Voor alle professionals in hetonderwijs
Nummer 5 / Juni 2025

Ewald Vervaet
‘Door maar te blijven herhalen, sla je de lol eruit.’
welbevinden

Verschijnt 5x per jaar

Nummer 5 / Juni 2025
Ewald Vervaet
‘Door maar te blijven herhalen, sla je de lol eruit.’
welbevinden
Verschijnt 5x per jaar
Labels in de weg
Bert Wienen pleit voor minder therapietaal
Begrip vóór straf
Zo werkt traumasensitief onderwijs
Vier het vmbo
Karim Amghar roept op tot trots en waardering
Elke schoolleider of -bestuurder is zich ervan bewust dat leren altijd beter kan, en staat dan ook open voor nieuwe lesmethodes en -methodieken. Zeker als die wetenschappelijk zijn onderbouwd.
Blink Wereld is daarvan een goed voorbeeld. Deze lesmethode van Blink hebben we getoetst aan het werk van Robert Marzano, een befaamde Amerikaanse onderwijswetenschapper die ook in Nederland bekendheid geniet. Dat toetsen doen we aan de hand van zijn publicaties uit 2014 en 2023 ‘Leren in vijf dimensies. Moderne didactiek
voor het primair / voortgezet onderwijs’. Publicaties die het resultaat zijn van veertig jaar wereldwijd onderzoek over de e ectiviteit van lesgeven.
Lees er alles over in de whitepaper die we hierover hebben geschreven en ontdek de wetenschap achter Blink Wereld. Download de whitepaper gratis op blink.nl/blink-wereld/wetenschap
Ontdek de kracht van beter leren.
Welbevinden voorwoord
Naarmate leerlingen en studenten ouder worden neemt het welbevinden af en prestatiedruk toe.
Dat laat de Inspectie van het Onderwijs weten. Welbevinden en leren zijn zeer verbonden.
Een goed welbevinden draagt bij aan het leren. Goed onderwijs draagt bij aan het welbevinden.
Leraren en docenten spelen een belangrijke rol in het welbevinden van hun leerlingen en studenten. Reden temeer om aandacht voor het welbevinden te hebben in deze juni-editie van PrimaOnderwijs.
Ook Bert Wienen vindt dat goed onderwijs het welbevinden bevordert. Wel pleit hij voor minder therapietaal in het onderwijs: “Labels staan in de weg van een goede pedagogische relatie”, legt hij uit. “Daarbij wordt welbevinden tegenwoordig vaak uitgelegd als een continue gevoel van je goed voelen dat leraren en docenten moeten bijdragen aan die continuïteit.” Lees op pagina 8 wat het kan bijdragen om labels van kinderen uit de klas te weren en om de kinderen écht te zien.”
Ook leraren en docenten zitten niet altijd even lekker in hun vel. PrimaOnderwijs sprak met therapeut Ard Nieuwenbroek over in de spiegel krijgen, wanneer de balans van geven en ontvangen is verstoord, iets dat bij onderwijsprofessionals wel vaker voorkomt volgens Nieuwenbroek. Lees op pagina 50
Teleurstellingen hebben uiteraard invloed op welbevinden. “Er wordt in onze samenleving nog steeds neergekeken op praktisch onderwijs”, vindt Karim Amghar. “Terwijl onze samenleving schreeuwt om vakmensen.” Al dertien jaar ziet hij hoe zijn studenten worstelen met negatieve beeldvorming. “Aan de ene kant zijn ze trots op hun vak, aan de andere kant voelen ze dat hun omgeving dat niet waardeert. Ze krijgen al jong mee dat mbo minderwaardig zou zijn.” (pagina 28)
Ontwikkelingspsycholoog Ewald Vervaet laat zijn licht schijnen op het verschil tussen normgerelateerde en psychologische toetsen. Hij pleit voor een onderwijsaanpak die aansluit bij de natuurlijke ontwikkeling van kinderen. Een schoolsysteem waarin kinderen op hun eigen niveau werken, vergt een andere rol van de leerkracht. Hij licht op pagina 16 toe hoe je dit het beste kunt aanpakken.
