Vitruvius januari 2015

Page 1

ONAFHANKELIJK VAKBLAD VOOR ERFGOEDPROFESSIONALS ARCHEOLOGIE | CULTUURLANDSCHAP | MONUMENTEN | IMMATERIEEL ERFGOED | VOLKSCULTUUR

JAARGANG 8 | NUM M E R 3 0 | JA NU A RI 2 0 1 5

IK WEET NOG HOE HET WAS DORP TUSSEN NOSTALGIE EN NIEUWE TIJDEN

HUIZEN VAN PAPIER

VITRUVIUS_Januari2015_v2.indd 1

TRADITIONALISTISCH BOUWEN BINNEN EEN HISTORISCHE CONTEXT

HET ZOUT VAN WESTERBORK

14/11/14 16:41


Uw speciaal Erfgoed verdient een Special in Vitruvius Steeds meer Steeds meer gemeenten gemeentenzetten zetten zich zichactief actiefininvoor voorhun huneigen eigencultuurcultuurhistorie, monumenten, musea, musea,bodemvondsten bodemvondstenen enander andererfgoed. erfgoed. voor Erfgoed spreekt inwoners inwonersaan: aan:talloze tallozevrijwilligers vrijwilligerszetten zettenzich zichinin voor het behoud van van een eenmonument, monument,of ofzijn zijnactief actiefinin een historische verhet behoud een historische vereniging. Cultuurhistorie draagt draagtbovendien bovendien sterk sterkbij bijaan aaneen eengevoel gevoel eniging. Cultuurhistorie van locale identiteit. identiteit. Erfgoed leeft! van locale Erfgoed leeft! Presenteer uw gemeentelijk erfgoedbeleid in vakblad Vitruvius met Presenteer uwInformeer gemeentelijk in vakblad Vitruvius met een ‘special’. naarerfgoedbeleid de plaatsingsmogelijkheden. een ‘special’. Een eerste voorbeeld hiervan vindt op pag. 22-27. Bovendien ontvangt u kosteloos 500 exemplaren uvoor promotionele Bovendien ontvangt u kosteloos 500 exemplaren voor promotionele doeleinden. Meer weten? Mail: info@uitgeverijeducom.nl Of bel de uitgever op 010-425 44. doeleinden. Meer weten? Mail:65info@uitgeverijeducom.nl Of bel de uitgever op 010-425 65 44.

VITRUVIUS_Januari2015_v2.indd 2

Educom BV Drukwerk Investeringen Marketing Internet www.uitgeverijeducom.nl

14/11/14 16:41


JAARGANG 8 NUMMER 30 JANUARI 2015

10

5 IK WEET NOG HOE HET WAS: DORP TUSSEN NOSTALGIE EN NIEUWE TIJDEN

HUIZEN VAN PAPIER

15

16 BEELDKWALITEIT IN OUDE WOONWIJKEN

TRADITIONALISTISCH BOUWEN BINNEN EEN HISTORISCHE CONTEXT

18

24 HET ZOUT VAN WESTERBORK

VOOR U GELEZEN 3

VITRUVIUS_Januari2015_v2.indd 3

14/11/14 16:41


colofon

VITRUVIUS

NUMMER 30

JANUARI 2015

Vitruvius is een informatief, promotioneel, onafhankelijk vaktijdschrift dat beoogt kennis en evaring uit te wisselen, inzicht te bevorderen en belangstelling te kweken voor de vakgebieden archeologie, cultuurlandschap, monumenten, immaterieel erfgoed en volkscultuur.

ONAFHANKELIJK VAKBLAD VOOR ERFGOEDPROFESSIONALS ARCHEOLOGIE | CULTUURLANDSCHAP | MONUMENTEN | IMMATERIEEL ERFGOED | VOLKSCULTUUR

JA A R GA N G 8 | N U M M ER 3 0 | JA N U A R I 2 0 1 5

IK WEET NOG HOE HET WAS DORP TUSSEN NOSTALGIE EN NIEUWE TIJDEN

Vitruvius komt tot stand m.m.v. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. HUIZEN VAN PAPIER

TRADITIONALISTISCH BOUWEN BINNEN EEN HISTORISCHE CONTEXT

HET ZOUT VAN WESTERBORK

EEN UITGAVE VAN

Uitgeverij Educom BV Mathenesserlaan 347 3023 GB Rotterdam Tel. 010-425 6544 Fax 010-425 7225 info@uitgeverijeducom.nl www.uitgeverijeducom.nl

MEDE-ONDERSTEUNERS

COLOFON Vakblad Vitruvius werkt met een onafhankelijke

Lange Haven 9 3111 CA Schiedam Tel. 010 273 25 11 mail@steenhuismeurs.nl www.steenhuismeurs.nl

redactie en redactieraad UITGEVER/BLADMANAGER

Robert Diederiks

REDACTIE

Ruurloseweg 83 7251 LC Vorden Tel. 0575-519 455 Fax 0575-519 550 www.frisowoudstra.nl

S.A. Muller

Drs. E. Raap

mw. Drs. S.M. van Roode

mw. Drs. F.M.E. Snieder

R.P.H. Diederiks

REDACTIERAAD

mw. Drs. (Margreeth) W. Bangert Res nova Monumenten

Dr. C.H.M. (Chris) de Bont Paganellus Minor

Drs. H.M.P. (Jeroen) Bouwmeester RCE

mw. Drs. F.M.E. (Francien) Snieder

ABONNEMENTEN 4 nrs/jaar: Nederland E 45.- /België E 55.-. Voor betaling wordt een factuur verzonden. Vermeld bij correspondentie altijd het abonneenummer (zie de factuur). Tijdige betaling garandeert regelmatige toezending. Abonnementen lopen automatisch door. Opzeggingen (uitsluitend schriftelijk per aangetekend schrijven) dienen uiterlijk twee maanden voor afloop van de abonnements periode in ons bezit te zijn.

Afdeling Archeologie gemeente Amersfoort Prof.Dr.Ir. M. (Theo) Spek Rijksdienst voor het Cultureel erfgoed, RU Groningen mw. Ir. G.A. (Gerdy) Verschuure-Stuip TU Delft

LEZERSSERVICE / NABESTELLINGEN Adresmutaties/abonnementen en nabestellingen doorgeven via info@uitgeverijeducom.nl. © Copyrights Uitgeverij Educom BV Januari 2015 ISSN 1874-5008 Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd met welke methode dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de uitgever.

4

VITRUVIUS_Januari2015_v2.indd 4

14/11/14 16:41


VITRUVIUS

NUMMER 30 JANUARI 2015

Ik weet nog hoe het was Prof. Dr Jaap Lengkeeki Emeritus Hoogleraar Cultural Geography Wageningen Universiteit; Jaap Lengkeek Scientific Research and Advice on Tourism, Heritage and Landscape

Dorp tussen nostalgie en nieuwe tijden

I

n 1972 deed ik als student sociologie een afstudeeronderzoek in het WestFriese dorp Twisk naar het zelfbeeld van de dorpsgemeenschap, dorpsidentiteit. Ruim veertig jaar later heb ik de identiteit opnieuw bekeken. Wat is er nog van over? Ondanks veranderingen heeft het dorp deze identiteit voor een deel behouden. De twee perioden vergelijk ik met elkaar en stel de vraag wat het beeld, dat het dorp van zichzelf bewaarde, voor betekenis nu heeft voor de saamhorigheid en gezamenlijke activiteiten. Dorpsidentiteit Wim Zonneveld bracht in 1974 het lied ‘Het dorp’, een bewerking van een Franse chanson. ‘Dit dorp, ik weet nog hoe het was, de boerenkind’ren in de klas, een kar die ratelt op de keien.’ Deze tekst beschrijft het gevoel van nostalgie over het verdwijnen van het simpele en overzichtelijke dorpsleven, tegenover het besef van de moderne tijd. In Nederland begon men zich zorgen te maken over het behoud en de leefbaarheid van de plattelandsdorpen. Dorpen waren begin jaren zeventig vooral verbonden met landbouw. Reconstructie en schaalvergroting van de bedrijven leken onontkoombaar, volgens Mansholt voorwaarden voor overleving van de agrarische sector. Tegelijkertijd luidde men de noodklok over de bedreiging van landschappelijke elementen, landwegen, dorpspleinen en monumentale boerderijen. Daarom ontstond in dezelfde tijd een regeling voor bescherming van het dorpsgezicht. De spanning tussen reconstructie en behoud van eigenheid van de kleine dorpsgemeenschap werd onderwerp van mijn onderzoek in Twisk, een lintdorp van 250 huizen en 793 inwoners onder de rook van Medemblik

1 - Dorpsstraat in 1900 (boven) en in 2014 (onder). (Lengkeek, 1973; 1974). De kwestie werd aangekaart door een stedenbouwkundig bureau, dat zowel bestemmingsplan voor beschermd dorpsgezicht als uitbreidingsplan moest maken. Men wilde weten hoe het dorp zich aan de veranderende eisen kon aanpassen zonder de identiteit te verliezen. Recent is het onderzoek op bescheiden schaal herhaald.ii Is er nu na ruim veertig

jaar nog sprake van een eigen identiteit? En wat betekent dat voor het dagelijks leven in de kleine kern? Een hechte samenleving De elite in het dorp bestond in 1972 uit rijke veeboeren met eigen grond.iii Daaronder in de hiërarchie kwamen pachtboeren en tuinders. Er was nog een complete middenstand, hoewel deze aan het slinken was. 5

VITRUVIUS_Januari2015_v2.indd 5

14/11/14 16:41


VITRUVIUS

Vroeger waren plattelandsdorpen doorgaans sociaal sterk geïntegreerde gemeenschappen met een eigen identiteit. De veelsoortige veranderingen van de laatste decennia doen de vraag rijzen wat er van het dorpseigene is overgebleven. Aan de hand van een voorbeeld, het dorp Twisk, wordt de situatie van nu vergeleken met die van veertig

Er was bedrijvigheid en werkgelegenheid, die samenhing met de agrarische sector: loonbedrijven, veevoerbedrijven, smederij, ijzervlechterij, transportbedrijven etc.. Een aantal inwoners had werk buiten het dorp. Rond de Tweede Wereldoorlog was er een aanzienlijke groep landarbeiders, doorgaans afkomstig uit Friesland en Drenthe. Deze verdween nagenoeg vanwege mechanisatie van de landbouw. Een deel was als seizoenarbeider gekomen en weer vertrokken, een ander deel had zich in het dorp gevestigd. Het onderscheid van deze verschillende ‘standen’ bepaalde het Twisker zelfbeeld. Rond 1970 waren veranderingen in volle gang. De buurtschappen Oosteinde en Westeinde van het tweeënhalve kilometer lange lintdorp, elk ooit met een eigen middenstand waren alleen nog in naamgeving herkenbaar. Vroeger waren er veel café’s, niet zelden voor bijverdienste gevestigd in een boerderij. Alleen café het Zwarte Paard was overgebleven, van groot belang als openbare ontmoetingsplaats en accommodatie voor verenigingen, samen met het Dorpshuis. Wat Twisk bijzonder maakte om te zien – en te behouden - waren de monumentale

2 - Een van de vele monumentale boerderijen.

NUMMER 30

JANUARI 2015

jaar geleden. Van de identiteit is daar veel overgebleven, deels als historisch erfgoed, deels als levendig gemeenschappelijk zelfbeeld dat de bewoners inspireert tot sociale en culturele activiteiten. Als basis voor meer politiek gerichte burgerinitiatieven heeft het nauwelijks betekenis, mede door het verdwijnen van de vroegere dorpselite.

boerenhuizen, een paar uit de 17de en 18de eeuw, andere van later datum. Monumentaal was ook de dorpssloot, die behouden moest blijven, een doorn in het oog van de groeiende veebedrijven, die de toegankelijkheid tot het land wilden verbeteren. Voor de melkveehouders in het dorp Twisk was het devies: moderniseren, groeien. Stilstand was achteruitgang.iv De locale boerenleenbank werkte min of meer als een machtsorgaan van de welgestelde melkveeboeren. Dáár werd door het bestuur besloten wie wel en wie niet voor een bedrijfslening in aanmerking kwam. Van de hoeveelheid landbouwgrond was iets minder dan de helft in pacht. Om als pachtboer een lening te krijgen voor aankoop van eigen grond was niet eenvoudig. Een pachtboer kon niet zomaar tot de grondbezitters toetreden. Naast de boerenleenbank was er een Nutsspaarbank, die echter geen hypotheek verstrekte voor bedrijfsuitbreidingen, maar wel bestuurd werd vanuit de boerenelite. De tweedeling in politieke partijen, VVD en PvdA, viel grofweg samen met respectievelijk de boerenelite en de groep pachtboeren en middenstanders. Beide partijen leverden wethouders aan de toenmalige gemeente Twisk-Abbekerk. Voor de middenstand begon de concurrentie met de beter gesorteerde winkels in Medemblik zorgelijk te worden. Mensen kochten meer en meer buiten het dorp. De VIVO-winkelier overwoog een rijdende supermarkt. De melkboer had al een bestelbus, waarmee hij om de paar dagen het dorp door reed en zijn producten huis aan huis verkocht. Twee kerken markeerden het dorp, een hervormde kerk uit de 17de eeuw en een doopsgezinde kerk uit 1867. De invloed van de kerkgenootschappen was beperkt en liet ruimte voor een ‘vrijzinnige’ manier van samenleven. Het contrast met de aangrenzende gemeenten was groot. Direct aansluitend was er het dorp Opperdoes, overwegend orthodox protestant. Medemblik was van gemengde gezindte, met een

groot aandeel van de Katholieke kerk. Aan de andere kant van het dorp ligt Abbekerk, met een Hervormd en een streng Katholiek deel. In 1972 was de Doopsgezinde pastorie van Twisk verlaten en betrokken door jonge mensen van buiten het dorp. De Hervormde pastorie kwam niet heel veel later leeg te staan. Geert Mak beschreef hoe God verdween uit Jorwerd. In Twisk speelde de kerk al lang een bescheiden rol. Er was ook geen Christelijke partij in het gemeentebestuur vertegenwoordigd, opmerkelijk voor een agrarische gemeenschap. Er was in de jaren zestig wat nieuwbouw gevestigd, twee straten, verscholen achter de inmiddels opgeheven melkfabriek. Nieuw was een parkje met recreatiewoningen. Een erfgenaam uit een familie van rijke boeren, die als operazanger internationale faam verwierf, had op een deel van zijn grond dit project aangelegd. De huizen lagen achter in het land afgeschermd door groen, afgescheiden van het dorp. Veel kopers vestigden zich daar permanent. In deze gemeenschap van zo weinig inwoners bestonden 43 verenigingen en stichtingen Men kwam elkaar daarin voortdurend tegen. Op een uitzondering na gingen de verschillende ‘standen’ hierin probleemloos met elkaar om. Twee verenigingen vormden de ruggengraat van de gemeenschap, het departement Twisk van de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen, opgericht in 1855, en de Fanfare, opgericht in 1898. Het Nut had allerlei afgeleide verenigingen opgeleverd, van bibliotheek tot sportclubs, rederijkerskamer en kleuterschool. De Rederijkerskamer was een toneelgezelschap dat begeesterd aan opvoeringen werkte. Ook hier mengden de standen zich. De optredens waren hoogtepunten in het dorpsleven en werden breed uitgemeten in de maandelijkse dorpskrant. Daarnaast waren er onder meer de gymnastiek- en voetbalvereniging, bridgeclub, begrafenisvereniging, Floralia, biljartclub, Oranjevereniging en een actieve afdeling van de Nederlandse Bond van Plattelandsvrouwen.

6

VITRUVIUS_Januari2015_v2.indd 6

14/11/14 16:41


VITRUVIUS

NUMMER 30 JANUARI 2015

gegeven van dorpswinkel. Café het Zwarte Paard is verkocht en gesloten. Het bejaardenhuis is voorgoed dicht, de busverbinding opgeheven, de smederij verdwenen. Na verschillende gemeentelijke herindelingen is Twisk opgegaan in de gemeente Medemblik. De Dorpsraad behartigt de belangen van het dorp en moet de afstand tot het gemeentebestuur zien te overbruggen.

