11 minute read

3.4.5 Massagetechnieken

Next Article
3.4.7 Apparatuur

3.4.7 Apparatuur

302 Het gebruik van een haargroeiremmend product wordt geadviseerd direct na een behandeling met:

a. een automatisch pincet. b. een ontharingscrème. c. een scheerapparaat.

Advertisement

303 Welke fase in de groeicyclus van de haar is in het algemeen het kortst?

a. Anagene fase. b. Katagene fase. c. Telogene fase.

304 Wat ontwikkelt zich bij het ontharen volgens de Blendmethode aan de kathode?

a. Een sterke base. b. Een zwakke base. c. Een zwak zuur.

3.4.5 Massagetechnieken

305 De voornaamste invloed van intermitterend drukken is:

a. dehydratie van de weefsels en ontspanning van spieren. b. dehydratie van de weefsels en tonisering van spieren. c. doorbloeding van de huid en tonisering van spieren.

306 Een voorname invloed van intermitterend drukken is:

a. dehydratie van de weefsels. b. tonisering van spieren. c. activering van de doorbloeding van de huid.

307 Welke van de onderstaande handgrepen wordt dikwijls als inleidende handgreep bij een lichaamsmassage toegepast?

a. Intermitterend drukken. b. Petrissage. c. Tapotement.

308 Wat zijn rotaties?

a Ronddraaiendefricties. b. Ronddraaiende effleurages. c. Ronddraaiende petrissages.

309 De invloeden van een effleurage zijn onder andere gericht op:

1. de bloedvaten. 2. de zenuwuiteinden. 3. het vetweefsel.

Wat is juist? a. 1 en 2 zijn juist. b. 1 en 3 zijn juist. c. 2 en 3 zijn juist.

310 De invloeden van rotaties stemmen het meest overeen met de invloeden van:

a. effleurages. b. fricties. c. petrissages.

311 Welke handgrepen past men bij voorkeur toe om de vochtcirculatie in het weefsel te bevorderen?

1. Rustig uitgevoerde lengteknedingen. 2. Intermitterende drukbewegingen. 3. Snelle dwarsknedingen.

Wat is juist? a. 1 en 2 zijn juist. b. 1 en 3 zijn juist. c. 2 en 3 zijn juist.

312 Welke handgrepen past men bij voorkeur toe om de vochtcirculatie in het weefsel te bevorderen?

a. Langdurige tapotements. b. Langzaam uitgevoerde lengteknedingen. c. Snelle, luchtige fricties.

313 Hoe kun je door massage spieren dehydreren?

a. Met rustig uitgevoerde dwarsknedingen. b. Met rustig uitgevoerde lengteknedingen. c. Met rustig uitgevoerde rotaties.

314 Welke massagehandgrepen pas je bij voorkeur toe als je spieren wilt ontspannen?

a. Langzame lengteknedingen. b. Luchtige dwarsstrijkingen. c. Tapotements met de holle hand.

315 Als delen van het skelet vlak onder de huid liggen, zoals aan de binnenvoorkant van het onderbeen, vermijdt men het uitvoeren van:

a. dwarsstrijkingen. b. lengtestrijkingen. c. tapotements.

316 Bij het masseren van panniculose geeft men bij voorkeur:

a. tapotements met de holle hand. b. tapotements met de pinkzijde van de hand. c. tapotements met een gesloten vuist.

317 Het geven van tapotements bij cosmetische massage moet achterwege blijven bij het masseren:

1. in het lendengebied ter hoogte van de nieren. 2. op de rug ter hoogte van de longen. 3. van de billen ter hoogte van de bilspieren.

Wat is juist? a. 1 en 2 zijn juist. b. 1 en 3 zijn juist. c. 2 en 3 zijn juist.

318 Welke effecten worden aan vibraties toegeschreven?

a. Een direct en een indirect stimulerende werking. b. Een direct stimulerende en indirect ontspannende werking. c. Een direct en een indirect ontspannende werking.

319 Welke bewegingen rekent men bij massages tot de klassieke handgrepen?

a. Frictioneren en schudden. b. Frictioneren en vibreren. c. Schudden en vibreren.

320 Het schudden van de ledematen bij lichaamsmassage is aangewezen bij:

a. een schilferende huid. b. gespannen spieren. c. huidverkleving.

321 De invloeden van schudden bij massages komen het meest overeen met de invloeden van:

a. petrissages. b. tapotements. c. vibraties.

322 Het schudden van armen of benen bij massages heeft voornamelijk tot doel:

a. de gewrichten te mobiliseren. b. de huid los te maken van de onderlaag. c. de spieren te ontspannen.

