lohuis, Gijs Dragt en Dick Berlijn UITGAVE

Geromy D E TA I L S

Gebonden, 544 pagina’s, rijkelijk geïllustreerd, ISBN 978-90-8189-369-5 PRIJS

€ 54,90

De elektrificatie had hoge prioriteit, want de nog aanwezige stoomlocomotieven waren dermate verouderd dat vervanging door elektrische locomotieven kon worden afgeleverd, waarna pas eind 1950 de volgende serie zijn intrede deed. Toen in de loop van 1951 voldoende nieuwe locs voor de dienst aanwezig waren, kon afscheid worden genomen van de gehuurde machines uit Engeland en Frankrijk. Nostalgie op het spoor laat in prachtige foto’s de geschiedenis zien van de elektrische locomotieven die tot 1956 voor NS werden gebouwd, en die een cruciale rol hebben gespeeld bij de wederopbouw in de naoorlogse jaren. Nostalgie op het spoor, van begin tot eind. n

I

n het boek Vliegbasis Twenthe/Vervlogen Tijden wordt aan de hand van meer dan 1.300 foto’s, officiële documenten en krantenartikelen, de vlieggeschiedenis verteld van een van de belangrijkste militaire vliegvelden van Nederland. Welke rol speelde vliegveld Twenthe na de Tweede Wereldoorlog en met name tijdens de periode van de Koude Oorlog. Welke squadrons vlogen er, welke vliegtuigtypes kon je daar aantreffen, welke andere NAVO luchtmachten kwamen er op bezoek en welke oefeningen werden vanaf Twenthe uitgevoerd? Dit boek onthult deze geschiedenis van na de Tweede Wereldoorlog tot aan 2007, toen de militaire vliegactiviteiten op de vliegbasis werden beëindigd. Het boek bevat nog niet eerder getoond uniek beeldmateriaal uit vele privé-collecties. n

27

VITRUVIUS_Okt.2017.indd 27

06/10/17 11:27


recent

VITRUVIUS NUMMER 41 OKTOBER 2017

VERSCHENEN

Stedenbouw. Kern en perspectieven. AUTEURS

Han Meyer, MaartenJan Hoekstra en John Westrik UITGAVE

Vantilt D E TA I L S

Paperback, ca. 480 pagina’s, ISBN 978-94-6004-328-4 PRIJS

€ 29,50

D

e stedenbouwkunde schept de ruimtelijke condities voor het functioneren van de burgerlijke samenleving. Fundamenteel daarin is het onderscheid tussen openbaar en privaat domein. De kerntaak van de stedenbouwkunde is daarom het ontwerp van de stadsplattegrond, waarmee de indeling van het grondgebied in openbare en private gronden wordt vastgelegd. Bij zo’n ontwerp spelen ont-

Charles Darwin. De reis van de Beagle. AUTEURS

Charles Darwin (vertaald door Frank van der Knoop) UITGAVE

KNNV D E TA I L S

Hardcover met stofomslag, 480 pagina’s, meer dan 350 historische en moderne illustraties, foto’s en kaarten, ISBN 978-90-5011-621-3 PRIJS

€ 49,95

WIN DIT BOEK! Wij verloten 1 ex. van dit boek onder onze abonnees. Stuur vóór 30 november a.s. een e-mail met als onderwerp ‘Darwin’ naar info@uitgeverijeducom.nl

111 plekken in Den Haag die je gezien moet hebben. AUTEUR

Tal Maes UITGAVE

THOTH D E TA I L S

Paperback, 240 pagina’s, ca. 120 afbeeldingen in kleur, ISBN 978-90-6868-735-4 PRIJS