3 - Twiskerslot, nu partycentrum. In het fanfarecorps werd gemusiceerd door oud en jong, vanuit alle lagen van de Twisker bevolking. In 1972 was de dirigent de derde generatie van vader op zoon, die het orkest leidde. Deze dirigent, tuinbouwer, had een opleiding genoten in orkestdirectie, ontving een kleine vergoeding en gaf les aan ieder die in de fanfare wilde meespelen. Het corps trad op bij elke openbare gelegenheid die zich in het dorp voordeed. Uit leden van het corps was een kleine blaaskapel gevormd voor de dansmuziek bij verjaardagen, trouwdagen en andere feestelijkheden.

ze met haar man in Hoorn naar de bioscoop ging, hopend niemand van het dorp tegen te komen.

Twee verenigingen weerspiegelden niettemin de standenhiërarchie, de twee debating clubs. De ene was begin 20ste eeuw opgericht door de boerenelite. Men oefende in welbespraaktheid, besprak met elkaar het nieuws van de wereld en regelde onderling wat het dorp en zijzelf nodig hadden. Dominante verhoudingen werden hier bestendigd. De andere club was in 1950 opgericht als initiatief van een pachtboer, bedoeld voor dorpsgenoten die niet tot de exclusieve club werd toegelaten. Ook hier oefende men zich in welsprekendheid, algemene ontwikkeling en inzicht in de actualiteit.

Ruim veertig jaar later ligt dorp er wonderschoon bij.v De tuinen langs de beschermde dorpssloot zijn weelderiger dan ooit. Maar, van de 37 melkveebedrijven zijn slechts twee overgebleven. De basis voor het oude standenonderscheid is verdwenen. Grote monumentale boerderijen hebben een woonbestemming gekregen. De geplande nieuwbouwwijk is in de jaren tachtig achter de eerste uitbreiding aangebouwd. Recent is voormalige weidegrond ontwikkeld voor de bouw van moderne villa’s.

Ondanks de betrekkelijk vrije manier van omgaan met elkaar bestond er een onmiskenbare sociale controle. De ruimtelijke structuur van het dorp, de lintbebouwing, waarlang bijna alle woningen waren gelegen, maakte ieders doen en laten goed zichtbaar. Men besprak elkaar maar wat graag. Jongelui vonden een uitstapje naar een grote stad daarom bevrijdend. Een oudere bewoonster had een hip mantelpakje gekocht, dat ze alleen durfde te dragen als

Veertig jaar later In mijn eerste sociologische studie vatte ik identiteit op als het beeld dat dorpelingen van zichzelf als gemeenschap (wij) hebben, waaraan ze zich over langere tijd binden, waarmee zij zich onderscheiden van andere dorpen (wij tegenover zij), en waarvan het voortbestaan samenhangt met een overzichtelijke ruimtelijke en sociale structuur.

Een monumentale boerderij, ooit van een invloedrijke familie, werd woonhuis, eerst van tekenaar Peter van Straaten, later van pianist Wibi Soeriadi. Oorspronkelijk heette het de Geertruidahoeve. Nu heet het Twiskerslot en is het een partycentrum geworden. Terwijl vroeger toerisme geen rol speelde, is er nu een kleine camping gekomen. De middenstand is op enkele technische bedrijven na verdwenen. Een doe-het-zelf zaak heeft men nog een beperkte functie

De meeste verenigingen bestaan nog, ondanks vele nieuwe alternatieven voor vrijetijdsbesteding. Het animo voor sommige neemt af, maar fluctuaties in deelname zijn er altijd geweest. Er zijn verenigingen bijgekomen. Nieuwkomers zien lidmaatschap als middel tot contact met het dorp en als teken dat ze zich in het dorp willen voegen. De laatst opgerichte debating club floreert, met leden uit de Twisker families en enthousiaste nieuwkomers. De oudere debatingclub bestaat nog, maar heeft niet meer de functie voor de dorpselite. De fanfare wordt geleid door een beroepsmusicus. Het niveau van het orkest is hoog. Leden van buiten het dorp spelen mee. Maar de vanzelfsprekende deelname van de dorpelingen is afgenomen. De Hervormde kerk is gefuseerd met drie omliggende gemeenten, maar Twiskers laten zich hierin nauwelijks zien. De basisschool, met relatief veel leerlingen, heeft een functie voor de bredere omgeving gekregen (Valentijn, e.a. 2010). Bijvoorbeeld, bewoners van het aangrenzende Opperdoes, die zich willen onttrekken aan de ‘zware’ Christelijke traditie van hun dorp, doen hun kinderen in Twisk op school. Het verdwijnen van de middenstand en de winkels is een algemeen verschijnsel in de kleinere plattelandsgemeenschappen. In Twisk is dit vooral voor ouderen een ongemak. Voor anderen niet, Medemblik is dichtbij. Maar wat er ook mee is verdwenen is de rol van de winkeliers in de sociale contacten. De winkeliers spraken zowat iedereen. Bewoners benadrukken met spijt het wegvallen van deze functie.vi Manifestaties in het dorp worden toch nog massaal door de bewoners meegemaakt. Hardloopwedstrijden, ringrijden en openluchtoptreden door de fanfare maken de publieke ruimte tot een openbaar toneel. De toneelvereniging is volop actief. Het dorpshuis dient voor openbare bijeenkomsten en verenigingsactiviteiten. 7

VITRUVIUS_Januari2015_v2.indd 7

14/11/14 16:41


VITRUVIUS

4 -Manifacturenwinkeltje begin 1900.

5 -Nu verbouwd tot woonhuis.

Verleden wordt geschiedenis Het dorp is gegroeid van 250 huizen in 1972 naar zo’n 460 nu. Het inwonertal is gestegen tot 1140. Westfries wordt er nauwelijks meer gesproken Wel kennen veel mensen nog hun dorpsgenoten. Er zijn geregelde contacten, vooral tussen buren. Volgens het recente onderzoek zegt ongeveer 35% zich sterk verbonden te voelen met het dorp, 45% gaat het om plezierig wonen, en 20% staat er neutraal tegenover.vii De standen zijn opgehouden te bestaan, het dorp heeft veel nieuwe, hoog opgeleide, welgestelde inwoners en de dorpsgemeenschap maakt een levendige indruk.

‘geobjectiveerde’ aangelegenheid geworden. In 1995 ontsproot aan ‘het Nut’ een historische afdeling, onder de naam Twisca, inmiddels een stichting, die een rijk gedocumenteerd jaarboek uitgeeft, het verleden napluist en de historische collectie beheert. De Stichting telt ongeveer 200 donateurs. Juist nu het dorp verder verandert, wordt het verleden pas ‘geschiedenis’, die in goed georganiseerd verband wordt vastgelegd en overgedragen. Deze geschiedenis is toegankelijk voor alle dorpelingen, ook nieuwkomers. Dat leidt tot slot naar de vraag wat deze historisch bepaalde identiteit betekent voor de saamhorigheid binnen Twisk.

Op de zolder van de Hervormde Kerk is een permanente tentoonstelling ingericht over de historie van Twisk. Vroeger was het verleden onder handbereik, onderdeel van het dagelijkse leven. Men vertelde elkaar de verhalen en anekdotes van vorige generaties, waardoor de voorbije tijd naadloos in het heden werd voortgezet. Een vrouw uit een boerengeslacht had een boekje gemaakt ‘Twisk in oude ansichten’, waarin foto’s en beschrijvingen waren opgenomen (Schermer, 1976). Een boerin ruimde in de tijd dat de koeien in de wei stonden de ‘zomerstal’ in, met een uitstalling van oude voorwerpen en zandpatronen op de vloer. Voor iedereen te bezichtigen. De melkboer had van oude foto’s en ansichtkaarten een indrukwekkende diacollectie gemaakt, die hij graag vertoonde. Daar zag men wel verleden tijd, eigenlijk nog geen ‘historie’.viii

Identiteit en sociale structuur Een identiteit als wij-beeld moet steeds opnieuw worden ‘overeengekomen’ en bevestigd in sociale contacten. De hechte sociale structuur van het dorp en daarmee samenhangende wij-beeld van veertig jaar geleden bestaan niet meer. Met het wegvallen van de middenstand, het verdwijnen van de boerenelite en de agrarische bedrijvigheid als kern van het dorpsleven, vestiging van import-bewoners in de nieuwbouwwijk, en de komst van welgestelde nieuwkomers langs de dorpsstraat is het wij-beeld uiteengevallen en zijn sociale mechanismen verdwenen om de identiteit opnieuw eenduidig vast te stellen.

De dorpsgeschiedenis lijkt nu meer een

Recent is geprobeerd het dorp nog eens te verenigen in een gedeeld beeld door middel van een film. Daarin werd het rijk gevulde verenigingsleven getoond, evenals optreden van de fanfare, publieke evenementen,

NUMMER 30

JANUARI 2015

interviews met oude Twiskers, jongelui en ‘import’, etc, De presentatie van de film werd in het dorpshuis met grote belangstelling bijgewoond door ‘echte’ Twiskers en nieuwkomers. Het zijn toevallig films, oude films, waarin het dorp in jaren vijftig werd getoond, waarover nu enige tweespalt is tussen Twisca en een andere vereniging. Wie beheert dit erfgoed? Verenigingen worden elkaars concurrenten over lidmaatschappen. Nog ruim 50% van de geïnterviewden is lid van twee of meer verenigingen. Terwijl vroeger iedereen lid was van veel verenigingen, worden verenigingen, zoals een bewoner het uitdrukte, meer à la carte benut. Men pikt er een uit, of twee. Een enkeling merkte op dat het nu ieder voor zich is. “Niet meer samen in voor- en tegenspoed”. Het lijkt er sterk op dat met het verdwijnen van de oude boerenstand, er een vacuüm is ontstaan in gezag en feitelijke controle. Voor de oude elite die, met directe belangen, een vanzelfsprekende greep had op het dorpsleven, is weinig in de plaats gekomen. Hoog opgeleide nieuwkomers voegen zich doorgaans bescheiden in de bestaande dorpswereld. Hun belangen liggen maar ten dele daar. Met andere woorden, nu de identiteit-als-geschiedenis niet meer wordt geschraagd door de feitelijke sociale structuur, geeft deze weinig impuls aan effectieve belangenbehartiging.ix In de enquête uit 2011 gaf men veelvuldig aan dat men vond dat het dorp zich slecht kon handhaven binnen de gemeente Medemblik, niet in staat urgente problemen op te lossen, zoals: de leegstand en verloedering van het voormalige bejaardentehuis, het verdwijnen van een busverbinding, parkeerproblemen en het onderhoud van de dorpsweg, overlast van doorgaand verkeer, groen-onderhoud, onredelijk gevonden gemeentelijke heffingen etc. Er is onvoldoende basis voor een effectief optredend ‘wij’, ondanks de Dorpsraad. Sommigen betreuren dat het dorp niet meer hetzelfde is. Anderen waarderen als nieuwkomers de vrijgekomen boerderijen opknappen. Het monumentenbeleid van de jaren ‘70 werpt vruchten af. Het monumentale dorp vertegenwoordigt nu een enorm kapitaal. Er is er meer positiefs te melden, een nieuw ingericht wateropvanggebied tevens recreatiegebied, fietspaden, definitief behoud van de dorpssloot, het verdwijnen van agrarische overlast. Uitspraken van sommigen over elitedorp en

8

VITRUVIUS_Januari2015_v2.indd 8

14/11/14 16:41


VITRUVIUS

NUMMER 30 JANUARI 2015

kloof tussen nieuwkomers en oorspronkelijke Twiskers staan tegenover de uitkomsten van de enquête, die een gelijkmatige verdeling laten zien in positieve waarderingen voor het dorp tussen verschillende bewonersgroepen. Conclusie De sociale structuur van het dorp is drastisch veranderd ten opzichte van veertig jaar geleden. De ruimtelijke structuur als lintdorp en de monumentale panden zijn karakteristiek gebleven voor het dorp. De identiteit van het dorp heeft veel elementen behouden als historische erfenis. Die erfenis is een belangrijk bindmiddel gebleven. De binding van dorpelingen aan elkaar ligt vooral op het vlak van culturele en ontspanningsactiviteiten, veel meer dan van gezamenlijke belangenbehartiging. De historische identiteit, zolang die wordt getoond en ‘her-opgevoerd’ zou niettemin een belangrijke prikkel kunnen gaan leveren voor het ontstaan van nieuwe vormen van gezamenlijkheid en stevigere belangenbehartiging. Noten i De hier gepresenteerde gegevens zijn ontleend aan twee onderzoeken, die ik uitvoerde in 1972 en 2011. Het materiaal is grotendeels gebaseerd op eigen observaties en eigen interpretaties. De subjectieve waarde ervan neem ik voor eigen rekening. Voor commentaar en aanvullingen op eerdere versies van dit artikel dank ik Twiskers Peter Baeten, Nico Boelis, Vok Kay en Paul Metselaar. ii Het onderzoek is niet gepubliceerd, maar een overzichtspresentatie, de

enquête en de analyse zijn te vinden op de website www.jaaplengkeek. nl.eaglesite.nl/projecttwisk.html iii Er was geen traditionele elite van notaris, arts en dominee. Er was alleen een huisarts, die met het nodige respect werd bejegend. iv Men vond het een schrikbeeld om een openluchtmuseum te worden, zoals bijvoorbeeld Orvelte (zie Weesie, 1986). v In 1993 is het dorp bezocht door een journalist van Elsevier, die de situatie vergeleek met het onderzoek uit 1972 (zie Illés 1993). vi Voor een up-to-date overzicht van de leefsituatie in de Nederlandse dorpen, zie Steenbekkers en Vermeij, 2013. vii Voor resultaten, zie http://www. jaaplengkeek.eaglesite.nl/projecttwisk. html viii Dit voortleven van het recente verleden in het heden wordt ondermeer beschreven in Lowenthal (2003), Het Neolithicum van nu, (2004) over een nabij Twisk gelegen polder. ix Juist in het kader van discussies over mondigheid van burgers en participatie zou men verwachten dat het dorp als collectiviteit een vuist zou kunnen maken tegenover de gemeente, zie bijvoorbeeld Van Dam, e.a. (2008). Literatuurverwijzingen - Dam, R.I. van, en I.E. Salverda (2008), Trens en Theorieën over Betrokkenheid van Burgers. Quick Scan ten behoeve van de Agenda Landschap, deel 2 van de serie Burgers en Landschap. Alterra: Wageningen.

- Illés, Vera (1993), Verenigd Twisk: het volle leven aan de rand van verstedelijkt Nederland. Elsevier, 1993, jrg 49, 13 maart: 32-37. - Koedoot, M. (2004), Het Neolithicum van nu. Over de alledaagse betekenis van archeologisch erfgoed in de polder De Gouw en de Groetpolder. WUR: Wageningen. - Lowenthal, D. (2003), Landscape as a Living Legacy. In: K. Kerkstra, M.J. Vroom, D. Lowenthal, S.I. Andersson, D. Ogrin en Michael Hough, Landschap van symbolen/Landscape of symbols. Blauwdruk: Wageningen. p: 12-37. - Lengkeek, Jaap (1973), De identiteit van een plattelandsdorp. Een onderzoek naar de betekenis van het ‘eigen’ dorp voor haar bewoners, en naar de wijze waarop men bij ruimtelijke planning tegemoet kan komen aan deze betekenis. Doktoraalscriptie Sociologie, Universiteit van Amsterdam. - Lengkeek, Jaap ((1974), De identiteit van een plattelandsdorp als Twisk – nieuwbouw is versnelde ondergang. wonen-TABK, 23/74: 24-28. - Schermer, A. (1976), Twisk in oude ansichten. Europese Bibliotheek: Zaltbommel. - Steenbekkers, A en L. Vermeij (2013, red.), De dorpenmonitor. Ontwikkelingen in de leefsituatie van dorpsbewoners. Sociaal en Cultureel Planbureau: Den Haag. - Valentijn, P., W. Rijksen, G. Elkhuizen, F. Ambrosius en S. de Boer (2010), Leefbaarheid in Twisk. Wat ervaren de kinderen? Academic Consultancy Training. Wageningen Universiteit: Wageningen. - Weesie, H. (1989), Orvelte bekeken. Een onderzoek naar de achtergronden, motieen en waardering van de bezoekers van het monumentendorp Orvelte. Werkgroep Recreatie. Landbouw Universiteit: Wageningen.