Welbevinden raakt ons allemaal. In deze editie nodigen we je uit om te ontdekken hoe kleine veranderingen in de klas, op school en bij jezelf, een groot verschil kunnen maken. Samen werken we aan onderwijs waarin ieder kind én iedere professional zich gezien, gesteund en gewaardeerd voelt.
Veel leesplezier!
Wiesette
Haverkamp
Hoofdredacteur PrimaOnderwijs
Ideeën, vragen, verzoeken voor PrimaOnderwijs? Mail naar redactie@primaonderwijs.nl
Volg @PrimaOnderwijs ook op Instagram, LinkedIn, X, Facebook en Spotify.
8
5 JUNI 2025
Bert Wienen: Labels staan in de weg
Van zzp-ers naar een vast team 24 32
St. Lezen
Dít is waarom voorlezen werkt
Volg ons
@ primaonderwijs
Hoofdredactie
Wiesette Haverkamp
Vormgeving
Martin Hollander
Medewerkers
Marco van den Berg, Esmee Weerden, Klaske Delhij, Mandy Pijl, Malini Witlox, Judith Kimenai
Foto’s
Shutterstock, iStock
16
28
Redactie
dr. Ewald Vervaet Pleidooi voor psychologische toetsen
Karim Amghar over onderwaardering van mbo
12 Het aangrijpende verhaal van Timo
19 Column Sander: Slachtoffergedrag
22 Zo kun je getraumatiseerde kinderen helpen
31 Huidfonds: Bescherm je leerlingen tegen de zon
38 Een inkijkje in gelukskunde
41 Onderwijs op maat op vmbo
44 Leren praten over gevoelens in de klas
47 Column Danielle: TopModelborsteldag
50 De balans tussen geven en nemen
54 Open in gesprek door kinderpostzegelactie
58 Wel of geen doorstroomtoets?
60 Meteen aan de slag met’Wijs met je geld’
030 - 241 70 44, redactie@primaonderwijs.nl, postbus 40266, 3504 AB Utrecht
Sales 030 - 241 70 21, account@edg.nl
Klantenservice
030 - 241 70 20 klantenservice@edg.nl
Verschijning en verspreiding PrimaOnderwijs verschijnt 5 keer per jaar. Verspreiding via gecontroleerde distributie door EDG Media bij alle basisscholen en scholen in het voortgezet onderwijs in Nederland. Naast het magazine biedt PrimaOnderwijs een wekelijkse nieuwsbrief en de website www.primaonderwijs.nl
Met 100.000 lezers het grootste blad voor alle onderwijsprofessionals.
PrimaOnderwijs is een uitgave van
©Copyright 2025 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, overgenomen of openbaar gemaakt zonder voorafgaande toestemming van de uitgever. De uitgever is niet aansprakelijk voor enig handelen op grond van de in dit blad gegeven adviezen of gedane mededelinge n.
OPDRACHTEN GEVEN
PLANTEN & ZAAIEN
PRECIES WERKEN
DE PLANNING MAKEN
GELIJK AAN DE SLAG
MET HUN HANDEN WERKEN
WEGEN AANLEGGEN
OP KANTOOR WERKEN
MATERIAAL BEZORGEN
METWERKENMACHINES
ONTDEK DE SECTOR
GROEN, GROND EN INFRASTRUCTUUR
Heb jij een tip voor de redactie?
Stuur een e-mail naar redactie@primaonderwijs.nl
De laatste weken van het schooljaar zijn aangebroken. Terwijl de zomervakantie roept en de energie in de klas afneemt, is het juist nu van belang om aandacht te besteden aan het groepsproces. De ‘Confettiweken’ vormen de afsluitende fase, waarin afscheid nemen, reflectie en vooruitkijken centraal staan.