€ 16,95

wikkelingen in het programma en het ruimtegebrek van de stad een rol, wordt de openbare ruimte ontworpen en ingericht, en worden regels voor het bouwen geformuleerd. Deze vier onderdelen van het stedenbouwkundig werk (ontwerp stadsplattegrond, programma en ruimtegebruik, ontwerp openbare ruimte en regels voor het bouwen) moeten in relatie worden gezien met een vijfde aspect: de bewerking van het grondgebied. Wat betekent een nieuwe uitbreiding of verandering van een stad voor de bijzondere condities van en de gevolgen voor het grondgebied? Het boek Stedenbouw biedt een overzicht van de grondslagen van de stedenbouwkundige discipline en behandelt de relevantie van deze grondslagen voor de opgaven van de 21ste eeuw. Het is gebaseerd op de eeuwenlange ervaring, traditie en actuele praktijk van de Nederlandse stedenbouwkunde, maar de relevantie van dit werk reikt tot ver buiten de vaderlandse grenzen. n

D

arwins bijna vijf jaar durende reis aan boord van de H.M.S. Beagle, die begon toen hij pas 22 was, was een cruciale periode in het leven en de carrière van deze jonge natuurvorser. Dit verslag van zijn reis rond de wereld vestigde zijn reputatie in de wetenschappelijke wereld. Het was de inspiratiebron voor zijn beroemdste en meest spraakmakende werk, Het ontstaan der soorten, dat nog altijd wordt gezien als de grote unificatietheorie voor de biowetenschappen. Deze schitterend geïllustreerde uitgave laat de mensen, plaatsen en soorten zien waarover Darwin tijdens de expeditie schreef. Tevens bevat deze editie met zorg geselecteerde passages uit o.a. Het ontstaan der soorten. Deze dienen als aanvulling op de hoofdtekst en maken dit tot de toonaangevende editie van Darwins boek. n

W

andel door het verborgen park Sorghvliet waar Jacob Cats zijn Catshuis liet bouwen of fiets door de duinen langs bunkers uit de Atlantikwall. Laat je rondleiden op de Scheveningse visafslag of door de tuinen van het Vredespaleis bewonder de gipsotheek in het museum Beelden aan Zee. Ga strandjutten in Kijkduin of ga surfen in Scheveningen. Ervaar de grachten van Den Haag vanuit een kajak. Relax met echt Haags bier in een oude loods of met muntthee in de hammam. Deze gids wijst de weg naar 111 bijzondere en onvermoede plekken. Met de beste tips: de hofstad op haar veelzijdigst. n

28

VITRUVIUS_Okt.2017.indd 28

06/10/17 11:27


VITRUVIUS

NUMMER 41

recent

OKTOBER 2017

111 plekken in Rotterdam die je gezien moet hebben. AUTEUR

Mirjam de Winter en Femke de Winter UITGAVE

THOTH D E TA I L S

Paperback, 240 pagina’s, ca. 120 afbeeldingen in kleur, ISBN 978-90-6868-744-6 PRIJS

€ 16,95

H

et hernieuwde zelfvertrouwen van Rotterdan kan niemand ontgaan zijn. De stad bruist, prikkelt en zoemt, en trekt meer bezoekers en toeristen dan ooit tevoren. Maar Rotterdam is meer dan die stad van de ‘opgestroopte mouwen’,

Boeren blijven. Vijftig jaar platteland in beeld.

boerenblijven heeft binding met Bijna iedereen in Nederland ouders of (over)grootouders het boerenleven. Veel bedenkt – niet vreemd als je komen van de boerderij in nog 750.000 mensen dat vijftig jaar geleden jaar In de afgelopen vijftig de landbouw werkten. platteland echter ingrijpend is het Nederlandse specialisatie en veranderd. Schaalvergroting, het boerenbedrijf in gaven landbouwmechanisatie Fotograaf totaal andere aanblik. veel opzichten een vernuftig in die veranderingen Jan van ’t Zelfde wist beeld vast te leggen.