6 -Meeste boerderijen woonbestemming. 9

VITRUVIUS_Januari2015_v2.indd 9

14/11/14 16:41


VITRUVIUS

NUMMER 30

JANUARI 2015

Huizen van papier Martin van den Broeke Beleidsmedewerker Ministerie van Economische Zaken/extern promovendus, Kenniscentrum Landschap, Rijksuniversiteit Groningen

O

nderzoek naar buitenplaatsen in het Zeeuwse Noordgouwe plaatst de onderzoeker voor tal van hiaten. Per afzonderlijke buitenplaats is slechts fragmentarische documentatie voorhanden en bovendien bestaan de meeste fysiek niet meer. Daarom is gezocht naar een andere manier om de regio te onderzoeken: in plaats van beschrijvingen per individuele buitenplaats heb ik in mijn boek over dat gebied de beschikbare seriële bronnen als uitgangspunt gebruikt en waar mogelijk aangevuld met andere archiefstukken. Waar veel regionale overzichtswerken voornamelijk monografieën over buitenplaatsen bevatten, is voor het onderzoek in Noordgouwe een heel andere aanpak gevolgd, met verrassend resultaat.1 Noordgouwe en Schuddebeurs Noordgouwe is een dorp, ambachtsheerlijkheid en polder ten noorden van Zierikzee. In het zuiden ervan ligt de buurtschap Schuddebeurs, waar zich een concentratie bevond van herbergen, boomgaarden en linnenblekerijen. Verspreid door de polder lagen in de loop van de zeventiende en achttiende eeuw enkele tientallen buitenverblijven. Daarvan zijn er nog zeven over. Een gedicht uit het midden van de achttiende eeuw met de titel Noord-Gouwens Lof noemt de toen bestaande buitenplaatsen in deze heerlijkheid bij naam.2 Het beschrijft hoe een wandelaar langs de Donkereweg en de Kloosterweg loopt en langs ten minste zeventien buitenverblijven komt. De recente bouwactiviteiten waren voor de dichter de aanleiding voor het bezoek aan de streek:

‘k Zag daar aan en bij de weegen, Menig Buijten-Lust geleegen, dat ‘k voor deesen niet en zag.

Verdwenen buitenplaatsen van Noordgouwe (Schouwen-Duiveland) uit de archieven gehaald

Deze regels suggereren dat het merendeel van de buitenverblijven in deze plaats binnen korte tijd tot stand was gekomen en gelet op de datering van het gedicht, moet dit in het tweede kwart van de achttiende eeuw gebeurd zijn. Niet lang daarvoor beleefde Zierikzee een periode van voorspoed en de toename van het aantal buitenverblijven kan daarmee verband houden. De voornaamste pijlers van de stedelijke economie waren in deze tijd de koopvaart, de export van landbouwproducten en de visserij. Archiefbronnen Een belangrijke visuele bron voor de situatie in de achttiende eeuw is de kaart van Schouwen-Duiveland door de gebroeders Hattinga uit 1753. In meer detail is Noordgouwe afgebeeld in een manuscriptatlas die in 1758 op last van het heerlijkheidsbestuur is vervaardigd door schoolmeester en landmeter Adriaan de Oude. Deze kaart geeft van elk perceel de oppervlakte weer, gesplitst in de verschillende categorieën grondbelasting, evenals de naam van de eigenaar en het grondgebruik. De bebouwing wordt weergegeven met symbolen van respectievelijk buitenplaatsen, ‘hoeven’ en arbeiderswoningen.3 In aanvulling op deze bron is er een rechterlijk archief over de periode 1610-1811 met afschriften van leveringsaktes en hypotheekaktes, maar dit is onvolledig. Verder bevat het een aantal veilingaankondigingen inzake de inventaris of beplanting van buitenplaatsen.4 Het archief van de Weeskamer Zierikzee bevat enkele relevante boedelinventarissen en het notariële archief van Zierikzee is, hoewel slechts gedeeltelijk doorzocht, eveneens een waardevolle informatiebron. De belangrijkste en meest volledige bron

voor onderzoek naar buitenplaatsen in Noordgouwe in de tweede helft van de achttiende eeuw zijn de zogeheten veldboeken. Deze bevatten net als de kaart van De Oude gegevens over eigenaren en grondgebruik. Doordat er meerdere beschikbaar zijn over een periode van ruim een halve eeuw, is het verloop in ontwikkelingen van buitenverblijven eruit af te leiden.5 Het oudst bewaard gebleven complete veldboek van Noordgouwe dateert uit 1744.6 Dit noemt zestien ‘hofsteden’ waarvan kan worden aangenomen dat het buitenverblijven waren. Dat de eigenaar in Zierikzee woont, betekent op zichzelf nog niet dat deze zijn Noordgouwse bezit als buitenverblijf gebruikte, maar in de vier gevallen waarin het veldboek een ‘speelhuis’ noemt, gaat het evenwel zeker om een verblijf voor het vermaak. Het woord ‘hoeve’ komt voor in verband met Schapenburg. In de zeventiende eeuw werd dit woord gebruikt in enkele pachtcontracten waarin het ging om boerderijen waarin de eigenaar een kamer voor zichzelf reserveerde. Ook in het veldboek van 1744 kan dit woord diezelfde betekenis hebben, dus dat kan betekenen dat Schapenburg toen eveneens een buitenverblijf was. Het woord ‘hoff ’, dat driemaal voorkomt, duidt er eveneens op dat de eigenaar er een buitenverblijf had. Ook als het veldboek de aanwezigheid van een ‘dreve’ of laan meldt, gaat het waarschijnlijk om een buitenverblijf. Op Weelzicht bijvoorbeeld lag volgens het veldboek een ‘dreeve’ terwijl er tevens een ‘heerenhuys’ was te vinden. Deze combinatie bevestigt dat een dreef meer was dan een eenvoudige oprit naar een boerderij en dus een aanwijzing dat er een buitenverblijf lag. 7 Het veldboek uit 1760 is het eerste dat het woord ‘buitenplaats’ gebruikt. Het noemt er

10

VITRUVIUS_Januari2015_v2.indd 10

14/11/14 16:41


VITRUVIUS

NUMMER 30 JANUARI 2015

1 - Kaart van de polder Noordgouwe met daarop aangegeven de nog bestaande en de verdwenen buitenplaatsen. Nog bestaande buitenplaatsen Bl = Bleykzigt/Buitenrust He = Heesterlust Mo = Mon Plaisir Ru = Rustenburg Sa = Sandvliet/Weelzicht We = Welgelegen Zo = Zorgvlied/Oud Schuddebeurs/ Raepenburg Verdwenen buitenplaatsen = Naamloos Bo = Boschlust Bu = Buytensorge Dy = Dijkzicht Es = Essebos/Huis in ‘t Bosch Ha = Den Haan He = Het Hemeltje Ho = Hofzigt Ka = De Katte Kb = Kort Beraad Lr = Landrust/Landsigt La = Landlust Ls = Landstede Ov = Den Overvloed Po = De Pottere /’t oude slot van Konyers Ro = Roosegaart Rw = Rust en Werk/Sorgvliet Sa = Sandvliet/Weelzicht Sc = Schapenburg/Vriendhoven Si = Het Clooster Sion Th = Den Thoorn (Torenhof) Ve = Vetpot/Zoomerlust Wt = Weltevree Wz = Weelzicht Ze = Zeerust

Kaart: Laura Fokkema, 2014 negen: Bleykzigt, Den Haan, Den Thoorn, Hofzigt, Mon Plaisir, Roosegaart, Rust en werk, Vetpot (dat vanaf het veldboek van 1768 als Zoomerlust voorkomt) en Welgelegen. Rustenburg wordt aangeduid als ‘’t Huys Rustenburg’. De Katte wordt ook een ‘huys’ genoemd, dus waarschijnlijk werd dat evenals Rustenburg beschouwd als een buitenwoning. De andere buitenverblijven die het gedicht noemt, werden blijkbaar niet als ‘buitenplaats’ gekwalificeerd. Nieuwe buitenverblijven Na 1744 ontstonden er enkele nieuwe buitenverblijven, zoals op een boerderij aan de Donkereweg. Deze werd in 1747 omschreven als een ‘buiteplaasje’ met de naam

Hofzigt. Het kwam nadien voor korte tijd in handen van de Zierikzeese houtvester en meestertimmerman Laurens Bodt en enkele compagnons, die het in 1755 doorverkochten aan de predikant Wilhelmus Gerbrandus Aytema. Deze ‘buitenplaats’ was niet erg groot. Uit een boedelinventaris is op te maken dat het buitenverblijf bestond uit een kamer in of tegenaan het boerenhuis. Dit wordt ondersteund door aktes die een ‘huys, schuur, wagenhuis en gevolgen’ noemen maar geen afzonderlijk herenhuis.8 Het Klooster Sion kreeg een vermaaksfunctie toen kapitein Jan Mulock in 1752 de woning met ‘het rontom omgeheynde pleyntje’ kocht van een boer, met het recht ‘om het geheele hoff en erve van den ver-

cooper door te wandelen, ten allen tijde als hem sulks behaagt’.9 Dit buitenverblijf bestond dus uit een klein woonhuis met een ommuurd plein, terwijl de boerderij van de buurman diende als wandelterrein. Aan de Donkereweg lag in 1744 een hofstede met een ´hoff´ en weiland, die kort nadien grote veranderingen onderging nadat Abraham Pousebout het terrein had gekocht.10 De dichter van Noord-Gouwens lof noemt het ‘nieuw beplant’ en het veldboek van 1760 noemt het een buitenplaats. Deze was samengesteld uit twee percelen. Wat in 1744 een akker was, heette in 1760 een buitenplaats, terwijl op het andere perceel de hofstede met zijn ‘hoff ’ waren vervangen door een boomgaard en akker.11 11

VITRUVIUS_Januari2015_v2.indd 11

14/11/14 16:41


VITRUVIUS

Bron: Gemeentearchief Schouwen-Duiveland (GASD), THA 0657

4 -Legenda bij het Kaartboek der heerlijkheid Noordgouwe door Adriaan de Oude, 1758.

Nog een nieuw buitenverblijf ontstond vlakbij de herberg. Daar lag een bos met lanen erin dat in 1765 in bezit kwam van koopman Hendrik de Groote. Het veldboek van 1760 noemt alleen een bos met dreven, terwijl dat van 1768 het perceel een buitenplaats noemt. Het ‘zomerhuis’ dat in 1817 op deze plek stond, dateerde mogelijk uit deze periode. Een naastgelegen perceel met twee huizen en een schuur kwam eveneens in handen van De Groote. Vermoedelijk werden deze verhuurd als boeren- of arbeiderswoning. Het geheel kreeg de naam Boschlust.12 Het bos dat ’t Hofland van Zonnemaire heette, was samen met een hofstede en nog een stuk bos samengevoegd tot een ‘groote partij bosschen’ met de naam ’t Essebos, die in het veldboek van 1782 als buitenplaats vermeld wordt. Schapenburg aan de Kloosterweg wordt in het veldboek van 1760 aangeduid als een ‘hofstede, hof

en boomgaard’. De naam wordt er niet bij genoemd, terwijl die al wel bestond. Sommige nieuwe buitenverblijven die in deze periode tot stand kwamen, waren speelhuizen in een boomgaard, vergelijkbaar met de pleziertuinen in en rond Zierikzee. Het later zo genoemde Weltevree aan de Groeneweg bijvoorbeeld bestond uit een ‘boomgaardhuisje, en alle de fruyte, fruyten andere boomen in en aan denselven boomgaard staande’ met inbegrip van de bomen aan de weg. De Zierikzeese meesterbakker Hendrikus van der Bijl kocht het in 1745. De beplanting bestond hoofdzakelijk uit appel- en perenbomen, met een windsingel van iepen. Het terrein was omheind met een doornhaag.13 Functie: vermaak en profijt Buitenplaatsen dienden voor het vermaak en de benaming ‘speelhuys’ illustreert dat.

JANUARI 2015

3 -De polder en ambachtsheerlijkheid op de kaart van SchouwenDuiveland.

Bron:D.W.C. en A. Hattinga, 1753

Foto: Laura Fokkema, 2013

2 -Het huis Mon Plaisir kreeg in het midden van de achttiende eeuw de functie van buitenplaats van de Zierikzeese burgemeester Anthony Ockersse.

NUMMER 30

Het gebruik als houtplantage was echter belangrijker en de veldboeken laten zelfs een toename zien van de oppervlakte bos op de Noordgouwse buitenplaatsen. Een deel van de buitenplaats Schapenburg aan de Kloosterweg heette de Sandputten en was in 1744 in gebruik als akker. In 1753 lag er een bos. Ook op bestaande buitenplaatsen werd bos bijgeplant, zoals op Vetpot: in 1752 bestond een deel van het terrein nog uit akkers en weiland. Zeven jaar later was van die landbouwgrond geen sprake meer maar lag er bos.14 Hofzicht heette in 1753 een hofstede en bestond verder alleen uit een akker, terwijl dat perceel in 1760 als ‘buitenplaats’ wordt aangeduid. Een aangrenzend stuk land was in eerstgenoemd jaar deels akker en deels bos maar in 1790 lag daar een ‘bos met dreeven’. Bij Zeerust lagen drie gemeten akker maar het veldboek meldt in 1790 voor het eerst een bos, dat toen nog maar recent aangeplant geweest moet zijn. Wellicht was dit bos de reden waarom de hofstede ineens een buitenplaats werd genoemd. Weltevree aan de Groeneweg was eerst een boomgaard maar vanaf 1790 wordt er eveneens een bos genoemd, waarin een ‘huys’ stond. Op Oud Schuddebeurs was het grootste deel in gebruik als hakhoutplantage. Deze was in 1767 gerooid op de stompen van de bomen na. Het huis moet toen dus op een vrijwel kaal stuk land hebben gestaan. Het kwam ook voor dat een bos helemaal werd gerooid en later opnieuw ingeplant. Zo noemen de veldboeken van 1744 en 1753 een bos op Den Haan, terwijl het zeven jaar daarna wordt aangeduid als ‘uytgedaan bos’. In 1790 wordt het perceel wederom een bos genoemd. Op Vriendhoven veilde

12

VITRUVIUS_Januari2015_v2.indd 12

14/11/14 16:41


VITRUVIUS

NUMMER 30 JANUARI 2015

de eigenaar in 1792 tachtig tot negentig opgaande iepen. Verder stond er hakhout van essen, elzen en berken dat met wortel en al werd geveild. Later was er wederom sprake van bos, dus vermoedelijk is het terrein herbeplant.15 Verder waren er buitenplaatsen die grotendeels als boomkwekerij functioneerden. Notaris Erasmus van Hekke van het Huis in ‘t Bosch bijvoorbeeld was bijna een professionele boomkweker. Hij liet in januari 1794 tweehonderd ‘ijke- als andere plantboomen’ op zijn hofstede veilen. Enkele houtverkopingen aan het eind van de achttiende eeuw doen vermoeden dat toen het oppervlakte bos terugliep. Op De Katte bijvoorbeeld kwamen in 1790 drie- tot vierhonderd ‘extra zwaare’ opgaande iepen en essen ter veiling, evenals ongeveer vijfhonderd appel- en perenbomen en ‘zwaare doorne haagen’. De ruim vier gemeten hakhout van essen, elzen en berken werden als ‘extra zwaar’ aangeduid.16

Stad en platteland De tweede helft van de achttiende eeuw laat in Noordgouwe en Zierikzee een op het eerste gezicht tegenstrijdige ontwikkeling zien: hoewel een toename van buitenplaatsen in de regel duidt op een welvaartsgroei, ging het met Zierikzee in die tijd juist achteruit. Rond het midden van die eeuw tekende zich een keerpunt af in de handel en nam het aantal koopvaardijschepen uit deze stad snel af: van 97 in 1747 tot 77 drie jaar later. Ook het aantal vissersschepen verminderde drastisch. Tussen 1740 en 1750 daalde het aantal schepen die uitsluitend voor de visvangst werden gebruikt van 50 naar 30.17 Kort voor die plotselinge neergang, en ook nog enige tijd daarna, bleef de handel echter nog enige tijd op peil en bleef Zierikzee in verhouding tot andere havensteden in de Republiek redelijk welvarend. Toch bleven in de tweede helft van de achttiende eeuw de handel en visserij geleidelijk afnemen. De sluiting van de grens tussen de

Foto: Martin van den Broeke, 2011

5 -Woningen op de plaats van het voormalige klooster Sion aan de Kloosterweg.