323 Welke handgreep past men bij voorkeur toe om huidverklevingen op te heffen?

a. Huidrollen. b. Huidschudden. c. Vibraties.

324 Met welk doel past men bij lichaamsmassage huidverschuivingen toe?

a. Om dode huidcellen te verwijderen. b. Om spieren te ontspannen. c. Om weefsel los te maken.

325 Welke handgrepen past men toe bij schoudermassages om huidverklevingen op te heffen?

a. Huidrollen. b. Huidschudden. c. Vibraties.

326 Welke handgrepen past men toe bij lymfdrainages?

a. Roterende druk-zuigbewegingen. b. Roterende effleurages. c. Roterende petrissages.

327 Tot de directe invloeden van de massage rekent men:

a. de prikkeling van zenuwuiteinden. b. een betere doorbloeding in de huid. c. een gevoel van algehele ontspanning.

328 Dehydratie van spierweefsel verkrijgt men het beste door:

a. fricties. b. petrissages. c. tapotements met de holle hand.

329 Huidverschuivingen bij lichaamsmassage past men vooral toe om:

a. de doorbloeding te bevorderen en spieren te ontspannen. b. de doorbloeding te bevorderen en het weefsel los te maken. c. de spierstofwisseling te verbeteren en het weefsel los te maken.

330 Afvoerende handgrepen bij lichaamsmassage verbeteren direct:

a. de doorbloeding van de spieren. b. de tonus van verkrampte spieren. c. de vochtregulatie in de weefsels.

331 Welke invloed schrijft men toe aan lopende vibraties?

a. Activering van de doorbloeding. b. Ontspanning via zenuwuiteinden. c. Tonisering van de oppervlakkig gelegen spieren.

332 Snelle, krachtige petrissages op het dwarsverloop van spieren werken vooral:

a. ontspannend en doorbloedend. b. toniserend en doorbloedend. c. toniserend en hydraterend.

333 Bij het masseren van spieren bereikt men de sterkste doorbloeding met:

a. effleurages. b. fricties. c. petrissages.

334 Welke handgrepen past men voornamelijk toe bij ontspannende massages?

a. Effleurages en rotaties. b. Effleurages en tapotements met waaierslagen. c. Lengteknedingen en fricties.

335 Contra-indicaties voor een cosmetische lichaamsmassage zijn:

a. eczeem en spierontsteking. b. spierontsteking en spierverslapping. c. spiervermoeidheid en eczeem.

336 Tot de directe invloeden van de massage behoort:

a. het gladder worden van het huidoppervlak. b. het verhogen van de klierafscheiding. c. het verwijden van de huidcapillairen.

337 Welke van de onderstaande handgrepen past men toe als inleiding bij de lichaamsmassage?

a. Dwarsstrijkingen. b. Intermitterende drukbewegingen. c. Rotaties.

338 Ontspanning van spieren als gevolg van schuddingen ontstaat door:

a. mechanische invloed. b. psychische invloed. c. reflectorische invloed.

339 Welke massagehandgrepen past men toe om dehydratie in de spieren te bewerkstelligen?

a. Langdurig diepe knedingen in het lengteverloop van de spier. b. Langdurig oppervlakkige effleurages in het lengteverloop van de spier. c. Langzame oppervlakkige knedingen op het dwarsverloop van de spier.

340 Om de vochthuishouding in het weefsel te beïnvloeden geeft men bij voorkeur tapotements met:

a. de gesloten vuist. b. de holle hand. c. de pinkzijde van de hand.

341 Tot de diepst werkende klassieke handgrepen van de massage behoren:

a. petrissage en frictie. b. petrissage en rotatie. c. vibratie en frictie.

342 Welke handgrepen past men bij een lichaamsmassage bij voorkeur toe om de huid los te maken van de onderlaag?

a. Huidrollen en huidverschuivingen. b. Huidrollen en tapotements. c. Lengtestrijkingen en huidverschuivingen.

343 Voor het opwekken van korte achtereenvolgende spiercontracties geeft men:

a. dwarsknedingen. b. fricties. c. tapotements.

344 Fricties worden in de schoonheidsverzorging gegeven om:

a. de tonus van verkrampte spieren te verlagen. b. de vochtdoorstroming in de huid te versnellen. c. een betere plaatselijke doorbloeding op te wekken.

345 Fricties hebben onder andere tot doel:

a. de prikkelgeleiding langs zenuwuiteinden te activeren. b. de stofwisseling in het weefsel te bevorderen. c. de tonus van verkrampte spieren te verlagen.