foto’s die de vele duizenden Hij selecteerde uit meest tot de verbeelding hij heeft gemaakt de de oude en roodbonte koeien, sprekende. Zwartte om bijvoorbeeld kluiten en nieuwe machines te poten en de bezigheden breken of aardappels zien Jan van ’t Zelfde laat op en rond de boerderij: alle en boerinnen ondanks hoe Nederlandse boeren boer zijn gebleven. veranderingen gewoon is jaar platteland in beeld Boeren blijven. Vijftig het over de dynamiek van een aansprekend boek Nederlandse platteland.

boeren blijven

AUTEURS

Jan van ’t Zelfde en Haro Hielkema UITGAVE

Wbooks

Haro Hielkema Jan van ’t Zelfde |

D E TA I L S

Gebonden, 216 pagina’s, ca. 342 afbeeldingen in kleur, ISBN 978-94-6258-149-4 PRIJS

€ 29,95

Culturele Coryfeeën. AUTEUR

Leo Rademaker UITGAVE

Aspekt D E TA I L S

Paperback, 226 pagina’s, ISBN 978-94-6338-124-6 PRIJS

€ 18,95

T

ot het culturele erfgoed van Nederland behoren vele coryfeeën. In dit boek staan de grootheden Erasmus,

VERSCHENEN

Feyenoord, het nieuwe Centraal Station, de Erasmusbrug of de Markthal. Flaneer maar eens over de West-Kruiskade en probeer Chinees gebak of knabbel aan gebakken eendenvoetjes. Ga op havensafari en ontdek de zonnende zeehondjes op ‘Robbeneiland’. Zoek een bankje op in de romantische binnentuin van het Rotterdamse stadhuis. Lunch bovenop het dak van een flatgebouw, in de dakmoestuin van de Dakakker. Koop vette sneakers bij Woei op de Hoogstraat. Of logeer op de Lammie, het beruchte drugssmokkelschip uit de jaren zeventig. Rotterdam: De spannendste ontdekkingsreis in eigen land • Stad van hoogbouw én van verscholen hofjes en verborgen tuinen • Stad van ‘geen woorden maar daden’, maar ook van dromers en filosofen • Stad van patatje ‘Kapsalon’, maar ook van topkoks en sterrenrestaurants n

B

ijna iedereen in Nederland heeft binding met het boerenleven. Ouders of (over)grootouders kwamen van de boerderij - niet raar als je bedenkt dat vijftig jaar geleden nog 750.000 mensen in de landbouw werkten. In de afgelopen vijftig jaar is het Nederlandse platteland echter ingrijpend veranderd. Schaalvergroting, specialisatie en landbouwmechanisatie gaven het boerenbedrijf in veel opzichten een totaal andere aanblik. Fotograaf Jan van ‘t Zelfde wist die veranderingen in Boer blijven: Vijftig jaar platteland in beeld vast te leggen. n

Douwes Dekker, Couperus en Huizinga centraal. Opvallend is dat over de hier opgevoerde schrijvers bijzonder veel is geschreven, maar dat korte, substantiële biografieën – met uitzondering van Erasmus – vrijwel ontbreken. Van een bundeling van beknopte biografieën is zelfs in het geheel geen sprake, of het moest zijn het voortreffelijke Erflaters van onze beschaving van Jan en Annie Romein, in vier delen in 1947 uitgebracht en bevattend een 35-tal portretten van coryfeeën van diverse pluimage. Opvallend is echter dat in deze bundel wél Erasmus en Douwes Dekker worden beschreven, maar níet Couperus en Huizinga. Bovendien valt op dat door het echtpaar Romein weinig zicht wordt geboden op het werk van de behandelde literatoren. Dit boek vult deze leemte op, en laat een nieuwe groep lezers kennismaken met deze coryfeeën. n

29

VITRUVIUS_Okt.2017.indd 29

06/10/17 11:27


recent

VITRUVIUS NUMMER 41 OKTOBER 2017

VERSCHENEN

Een plezierreis in de zomer van 1718. De familie Von Uffenbach in de Nederlanden. AUTEUR

Johan R. Ter Molen UITGAVE

Waanders & De Kunst D E TA I L S

Gebonden, 344 pagina’s, ca. 200 illustraties in kleur en zw/w, ISBN 978-94-6262-146-6 PRIJS