Het idee van de Confettiweken is om de schooltijd feestelijk af te sluiten, met ruimte voor reflectie en waardering. Leerkrachten blikken samen met hun leerlingen terug te op het afgelopen schooljaar en staan stil bij talenten, groei en gezamenlijke prestaties.
Om scholen te ondersteunen, biedt de Respect Foundation gratis lesmateriaal aan via het Respect Leskanaal. Deze activiteiten zijn ontworpen om het groepsgevoel te versterken en leerlingen bewust te laten reflecteren op hun leerproces en sociale ontwikkeling.
Het bewust vormgeven van de laatste schoolweken draagt bij aan een positieve afsluiting en een soepele overgang naar het nieuwe schooljaar.
Meer informatie: respectfoundation.nl/vier-de-confettiweken
Leerlingen die samenwerken, creatief denken én hun onderwerp echt begrijpen: dat gebeurt er wanneer je kiest voor het maken van een documentaire als profielwerkstuk. Steeds meer scholen bieden leerlingen de mogelijkheid om hun profielwerkstuk vorm te geven als documentaire. Daarmee geef je leerlingen niet alleen vrijheid om hun onderwerp op een persoonlijke manier te verkennen, je stimuleert ook vaardigheden, zoals interviewen, verhalen verbeelden, samenwerken in een team en omgaan met techniek zoals camerawerk en montage.
Voor docenten betekent dit een nieuwe manier van begeleiden. Je helpt leerlingen bij het formuleren van een sterke hoofdvraag, het vinden van geschikte gesprekspartners en het opbouwen van een helder narratief. Tegelijk geef je ruimte aan creativiteit en samenwerking. Stichting Documaken ondersteunt scholen bij dit proces.
Meer informatie: documaken.nl
De hoeveelheid administratie en regelgeving in het onderwijs roept regelmatig vragen op. Leraren geven aan dat het soms lastig is om overzicht te krijgen over wat precies moet en waar ruimte is voor eigen keuzes. De Inspectie van het Onderwijs heeft daarom de brochure ‘Ruimte in regels’ geactualiseerd.
De brochure biedt een overzicht van wettelijke vereisten en geeft uitleg over de ruimte die scholen hebben om hieraan invulling te geven. Ook bevat de brochure veelgestelde vragen en antwoorden over wat verplicht is en wat scholen zelf kunnen bepalen.
Scan de QR-codes voor de vernieuwde brochures.
PO VO Passend Onderwijs
“We moeten onderwijsprofessionals helpen zich te realiseren dat goed onderwijs juist het welbevinden van leerlingen bevordert. Hou de verwachtingen hoog, zorg iedere dag voor leerkansen en zie de leerlingen écht. Nu wordt vaak gezegd dat kinderen pas kunnen leren, als het goed met hen gaat.” Ontwikkelingspsycholoog en wetenschapper Bert Wienen pleit daarbij voor minder therapietaal in het onderwijs. “Labels staan in de weg van een goede pedagogische relatie.”
Tekst: Wiesette Haverkamp
“Welbevinden was vroeger veel meer een uitkomst van hoe je je voelt, terwijl het nu uitgelegd wordt als een continu gevoel van je goed voelen. We laten kinderen geloven dat dit maakbaar is. Wanneer iemand zich niet goed voelt, moet die zelf iets aanpassen. We hebben kinderen daarmee heel verantwoordelijk voor zichzelf gemaakt. We zeggen al op jonge leeftijd dat ze bijvoorbeeld hun eigen leerdoelen moeten stellen en we verwachten dat ze hun eigen leer- en ontwikkelvoorgang presenteren. De maatschappij verwacht van leerkrachten dat ze
bijdragen in het continu goed voelen van leerlingen. Daarbij is de heersende mening dat een kind pas kan leren als het zich goed voelt. Het is juist andersom: kinderen gaan zich goed voelen, omdat ze aan het leren zijn. Welbevinden is veel meer een effect van goed onderwijs dan een doel.
