
13 minute read
4.3 Milieu
151 Welke handeling moet u eerst verrichten indien, tijdens de behandeling, een cliënt flauwvalt?
a. Gerust stellen en voor frisse lucht zorgen. b. In stabiele zijligging leggen en hulp inroepen. c . Knellende kleding losmaken en 112 bellen.
Advertisement
152 Hoe kan de hoeveelheid afval in de praktijk worden beperkt?
1. Door het gebruik van disposable materialen. 2. Door het gebruik van kringloopproducten. 3 . Door het gebruik van navulverpakkingen.
Wat is juist? a. Alleen 1 en 3 zijn juist. b. Alleen 2 en 3 zijn juist. c. 1, 2 en 3 zijn juist.
153 Wat is een indirect gevolg van het broeikaseffect?
a. Aantasting van de bossen. b. Schadelijke straling van de zon wordt minder tegengehouden. c. Stijging van de zeespiegel.
154 Welke milieuproblemen veroorzaken CFK’s, die zich onder andere in drijfgassen bevinden?
1. Het broeikaseffect. 2. Zure regen. 3. Afbraak van de ozonlaag.
Wat is juist? a. 1 en 3. b. 1 en 2. c. 2 en 3.
155 Welke factor bepaalt mede welke overheid (Rijk, Provincie of Gemeente) de milieuvergunning verleent?
a. De locatie van het bedrijf. b. De grootte van het bedrijf. c. De financiële toestand van het bedrijf.
156 Wanneer is het apart inzamelen van chemisch afval in de vorige eeuw in Nederland ingevoerd?
a. In de jaren ’70. b. In de jaren ’80 c. In de jaren ’90.
157 Welke vorm van duurzame energie is verreweg de meest efficiënte die wij in Nederland kennen?
a. Zonne-energie. b. Kernenergie. c. Windenergie.
158 Welke vorm van milieuverontreiniging wordt voor een groot deel veroorzaakt door stikstofoxiden?
159 I Bij natuurlijke energie wordt gebruik gemaakt van waterkracht. II Alle natuurlijke energiebronnen zijn onbeperkt aanwezig.
160 Een belangrijke maatregel om milieuproblemen te beperken is:
a. het bevorderen van de bevolkingsgroei. b. het bevorderen van een goed toegankelijk openbaar vervoer. c. het stimuleren van intensieve veeteelt.
161 Onder een kringloopproduct verstaan we:
a. een product dat door meerdere personen tegelijk gebruikt wordt. b. een product dat het milieu niet vervuilt. c. een product dat hergebruikt wordt.
162 Wat verstaat men onder het begrip milieu?
a. De voorziening van schoon leidingwater. b. De zorg voor een schone lucht. c. Het biologisch leefklimaat.
163 Wat is een goede manier om in een schoonheidssalon energie te besparen op het water?
a. Door de temperatuur van het warme water zo laag mogelijk in te stellen. b. Door een elleboogkraan te gebruiken. c. Door een thermostaatkraan te gebruiken.
164 Hoe kan verontreiniging van het water worden beperkt?
a. Door bij het schoonmaken zo min mogelijk water te gebruiken. b. Door de juiste dosering van waspoeder toe te passen. c. Door uitspoelresten eerst te verdunnen met water.
165 Milieuvervuiling is te beperken door flessen die bij het klein gevaarlijk afval horen: I eerst schoon te spoelen. II Biogas is een milieuvriendelijk alternatief voor CFK.
166 Om energie te besparen is het aan te bevelen de verwarming in de praktijkruimte lager te zetten:
a. 1 uur na afsluiting van de werkzaamheden. b. 1 uur voor afsluiting van de werkzaamheden. c. bij beëindiging van de werkzaamheden.
167 Hoe lang is het wettelijk verplicht de afgiftebewijzen van gevaarlijk afval te bewaren?
a. Tenminste 1 jaar. b. Tenminste 3 jaar. c. Tenminste 5 jaar.
168 Aan welke milieuvoorschriften dient de schoonheidsspecialist zich te houden bij het aanbieden van gevaarlijk afval?
a. De branchevoorschriften. b. De gemeentelijke voorschriften. c. De provinciale voorschriften.
169 Wat is een wettelijke verplichting met betrekking tot afvalstoffen?
a. Afvalstoffen worden zoveel mogelijk per component volledig van elkaar gescheiden, gescheiden gehouden en gescheiden afgegeven. b. Deponeer gebruikte milianaalden uitsluitend in een naaldencontainer. c. Voer gebruikte desinfectiemiddelen af als gevaarlijk afval.