€ 45,00

I

n de jaren 1709-1711 hebben de gebroeders Von Uffenbach uit Frankfurt ter afsluiting van hun universitaire opleiding een wetenschappelijke reis gemaakt, waarbij zij langdurig in de Republiek hebben verbleven. Hun zeer gedetailleerde observaties werden gepubliceerd in het boek Merkwürdige

Karrevrachten pennevruchten. AUTEUR

Kees van Kooten UITGAVE

De Harmonie

Reisen, dat nog regelmatig wordt geraadpleegd en geciteerd. Enkele jaren later hebben de broers nogmaals een reis gemaakt door de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden, ditmaal vergezeld door hun echtgenotes en enkele familieleden. Dr. Johan R. ter Molen (van 1999 tot medio 2012 directeur van Paleis Het Loo) heeft het uitvoerige verslag van deze reis, dat hij in de Universiteitsbibliotheek van Göttingen aantrof, jarenlang bestudeerd en becommentarieerd. Het verschijnt nu voor het eerst in een fraai geïllustreerde uitgave, waarin behalve zijn ‘navertelling’ van deze rondreis ook de tekst van het Duitse manuscript integraal is opgenomen. Het boek geeft een helder beeld van het intensieve programma en de verschillende interessegebieden van deze welgestelde ‘toeristen’ die 300 jaar geleden ons land bezochten. Tevens krijgt de lezer een boeiend inzicht in de manier waarop een dergelijk gezelschap destijds reisde en waar men verbleef. n

scenario’s, voor- en nawoorden, haiku, gelegenheidsgedichten, theaterteksten, necrologieën, enzowoord enzowoord: Kees van Kooten voorvoelde zijn onthutsende productie al op vijfjarige leeftijd, toen hij in een kattebelletje aan zijn vader schreef: ‘Ik bleif aan de gang met de sreiffen’.

D E TA I L S

Paperback, 416 pagina’s, rijkelijk geïllustreerd, ISBN 978-94-6336-016-6 PRIJS

€ 39,90

D

e radio- en televisiesatire van Van Kooten en De Bie (1963-1998), de jaarlijkse Bescheurkalender (19731986), romans en verhalen in tweeënveertig boeken en luisterboeken, honderden Treitertrendcolumns en Modermismen, serieuze essays, luchtige lezingen, songteksten en

Een jaar geleden begon hij aan zijn eerste vijfenzeventigjaarlijkse balansopruiming. Dit resulteerde in een karavaan van drieëntwintig ordners vol materiaal van her en der en toen en nu, veelsoortige teksten die nooit in boekvorm zijn verschenen. Streng maar rechtvaardig selecteerde hij het leukste en het mooiste van het sterkste en het beste van zichzelf; door Piet Schreuders al dan niet in facsimile samengebracht in een ongemeen gevarieerde, dikke en rijk geïllustreerde ‘Wehkamp-catalogus’. Tevens levert dit boekwerk een mooi tijdsbeeld van driekwart eeuw schrijftijd. n

D

Delfts aardewerk. Merken en fabrieken. AUTEUR

Léon-Paul van Geenen

elfts aardewerk, Merken en fabrieken, het langverwachte vervolg op Delftsch wit (2013), voert langs vier eeuwen Hollandse aardewerkglorie en onthult de omvangrijke collectie Delfts aardewerk van verzamelaar / antiquair Léon-Paul van Geenen.