Foto: Laura Fokkema, 2013

6 -De woning op de boerderij Rozegaard dateert uit de zeventiende eeuw en was het herenhuis van de gelijknamige buitenplaats.

Republiek en de Zuidelijke Nederlanden van april 1747 tot oktober 1748 bracht de Zierikzeese scheepvaart ook veel schade toe. De handel op deze gewesten en op Frankrijk lag hierdoor meer dan een jaar stil. De stad ondervond op die afzetmarkten in toenemende mate concurrentie van Middelburg en Oostende. Sterke verbeteringen van het Vlaamse wegennet en verschillende protectionistische maatregelen van het Oostenrijkse bestuur van de Zuidelijke Nederlanden braken Zierikzee op en leidden tot het verdwijnen van de belangrijkste afzetmarkt van handelswaren. De handel op Frankrijk verdween uiteindelijk eveneens. Alleen op Engeland en Noorwegen bleven Zierikzeese kooplieden varen, zij het in steeds kleinere aantallen.18 De achteruitgang van handel en visserij verliep vrijwel gelijktijdig met een toename van het grondbezit onder de leden van het stadsbestuur.19 Dit kan erop wijzen dat het accent van hun inkomstenbron hier naartoe verschoof. Of naast de regenten ook andere stedelingen hun geld in grond en boerderijen belegden in plaats van investeerden in de handel en de visserij is moeilijk vast te stellen. Wel valt op, zoals gezegd, dat vooral in de tweede helft van de achttiende eeuw er een duidelijke toename is van het aantal buitenplaatsen in Noordgouwe. Deze ontwikkeling kan erop duiden dat meer stedelingen kozen voor grondbezit als bron van inkomsten. Een overzicht van de bezittingen van Daniel Quirijn de Jonge (overleden 1751) wijst erop dat de opkomst van bosbouw samenging met de neergang van de handel en visserij.20 Deze Zierikzeese schepen en raad had aandelen in meerdere vissers- en koopvaardijschepen waarvan hij er een deel kort voor zijn overlijden had verkocht. Daarnaast bezat hij een hofstede aan het eind van de Groeneweg met een oppervlakte van 51 gemeten. Daarvan gebruikte hij er zes zelf, waarschijnlijk als plezierplaats. In de omgeving van die hofstede lagen bospercelen die ten tijde van zijn overlijden nog maar net geplant waren. Zo was het zogeheten Lange Bos in 1746 beplant en in 1749 ‘de eerste snee off hack’ ervan verkocht. Verder was er een bos van twaalf gemeten op Kopkensgors, aan de oostkant van de Groeneweg, in 1747 en 1748 in twee delen tot stand gekomen. Vier gemeten elzenhakhout met opgaande iepen was in 1751 geplant. Een ‘geweesene queekerij’ of hakhoutbos werd beheerd als bos voor opgaande bomen, wat wijst op een langetermijnplanning. De 13

VITRUVIUS_Januari2015_v2.indd 13

14/11/14 16:42


8 -De hofstede van Daniel Quirijn de Jonge in de Groote Noordhoek in Noordgouwe, 1758.

Foto: Particuliere verzameling

7 - Een van de iepenlanen op Mon Plaisir. Deze beplanting ging verloren bij de inundatie van Schouwen-Duiveland in 1944. Foto uit oktober 1941.

iepenbomen op de dijken rond zijn hofstede waren ook grotendeels De Jonges eigendom. De hofstede zelf werd door De Jonges erfgenamen gaandeweg met meer bos beplant. In 1753 had het alleen nog een boomgaard en voor het overige vooral akkers. In 1760 was er een bos bijgekomen, dat tot het eind van de achttiende eeuw in de veldboeken blijft voorkomen. Besluit Archiefonderzoek en met name seriële bronnen kunnen samen met markeerpunten zoals kaarten een inzicht geven in de ontwikkeling van aantal, omvang en gebruik van buitenplaatsen in een bepaalde regio. De combinatie daarvan met ontwikkelingen in de stad geeft een breed beeld van wederzijdse beïnvloeding van stad en platteland via de buitenplaatsen en het bijbehorende grondbezit en gebruik. Niet alleen de bouw en sloop van buitenplaatsen zijn indicatoren van de welvaart in de stad, maar ook het gebruik ervan: door het accent te leggen op winstgevendheid van de buitenplaatsen konden stedelingen hun levensstijl en inkomen op peil houden. Dat vormt ook de verklaring van de merkwaardige ontwikkeling dat tegelijk met de achteruitgang van Zierikzee de buitenplaatsencultuur tot bloei kwam. Door een combinatie van seriële bronnen met verschillende overheidsarchieven kan ondanks het feit dat de buitens individueel slechts fragmentarisch zijn gedocumenteerd, een algemeen overzicht en een verklaring worden gegeven voor hun opkomst en verdwijning. Op die manier komen verbanden aan het licht die

bij bestudering van de afzonderlijke buitenplaatsen waarschijnlijk minder duidelijk naar voren waren gekomen.

13

Noten 1 Martin van den Broeke, Buitenplaatsen in Noordgouwe. Hofsteden, lusthoven en landhuizen, Delft 2014. 2 Gemeentearchief Schouwen-Duiveland, Zierikzee (GASD), Handschriftenverzameling inv.nr. 385. 3 GASD, Topografisch-Historische Atlas inv.nr. 0657. 4 GASD, Rechterlijke Archieven Zeeuwse Eilanden (RAZE) inv.nrs. 4553-4577.5 Toorians 2012a. 5 GASD, Archief heerlijkheid Noordgouwe inv.nr. 21 en 22. De veldboeken omvatten de periode 1744-1797. 6 GASD, Archief heerlijkheid Noordgouwe inv.nr. 21. 7 GASD, RAZE inv.nr. 4560 (21 februari 1736). 8 GASD, RAZE inv.nr. 4561 (23 augustus 1745 en 17 mei 1747) en 4562 (6 maart 1755); idem, Archief Weeskamer Zierikzee inv.nr. 3123. 9 GASD, RAZE inv.nr. 4562 (8 juni 1752). 10 GASD, RAZE inv.nr. 4561 (14 mei 1748). 11 Omdat veel boomgaarden ook wel de functie van plezierplaats hadden, is het niet uitgesloten dat de ‘hoff ’ in het veldboek van 1744 een boomgaard was, en dat de boomgaard die in de latere veldboeken op datzelfde perceel wordt genoemd, dus een vermaaksfunctie had. 12 GASD, RAZE inv.nr. 4563 (18 juni 1765).

14

15

16

17

18

19

20

NUMMER 30

JANUARI 2015

Bron: Fragment uit het Kaartboek der heerlijkheid Noordgouwe door Adriaan de Oude, 1758. GASD, THA 0657

VITRUVIUS

GASD, RAZE inv.nr. 4561 (5 augustus 1745); Idem inv.nr. 4554 (28 maart 1730); idem inv.nr. 4577 (8 januari 1765). GASD, RAZE inv.nr. 4562 (14 februari 1752 en 3 december 1759). GASD, RAZE inv.nr. 4577 (10 januari 1792). GASD, RAZE inv.nr. 4577 (22 januari 1790). Tegenwoordige Staat der Vereenigde Nederlanden, vervolgende de beschrijving van Zeeland, Amsterdam 1751, p. 377, 380-381 Paul Brusse en Jeanine Dekker, Geschiedenis van Zeeland deel III. 1700-1850, Utrecht/Zwolle 2013, p. 67-70; J.J. Westendorp Boerma en C.A. van Swigchem, Zierikzee, vroeger en nu, Bussum 1972, p. 67-68. H. van Dijk en D.J. Roorda, ‘Het patriciaat in Zierikzee tijdens de Republiek’ in: Archief. Mededelingen van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen 1979, p. 1-126, 57, 68. GASD, Archief Weeskamer Zierikzee inv.nr. 1061. n

14

VITRUVIUS_Januari2015_v2.indd 14

14/11/14 16:42


VITRUVIUS

NUMMER 30

JANUARI 2015

nieuws

UIT HET WERKVELD

Beeldkwaliteit in oude woonwijken Tuinwijken uit de jaren twintig en dertig hebben grote kwaliteiten, velen zijn zelfs een beschermd stadsgezicht. Wel heeft stadsvernieuwing er vaak flink huis gehouden, resulterend in dikke kunststof kozijnen en overmaatse dakkapellen. Bij nieuwe ingrepen is nu vaak de ambitie om de cultuurhistorische kwaliteit te behouden en te versterken. SteenhuisMeurs heeft in dat kader beeldkwaliteitsplannen gemaakt voor drie jaren-20 wijken in Leiden: Tuinstadwijk, Oude Kooi en de Zeeheldenbuurt. Het gaat daarbij om zorgvuldige renovatie en gepaste nieuwbouw. Kenmerkend voor de Leidse interbellum-wijken is de sobere architectuur. De stedenbouwkundige opzet zorgt voor levendigheid: afwisseling van straatprofielen, groepering van woningtypes en een prachtige buitenruimte. Anders dan in de tijd van de stadsvernieuwing horen de tuinwijken nu bij de gewaardeerde delen van de stad. Vanwege de woontechnische staat en veranderde woonwensen staan de corporaties toch voor de vraag: slopen of renoveren? Radicale vernieuwing is niet aan de orde. Het gaat om de juiste mix van ingrepen, waarbij de kwaliteit wordt verhoogd en de identiteit overeind blijft. Con-

Tuinstadwijk Leiden na renovatie door De Sleutels

www.steenhuismeurs.nl

creet betekent dat: woningverbetering met aandacht voor de oorspronkelijke architectuur en nieuwbouw voor nieuwe woonvormen, waarbij wel de logica van de tuinwijken wordt vervolgd. Zo kunnen de stedenbouw en architectuur van bijna honderd jaar terug worden omgezet in uitgangspunten voor de opgaven van nu, zonder een bepaalde ‘stijl’ voor te schrijven. In de beeldkwaliteitsplannen van SteenhuisMeurs wordt ingezet op het voortzetten en/of opnieuw interpreteren van de bestaande kwaliteiten in de wijk, op alle schaalniveaus van de hoofdstructuur tot aan de architectonische details. Welke stedenbouwkundige en architectonische aspecten zijn bepalend? Hoe kunnen zij worden gebruikt voor nieuwe kwaliteit? Het resultaat moet het mogelijk maken om oude kwaliteit te koesteren binnen een tuinwijk van de 21ste eeuw, een plek waarin burgers van nu prettig kunnen wonen. De renovatie van Tuinstadwijk is inmiddels afgerond (ontwerp: Van Schagen Architecten), de nieuwbouw gaat binnenkort van start (ontwerp: HP Architecten). Bij de nieuwbouw in De Oude Kooi wordt de oorspronkelijke architectuur van de architecten Jesse en Splinter vertaald naar de eisen, mogelijkheden en beperkingen van nu (ontwerp: Mulleners en Mulleners architecten). In de Zeeheldenbuurt is de plannenmakerij in volle gang, in samenspraak tussen buurt, gemeente en corporatie. Over enkele jaren zal blijken hoe een consequente aanpak om vernieuwing en verbeteren te enten op de bestaande verbetering en sociale kwaliteit in elke wijk tot specifieke resultaten leidt. Architectonische kenmerken in de wijk Oude Kooi, Leiden

STEENHUISMEURS RUBRIEK 15

VITRUVIUS_Januari2015_v2.indd 15

14/11/14 16:42


nieuws

VITRUVIUS

UIT HET WERKVELD

NUMMER 30

JANUARI 2015

Traditionalistisch bouwen binnen een historische context

T

raditionalistisch of eigentijds? Binnen Nederland is er al jarenlang een discussie over de wijze waarop nieuwe ontwikkelingen bij historische (monumentale) gebouwen of binnen historisch waardevolle gebieden plaats zou moeten vinden. De tendens onder de professionals is over het algemeen dat een contrasterende vormentaal leidend moet zijn bij het ontwerpproces. De achterliggende gedachte is dat hiermee de leesbaarheid van het gebouw of omgeving inzichtelijk wordt/blijft en dat de nieuwe toevoegingen ook later herkend kunnen worden. Deze pro-modernistische visie wordt vaak vergezeld van een sterke afkeer van traditionalistische architectuur. Modernistische ‘wortels’ De wortels van de anti-historiserende tendens liggen in de sterke functionalistische / modernistische visie op architectuurgeschiedenis die in Nederland vooral na de Tweede Wereldoorlog voeten aan de grond kreeg. De ‘moderne’ architecten wilden schoon schip maken met de traditionele architectuur van bijvoorbeeld de Delftse School (Grandpré Molière), die men associeerde met reactionair en anti-modern denken. Architecten en academici keerden het verleden de rug toe. Veel van deze architecten kregen (later in hun carrière) functies als docenten op de bouwacademies, waardoor ook latere generaties werden opgeleid met de gedachte dat historiserend bouwen niet van de twintigste eeuw was en een teken was van onkunde van de architect (traditioneel en historiserend als imitatie). Historiserend bouwen roept daardoor tot de dag van vandaag onder professionals negatieve associaties op. De modernistische opvattingen spelen ook vandaag de dag keer op keer een rol bij uitbreidingen aan monumentale gebouwen of nieuwbouw in historisch waardevolle gebieden. Vaak wordt in deze

FRISO WOUDSTRA RUBRIEK

trajecten ook door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed het standpunt ingenomen dat, indien er een toevoeging aan een Rijksmonument wordt gebouwd, dit in een contrasterende vormentaal moet plaatsvinden om zo de belevingswaarde van de locatie te respecteren en beschermen. Nederland neemt hierbij tot de dag van vandaag een ander uitgangspunt in dan bijvoorbeeld Groot-Britannië. Daar zien we juist een vanuit de monumentenzorg uitgesproken wens voor een traditionele architectuur die zich voegt naar het monument of de cultuurhistorisch waardevolle omgeving: nieuwbouw moet zich aanpassen aan de omgeving. Opvallend genoeg speelt bij de reconstructie van historische (rijksmonumentale) objecten als bijvoorbeeld grafmonumenten de discussie modern of historiserend geen rol. In dergelijke situaties wordt meestal het standpunt ingenomen dat een beeldwerk in haar oorspronkelijk verschijning moet worden hersteld. Een voorbeeld is het grafmonument van P.J.H. Cuypers op het Oude Kerkhof te Roermond. Één van de beelden op het monument was dusdanig aangetast dat het moest worden vervangen door een nieuw exemplaar. Op basis van kunsthistorisch onderzoek is vastgesteld welke heilige in het beeld werd gepersonifieerd en is een nieuwe sculptuur gerealiseerd. De vormgeving van dit nieuwe beeld sluit aan op de stilistische kenmerken van de overige figuratieve beelden op het rijksmonumentale grafmonument: er is sprake van een historiserende reconstructie Contrast tussen burgers en professionals Onder het ‘gewone’ volk is in tegenstelling tot de professionals over het algemeen een sterke hang naar een traditionele architectuur. Dit uit zich in de verkoopcijfers van dit type woning, maar misschien nog wel belangrijker in de resultaten van

architectuurprijzen. Als voorbeeld noemen we hier de Achterhoekse Architectuurprijs. Deze jaarlijkse prijs kent naast een vakjuryprijs ook een publieksprijs. Met name bij de publieksprijs zien we dat historiserende nieuwbouw en de verbouwing van historische panden worden gewaardeerd. Ook al zijn de meningen over historiserend bouwen onder vakgenoten verdeeld, uit het resultaat van een dergelijke publieksprijs blijkt dat door het publiek de karakteristiek van ‘het historische gebouw’ zeer wordt gewaardeerd. Of het hierbij om een historisch gebouw of om historiserende nieuwbouw gaat, lijkt niet veel uit te maken: traditionele architectuur wekt een gevoel van vertrouwen, kwaliteit, herkenbaarheid en geborgenheid op waar een groot deel van de mensen naar op zoek is.