170 Tot welke gevolgen kan zure regen leiden?
a. Stijging van de zeespiegel. b. Uitsterven van diersoorten. c. Verhoging van de temperatuur.
171 I De gesteldheid van de bodem, lucht en water beïnvloeden elkaar. II De gesteldheid van het milieu heeft invloed op de gezondheid van de bevolking.
172 Wat is een direct gevolg van het dunner worden van de ozonlaag?
a. Bepaalde diersoorten sterven uit. b. De regen verzuurt. c . De schadelijke straling van de zon neemt toe.
173 Welk middel voor het schoonmaken van de praktijkruimte is het minst belastend voor het milieu?
a. Een chloorbleekmiddel. b. Een zeepoplossing. c. Spiritus.
174 Wat wordt in de praktijk tot het chemisch afval gerekend?
a. Alcohol 70%. b. Lege plastic flessen. c. Plastic verpakkingsmateriaal.
175 Op welke momenten dient de schoonheidsspecialist rekening te houden met het milieu?
1. Bij de inrichting van de praktijkruimte. 2. Bij de aanschaf van materialen en apparaten. 3. Tijdens de behandeling van een cliënt. 4. Tijdens het opruimen na een behandeling.
Wat is juist? a. Alleen 1 en 4. b. Alleen 2 en 3. c. 1, 2, 3 en 4.
176 Hoe kunnen milieuproblemen worden verminderd?
a. Door de economie te stimuleren. b. Door elektriciteit in plaats van gas te gebruiken. c. Door het gebruik van chemische producten terug te dringen.
177 Tot welke norm behoort het opslaan van gevaarlijke afvalstoffen in de originele lege verpakking voorzien van een oranje sticker?
a. Branchenorm. b. Optimale situatie. c. Wettelijke verplichting.
178 Wat is het beste moment om de verwarming op de nachtstand te zetten?
a. Eén uur voor het afsluiten van de werkzaamheden. b. Op het moment dat de laatste cliënt vertrekt. c. Op het moment dat de praktijkruimte is opgeruimd en schoongemaakt.
179 Hoe wordt alcohol 70% afgevoerd?
a. Geloosd via het riool. b. Met het huisvuil. c. Met het klein chemisch afval.
180 Welke maatregel beperkt het broeikaseffect?
a. Geen gebruik maken van chloorhoudende middelen. b. Geen gebruik maken van de nattechniek. c. Geen gebruik maken van spuitbussen met CFK’s.
181 I Een kringloopproduct is een product dat hergebruikt wordt. II Door het gebruik van kringloopproducten wordt het milieu minder belast.
182 Wanneer ontstaat chemische energie?
a. Bij gebruik van een elektrische kachel. b. Bij gebruik van een gaskachel. c. Bij gebruik van zonnepanelen.
183 Waardoor ontstaat het gat in de ozonlaag?
a. CFK’s. b. Kooldioxide. c. Stikstofdioxide.
184 Wat wordt tot de duurzame energievormen gerekend?
a. Energie opgewekt door de wind. b. Energie opgewekt uit aardgas. c. Energie opgewekt uit steenkool.
185 Hoe moet het afvoeren van huishoudelijk afval gebeuren?
a. Volgens gemeentelijke richtlijnen. b. Volgens landelijke richtlijnen. c. Volgens provinciale richtlijnen.
186 Wat is het gevolg van zure regen?
a. Aantasting van de bossen. b. Stijging van de zeespiegel. c. Temperatuurverhoging op aarde.
187 Waartoe kan intensieve veeteelt leiden?
188 Wat is de optimale situatie bij het aanbieden van gevaarlijke stoffen?
a. De afvalstoffen zolang mogelijk in huis bewaren. b. In de originele verpakking voorzien van een oranje sticker met daarop ‘afval’. c. In wegwerpcontainers aanbieden.
189 Wat hoort tot klein gevaarlijk afval?
a. Kapotte gloeilampen. b. Lege zeepverpakkingen. c. Restjes nagellakremover.
190 Welk gas is in belangrijke mate verantwoordelijk voor het broeikaseffect?
a. CFK. b. Kooldioxide. c. Ozon.
191 De ozonlaag dient om ons te beschermen tegen:
a. het broeikaseffect. b. UV-straling van de zon. c. zure regen.
192 Een goede manier om milieuproblemen te beperken is:
a. het bevorderen van de bevolkingsgroei. b. het autogebruik te verminderen. c. het stimuleren van de economische groei.