We leven in een tijd dat we kinderen steeds meer in beeld hebben, maar steeds minder zíen. Dat begint al bij een babyfoon, we tellen stapjes en maken foto’s en filmpjes. We kunnen hun locaties zien en in het onderwijs worden complete leerlingvolgsystemen bijgehouden. Zíen gaat om de echt pedagogische relatie en dat is meer een gevoels- en
vertrouwensrelatie met een didactisch-pedagogische opdracht: het installeren van de wens bij kinderen en jongeren: ‘ja, aan deze maatschappij wil ik wel bijdragen. Dat doe ik met wat ik heb geleerd en wat bij me past.’
Die pedagogische relatie is niet bedoeld om het altijd maar leuk te hebben. Het is een connectie waarin iets moet gebeuren, zoals uitleggen, een vak leren, kinderen de wereld binnenbrengen én de wereld bij kinderen brengen. Het streven van deze relatie is opgeheven te worden: die is eindig. De pedagogische relatie is fundamenteel asymmetrisch en heeft als doel een ander beter te laten worden dan jij. Daarbij ligt altijd meer verantwoordelijkheid bij de oudste dan bij de jongste. En bij leren hoort een fundamenteel gevoel van je niet helemaal goed voelen. Leerlingen moeten dingen doen waarvoor ze niet zelf hebben gekozen of waarvan ze het nut niet inzien. Of ze moeten naast iemand zitten die ze niet leuk vinden.
Wanneer geef je goed onderwijs?
Ten eerste: ‘onderzoek of je ieder kind ziet’. Vraag leerlingen ‘ben je echt gezien door je leraar/docent?
En waar blijkt dat uit?’. De uitkomst gaat vooral over gevoel en pedagogische tact en is niet meetbaar. Vergelijk het met liefde. Uitleggen waarom je van iemand houdt, is moeilijk in woorden te vatten, laat staan meetbaar te maken. Daarmee is pedagogiek overigens geen softe wetenschap: binnen die relatie moet je effectieve interventies inzetten om iemand te laten leren.
Bert Wienen
Ten tweede: stel de vraag ‘heb ik echt hoge verwachtingen van alle leerlingen en waar merk ik dat aan?’. Binnen een pedagogische relatie heb je prestatiedruk nodig om kinderen tot ontwikkeling te brengen. Dat is het unieke van een school. Alle druk buiten die relatie is prestatiedrukverhogend. Ten derde: ‘laat binnen het reguliere programma in je taal voorbij komen hoe mensen omgaan met het feit dat het leven niet alleen maar leuk is’. Je kunt daarin zelf een voorbeeld zijn. Of je kunt daarvoor vormen van tekstbegrip inzetten.
Labels in de
Ik wil graag dat kinderen steeds minder denken dat het aan hen ligt dat ze afwijken van ónze norm. Psychologische labels staan daarbij in de weg. Diagnoses zijn niet nodig om het welbevinden uit te drukken. Die labels zijn ooit bedoeld voor vormen van onderzoek en niet bedoeld om op mensen te plakken. Therapietaal is nogal zwart-wit. Je heb ofwel ad(h)d of niet. Je bent ofwel hoogsensitief of niet. Deze taal houdt geen rekening met gradualiteiten. Op maandagochtend lukt iets met een leerling, terwijl er op vrijdagmiddag geen land mee te bezeilen is. En als je Kees naast Jan zet, zetten ze de boel op stelten, maar dat gebeurt niet als Kees naast Mohammed zit. In een onderwijscontext heb je die gradualiteiten >>
nodig, want je moet zoeken naar die uitzonderingen: wanneer gaat het wel goed. Daarom staat therapietaal in de weg in de onderwijscontext. Het is niet meer selectief en er vindt veel zelfdiagnose plaats.