UITGAVE

Poldervondsten D E TA I L S

Gebonden, 324 pagina’s, rijkelijk geïllustreerd met meer dan 1.200 afbeeldingen, ISBN 978-90-8170-637-7 PRIJS

€ 60,00

Delfts aardewerk toont onder meer nooit eerder gepubliceerde bodemvondsten, halffabricaten, tegels, spreukenborden, miniaturen, Oranjegoed, tabakspotten, Chinese voorstellingen, boerendelfts en medische voorwerpen. Bovendien is het een actueel en overzichtelijk naslagwerk met informatie over fabrieken, plateelbakkers en merken -ideaal voor verzamelaars, professionals en andere liefhebbers. n

30

VITRUVIUS_Okt.2017.indd 30

06/10/17 11:28


VITRUVIUS

NUMMER 41

recent

OKTOBER 2017

VERSCHENEN

Buitenplaatsen op de Utrechtse Heuvelrug. AUTEUR

Anne Van Rooij-van Wijngaarden

Buitenplaatsen op de Utrechtse Heuvelrug

UITGAVE

Matrijs (i.s.m. Gemeente Utrechtse Heuvelrug)

Anne van Rooij-van Wijngaarden

D E TA I L S

Gebonden, 144 pagina’s, rijkelijk geïllustreerd, ISBN 978-90-5345-527-2 PRIJS

€ 19,95

D

e gemeente Utrechtse Heuvelrug telt maar liefst 44 historische buitenplaatsen en landgoederen, elk met hun eigen geschiedenis en identiteit. Gezamenlijk beslaan ze een groot deel van het grondgebied van deze gemeente. Deze beeldbepalende buitenplaatsen vormen een prachtige historische toevoeging aan de groene omgeving van de Utrechtse Heuvelrug. De statige huizen staan niet op zichzelf maar worden omgeven door zorgvuldig aangelegde tuinen of parken en bijgebouwen zoals een koetshuis, oranjerie of duiventoren. Het karakter van de gemeente Utrechtse Heuvelrug wordt voor een belangrijk deel bepaald door haar buitenplaatsen. Vanaf de zeventiende eeuw, maar met name in de negentiende eeuw, lieten veel rijke stedelingen hun oog vallen op de Utrechtse Heuvelrug voor hun verblijf buiten de stad en schoten buiten plaatsen als paddenstoelen uit de grond. Deze concentratie van buitenverblijven vormde

Bollenburg. Het huis van Oldenbarnevelt. AUTEUR

Jojanneke Clarijs UITGAVE

THOTH D E TA I L S

Paperback met flappen, 96 pagina’s, 65 illustraties in kleur, ISBN 978-90-6868-723-1 PRIJS

€ 17,95

B

ollenburg is een uniek en beroemd muurhuis uit circa 1400 in de historische binnenstad van Amersfoort. Het pand is een van de oudste en gaafste muurhuizen van de stad. Landelijk gezien vormen deze kolossale muurhuizen een bijzonder huistype door hun zeer brede, maar ondiepe

de Stichtse Lustwarande, een strook van buitenplaatsen tussen De Bilt en Rhenen. Deze omgeving was erg in trek aangezien het landschap met een overgang van laag naar hoog en van klei naar zand de perfecte basis voor de aanleg van romantische landschapstuinen schiep. Hier liggen bijzondere buitens als Sparrendaal in Driebergen-Rijsenburg met een voornaam achttiende-eeuws buitenhuis en Broekhuizen in Leersum met een groots park in Engelse landschapsstijl. Onder de buitenplaatsen bevinden zich ook eeuwenoude kastelen, met bekende namen als Huis Doorn en Kasteel Amerongen. Buitenplaatsen op de Utrechtse Heuvelrug behandelt de 44 buitenplaatsen die de gemeente Utrechtse Heuvelrug rijk is. De buitenplaatsen zijn een lust voor het oog, met hun fraaie parken en indrukwekkende tuinen. Hun geschiedenis geeft een bijzonder inkijkje in het leven van gefortuneerde en adellijke families. n

