NUMMER
36
JULI
2016
Bron: PF.
VITRUVIUS
5 - Deel van het Hoogheemraadschap van Rijnland – de omgeving van Wassenaar, door Melchior Bolstra (1746). Zowel de duinformaties langs de kust, als de polders en droogmakerijen spraken tot de verbeelding van de buitenlanders. Overigens zou in Zuid-Holland nog veel veengrond vergraven en uitgebaggerd worden voordat de plassen werden droog gemalen. was ervan overtuigd dat Pitcairne de auteur was van het gevatte gedicht, maar ook de al genoemde Willem Bilderdijk. Deze bezat een uitgebreide collectie dichtwerken en gaf hem full credits.14 Het gevatte gedicht is vermoedelijk op papier gezet kort na Pitcairnes verblijf in Leiden – en mogelijk dus nog net in de 17de eeuw. Dat kan blijken uit het voorkomen ervan in een Frans boekje uit 1704, waarin staat dat het kort tevoren is geschreven en waarin expliciet ‘Pitkaerne’ als auteursnaam wordt genoemd.15 Maar het gedicht werd pas opnieuw in druk uitgegeven na diens dood en het was aanvankelijk vooral bekend onder zijn pseudoniem Walter Dennistoun. ‘Dennistoun’ droeg het op aan de Venetiaan Jacopo Sannazaro (14581530!), die een vergelijkbaar gedicht maakte over zijn stad.16 Toch zijn we hiermee niet aan het eind van de zoektocht. Ook doordat een en ander nog eens extra wordt gecompliceerd vanwege het bestaan van twee vari-
anten van het gedicht - beide voorkomend in het postuum verschenen ‘Poemata selecta’.17 Pitcairnes gebruik van schuilnamen hing mogelijk samen met het feit dat hij door tijdgenoten als pantheïst, of zelfs als ongelovige of atheïst werd beschouwd. Het is in dit verband betekenisvol dat de twee versies op een belangrijk punt verschillen. In de eerste variant luiden de laatste regels in het Engels als volgt: “But the works of the Gods and natural law had obstructed the Dutch; however these people cheated the Gods.” Dit was op zichzelf reeds een godslasterlijke gedachte. Maar in de tweede versie maakte hij het, zo mogelijk, nóg bonter: “But the sea and sky and natural law stood in the way of the Dutch; these people subdued the Gods who stood in their way.”18 Dat God te ‘beduvelen’ zou zijn - of zelfs te bedwingen - ging er rond het jaar 1700 in het Calvinistische Nederland absoluut niet in. Zelfs niet als ‘goden’ een op de klassieke
oudheid geïnspireerde, dichterlijke vrijheid vertegenwoordigde. Geen wonder dat het als lofdicht bedoelde werk toen (verder) niet meer in druk verscheen en dat het in de Republiek der Verenigde Nederlanden hoogstens van mond tot mond ging. Maar mogelijk werd het zelfs totaal verzwegen. Hoe sterk de afkeer van goddeloosheid was, moge blijken uit werk van de vroege ‘verlichte’ arts en filosoof Bernard Nieuwentijt (1654-1718), die rond diezelfde tijd flink van leer trok tegen het opkomend atheïsme.19 Handhaven Of Nieuwentijt het godslasterlijke gedicht van Pitcairne kende, weten we niet. Zeker is wel dat de eerste gedrukte versie ervan in 1704 in Frankrijk is uitgegeven en een volgende in 1727 in Schotland (onder pseudoniem). Het vraagstuk van de herkomst van het gezegde lijkt hiermee opgelost – ware het niet dat Van Strien in 1993 delen 9
VITRUVIUS_Juli2016_v2.indd 9
12/06/16 16:02