193 Wat is een voorbeeld van energieverspilling?
a. Het ‘s nachts verwarmen van de praktijkruimte op 15 graden Celsius. b. Het overdag verwarmen van de praktijkruimte op 24 graden Celsius. c. Het wassen van de onderlegdoeken op 95 graden Celsius.
194 Welke energiebron veroorzaakt de minste milieuvervuiling?
a. Chemische energie. b. Elektrische energie. c. Natuurlijke energie.
195 Welk middel voor het schoonmaken van de praktijkruimte is het minst belastend voor het milieu?
a. Een chemisch schoonmaakmiddel. b. Een chloorbleekmiddel. c . Een zeepoplossing.
196 Waarom geeft u containertjes voor gebruikte milianaalden af bij een apotheek of de gemeente?
a. Dit is alleen een goed advies. b. Dit is een branchenorm. c. Dit is een wettelijke verplichting.
197 Hoe kunt u op een juiste manier energie besparen in de praktijk?
a. Door de praktijkruimte overdag alleen bij gebruik te verwarmen. b. Door de ramen van de praktijkruimte altijd goed dicht te houden. c. Door de temperatuur van het warmwaterapparaat op 40 graden Celsius te stellen.
198 Wat is een vorm van energiebewust gedrag?
a. Het gebruik van navulverpakkingen. b. Het gebruik van huiddesinfectantia met een RVGnummer. c. Het vervangen van gewone lampen door spaarlampen.
199 Een goede manier om de hoeveelheid afval in de praktijk te verminderen is:
a. het afgeven van gebruikte mesjes bij de apotheek of de gemeente. b. het gebruik van disposable handschoenen. c. het gebruik van kringloopproducten.
200 Wat wordt in de praktijk gerekend tot het klein gevaarlijk afval?
201 Een desinfectiemiddel voorzien van een N met 5 cijfers is:
a. een huishoudelijk reinigingsmiddel. b. een voor het milieu minder schadelijk middel. c. een voor het milieu schadelijk middel.
202 Wat is het minst belastend voor het milieu?
a. Chemische energie industrie. b. Intensieve veeteelt. c. Windenergie industrie.
203 Wat wordt tot het chemisch afval van de praktijk gerekend?
a. Reclamefolders. b. Restjes desinfectantia. c. Verpakkingsmateriaal van crèmes.
204 Waardoor wordt zure regen onder andere veroorzaakt?
a. Kooldioxide. b. Ozon. c. Zwaveldioxide.
205 Wanneer moet het afval uit de praktijk worden verwijderd?
a. Alleen als de afvalemmer vol is. b. Dagelijks na de laatste behandeling. c . Na iedere behandeling.
206 Wat verstaat men onder huishoudelijk afval?
a. Koffieresten en afgewerkte olie. b. Lege spuitbussen en flessen. c. Spaarlampen en wegwerphandschoenen.
207 Waardoor kan de lucht in de praktijkruimte worden verontreinigd?
a. Dagelijks gebruik van stofzuiger. b. Gebruik van schoonmaakmiddellen. c. Huidschilfers.
208 Wat is een direct gevolg van het broeikaseffect?
a. Stijging van de zeespiegel. b. Temperatuur verhoging. c. Zure regen.
209 Welk soort verlichting in de werkruimte kost het meeste energie?
a. Een gewone lamp. b. Een halogeenlamp. c. Een TL-buis.
210 Hoe worden koffieresten uit de praktijk afgevoerd?
a. Als chemisch afval. b. Als huishoudelijk afval. c. Samen met productrestanten.
211 Wat zijn goede voorbeelden om het energieverbruik omlaag te brengen in de praktijk?
a. Gewone lampen en dubbele beglazing. b. Halogeenlampen en een tijdklok. c. Thermostaatknop en spaarlampen.
212 Wat verstaat men onder chemisch afval?
213 In het kader van energiebesparing is het schakelen van de verwarmingsthermostaat op de nachtstand:
214 Wat behoort tot klein chemisch afval?
a. Alcohol 70% en jodium. b. Nagellak en lege parfumflessen. c. Verf en met bloed besmette watten.
215 Op welke temperatuur wast de milieubewuste behandelaar de gebruikte doeken, die niet zichtbaar verontreinigd zijn?
a. 30 graden Celsius. b. 40 graden Celsius. c . 60 graden Celsius.
216 Wat is een gevolg van intensieve veeteelt?
217 Het vervangen van gloeilampen in de praktijkruimte door spaarlampen is:
218 Waardoor kan de lucht in de behandelruimte worden verontreinigd?
a. Gebruik van geozoniseerde waterdampapparatuur. b. Gebruik van koeldampapparatuur. c. Gebruik van reinigingsmiddelen voor de huid.