Waar komen labels vandaan?
Wetenschappers besloten 50-60 jaar geleden om op te schrijven welke gedragingen ze vonden horen bij hun domein. Deze gedragingen gingen ze voor het gemak groeperen en van een verzamelnaam voorzien. Er zijn bijvoorbeeld negen gedragingen voor adhd. Vanaf zes van de gedragingen kom je in aanmerking voor die classificatie. We doen alsof dat objectief is, maar er staat nergens beschreven uit de ogen van wie die gedragingen worden vastgesteld. Vervolgens draaien we het om en zeggen ‘dit jongetje is zo druk en dat komt door zijn adhd’. Je hoort te zeggen: dit jongetje vertoont dit gedrag en de psychologen en psychiaters hebben afgesproken dat als ze dit gedrag zien dat ze dat een bepaalde naam geven.’ Dat zegt helemaal niets over oorzaak en gevolg. Helaas zijn we de labels gaan zien als erkenning en kunnen we constateren dat kinderen zich er ook naar gedragen. De stimulans om ander gedrag te laten zien kan door zo’n label ontbreken. Ook komt de hele context om een kind in het teken van zo’n stoornis te staan. Kan een jongetje die een diagnose adhd heeft, nog gewoon een dag druk zijn, of is het altijd adhd?
Wanneer je deze taal in het onderwijs gebruikt, kelderen de verwachtingen die de leerkracht heeft van een leerling. De therapeutisering zorgt voor een vooringenomen degradatie. Je kunt dan die hoge verwachtingen niet meer meegeven aan een kind. En de omgeving zegt ‘mijn kind is prikkelgevoelig dus je moet alles om dit kind heen aanpassen’. Terwijl je ook kunt zeggen ‘we gaan het stapje voor stapje leren om met prikkels om te gaan, binnen de pedagogische relatie’. Alles is te leren. Of je er goed in wordt, is een tweede, maar je hoeft niet overal goed in te zijn.
Als school is het verstandig om bij aanmelding een pedagogisch gesprek te voeren. Daarin geef je ouder(s)/verzorger(s) aan dat de kans groot is dat zij
het kind het beste kennen, maar dat school vaak andere kanten van een kind leert kennen die het thuis nog niet heeft laten zien. Vervolgens moet je nadenken over hoe om te gaan met de kinderen die helemaal aan de buitenkant van die assen scoren. Bij extremen raad ik het 7-hypothesen model aan. Stel samen met bijvoorbeeld ouders zeven hypothesen over waar extreem gedrag vandaan komt. Dus niet alleen ‘het ligt aan het kind, het kind heeft iets’. Dat kan een hypothese zijn, maar formuleer dan ook zes andere hypothesen om de blik breed te houden. Vervolgens stel je samen vast welke drie hypothesen je de komende tijd gaat uitzoeken. Op die manier trekken ouders en school samen op om alle puzzelstukjes te verzamelen.
Vaker komen twijfelgevallen voor, bijvoorbeeld: ‘ik denk dat mijn kind hoogsensitief is, kun je daar rekening mee houden?’. En de ouder verwacht dat een leraar daar iets mee doet. Het is handig dat de leraar aangeeft ‘misschien is het hoogsensitief, maar we werken met het hypothesenmodel dus we gaan ook kijken wat het verder zou kunnen zijn’. Daarnaast ga je aan de slag met contexthypotheses. Je bent pedagoog, dus je bent nieuwsgierig wat het gedrag van een kind zegt over jou. Zegt het kind iets over hoe je dingen afstemt met je duo’s, of over de sfeer in de klas, of over te hoge of te lage verwachtingen? Je gaat kijken door de ogen van het kind om te onderzoeken wat gedrag zegt over het handelen als school.