346 Het beste resultaat bij figuurcorrecties in de cosmetische praktijk geven onder andere:

a. petrissages en elektrokinesie. b. pincements en borstelmassage. c. tapotements en infraroodbestraling.

347 I Intermitterend drukken beïnvloedt de vochthuishouding in de weefsels. II Intermitterend drukken op de benen bij de lichaamsmassage vindt plaats van proximaal naar distaal.

a. Alleen I is juist. b. Alleen II is juist. c. I en II zijn beide juist.

348 Indien een cliënt veel teleangiëctasieën heeft maakt men in de cosmetische gezichtsmassage voornamelijk gebruik van:

a. effleurages. b. fricties. c. petrissages.

349 Welke handgrepen past men bij voorkeur toe om de doorbloeding van de gezichtshuid te activeren?

a. Afvoerende effleurages over de wangen. b. Fricties langs de rand van de onderkaak. c. Vingertapotements over de wangen.

350 Afvoerende massagehandgrepen in de hals geeft men vooral om:

a. de halsspieren te ontspannen. b. de halshuid sterker te doorbloeden. c. de bloed- en lymfcirculatie van de gezichts en halshuid te reguleren.

351 Welke van onderstaande handgrepen zijn bij gezichtsmassage het meest ontspannend?

a. Fricties. b. Vibraties. c . Vingerknedingen.

352 Afvoerende handgrepen bij gezichtsmassage hebben in de eerste plaats tot doel:

a. bloedovervulling te verminderen. b. de spieren te toniseren. c. talgafscheiding te reguleren.

353 Een contraindicatie voor gezichtsmassage waarbij alle klassieke handgrepen worden toegepast, is/zijn:

a. acne. b. comedonen. c. milia.

354 Voor een tonisering van verslapte mimische spieren maakt men bij voorkeur gebruik van:

a. dwarsstrijkingen. b. lopende vibraties. c. vingertapotements.

355 Een drukzuigmassage is vooral gericht op:

a. de huidklieren. b. de lymfbanen. c. de spieren.

356 I Vibraties worden uitsluitend met de gehele hand uitgevoerd. II Vibraties worden onder andere toegepast ter ontspanning van spieren.

a. Alleen I is juist. b. Alleen II is juist. c. I en II zijn beide juist.

357 De drukzuiggrepen zijn vooral gericht op:

a. het bevorderen van de bloed en lymfcirculatie. b. het losmaken van de weefsels. c. het verbeteren van de spierspanning.

358 Wat is het voornaamste doel van een pincementsmassage?

a. De doorstroming van de aderlijke circulatie te versnellen. b. Het verbeteren van de kwaliteit van het bindweefsel. c. Het verhogen van de tonus van het spierweefsel.

359 Welke grepen past men toe bij het geven van een manuele lymfdrainage?

a. Fricties. b. Fijne knijpbewegingen. c. Zachte pompbewegingen.

360 Welke grepen zijn kenmerkend bij een pincementsmassage?

a. Fricties. b. Fijne knijpbewegingen. c. Zachte pompbewegingen.

361 Wat is het doel van een pincementsmassage in kuurverband?

a. De beïnvloeding van de vochthuishouding in het weefsel. b. De tonisering van de mimische spieren. c. De verbetering van de kwaliteit van het bindweefsel.

362 Bij welke massage staat de vochtafvoer in de weefsels centraal?

a. Een klassieke gelaatsmassage. b. Een pincementsmassage. c. Een lymfdrainage.

363 Aan welke invloeden van directe aard wordt bij massage de warmte toegeschreven die door het masseren ontstaat?

a. Aan de biochemische invloeden van massage. b. Aan de mechanische invloeden van massage. c. Aan de reflectorische invloeden van massage.

364 Tot de primaire invloeden van de massage rekent men:

a. de biochemische invloeden. b. de mechanische invloeden. c. de reflectorische invloeden.

365 Mechanische prikkeling bij massage heeft direct invloed op:

1. een betere werking van histamine op de vaatwanden. 2. een snellere bloed- en lymfafvoer. 3. het afstoten van verhoornd celmateriaal aan het huidoppervlak.

Wat is juist? a. 1 en 2 zijn juist. b. 1 en 3 zijn juist. c. 2 en 3 zijn juist.

366 Tot de biochemische invloeden van de massage rekent men de vorming van:

a. adrenaline. b. histamine. c. koolstofdioxide.

367 Tot de secundaire effecten van de massage rekent men onder andere:

1. de mechanische effecten. 2. de psychische effecten. 3. de reflectorische effecten.