219 Wat is een juiste maatregel om het broeikaseffect te beperken?
a. De afgifte van kooldioxide terugdringen. b. Het gebruik van chloorhoudende middelen terugdringen. c. Het gebruik van vluchtige desinfectiemiddelen terugdringen.
220 Een desinfectiemiddel voorzien van een N-nummer
a. is geschikt voor huiddesinfectie. b. is slechts in geringe mate schadelijk voor het milieu. c. mag via het riool worden afgevoerd.
221 Wanneer wordt gebruik gemaakt van chemische energie?
a. Bij gebruik van een open haard. b. Bij het gebruik van zonnepanelen. c. Bij het opwekken van energie met behulp van windmolens.
222 Wat wordt in de praktijk gerekend tot het klein gevaarlijk afval?
a. Alcohol 80%. b. Kunststof verpakkingsmateriaal. c . Met bloed verontreinigde watten.
223 I Wasmiddelen kunnen het water verontreinigen. II Huidschilfers kunnen de lucht verontreinigen.
224 Welke stof is een ernstige luchtverontreiniger?
a. Biogas. b. CFK. c. Zure regen.
225 Waardoor kan lucht worden verontreinigd?
226 Ammoniak die in te grote mate in de bodem en de lucht terechtkomt, heeft onder andere zijn oorzaak in:
a. afvalwaterlozing van fabrieken. b. intensieve veeteelt. c. uitlaatgassen van auto’s.
227 Gevaarlijke stoffen worden gemerkt met:
a. een doodshoofd. b. een dubbel vierkantje. c. een oranje driehoekje.
228 Een natuurlijke brandstof is:
a. aardgas. b. biogas. c. drijfgas.
229 Wat wordt in de praktijk gerekend tot het klein gevaarlijk afval?
230 Tot het huishoudelijk afval van de praktijk rekent men
a. restanten betadinezalf. b. restanten nagellak. c. verpakkingsmateriaal van crèmes.
231 I Waterverontreiniging is in de praktijk te beperken door uitspoelresten te verminderen, door het materiaal eerst schoon te vegen met tissues. II Waterverontreiniging is in de praktijk te beperken door uitspoelresten te verdunnen door water toe te voegen.
4.4 Kwaliteit
232 Wat moet bij kwaliteit centraal staan?
a. De beleefdheid van het personeel. b. De wensen van de klant. c. Het gebruik van kwaliteitsproducten.
233 Wat moet het doel zijn van een bedrijf in de uiterlijke verzorging met betrekking tot kwaliteit?
a. Voldoen aan de eisen van een klant. b. Voldoen aan alle gerechtvaardigde eisen van een klant. c. Voldoen aan alle technische eisen die het personeel zichzelf stelt.
234 Wat houdt effectief werken in?
a. Dat de werkzaamheden een bijdrage leveren aan de gevraagde kwaliteit. b. Dat er zo goedkoop mogelijk gewerkt wordt. c. Dat het eindresultaat voor de medewerkers bevredigend is.
235 Wat betekent efficiënt werken?
a. Doelmatig werken. b. Effectief werken. c. Kwaliteitsgericht werken.
236 Bij de economische waarde van een apparaat gaat het er om:
a. dat de aanschafsprijs ruimschoots wordt terugverdiend door het gebruik ervan. b. dat het apparaat de serviceverlening verhoogt. c. dat het onderhoud niet teveel werk en tijd in beslag neemt.
237 Wat is het belang van veilig werken?
a. De omzet verhogen en kosten besparen. b. Lichamelijke overbelasting voorkomen. c. Lichamelijke verwondingen voorkomen.
238 Op welke manier komt de gezondheid van de klant en de werknemer in gevaar?
1 dermatologisch geteste middelen 2 gebruik van een defect apparaat 3 gebruik van ondeugdelijke handschoenen 4 niet goed opbergen van apparaten
a. 1, 2 en 3. b. 2, 3 en 4. c. 1, 3 en 4.
239 Kwaliteitszorg is belangrijk omdat:
a. het leveren van kwaliteit door bedrijven volgens de cao verplicht is. b. het leveren van slechte kwaliteit het voortbestaan van het bedrijf in gevaar brengt. c. de klant moet betalen nadat de behandeling is afgerond.
240 Wat wordt met kwaliteitsfactoren bedoeld?
a. Dit zijn onderdelen van een behandeling die van invloed zijn op de mening van de klant. b. Een soort keurmerk waarmee de salon in bepaalde klasse wordt ingedeeld. c. Factoren in de behandeling waarvan afhankelijk is of de behandeling lukt of mislukt.