volume en de verhoogde woonverdieping (als een bel-etage). Ze staan precies op de plek van de eerste stadsmuur, waardoor ze een ring rond de oude binnenstad vormen. Bollenburg – onder Amersfoorters beroemd als het woonhuis van raadspensionaris Johan van Oldenbarnevelt – maakt nog altijd een sterk middeleeuwse indruk. Zo zijn de volledige kapconstructie, balklagen met sleutelstukken, kaarsnissen en keldergewelven behouden gebleven. In het huis bevinden zich zeldzame en bijzondere muurschilderingen: schilderingen van heiligen en een forse schildering van het Laatste Oordeel van kort na de Reformatie. Voor het eerst zijn de bouw- en bewoningsgeschiedenis van Bollenburg diepgaand onderzocht. Het resultaat is een uitzonderlijk en veelzijdig verhaal, op een heldere wijze gepresenteerd. Het boek biedt een intrigerende inkijk achter de monumentale gevels. n

31

VITRUVIUS_Okt.2017.indd 31

06/10/17 11:28


Doe mee...en win!

LEZERSACTIE

De kerkelijke twist die in 1517 rond de persoon van Maarten Luther uitbrak, heeft Europa kerkelijk, cultureel en politiek ingrijpend veranderd. Wat door Luther bedoeld was als vernieuwing van de theologie en vervolgens als hervorming van de bestaande kerk, werd een kerkscheuring: De Reformatie. Deze maakte in West-Europa een eind aan de godsdienstige alleenheerschappij van de kerk van Rome. Hevig werden aanvankelijk de ‘ketters’ vervolgd met plakkaten, inquisitie en brandstapels. Er braken vernietigende oorlogen uit. In De Reformatie geven vijftien kerk- en cultuurhistorici een overzicht van de Reformatie en zijn gevolgen. Het boek begint met een schets van de situatie omstreeks 1500. Boekdrukkunst en humanisme blijken factoren van belang in het ontstaan van de Reformatie. Het boek besteedt veel aandacht aan de Lutherse Reformatie en andere bijzondere onderwerpen zoals de verhouding tussen het Lutheranisme en de joden en de strijd tussen Luther en de paus in woord en (spot)beeld. Hoe de Reformatie de verhouding tussen kerk en overheid onder spanning zette blijkt onder meer uit de zogenaamde radicale reformatie, waarvan de Wederdopers en hun bezetting van Münster in 1534 een boeiend voorbeeld zijn.

ustreerd Gebonden, 288 pagina’s, rijkelijk geïll 1 173ISBN 978-94-6249€ 49,95

De Reformatie in de Nederlanden is eveneens een belangrijk onderwerp. Niet het Lutheranisme maar een andere tak van de Reformatie, het Calvinisme werd in Vlaanderen de bevoorrechte godsdienst. Waarom wint Calvijn het in onze streken van Luther? En tenslotte waren de culturele gevolgen van de Reformatie groot en blijvend. Welke ontwikkeling kende de beeldende kunst? Daarbij trok een vernietigende beeldenstorm over de Nederlanden en in de eredienst kreeg het woord de hoofdrol in plaats van het ritueel en verving de volkstaal het Latijn. De functies van muziek en kunst veranderden in protestantse gebieden voorgoed. Een boeiende conclusie in dit boek is dat, toen de strijd tussen Rome en Reformatie onbeslist bleef, de vrijheid van godsdienst een onbedoeld, maar belangrijk gevolg is geweest.

5

Onder onze abonnees verloten wij x De Reformatie - Breuk in de Europese geschiedenis en cultuur. Alles wat u hoeft te doen is vóór 30 november 2017 een e-mail te sturen met uw naam en adres naar info@uitgeverijeducom.nl met als onderwerp ‘Reformatie’. Let op! Verloting geschiedt alleen onder betalende abonnees van het vakblad Vitruvius. Heeft u nog geen abonnement? Wordt dan snel abonnee* om ook kans te maken op een gratis exemplaar van dit boekwerk.

Uitgeverij Educom

* Een abonnement op het vakblad Vitruvius bedraagt € 45,- per jaar/per 4 edities. * Alle prijswinnaars krijgen persoonlijk bericht voor 15 december 2017.

VITRUVIUS_Okt.2017.indd 32

06/10/17 11:28


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.