Onderzoek toont aan dat één op de vier jongens in groep acht een vorm van jeugdhulp heeft. Het is een goed idee om zorgaanbieders die betrokken zijn bij een kind uit te nodigen in de klas. Die zorgprofessionals haken namelijk aan bij een individueel geval en geven dus individuele tips. Zij werken niet in een klas met 25 kinderen. Als ik als ontwikkelingspsycholoog een school binnenloop is de verwachting dat ik alles over kinderen weet. Maar die expertise is weinig waard als je de onderwijscontext en de specifieke klas niet kent. Nodig ze uit om mee te lopen, niet alleen om te observeren, maar echt te helpen. En loop dan eens 10 minuten weg. Niet om te pesten, maar om die persoon te laten ervaren ‘dít is het, hier zit het kind waar ik mee aan de slag ga’. Want ga er maar aanstaan: een klas van 25 met 5 kinderen met een individuele handleiding vanuit de jeugdhulp.
Maak als school een vuist door duidelijk te maken dat je niet kijkt naar al die individuen, maar dat je kijkt naar wat de schoolpopulatie nodig heeft. Bedenk hoe je die populatie aan het leren krijgt en dat daarvoor het welbevinden geen voorwaarde is. Een goed welbevinden is een uitkomst van goed onderwijs.”
Ieder jaar op de derde dinsdag van september is het Prinsjesdag; een goede aanleiding om in de klas aandacht te besteden aan politiek en democratie.
Wie is de baas in Nederland? Hoe worden wetten gemaakt? En wat zijn verkiezingen? Bestel een gratis lespakket met werkboekjes voor 33 leerlingen en ga aan de slag.
Er zijn 2 lespakketten: deel 1 (voor beginners) en deel 2 (voor gevorderden). Heb je al eens een ko ertje besteld en heb je deze nog in je bezit? Kies dan voor een lespakket zonder ko ertje.
De interactieve lespakketten bestaan uit 4 lessen van een uur.
Een les bestaat uit:
• Filmpjes van reporter Bobby
• Debatspel waarin leerlingen als échte Kamerleden met elkaar in debat gaan
• Opdrachten uit werkboekjes
Bestel het gratis lespakket via: prodemos.nl/derdekamer. Let op: het pakket wordt aan het begin van het nieuwe schooljaar geleverd.
Op de website derdekamer.nl vind je nog meer lesmateriaal, spelletjes en lmpjes.
Timo werd gepest op de middelbare school. Na anderhalf jaar ontdekten zijn ouders, Wouter en Annemieke, wat er speelde. In gesprek met Stichting School & Veiligheid delen ze hun verhaal – over angst, verdriet en herstel na diepe dalen. Niet om te verwijten, maar om anderen te helpen leren. Het expertisecentrum School & Veiligheid ontwikkelde samen met de wetenschap, de publicatie ‘Werken aan een positieve sfeer in de klas - vijf tips om pesten te voorkomen’.
Wouter en Annemieke onderschrijven deze tips en gaan in dit gesprek vooral in op de eerste twee handvatten van School & Veiligheid om een bijdrage te leveren aan het voorkomen van pesten. 1: Werk nauw samen met je collega’s en 2: Investeer in een goede relatie met je leerlingen.
“In november 2021 kwam Timo overstuur thuis”, vertelt Annemieke. “De reden was dat hij zich schaamde omdat hij in de klas had gehuild.” De aanleiding: een klasgenoot had de vingers van Timo zó ver achterover gedrukt, dat hij zijn hand niet meer kon gebruiken. “Stukje bij beetje bleek dat Timo al anderhalf jaar werd geschopt, geslagen en dat zijn spullen werden vernield. Het enige dat wij merkten was dat we elk weekend mot met hem hadden omdat hij maandag niet naar school wilde, maar hij hield verborgen dat het vanwege pesten was.”