Klooster in Beek en Donk. De zijvleugels zijn in traditionalistische stijl gereconstrueerd.

Winkel in Oss. Uitbreiding aan een historisch winkelpand in traditionalistische stijl.

info@frisowoudstra.nl Telefoon 0575-519 455 www. frisowoudstra.nl

16

VITRUVIUS_Januari2015_v2.indd 16

14/11/14 16:42


VITRUVIUS

NUMMER 30

JANUARI 2015

Traditionalisme als onderdeel van de hedendaagse cultuur Traditionalistisch en historiserend bouwen is zo geworteld in onze geschiedenis, dat het niet zomaar onder de bank kan worden geschoven als een onwenselijke stroming binnen de architectuur. De behoefte die onder burgers (immers vaak de eindgebruikers) bestaat voor een dergelijke architectuur, maakt deel uit van de cultuurgeschiedenis die we nu maken. Bovendien past het historiserend bouwen niet alleen binnen de huidige tijd, maar sluit het ook aan op een eeuwenoude Europese traditie (bijvoorbeeld de renaissance, het classicisme, de neogotiek, de nieuw-historische stijl) waarbij telkens bewust wordt teruggegrepen op historische voorbeelden. Al deze ‘historiserende’ stromingen zijn vandaag de dag kenmerkend voor de tijd waarin ze zijn ontstaan en worden om die reden ook gewaardeerd. Het is dan ook vreemd dat historiserend bouwen in de twintigste en eenentwintigste eeuw als (architectuur)historische geschiedvervalsing wordt beschouwd. Traditionalistische architecten We zien de afgelopen decennia in Nederland steeds meer vooraanstaande architectenbureaus die een vormentaal in hun ontwerpen gebruiken die is gestoeld op historische voorbeelden. Hierbij zien we zowel ontwerpen die vrij direct zijn ontleend aan architectuur uit het verleden (imitatie), maar ook ontwerpen waarbij de karakteristieke elementen van vroegere bouwstijlen worden ingezet om gebouwen met een bij de moderne tijd passende functie of bouwvolume een traditioneel karakter te geven. Dit laatste kan worden beschouwd als emulatie. Het architectenbureau van Friso Woudstra is al sinds de jaren tachtig gespecialiseerd in het ontwerpen in een traditionalistische stijl en geldt als een van de pioniers binnen deze stroming binnen

info@resnovamonumenten.nl Telefoon 06 - 11454247 www.resnovamonumenten.nl

nieuws het Nederlandse architectenbestel. Hij kan worden beschouwd als één van de eerste architecten die zich al in de jaren tachtig sterk maakte voor de kwaliteit van de traditionalistische vormentaal. Friso Woudstra Architecten heeft er bewust voor heeft gekozen om, zonder te betwisten dat de architectuur met zijn tijd mee moet gaan, de historische context van een gebouw of locatie te respecteren. Gedurende zijn carrière heeft Friso Woudstra bewezen de historische vormentaal op een succesvolle wijze toe te kunnen passen binnen het programma van eisen van vandaag de dag. In het perfectioneren van deze integratie van architectuurhistorie en ontwerp, voegt Res nova Monumenten haar kennis en jarenlange ervaring toe om telkens weer tot een succesvol resultaat te komen. De samenwerking van architect en architectuurhistoricus heeft, of het nu om de restauratie, verbouwing of uitbreiding van een (rijks)monument of historisch gebouw betreft, of de nieuwbouw van een traditionalistisch gebouw binnen een (historisch) waardevolle setting, geleid tot een groot aantal bijzondere en onder een breed publiek gewaardeerde projecten. Een verandering onder professionals Tegen het door vele deskundigen nageleefde ‘modernistische’ uitgangspunt ontstaat ook binnen de eigen gelederen de laatste jaren steeds meer kritiek. Moderne toevoegingen aan historische gebouwen worden niet meer als vanzelfsprekend beschouwd. De laatste jaren zien we onder deskundigen, architecten en bij de overheid een verschuiving naar een positievere kijk op traditionalistische architectuur. Traditionalistisch bouwen bij monumentale complexen wordt niet meer bij voorbaat uitgesloten en soms zelfs als preferent gezien.

UIT HET WERKVELD

ordening wordt de traditionalistische/ historiserende architectuur steeds meer op haar eigen merites beoordeeld. In gemeenten waar gebiedsgerichte welstandscriteria worden gehanteerd, is het meer regel dan uitzondering dat in historisch waardevolle gebieden de karakteristiek van de aanwezige architectuur een leidende rol speelt bij de criteria die worden opgesteld. Sinds het met de wijziging Bro van januari 2012 verplicht is om het bovengronds erfgoed een plaats te geven in het bestemmingsplan, wordt het omarmen van de aanwezige (lokale) architectuurtraditie als uitgangspunt en inspiratiebron voor nieuwe ontwikkelingen binnen een historisch waardevol gebied nog verder versterkt. De deur wordt met het verankeren van het erfgoed in ons ruimtelijk beleid dan ook zeker niet gesloten voor moderne architectuur. De deur lijkt echter wel (na lange tijd) steeds meer opengezet voor traditionele bouwkunst. Monumenten- en welstandscommissies Een objectieve blik op historiserend bouwen wordt bij gemeenten, provincies en zelfs de RCE steeds meer gemeengoed. Meer dan eens zien we echter dat bij de toetsing van een ontwerp (hetzij nieuwbouw, hetzij verbouwing / reconstructie / uitbreiding van een monumentaal of karakteristiek pand) door de welstandsof monumentencommissie, de ‘smaak’ van de individuele leden leidend is voor het oordeel over een plan. Planbesprekingen stranden dan in ellelange discussies over het al dan niet toepassen van een traditionalistische vormentaal. Het wordt hoog tijd dat ook hier de discussie over traditioneel versus modern niet meer de boventoon voert en dat de commissies zich richten op datgeen waarvoor ze primair in het leven zijn geroepen: het objectief beoordelen van de kwaliteit van een ontwerp.

Ook op het gebied van de ruimtelijke

RES NOVA MONUMENTEN Res nova Monumenten

RUBRIEK 17

VITRUVIUS_Januari2015_v2.indd 17

14/11/14 16:42


VITRUVIUS

Michiel Verweij Adviseur architectuurhistorie voor Groningen en Drenthe, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

NUMMER 30

JANUARI 2015

Het zout van Westerbork

1 - Zwiggelte, Schattenberg 4. De commandantwoning in Kamp Westerbork, aanzicht vanuit het zuiden. Het monument is voorzien van een noodkap.

I

n Zwiggelte (Dr.) staat de woning van Albert Konrad Gemmeker, in de jaren 1942-1945 commandant van Kamp Westerbork. De houten woning dateert uit 1939 en heeft achterstallig onderhoud. Verschillende partners en partijen bereiden sinds 2,5 jaar de restauratie voor. Maar alvorens met de restauratie te beginnen, wil het Herinneringscentrum Kamp Westerbork de commandantwoning van een beschuttende, permanente overkapping voorzien. De woning verkeert nagenoeg in de oorspronkelijke staat, is een beschermd monument maar heeft in de missie van het Herinneringscentrum een ondergeschikte betekenis (1). In dit artikel staat de vraag centraal hoe (versterking van) monumentale kenmerken bij het streven naar maatschappelijke waardering voor cultureel erfgoed een rol kunnen spelen. Veel cultureel erfgoed is collectief bezit en vertegenwoordigt algemeen belang, dat wil zeggen, ‘wij zijn samen verantwoordelijk’. Duurzaam gebruik van cultureel erfgoed is voor zowel private als publieke instanties een inspirerende opgave. Niet langer vervult de eigenaar, het Rijk of de gemeente, de

architect of de opdrachtgever een hoofdrol. Deze partijen voeren bij voorkeur gezamenlijk, met gevoel en verstand een gewetensvolle dialoog over de staat en de betekenis van het cultureel erfgoed en dragen zodoende bij aan een gedeelde visie op de toekomst. In dit proces zoekt de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed vanuit een oogpunt van het algemeen belang naar een balans tussen instandhouding en ontwikkeling van monumentale waarden (2). De woning van de kampcommandant fungeert in dit artikel als testcase waarin naast een opmerkelijke wijze van conservering een brede waardering voor het monument wordt beoogd, van zowel de professional als van het publiek [afbeelding 1].

toe op de betekenis als onderdeel van het complex, het architectuurhistorisch belang, de typologie en de zeldzaamheid en memoreert verschillende belangwekkende feiten en omstandigheden omtrent Kamp Westerbork. Het ‘Centraal Vluchtelingenkamp Westerbork’ werd op last van de regering in 1939 gesticht voor de opvang en het verblijf van uit Duitsland afkomstige Joodse vluchtelingen. Het ontwerp van het Kamp was hoogstwaarschijnlijk afkomstig van architect Louis Bok (1883-1953), werkzaam bij de Rijksgebouwendienst. Kamp Westerbork werd op 1 juli 1942 overgenomen door de Befehlshaber der Sicherheitspolizei en kreeg de benaming Polizeiliches Judendurchgangslager.

Sinistere achtergronden De woning van de commandant staat sinds 1995 vermeld in het Monumentenregister. Tezamen met de woning zijn verschillende andere objecten van het voormalige Kamp Westerbork als onderdelen van een monumentaal complex beschermd, namelijk een bunker, een aardappelbewaarplaats en een rioolwaterzuiveringsinstallatie. Het Monumentenregister spitst de monumentale waarden van de commandantwoning

Het gebouwencomplex veranderde van aanzien en kreeg een grimmig karakter. Er kwamen prikkeldraadomheiningen en wachttorens [afbeelding 2]. De geïnterneerden werden op transport gesteld naar vernietigingskampen in Duitsland en Polen. De langstzittende bevelhebber was SS-Obersturmführer Albert Konrad Gemmeker (1907-1982), hij verbleef in de jaren 1942-1945 in de houten directeurswoning. Zijn opdracht was de deportaties efficiënt

18

VITRUVIUS_Januari2015_v2.indd 18

14/11/14 16:42


VITRUVIUS

NUMMER 30 JANUARI 2015

Het ‘Centraal Vluchtelingenkamp Westerbork’ werd op last van de Nederlandse regering in 1939 gebouwd voor de opvang en het verblijf van uit Duitsland afkomstige Joodse vluchtelingen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog fungeerde Kamp Westerbork als doorgangskamp naar vernietigingskampen in Duitsland en Polen. Na de Tweede Wereldoorlog werd ‘Westerbork’ bevolkt door collaborateurs, NSB’ers en later was het militair kampement en woonden er repatrianten uit Nederlands Indië en Zuid-Molukkers. De houten woning van de kampcommandant is het oudste gebouw van Kamp Westerbork. Dit gebouw uit 1939 zou naar verwachting 15 jaar functioneren. De woning heeft sinds 1995 de status Rijksmonument en vertoont sporen van achterstallig onderhoud. Het Herinneringscentrum Kamp Westerbork beoogt restauratie van de commandantwoning maar wil het gebouw in de eerste plaats veiligstellen door het aanbrengen van een volledig beschermende overkapping. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed had aanvankelijk de nodige reserve bij dit

te laten verlopen. Het leven in het Kamp werd, ter voorkoming van incidenten en opstanden, zo draaglijk mogelijk gemaakt. Naast de barakken verrezen een winkel, een kantine, een postkantoor en een ziekenhuis. De bouw van een aardappelbewaarplaats (circa 1942) en een rioolwaterzuiveringsinstallatie (1943-1944) verhoogde het voorzieningenniveau in Kamp Westerbork. Deportaties beheersten echter het leven in het Kamp. In totaal werden ruim 100.000 mensen op transport gesteld: Joden, Roma, Sinti en mensen uit het verzet. Na de bevrijding was het Kamp in gebruik als interneringskamp voor NSB’ers en collaborateurs, als militair kampement en fungeerde het als opvang voor repatrianten uit Nederlands Indië. In 1950 betrok kolonel Pieter G.C.A. van der Speck Obreen (18971961) met zijn vrouw Dirkje (1890-1969) en dochters Nellie en Cornelie Hannie de woning. Het Kamp was toen verlaten maar in de zomer van 1950 werden de eerste gerepatrieerde Indische Nederlanders gehuisvest. Kamp Westerbork deed in de periode 1952-1971 dienst als vestigingsplaats voor ex-KNIL militairen van Molukse afkomst en kreeg de naam Woonoord Schattenberg. De kolonel overleed in 1961, zijn vrouw in 1969. De laatste barakken werden in 1971 afgebroken. De jongste dochter van de kolonel, Cornelie Hannie, verbleef tot haar dood in de commandantwoning (zomer 2007). Ter voorkoming van voortschrijdend verval is in 2011 over het monument een tijdelijke kap aangebracht [afbeelding 1]. Het Herinneringscentrum had toen al een idee tot

initiatief, maar kwam na constructief overleg met de initiatiefnemer en de gemeente Midden-Drenthe tot andere inzichten. De gewenste voorziening blijkt de historische betekenis van het monument te kunnen versterken en biedt het, nadrukkelijker dan voorheen, een ruimere kans op maatschappelijke betrokkenheid en een verbeterde positie binnen de ambities en doelstellingen van het Herinneringscentrum. Oving Architecten B.V. uit Groningen ontwierp voor de monumentale commandantwoning een transparante overkapping in de vorm van een talloze malen vergroot zoutkristal. Deze voorziening biedt materiële bescherming tegen vandalisme, verval en weersinvloeden en komt op symbolische wijze tegemoet aan de bijzondere emotionele en historische betekenis van het gebouw als lieu de mémoire. De overkapping trekt de historische lijn van Kamp Westerbork op overdrachtelijke wijze door naar de toekomst en biedt de bestaande monumentale karakteristieken van de commandantwoning een contemporain architectonisch surplus.

volledige overkapping van de commandantwoning ontwikkeld. Kap en euvel De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed stelt zich bij plannen tot overkapping van monumenten in beginsel gereserveerd op. Een monument onder een stolp is een onwenselijke situatie. Een van de meest in het oog springende eigenschappen van een gebouw, situering in de buitenlucht – blootgesteld aan weer en wind, komt te vervallen. Als gevolg dreigen isolement en een buitenmaatschappelijke positie. Deze problematiek lijkt op het overkappen van historische binnenplaatsen. Aan dit onderwerp wijdde de Rijksdienst een gids waarin wordt gewezen op de architectonische en bouwkundige gevolgen van overkapping van een binnenplaats nog afgezien van de architectuurhistorische, functionele, klimatologische, stedenbouwkundige en (brand) technische aspecten die om de hoek komen kijken (3). De aanbevelingen en aandachtspunten met betrekking tot overkapping van binnenplaatsen zijn ook van toepassing op plannen voor een volledige overkapping van een monument, maar dat gaat nog een stap verder. Bij volledige overkapping van een gebouw wijzigt de ruimtelijke beleving ingrijpend. Dat is zeker het geval bij een villa, waar gebouw en naaste omgeving (meestal een tuin) elkaars ontwerpkunstig supplement zijn. De villa van de commandant staat aan de rand van het Kamp maar vanwege de nabij-

heid tot het Kamp en omdat het Kamp vanuit de woning goed zichtbaar was, bestaat naast een functionele betrokkenheid ook een beladen en symbolische verbintenis tussen het gebouw en het terrein van het barakkencomplex. Overkapping onttrekt het monument aan de openbaarheid en snijdt de verbintenis met de omgeving af. Dat zijn heikele punten, want de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed streeft actief gebruik van monumenten na en hecht sterk aan het publieke karakter van erfgoed. Een monument in een couveuse belemmert de maatschappelijke vitaliteit, zo luidt de redenering.

2 - Betonnen hekpalen met prikkeldraad, ten oosten van de commandantwoning. 19

VITRUVIUS_Januari2015_v2.indd 19

14/11/14 16:42


VITRUVIUS

3 - Commandantwoning, interieur met kamer en suite. De andere zijde van de kap Het spanningsveld tussen veranderend gebruik en de cultuurhistorische waarde van de commandantwoning is bij uitstek het terrein van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Hoe kan op zorgvuldige wijze het verleden van een monument met het toekomstig gebruik in balans worden gebracht? Zoals gezegd verkeert het monument in matige staat en maakt het geen deel uit van de activiteiten van het Herinneringscentrum. In 1939 werd aan de woning een gebruikstermijn van circa 15 jaar toegekend [afbeelding 3]. Inmiddels is het 2014. In driekwart eeuw liet iedere bewoner van de villa kenmerken en sporen in het monument na, die elk een episode vastleggen en de totale geschiedenis van een bijzondere schakering voorzien [afbeelding 4]. Per generatie bleven ‘vingerafdrukken’ achter waardoor de historische betekenis en de zeggingskracht van het monument werden verhoogd [afbeelding 5]. Het lijken vaak ogenschijnlijk simpele zaken, maar juist omdat ze zo alledaags en menselijk zijn en niet veel uitleg behoeven, zien leek en professional de cultuurhistorische waarde ervan in ‘…een stoel, een lichtknopje, een plafond vol sporen van waterschade, een laars’ (4). Tijdens dergelijke waarnemingen groeit een verhaal met oriëntatiepunten op mensen die vroeger in de commandantwoning leefden, werkten of woonden en ontstaat bewust dan wel onbewust een besef voor uitingen van een cultuur die niet meer de huidige is. Dit soort ervaringen maakt de geschiedenis tastbaar en brengt het verleden nabij. Niet alleen de expert of de professional heeft zeg-

4 - Ter plaatse van het tapijt bleef de houten vloer van de commandantwoning onbehandeld. genschap over behoud en ontwikkeling van cultureel erfgoed. Het is een arrangement van verschillende partners en partijen dat de Werdegang van het erfgoed bepaalt. Het Herinneringscentrum onderkent de bijzondere cultuurhistorische kwaliteiten van de commandantwoning en is van plan 75 jaar woon- en gebruiksgeschiedenis integraal te consolideren en bezoekers ermee in aanraking te brengen [afbeelding 6]. Vanuit dit besef wil het Herinneringscentrum het monument aan de belevingsperiferie onttrekken en het een prominentere plaats in het programma geven. Tot in 2012 was de woning nauwelijks herkenbaar en onttrok wildgroei het gebouw aan het zicht. Waar de woning nu nog afzijdig staat van de bezoekersstroom, zal het gebouw na overkapping en restauratie niet langer een decorstuk zijn. Het Herinneringscentrum heeft weloverwogen gekozen voor niet-publieke toegankelijkheid van de woning en beoogt het monument een lieu de mémoire te laten zijn, een plaats van historie en herdenking. De commandantwoning is het oudste en voornaamste historische gebouw van Kamp Westerbork, het enige dat niet werd afgebroken. Gaafheid, kwetsbaarheid en zeldzaamheid zijn onomstreden. Alle andere gebouwen uit de begintijd zijn gesloopt of verdwenen. Overkapping beschermt tegen degradatie en erosie, vandalisme krijgt geen kans [afbeelding 7]. Cultuurhistorische argumenten: materieel en immaterieel Hoezeer het voornemen tot overkapping van de commandantwoning aanvankelijk

NUMMER 30

JANUARI 2015

5 - De woning vertoont sporen van achterstallig onderhoud. Met behulp van een glasplaatje dat op een scheur boven de entree is aangebracht, kan de ontwikkeling van het schadebeeld worden gevolgd. tegen de uitgangspunten van de Rijksdienst aanschuurde, er bestond wel degelijk begrip voor de visie en argumenten van het Herinneringscentrum. Belangrijke overweging om een positief advies voor de overkapping te formuleren was het voornemen om volgend op de restauratie het monument prominent in de opdracht van het Herinneringscentrum te betrekken en het, weliswaar in beperkte zin, een publieke functie toe te kennen [afbeelding 8]. Kernpunten zijn de uniciteit van de commandantwoning, als enig authentiek behouden gebleven gebouw uit de vroegste periode van Kamp Wes-

6 - De parketvloer in de serre vertoont sporen van gedrentel en geloop.

20

VITRUVIUS_Januari2015_v2.indd 20

14/11/14 16:42


VITRUVIUS

NUMMER 30 JANUARI 2015

7 - In de keuken geldt het fornuis als pièce de résistance. terbork en de nationale betekenis van de woning als symbool van herdenking aan het lijden van vele onschuldige slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. De commandantwoning is geen doorsnee monument maar een zeer pijnlijke en zeldzame icoon van ellende, onstelpbaar verdriet en onoverkomelijk leed met nauwelijks te overschatten symboolwaarde voor het verschijnsel oorlog in het algemeen en de Tweede Wereldoorlog in het bijzonder. Ten slotte heeft de commandantwoning betekenis voor de periode na 1945 met accenten uit de geschiedenis van het KNIL, de Molukse gemeenschap en biedt het monument een overzicht van

tientallen jaren wooncultuur. Uiteraard onderkende de Rijksdienst de urgentie om op afzienbare termijn tot restauratie over te gaan ten einde het risico van onomkeerbaar verlies van monumentale waarden af te wenden. Interieur en inrichting van de commandantwoning veranderen niet, betekenisvolle sporen en interessante kenmerken uit de gehele geschiedenis blijven behouden of krijgen een verantwoorde plaats [afbeelding 9]. Toch was de argumentatie voor de Rijksdienst daarmee nog niet geheel sluitend. Aan nut en noodzaak van de omvattende ingreep ontbraken nog twee finale argumenten.

Sprekende architectuur of het surplus van de stolp en technische aspecten In het afwegingskader van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed was enerzijds de bijzondere architectuur van de overkapping zoals deze door Oving Architecten B.V. werd aangereikt doorslaggevend. Het acceptabel aanbrengen van een overkapping of een transparant velum over de monumentale commandantwoning bestaat bij gratie van creatieve authenticiteit. De doorzichtige overkapping beschermt het gebouw niet alleen tegen weersinvloeden en verval, de voorziening biedt het monument een bijzondere kwaliteit, een nieuwe en symbolische betekenis. Het ontwerp prikkelt het voorstellingsvermogen van de bezoeker en doet een appèl op het talent van zijn ontvankelijkheid terwijl een open oog voor symboliek en zeggingskracht wordt gevraagd. Wat op het eerste gezicht een beschuttende en technische toevoeging lijkt, is in werkelijkheid een steunend en mentaal surplus op de moeilijk te bevatten emotionele lading van deze lieu de mémoire. De comfortabele en ruime woning van de kampcommandant, waar hij met zijn secretaresse als vanuit een theaterloge uitzicht had op Kamp Westerbork, wordt in de nabije toekomst geheel omvat door een transparante structuur die in materiaal noch in contour de woning volgt. Deze schijnbaar onaangepaste vorm is geïnspireerd op die van een zoutkristal, maar dan ontelbare keren vergroot. Zout staat in de ogen van Oving Architecten B.V. symbool voor het zout van de tranen van de slachtoffers en nabestaanden van Kamp Westerbork. Zout conserveert en ondersteunt op overdrachtelijke wijze de herinnering aan het Kamp, het heeft een heilzame uitwerking. Zout is een genezende en waardevolle delfstof. Zout is kostbaar en brengt mensen tot elkaar, het is een bron van kracht en bezieling voor anderen (5). De symbolische betekenis van de overkapping draagt bij aan troost en ondersteunt het tasten en zoeken naar een menselijke maat van onmenselijke verschrikkingen. De groteske omstandigheid van een geriefelijke villa bij een Durchgangslager wordt dankzij de architectonische zeggingskracht van de tot metafoor geworden overkapping enigszins bevattelijk en draagt bij aan proportionering van het immense verdriet dat onlosmakelijk met Kamp Westerbork is verbonden. Anderzijds was de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed geïnteresseerd in de bouwkundige en technische kanten van de 21

VITRUVIUS_Januari2015_v2.indd 21

14/11/14 16:42


VITRUVIUS

gekozen vorm van instandhouding van het monument en vertoonde de wijze waarop de publiekelijke toegankelijkheid wordt beoogd parallellen met de uitgangspunten van de Beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg (6). Ten slotte De symboliek van de beschermende voorziening is evident. De overkapping verstevigt de identiteit en de maatschappelijke betekenis van het Herinneringscentrum en de kap biedt het monument een nieuwe, eigentijdse en tegelijkertijd universele karaktertrek. De beschermende voorziening behoedt de commandantwoning voor vandalisme en verval (7). Vanwege de transparantie van het materiaal van de overkapping is de zichtrelatie tussen de woning en het terrein van het Kamp gegarandeerd. Cultureel erfgoed blijkt geen ontkoombaar verleden maar een actief en actueel verschijnsel te zijn, zowel nu als in de toekomst. Het dynamische proces tussen erflater en erfgenaam onderhoudt de herinnering en heeft een regeneratieve uitwerking op cultureel erfgoed. Monumenten nodigen mensen uit tot luisteren, tot bespiegeling en tot herinnering; het zijn in de woorden van de eerste Vlaamse Bouw-

meester Bob van Reeth (1998-2005) ‘intelligente ruïnes’. Cultureel erfgoed geleidt het verhaal van mensen en maakt deel uit van een algemeen belang dat verder strekt dan één generatie of van één sociale groepering. Een expliciete geheugensteun komt daarbij goed van pas want ‘wij zijn in het bezit van al onze herinneringen, niet zo van de mogelijkheid om ze ons te binnen te brengen’ (8). Noten (1) Dit (voor Vitruvius bewerkte) essay is binnen het bestek van de Leergang Erfgoedfilosofie (2013-2014) geschreven. (2) Jos Bazelmans, ‘Naar integratie en maatschappelijke verbreding in de waardestelling van erfgoed’ in: Erfgoed Van wie, voor wie? Boekman 96 - Tijdschrift voor kunst, cultuur en beleid, najaar 2013 Amsterdam, 25ste jaargang, pagina 89-96 (m.n. pagina 96). (3) Zie uit de serie ‘Cultuurhistorie’ – ‘Historische binnenplaatsen overkappen’ nr. 22 – 2012, uitgave van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. (4) Dirk Mulder in: ‘de Commandantwoning kamp Westerbork’ - fotografie Sake Elsinga, Assen 2009, pagina 5. (5) Mattheüs 5:13-16.

8 - De deurbel van de commandantwoning, rechts van de hoofdentree.

NUMMER 30

JANUARI 2015

(6) Beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg, uitgave van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, ’s-Gravenhage november 2009. (7) In Zaandam en in Breda zijn rijksmonumenten overkapt. Het tsaar Peterhuisje, één van de oudste houten huizen van ons land, werd in 1632 als arbeidershuisje gebouwd van oud scheepshout. De Russische tsaar Peter de Grote (1672-1725) verbleef in dit Zaanse huisje toen hij in 1697 het vak van scheepstimmerman wilde leren. Op kosten van de toenmalige prinses Anna Paulowna (1795-1865) werd in 1823 ter bescherming tegen weersinvloeden een stenen overkapping over het huisje geplaatst. Dankzij een ontwerp met rondbogen bleef het tsaar Peterhuisje zichtbaar. Cornelis van Baarsel (1761-1826) vervaardigde een ets van dit overkapte huisje (Dordrecht, Huis Van Gijn, Atlas Van Gijn inv. nr. VG 2433). In 1895 voorzag architect G.B. Salm (1831-1897) in opdracht van tsaar Alexander II het houten huisje van een nieuwe overkapping. Hij werkte samen met zijn zoon A. Salm (18571915); beiden zijn voor dit werk onderscheiden. Het tsaar Peterhuisje en de overkapping zijn wettelijk beschermd (monumentnummer 518019). In Breda is het uit 1843 daterende, in rode baksteen opgetrokken reduit overkapt. Het reduit staat op lunet B dat samen met lunet A deel uitmaakte van het Antwerpse Front, vestingwerken die na de erkenning van het koninkrijk België in 1839 werden aangelegd. Lunet A is in 1914 gesloopt. Het reduit op lunet B fungeerde sinds 1878 als opslagruimte, o.a. van zout dat in combinatie met vorst en water leidde tot aantasting van het metselwerk. Ter voorkoming van voortschrijdend verval is het reduit in 2005 van een (deels) doorzichtig en (geheel) beschuttend bouwwerk voorzien naar ontwerp van Rothuizen van Doorn ’t Hooft Architecten Stedenbouwkundigen. Dit bureau houdt kantoor in zowel het als ruïne geconserveerde reduit als in de nieuwbouw. Het reduit is een beschermd monument (monumentnummer 46552). In opdracht van paus Pius IV werd in het dal van Assisi (Italië) over de Portiuncula-kapel (oudste vermelding in 1045) de basiliek Santa Maria degli Angeli gebouwd (1569-1679). De heilige Franciscus van Assisi bezocht de kapel

22

VITRUVIUS_Januari2015_v2.indd 22

14/11/14 16:42


VITRUVIUS

NUMMER 30 JANUARI 2015

9 - De hal van de commandantwoning met links de trapopgang. regelmatig en overleed er in aanwezigheid van zijn volgelingen op 3 oktober 1226. De Portiuncula-kapel dankt haar bekendheid aan de heilige Franciscus. Sinds het jaar 2000 staat de Basilica Santa Maria degli Angeli op de lijst van Werelderfgoed. (8) Marcel Proust, Op zoek naar de verloren tijd - Sodom en Gomorra III, Amsterdam 1989, pagina 12 - vertaling van Thérèse Cornips. Fotografische bronnen [1] Zwiggelte, Schattenberg 4. De commandantwoning in Kamp Westerbork, aanzicht vanuit het zuiden. Het monument is voorzien van een noodkap. Herkomst foto: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (12074-36575), opname uit 2014. Fotograaf: Wouter van der Sar. [2] Betonnen hekpalen met prikkeldraad, ten oosten van de commandantwoning. Herkomst foto: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (12074-36632), opna-

me uit 2014. Fotograaf: Wouter van der Sar. [3] Commandantwoning, interieur met kamer en suite. Herkomst foto: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (12074-36608), opname uit 2014. Fotograaf: Wouter van der Sar. [4] Ter plaatse van het tapijt bleef de houten vloer van de commandantwoning onbehandeld. Herkomst foto: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (1207436702), opname uit 2014. Fotograaf: Wouter van der Sar. [5] De woning vertoont sporen van achterstallig onderhoud. Met behulp van een glasplaatje dat op een scheur boven de entree is aangebracht, kan de ontwikkeling van het schadebeeld worden gevolgd. Herkomst foto: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (1207436650), opname uit 2014. Fotograaf: Wouter van der Sar. [6] De parketvloer in de serre vertoont sporen van gedrentel en geloop. Herkomst

foto: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (12074-36641), opname uit 2014. Fotograaf: Wouter van der Sar. [7] In de keuken geldt het fornuis als pièce de résistance. Herkomst foto: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (12074-36638), opname uit 2014. Fotograaf: Wouter van der Sar. [8 De deurbel van de commandantwoning, rechts van de hoofdentree. Herkomst foto: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (12074-36595), opname uit 2014. Fotograaf: Wouter van der Sar. [9] De hal van de commandantwoning met links de trapopgang. Herkomst foto: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (12074-36602), opname uit 2014. Fotograaf: Wouter van der Sar. n