Wat is juist? a. 1 en 2 zijn juist. b. 1 en 3 zijn juist. c. 2 en 3 zijn juist.

368 Waarom beginnen gelaatsmassages dikwijls met effleurages?

1. Om de doorbloeding te activeren. 2. Om het massagemiddel gelijkmatig te kunnen verdelen. 3. Om met de masserende hand het weefsel af te tasten.

Wat is juist? a. 1 en 2 zijn juist. b. 1 en 3 zijn juist. c. 2 en 3 zijn juist.

369 Wat is de voornaamste invloed van een effleurage?

a. Ontspannend. b. Stimulerend. c. Toniserend.

370 Snelle, fijne en luchtig uitgevoerde vingerknedingen in het gelaat hebben tot doel:

a. de doorbloeding te activeren. b. de lymfcirculatie te bevorderen. c. de zenuwenuiteinden te prikkelen.

371 Fricties die uitgevoerd worden op de aanhechtingsplaatsen van skeletspieren, hebben tot doel:

a. de afvoer van aderlijk bloed te bevorderen. b. ophoping van afvalstoffen op te heffen. c. zenuwuiteinden te kalmeren.

372 Tapotements langs de rand van de onderkaak dienen voor mechanische prikkeling van:

a. de lymfknopen langs de binnenrand van de kaak. b. de spieren boven het tongbeen. c. het vetweefsel langs de kaakrand.

373 Tapotements bij massage van schouder, rug, nek en decolleté moeten achterwege blijven:

1. in de hals in de omgeving van het strottenhoofd. 2. op de rug ter hoogte van de longen. 3. op de schouders langs de rand van de monnikskapspier.

Wat is juist? a. 1 en 2 zijn juist. b. 1 en 3 zijn juist. c. 2 en 3 zijn juist.

374 Lopende vibraties op de wangen zijn van invloed op

a. huidweefsel en spieren. b. huidweefsel en vetweefsel. c. spieren en vetweefsel.

375 De ontspannende werking van vibraties komt indirect tot stand via invloeden op:

a. de doorbloeding. b. de vochtcirculatie. c. de zenuwuiteinden.

376 Het voornaamste doel van een druk-zuiggreep is:

a. activering van de doorbloeding. b. dehydratie van de weefsels. c. tonisering van de spieren.

377 Afvoerende massagehandgrepen hebben hoofdzakelijk tot doel:

a. het bevorderen van de bloedsomloop in het aderlijke stelsel. b. het verbeteren van de doorlaatbaarheid van de weefselbloedvaten. c. het verhogen van de tonus van de gemasseerde spieren.

378 Voor cosmetische gelaatsmassage gaat de voorkeur uit naar:

a. een droogmassage zonder tussenstof. b. een tussenstof op basis van minerale vetten. c. een tussenstof op basis van plantaardige oliën.

379 Voorafgaande aan een gelaatsmassage geeft men soms een relatief intensieve hals-, nek- en decolletémassage met het doel:

a. de huid ontvankelijker te maken voor het opnemen van cosmetische werkstoffen. b. de mimische musculatuur daarna beter te kunnen ontspannen. c. een betere doorbloeding van de gezichtshuid te bewerkstelligen.

380 Bij een gelaatsmassage worden in vergelijk met een lichaamsmassage:

a. de handgrepen in volgorde minder vaak herhaald. b. de handgrepen langzamer uitgevoerd. c. de handgrepen minder intensief uitgevoerd.

381 Een contra-indicatie voor cosmetische gelaatsmassage is onder andere:

a. eczeem. b. overbeharing. c. psoriasis.

382 Tot de directe invloeden van de massage rekent men:

a. prikkeling van de zenuwuiteinden. b. verwijding van de huidcapillairen. c. vorming van weefselhormonen.

383 Een indicatie voor het uitvoeren van een cosmetische lichaamsmassage is/zijn:

a. spierkrampen. b. spierontsteking. c. spiervermoeidheid.

384 Van welke aard is de directe werking van de massage?

a. Biochemisch. b. Mechanisch. c. Reflectorisch.

385 De biochemische invloeden van de massage worden zichtbaar door:

a. gladder worden van de huid. b. roder worden van de huid. c. verhoging van de spiertonus.

386 Wat is een directe invloed van een lichaamsmassage?

a. Een snellere bloed en lymfafvoer. b. Een snellere reactie van de huidzenuwen. c. Een verhoging van klierafscheiding.

387 Welke invloed schrijft men toe aan lopende vibraties?

a. Activeren van de doorbloeding. b. Ontspanning via zenuwuiteinden. c. Tonisering van de oppervlakkig gelegen spieren.

This article is from: