
1 minute read
2.3.8 Het onderbeen
2.3.8 Het onderbeen
329 De buitenenkel is een uitsteeksel van:
Advertisement
330 De binnenenkel bevindt zich aan:
331 Kuitbeen en scheenbeen zijn met elkaar verbonden door middel van:
1. bindweefselstructuren. 2. een beenvergroeiing. 3. een straf gewricht.
Wat is juist? a. 1 en 2 zijn juist. b. 1 en 3 zijn juist. c. 2 en 3 zijn juist.
332 De binnenenkel is een uitsteeksel van:
333 De buitenenkel bevindt zich:
334 I Het kuitbeenhoofd bevindt zich aan het distale deel van het kuitbeen. II Het kuitbeen neemt geen deel aan het kniegewricht.
Wat is juist? a. I en II zijn beide juist. b. I is juist en II is onjuist. c. I is onjuist en II is juist.
335 Scheenbeen en kuitbeen zijn aan de distale zijde verbonden door middel van:
a. een bindweefselverbinding. b. een kraakbeenverbinding. c. een straf gewricht.
336 Het kuitbeenhoofdje is verbonden met:
337 Aan welke kant van het scheenbeen bevindt zich de scheenbeenknobbel?
a. Dorsaal-proximaal. b. Ventraal-distaal. c. Ventraal-proximaal.
338 Aan welke zijde van het scheenbeen bevindt zich de binnenenkel?
a. Aan de laterale en proximale zijde. b. Aan de mediale en distale zijde. c. Aan de mediale en proximale zijde.
339 Met welke beenderen is het kuitbeen verbonden?
a. Distaal met de voetwortel en proximaal met het scheenbeen. b. Distaal met het dijbeen en proximaal met het scheenbeen. c. Distaal met het scheenbeen en proximaal met het dijbeen.