23

VITRUVIUS_Januari2015_v2.indd 23

14/11/14 16:42


VOOR U

gelezen

VITRUVIUS

NUMMER 30

JANUARI 2015

Atlas van de verstedelijking in Nederland. 1000 jaar ruimtelijke ontwikkeling. AUTEURS

Reinout Rutte en Jaap Evert Abrahamse (red.) UITGAVE

THOTH RECENSENT

Edwin Raap D E TA I L S

Gebonden, 336 pagina’s, ruim 600 illustraties in kleur, ISBN 978-90-6868-615-9 PRIJS

€ 69,50

S

tedenatlassen zijn populair de laatste tien jaar. Elke zichzelf respecterende oude stad in ons land heeft er wel eentje laten maken. In de meeste gevalle zijn het prachtige uitgaven met fraaie kaarten en goede ruimtelijke analyses, zoals de Atlas Amsterdam uit 1999 of de historische atlassen van Nijmegen (2003) en die van Haarlem (2006). En nu is er dan weer een atlas met kaarten en analyses. Wat voegt deze atlas dan toe, zou een argeloze lezer zich wellicht afvragen? Kort en goed: deze atlas integreert. En hij intrigeert ook nog eens. Nog niet eerder is van de 35 grootste steden van ons land anno 2014 een samenhangende en daarmee onderling vergelijkbare set kaarten verschenen op een manier zoals dat nu is gedaan. Alleen daarom al moet iedereen die geïnteresseerd is in de geschiedenis en ontwikkeling van de Nederlandse steden deze atlas aanschaffen. De inhoud is daarnaast zo goed dat je geen spijt zult krijgen van de aanschaf. De opzet is helder: eerst worden de 35 steden in alfabetische volgorde beschreven volgens een vast stramien met een vaste serie kaarten en afbeeldingen, die allemaal een zelfde legenda, kleurenpalet en schaal hebben. Dit bevordert de onderlinge vergelijkbaarheid aanzienlijk en is hét grote pluspunt van de atlas. Door uit te gaan van de 35 grootste steden van nu, betekent dit dat moderne woonsteden als Emmen en Almere, 19de eeuwse industriesteden als Hengelo en Heerlen en Middeleeuwse steden als Delft en Leeuwarden zijn samengebracht. Dat de gemeente Haarlemmemeer als één stad wordt aangemerkt is wat vreemd, terwijl het met name om de grootste kernen Hoofddorp en Nieuw-Vennep gaat, maar het is de auteurs direct vergeven. De beschrijvingen zijn systematisch en geven veel

informatie. Het zijn de analyses die het boek nog meer waarde geven. Een aantal kaarten groepeert de steden vervolgens op basis van hun wordingsgeschiedenis. Wat betekende de geografische uitgangssituatie en het landschap terplekke voor de ontwikkeling van die stad? De oudste steden liggen niet zo maar op die plek en de woonsteden zijn ook niet toevallig gesitueerd nabij de grotere oudere steden. De precieze inhoud van de analyses moet u zelf maar lezen. Elke tijdsperiode krijgt uitgebreid aandacht: wat is er tussen 1500 en 1850 gebeurd? Wat waren de redenen voor de stilstand in veel steden en welke ruimtelijke consequenties had dit? Uiteraard kan niet voor elk van de 35 steden iedere periode behandeld zijn, omdat een aantal pas in de 20e eeuw is ontstaan. Een aantal wel goed vergelijkbare steden wordt echter naast elkaar geplaatst en geanalyseerd op basis van bijvoorbeeld stedenbouwkundige praktijk en morfologie in de periode 15e-17e eeuw. Op die manier kunnen Leiden, Enkhuizen, Amsterdam en Rotterdam prima in één hoofdstuk behandeld worden (p.202-205) en krijgen we inzicht in de achtergronden die destijds speelde bij de keuze voor uitbreidingen. Inzicht in hoe groot onze steden tegenwoordig zijn geworden, gemeten in bebouwd oppervlak, geven de kaarten op pagina 262 tot en met 269. Op het eerste gezicht veel wit, maar laat het vooral eens op je inwerken hoe veel ruimtebeslag in de afgelopen vijftig jaar de steden hebben ingenomen en dus hoe leeg Nederland eigenlijk was tot aan de Tweede Wereldoorlog. En dan te bedenken dat ons land toen ook al bekend stond als verstedelijkt gebied. De atlas sluit af met enkele thema’s door de eeuwen heen: ‘transformaties in binnensteden’, ‘wederopbouw, herbestemming en herontwikkeling’ en ‘stadsranden als strijdtoneel’. Het is verhelderend te lezen dat die zaken al eeuwen spelen: de Reformatie betekende het einde van de kloosters in de oude steden en de vrijgekomen ruimte werd onmiddellijk bebouwd. De lege fabriekscomplexen in de industriesteden ondergingen eenzelfde lot: niets nieuws onder de zon dus. Conclusie Rutte en Abrahamse c.s. hebben met deze atlas een standaardwerk afgeleverd dat naar ik verwacht tot in lengte van jaren gebruikt kan en zal worden voor iedereen die zich met stadsontwikkeling in Nederland bezighoudt. Ook voor vergelijking met het buitenland kan het boek gebruikt worden. Nu nog alleen door Nederlanders, maar als er een Engelse vertaling zou komen –en daar is sprake van- dan kan de atlas een veel grotere invloed hebben. n

24

VITRUVIUS_Januari2015_v2.indd 24

14/11/14 16:42


VITRUVIUS NUMMER 30 JANUARI 2015

VOOR U

gelezen

Goed Gevonden. Het portret van Martien Weel (1935-2011). AUTEUR

Marleen Weel UITGAVE

PolderVondsten RECENSENT

Francien Morel-Snieder D E TA I L S

Paperback, 272 pagina’s, ISBN 978-90-8170-634-6 PRIJS

€ 34,95

H

et boek is een eerbetoon aan een verzamelaar, geschreven door de dochter. De vader heeft een grote verzameling bodemvondsten - grotendeels in West-Friesland bijeengegaard- nagelaten en de dochter vertelt het verhaal van een leven dat voor een belangrijk deel in het teken van verzamelen stond. Naast de biografische onderdelen en een uitgebreide catalogus van de vondsten staan er verschillende bijdragen (oa. van Annemarieke Willemsen en Sebastiaan Ostkamp) in, zoals een overzicht van ontstaan en betekenis van de AWN en een verhandeling over de archeologie van het recentere verleden. Tevens zijn korte beschrijvingen van de geschiedenis van Medemblik, Hoorn en Enkhuizen opgenomen. Veel aandacht is er voor de verschillende schatvondsten die in de Nederlandse bodem zijn gevonden. Het biografisch deel geeft een kleurrijk beeld van de tijd waarin een liefhebber nog onbekommerd op zoek kon gaan naar schatten. In de jaren 60 en 70 werd in de steden nog nauwelijks archeologisch onderzoek gedaan en de amateurs, zoals deze Martien Weel, waren de enigen die braakliggende terreintjes afstruinden. Het was een tijd waarin het ‘schatzoekvirus’ nog als onschuldig bekend stond. Pas later werd de metaaldetector op grote schaal gebruikt en eind jaren 80 werd het imago van de detectorhobbyist aangetast. Het boek stelt het werk van de detectorpiloot, een denigrerend term, in een gunstig daglicht door nadrukkelijk enkele projecten te beschrijven waarin professionals en amateurs goed samenwerkten. Verbindend element is natuurlijk de hobby van Martien Weel, maar in verhouding tot de rest neemt de human interest helaas een klein deel van de tekst in. Helaas, omdat dit deel het aardigst is om te lezen. Het was interessant geweest meer te lezen over zijn werk binnen de amateurwereld, over opgravingen die door hem zijn uitgevoerd en zijn contacten met professionals. Hierover komt de lezer weinig te weten. Maar misschien

was er ook niet meer over te vertellen. Het boek is een soort archeologische fruitmand, het lijkt of de auteurs niet konden kiezen wat voor soort boek het moest worden en toen maar hebben besloten alle ideeën er in te stoppen. Hetzelfde geldt voor de titel: Goed Gevonden, het portret van Martien Weel (1935-2011), terwijl er nog een tweede titel op het omslag prijkt: Een historie van archeologen en ‘amateurs’. Deze toevoeging is overbodig en zeker niet verhelderend. Maar de vraag is of de onevenwichtige samenstelling een groot bezwaar is. De ongestructureerde, wat rommelige inhoud is een afspiegeling van de verzameling zelf. De amateur voegt aan zijn verzameling toe wat hij door het toeval in handen krijgt, waardoor een bont geheel ontstaat. Zo ook is het boek: voor ieder wat wils, onderhoudend en leuk om te lezen en te bekijken. Het boek ziet er goed uit, is mooi geïllustreerd met pagina vullende afbeeldingen van schilderijen. Tot slot een opmerking gemaakt door een stadsarcheoloog met positieve ervaringen met amateurs en vrijwilligers: In het hoofdstuk over de AWN wordt gesproken over de taak en bezigheden van AWN-ers en vrijwilligers in het huidige bestel en wordt ter sprake gebracht dat zij samenwerken met sommige bedrijven. Wat niet genoemd wordt is de betekenis van de vrijwilligers voor de gemeentelijke archeologie. Al sinds zeker 30 jaar en nog steeds - spelen AWN-ers en vrijwilligers in het algemeen een grote rol binnen de stadsarcheologie en bestaat er in veel steden een zeer vruchtbare samenwerking tussen amateurs en professionals. n

25

VITRUVIUS_Januari2015_v2.indd 25

14/11/14 16:42


VOOR U

gelezen

VITRUVIUS

NUMMER 30

JANUARI 2015

Ontdek! Archeologie in Rotterdam 2. Onder de markthal, middeleeuwse bewoning in het hart van Rotterdam. AUTEURS

Arnold Carmiggelt en Patrick Ploegaert UITGAVE

Gemeente Rotterdam (Bureau BOOR) i.s.m. Provast RECENSENT

Edwin Raap D E TA I L S

60 pagina’s, ISBN 978-90-8021-186-5 PRIJS

€ 8,(incl. Verzendkosten, via boor@rotterdam.nl)

D

it najaar werd onder veel media aandacht de nieuwe Markthal in Rotterdam geopend. TV-kok Herman den Blijker ging de mensen voor en toonde zich een ware Rotterdammer door vol trots te wijzen op wat er allemaal voor mooie verse producten verhandeld worden in dit prachtige gebouw. Zoals wij, erfgoedprofessionals, weten begint de ontwikkeling van een dergelijk gebouw, inclusief ondergrondse parkeergarage, met het doen van archeologisch onderzoek. Van tevoren was duidelijk dat er veel te verwachten viel, omdat de Markthal ligt vlakbij de plek waar de dam in de Rotte was gelegen. Men zat dus op het oudste gedeelte van de stad. De aanleg van de Markthal was een prachtige gelegenheid daar onderzoek naar te

doen in 2009 en 2010 uitgevoerd door BOOR (Bureau oudheidkundig Bodemonderzoek Rotterdam). Het hier besproken boek is het publieksboek hiervan. Zoals uit de ondertitel al blijkt is dit het tweede deel in de serie die BOOR aan het uitbrengen is. Gezien de kwaliteit en toegankelijkheid van dit deel, is het te hopen dat deze serie nog lang mag voortbestaan. De ‘echte’ archeoloog zal in het boek geen schokkende dingen aantreffen. Misschien is hij of zij wel teleurgesteld over hetgeen gepresenteerd is. Bedenk dan, dat voor hen de onderzoeksrapporten en synthese beschikbaar zijn bij BOOR (onderzoeksrapporten 469deel 1 en deel 2 uit 2012 en 2013) waar alles haarfijn uit de doeken wordt gedaan. Voor het grote publiek is er dus dit boek en dat geeft een prachtig beeld van de ontwikkeling van de Middeleeuwse nederzetting tussen 1350 en 1550 die het Westnieuwland wordt genoemd. Van de periode ervoor, ruwweg vanaf 950 wordt kort melding gemaakt. De nadruk ligt op de latere periode, waaruit het grootste deel van de sporen afkomstig is. Een en ander wordt goed uitgelicht en van verhelderende kaarten voorzien. Het geheel blijft dus niet steken in het pronken met losse vondsten zonder context, maar er is sprake van een geïntegreerd verhaal. Iedere geïnteresseerde in Middeleeuwse stadsgeschiedenis, niet zijnde archeoloog, en eigenlijk elke Rotterdammer zou dit boekje in huis moet hebben. n

26

VITRUVIUS_Januari2015_v2.indd 26

14/11/14 16:42


VITRUVIUS

NUMMER 30

recent

JANUARI 2015

VERSCHENEN

D

e Bosatlas van het cultureel erfgoed, is een indrukwekkend overzichtswerk waarin niet alleen monumenten, maar ook landschappen, feesten en gebruiken de revue passeren. Van kastelen, musea en kerken tot voetbalclubs, popmuziek en straatnamen. Alles wat herinnert aan een ver of meer recent verleden wordt in deze atlas in kaart gebracht. De vele honderden onderwerpen zijn weergegeven in informatieve kaarten, verrassende infographics en prachtige foto’s. De op groot formaat uitgevoerde atlas telt meer dan 400 pagina’s en is verpakt in een luxe bewaardoos.

De Bosatlas van het cultureel erfgoed. UITGAVE

Noordhof D E TA I L S

Gebonden, 416 pagina’s, meer dan 1.000 kaarten, grafieken, infographics en foto’s, ISBN 978-90-0112-010-8 PRIJS

€ 29,95

Beschermd door steen. De stadsmuren van Rhenen. AUTEUR

Toine Maas en Jan Vredenberg (red.) UITGAVE

Matrijs D E TA I L S

Gebonden, 148 pagina’s, rijk geïllustreerd, ISBN 978-90-5345-474-9 PRIJS

€ 29,95

I

n maart 2011 werd op het terrein van het bouwplan ‘Het Rhenense Hof’, niet ver van de middeleeuwse Bergpoort, een ruim 3,5 meter hoog deel van de stadsmuur van Rhenen teruggevonden. De Rhenense stadsverdediging bestond uit een systeem van twee muren: een lage muur pal naast de gracht en enkele meters erachter de zware hoofdmuur. Dit systeem met (gedeeltelijk) dubbele ommuring kwam in Nederland weinig voor en is verder alleen bekend van Nijmegen en Arnhem. In ‘Beschermd door steen’ wordt verteld over het leven in Rhenen en de dreiging die de Rhenenaren achter hun stadsmuren moeten hebben gevoeld. Rhenen lag in de zestiende

Deze atlas belicht niet alleen bekende monumenten, maar ook tal van kleinere, verborgen schatten. Zelfs ogenschijnlijk onbeduidende objecten als eendenkooien, brandspuithuisjes en elektriciteitsmasten vertellen hun verhaal. Of wat te denken van kaarten over straatnamen, straatmeubilair, vooroorlogse productmerken, warenhuizen, schildersateliers, schrijversmonumenten, de oudste voetbalclubs en vele andere onverwachte onderwerpen. Verrassend is ook het hoofdstuk over Nederlands erfgoed in het buitenland. De verbluffende rijkdom van het Nederlandse cultureel erfgoed is in heldere, thematische hoofdstukken inzichtelijk gemaakt. Naast kaarten zijn er talloze plattegronden, vooraanzichten, infographics en foto’s. De Rijksdienst voor het cultureel erfgoed heeft intensief meegewerkt aan de totstandkoming van het boekwerk. n

eeuw op de grens van Gelre en het Sticht. Wie de macht over Rhenen had, bezat de sleutel tot het Sticht. De stad werd verschillende malen belegerd en ingenomen. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog lagen de Spanjaarden in 1584 voor de muren. De roerige zestiende eeuw was ook de periode waarin de Rhenense stadsmuren hun grootste omvang kregen. Nieuwe bastions moesten de poorten beschermen tegen het steeds zwaardere geschut. Uiteindelijk raakte het idee van stadsmuren als bescherming achterhaald en begon het verval. In de negentiende eeuw werden de muren alleen nog als hindernis gezien en grotendeels gesloopt. De verwoesting van Rhenen in 1940 leidde tot een ommekeer. Om het historisch karakter en de identiteit van de stad te versterken, werd besloten tot een reconstructie van grote delen van de stadsmuur. ‘Beschermd door steen’ vertelt niet alleen over de functie van de stadsmuur en zijn betekenis bij de verdediging van Rhenen. Naast de geschiedenis krijgt ook het huidige archeologische en bouwhistorische onderzoek uitgebreid de aandacht. Hierdoor wordt de betekenis van de imposante stadsmuur voor de stad Rhenen, vroeger en nu, sprekend verbeeld. n

27

VITRUVIUS_Januari2015_v2.indd 27

14/11/14 16:42


recent

VITRUVIUS

VERSCHENEN

In naam van God. AUTEUR

Jonathan Phillips UITGAVE

Nieuw Amsterdam D E TA I L S

Paperback, 480 pagina’s, ISBN 978-90-7823-005-2 PRIJS

€ 29,95

‘G

ods wil!’ schreeuwde de menigte na de oproep van paus Urbanus II, en gedurende de daaropvolgende maanden vertrokken 60.000 mensen voor een voettocht van 5000 km naar een onbekend land.

Romeins verkeer. Weggebruik en verkeersdrukte in het Romeinse Rijk. AUTEUR

Cornelis van Tilburg UITGAVE

Primavera Pers D E TA I L S

Paperback, 136 pagina’s, geïllustreerd met ca. 100 illustraties, ISBN 978-90-5997-169-1 PRIJS

€ 19,50

O

veral in het vroegere Romeinse Rijk dat zich uitstrekte van Schotland tot de Sahara, en van Portugal tot de Syrische woestijn, zijn Romeinse wegen in het landschap herkenbaar en soms nog volop als weg in gebruik. Bij de

Ruimte om dieper adem te halen. AUTEURS

Henk van Blerck en Harry Harsema (red.) UITGAVE

Blauwdruk D E TA I L S

Paperback, 216 pagina’s, ISBN 978-90-7527-173-7 PRIJS

€ 24,90

NUMMER 30

JANUARI 2015

Bloed, wapengekletter, wreedheid, de strijd tussen christendom en islam, dat is waar de meeste mensen aan denken bij het woord kruistochten. In naam van God laat zien dat de werkelijkheid complexer en boeiender is. Phillips vertelt het complete verhaal van de opkomst, de expansie, de neergang en het einde van de kruistochten, en wijst op de echo ervan in onze tijd met de grimmige werkelijkheid van Al-Qaida. Extreem-religieuze vurigheid is tegenwoordig synoniem met het fanatisme van minderheden, maar tussen 1095 en 1291 was de kruistocht een door iedereen geaccepteerde en ondersteunde activiteit; keizers en koningen, bisschoppen en hertogen, boeren en hoeren namen eraan deel. Jonathan Phillips vertelt op levendige wijze het grote verhaal en belicht in close-up specifieke episodes en personages. ‘In naam van God’ werpt een nieuw licht op de geschiedenis van de kruistochten. n

aanleg van dit immense wegennet werden door de Romeinse landmeters en ingenieurs opmerkelijke prestaties geleverd die nog altijd bewondering afdwingen. Ook veel stadsplattegronden dragen nog de sporen van het Romeinse verleden van die steden. Op de wegen was het druk met voetgangers, lastdieren en allerlei wagens met trekdieren. Maar waren het wegennet en de stratenplannen berekend op het verkeer, was het druk, of ook wel té druk, met opstoppingen en files? Probeerde men het verkeer in goede banen te leiden, met gebruikmaking van verkeersregels? Of zijn regels en verkeerscirculatieplannen louter een moderne verworvenheid? De jammerklachten van Romeinse bewoners van de grote stad over de soms extreme drukte geven een schok van herkenning. In deze herdruk van het eerder in 2005 uitgegeven boek zijn 100 illustraties toegevoegd en is een lijst van de hand van Tess Doorewaard met alle (bekende) Latijnse benamingen van voertuigen in de klassieke oudheid opgenomen. n

P

arken zijn net als natuurlandschap bedoeld om ‘dieper adem te halen’, aldus planoloog en natuurbeschermer Hendrik Cleyndert (1880-1958). Dit boek is een gids voor de prachtige parken van Arnhem en Nijmegen. De auteurs gaan in op de ontstaansgeschiedenis, het ontwerp en zij verkennen de maatschappelijke betekenis van het park. In Arnhem en Nijmegen bevinden zich parken in de Engelse landschapsstijl, volksparken, functionalistisch naoorlogs groen, stedelijke pocketparken - al dan niet collectief beheerd door omwonenden - en landschapsparken in het tussengebied, zoals Lingezegen. Het boek geeft aan de hand van essays en deze voorbeeldparken inzicht in de Nederlandse parkontwikkeling. Het is rijk geïllustreerd met prachtige foto’s en historisch kaartmateriaal. n

28

VITRUVIUS_Januari2015_v2.indd 28

14/11/14 16:42


VITRUVIUS

NUMMER 30

recent

JANUARI 2015

W

Verborgen Verleden. AUTEUR

Rob van Drie UITGAVE

WBooks D E TA I L S

Paperback, 208 pagina’s, ISBN 978-94-6258-056-5

VERSCHENEN

PRIJS

€ 24,95

Stadhuis Rotterdam. Honderd jaar een baken in de stad. AUTEURS

Harry Abels, Dirk Baalman, Dolf Broekhuizen, Paul Groenendijk, Paul Meurs, Ellen Smit, Han Timmer, Ankie van Tatenhove en Lara Voerman

ie zich in de geschiedenis van zijn familie verdiept, raakt in de ban van een boeiende bezigheid. Al zoekende in de archieven komt de een na de andere voorouder tot leven. ‘Verborgen Verleden’, de officiële uitgave bij het gelijknamige tv-programma, is hét handboek voor iedereen die zich met genealogie wil bezighouden. Stap voor stap leidt de auteur u door archieven, langs documenten en over websites, en vertelt hij wat er nodig is om een goede familiegeschiedenis samen te stellen. Deze geheel herziene en geactualiseerde uitgave nodigt uit tot een ontdekkingstocht naar uw eigen familie. Ook komen de verhalen van een aantal bekende Nederlanders aan bod. Met verrassende resultaten – want wiens zoektocht leidt naar Nederlands-Indië? En wie blijkt af te stammen van Karel de Grote? n

H

et stadhuis van Rotterdam is het centrale punt van de Coolsingel en vormt het hart van de stad. De opdracht in 1913 aan architect Henri Evers voor het ontwerp van het gebouw was omstreden en vormde het begin van een turbulente geschiedenis. De publicatie Stadhuis Rotterdam brengt voor het eerst de rijke historie van het Rotterdamse stadhuis en zijn omgeving in kaart.

UITGAVE

Nai010 D E TA I L S

Gebonden, 216 pagina’s, rijk geïllustreerd, ISBN 978-94-6208-119-2 PRIJS

€ 39,50

De wijze waarop het gebouw inspiratie is voor de toekomstige planvorming van de Coolsingel komt uitvoerig aan bod. Deze publicatie verschijnt naar aanleiding van de voltooiing van de restauratie van dit rijksmonument. ‘Stadhuis Rotterdam’ bevat ook bijdragen over van de turbulente prijsvraag, de kracht van het ontwerp en de recente restauratie door onder meer Merkx+Girod, die het ontwerp van architect Evers herstelden en het gebouw aanpasten aan de wensen van deze tijd. n

W

Zwolle 40-45 AUTEURS

Paul Harmens, Herman Aarts UITGAVE

WBooks D E TA I L S

Gebonden, 112 pagina’s, ISBN 978-94-6258-036-7 PRIJS

€ 24,95

at het betekent om in oorlogsomstandigheden te leven is voor veel mensen moeilijk voor te stellen Die omstandigheden verschillen bovendien sterk van plaats tot plaats. Dit boek maakt met veel foto’s zichtbaar wat er in Zwolle tijdens de Tweede Wereldoorlog gebeurde. De korte teksten gaan vooral over het leven van alledag en geven veel achtergrondinformatie. De Zwollenaren keken vol ongeloof naar de Duitse militairen die op de eerste dag van de bezetting door de stad reden. Het optimisme dat het allemaal wel zou meevallen sloeg om in woede en frustratie toen de bezetter zich dwingend met alle aspecten van het bestaan bemoeide. Weerstand tegen de maatregelen van de bezetter, de deportatie van joden en de tewerkstelling van mannen leidde tot onderduiken, verzet en illegaliteit. n

29

VITRUVIUS_Januari2015_v2.indd 29

14/11/14 16:42


recent

VITRUVIUS

VERSCHENEN

Het Grote Spoor Boek AUTEURS

Guus Veenendaal, Jos Zijlstra en Johan de Bruijn UITGAVE

WBooks (i.s.m. Het Spoorwegmuseum) D E TA I L S

Gebonden, 368 pagina’s, rijk geïllustreerd (ca. 450 illustraties in kleur en zw/w) ISBN 978-94-6258-033-6 PRIJS

€ 49,95

Sloten. Ecologisch functioneren en beheer. AUTEUR

Edwin T.H.M. Peeters UITGAVE

KNNV D E TA I L S

Gebonden, 160 pagina’s, geïllustreerd in kleur, ISBN 978-90-5011-509-4 PRIJS

€ 29,95

N

ederland is rijk aan sloten. Samen zijn ze maar liefst 300.000 kilometer lang. De sloten zijn onmisbaar voor de aan- en afvoer van water en vormen een geliefd onderdeel van ons karakteristieke polderlandschap.

NUMMER 30

JANUARI 2015

I

n 2014 bestonden de spoorwegen in Nederland 175 jaar. In deze lange periode veranderde niet alleen het land, maar ook het spoorbedrijf ingrijpend. Het nieuwe vervoermiddel zorgde ervoor dat mensen ‘vlug, veilig en voordeelig’ van ‘a naar b’ konden reizen. De komst van de spoorwegen bracht ook de bouw van spoordijken, bruggen en stations met zich mee. En niet onbelangrijk: onder invloed van het spoor ontstond een uniforme tijd, die voor het eerst in de geschiedenis overal in Nederland gelijk was. Het Grote Spoor Boek geeft aan de hand van zo’n 450 foto’s een overzicht van de periode 1865 tot heden. In dit boek gaat het om mens én materieel. De vaak niet eerder gepubliceerde foto’s zijn voornamelijk afkomstig uit de collectie van het Spoorwegmuseum in Utrecht. De samenstellers hebben de foto’s ondergebracht in aansprekende thema’s zoals stations, personeel, reizigers, goederen en veiligheid. n

Allerlei natuurlijke processen spelen zich af in deze door de mens aangelegde wateren en ze herbergen ook nog eens tal van interessante planten en dieren. Toch zijn sloten altijd onderbelicht geweest in onderzoek en beleid. Je leest zelden iets over sloten en de meeste mensen weten er weinig van. Dit boek brengt daar verandering in. Het vertelt het verrassende verhaal van sloten en hun geschiedenis, hun rol in het Nederlandse landschap en de fysische, chemische en biologische processen die erin plaatsvinden. Ook beschrijft het de interactie tussen sloten en mensen: beleving en recreatie, degradatie en herstelmaatregelen, monitoring en beoordeling, en de toekomst van de Nederlandse sloten. Een belangrijke informatiebron voor (water) beheerders, beleidsmakers en studenten. Het boek is rijk geïllustreerd met foto’s en schetsen. n

M

Veldgids Nederlandse Flora. AUTEURS

Henk Eggelte UITGAVE

KNNV D E TA I L S

Gebonden, 480 pagina’s, geïllustreerd in kleur, ISBN 978-90-5011-491-2 PRIJS

€ 39,95

et deze geïllustreerde flora van Nederland breng je meer dan 2000 Nederlandse plantensoorten - zonder al te veel voorkennis - snel en makkelijk op naam aan de hand van een nieuwe methode. De determinatiesleutels zijn - vergeleken met andere flora’s - compact en overzichtelijk. Steeds is duidelijk zichtbaar wat onderscheidende en wat aanvullende kenmerken zijn. Ook is er gebruik gemaakt van duidelijk waarneembare, bij voorkeur vegetatieve kenmerken. Dit is handig voor beginners die zonder al te veel botanische voorkennis aan de slag kunnen. Iedereen leert snel met deze flora werken en ook ‘moeilijke’ groepen blijken toegankelijk. Voor gevorderden is er het voordeel dat kenmerkende verschillen tussen soorten in een oogopslag terug te vinden zijn. Vooral in het veld is dat zeer handig. n

30

VITRUVIUS_Januari2015_v2.indd 30

14/11/14 16:42

Donat


Op de foto: “Bij een windkracht lager dan vier, rol ik de zeilen los. Met lusjes haak ik ze aan de wieken, de wind drukt ze vast op het hekwerk. Neemt de wind toe, dan draait de molen snel genoeg en rol ik ze weer op. Dat steekt heel nauw. Ik houd de molen en de lucht continue in de gaten, bij veranderingen moet ik precies op tijd ingrijpen. Soms een kwestie van halve minuten. Als je te lang wacht, kan de molen op hol slaan. Gelukkig is dat nooit gebeurd. Deze molen maakt deel uit van de molenviergang Aarlanderveen, de enige ter wereld die nog werkt. Vier molens draaien naar elkaar toe en elke molen brengt het water een stukje hoger. Vanuit cultuurhistorisch oogpunt blijft de molen in bedrijf. Gelukkig maar, ik houd van de onvoorspelbaarheid en het afwisselende. Ook al maal ik niet dagelijks, ik ben 365 dagen per jaar molenaar.� Johan Slingerland (51), molenaar

D

onatus verzekert vertrouwd

Monumenten worden met veel zorg omgeven door eigenaren en beheerders. Dat is belangrijk en nodig. Net als het kiezen van de juiste verzekering. Al sinds 1852 heeft Donatus ervaring in het verzekeren van monumentale kerken en gebouwen. Als onderlinge maatschappij werken wij zonder winstoogmerk. Wij hebben dan ook geen klanten, maar leden. Maak vrijblijvend kennis met Donatus. Onze expertise zal u verbazen en verrassen, evenals onze jaarlijkse premierestitutie.

sinds 1852

www.donatus.nl tel. 073 - 5221700

Donatus-Vitrivius-adv205x285_mag-FC-I.indd 1

VITRUVIUS_Januari2015_v2.indd 31

13-03-14 12:41

14/11/14 16:42


Bini Nigeria, brons € 4.250,-

Bini Nigeria, brons € 12.500,-

Bini Nigeria, brons € 1.500,-

IFE Nigeria, brons € 14.500,-

Bini Nigeria, brons € 1.590,-

Dan Ivoorkust, masker € 550,-

Dan Ivoorkust, masker, hout € 550,-

IFE Nigeria, brons € 4.500,-

Djenné Mali, terracotta € 568,-

Dan Ivoorkust, masker hout € 450,-

Ikenga Nigeria, terracotta € 250,-

Baoule, masker € 350,-

Vitruvius Art Afrikaanse kunst en Etnografica

VITRUVIUS_Januari2015_v2.indd 32

Voor verkoop: EDUCOM BV - 010 425 65 44 en/of e-mail: educom@xs4all.nl * Prijzen excl. btw en verzendkosten. 14/11/14 16:42


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.