De mentor reageerde geschrokken. “Wij spraken af dat hij niets zou doen zonder Timo’s medeweten. Onze zoon heeft autisme, dus dat was extra belangrijk. Toch werd hij op een bepaald moment onaankondigd de les uitgehaald en tegenover drie
aanstichters en twee leraren gezet voor een gesprek. De aanstichters moesten sorry zeggen, maar liepen na afloop lachend weg”, vertelt Wouter. De ouders: “De school had een antipestprotocol en had hieraan voldaan: een e-mail aan de antipestcoördinator, een gesprek tussen de pesters en de gepeste, en een brief aan alle ouders van de leerlingen van de klas.”
Marijke van der Zalm, adviseur sociale veiligheid bij School & Veiligheid, geeft aan dat het meer vraagt dan het volgen van een protocol: “Werken aan een veilige school valt en staat met de inzet van alle betrokkenen binnen school. Dat begint bij een gezamenlijke visie, maar gaat vervolgens ook over hoe je dit samen uitdraagt. De schoolleider speelt hierin een belangrijke rol. Wij raden aan dat de schoolleiding het gesprek hierover structureel agendeert. Zo houd je beleid levend.”
Die veiligheid is ook nodig voor het team geeft Marijke aan: “Leraren kunnen ontzettend veel van elkaar leren, maar dan is het wel belangrijk dat je binnen je team aan kunt geven dat je het lastig vindt met een bepaalde klas. Misschien is er een collega bij wie het prima
loopt met die klas. Hoe doet diegene dat? Wat kun je daarvan leren? Maar ook andersom: hoe steun je een collega die het lastiger heeft? Zo draag je samen de verantwoordelijkheid. Pesten gebeurt overal, dus het is belangrijk dat een school het erkend en er gezamenlijk mee aan de slag gaat.”
Inmiddels zat Timo in de kansklas, een klas voor jongeren die bijvoorbeeld door omstandigheden een periode thuiszaten. Daar rondde hij havo 3 af. In de zomer van ’22 ging hij naar een nieuwe school en maakte nieuwe vrienden. Toch zag Timo het niet meer zitten. Dat resulteerde in twee suïcidepogingen in november ’22 en januari ’23. Na de tweede poging was hij echt in levensgevaar. Gelukkig herstelde Timo. Hij kwam terecht op de intensive unit van de psychiatrie. Duidelijk werd dat Timo lijdt aan PTSS. Sindsdien woont hij niet meer thuis.
“Pestgedrag gebeurt vrijwel altijd buiten het zicht van de leraar”, zegt Marijke. “Er zijn veel signalen die kunnen duiden op pestgedrag. Iedere leraar kan iets anders waarnemen. Daarom is het zo belangrijk om het gesprek aan te gaan met je collega’s, leerlingen en ouders. Zo kunnen puzzelstukjes in elkaar vallen. Ook het monitoren van de veiligheidsbeleving van je leerlingen geeft je veel inzicht in de groepsdynamiek en eventuele onveiligheid. Maak daar gebruik van. De wet schrijft voor dat scholen één keer per jaar een monitor moeten afnemen. Wij raden aan om dit twee keer te doen. Eén keer al vroeg in het schooljaar, zodat je tijdig kunt bijsturen als dat nodig is.”
Soms is er alleen een onderbuikgevoel. Wouter herkent dat als hulpverlener op de spoedeisende hulp: “Soms is alles medisch in orde, maar voel je: er klopt iets niet. Dan vraag je collega’s om mee te kijken. Dat onderbuikgevoel nemen we heel serieus. Zo kan het ook in het onderwijs. Je hoeft het niet alleen te doen. Verzamel mensen om je heen die met je meekijken en meedenken. Collega’s, maar ook de ouders. School & Veiligheid biedt een intervisietool aan voor niet-pluisgevoelens die breed kijkt: naar de jongere, het gezin, de school, vrienden, vrije tijd en samenleving.”
Naast de publicatie voor het vo hebben we ook een publicatie met tips voor het po.
Verzamel mensen om je heen die met je meekijken en meedenken
Marijke: “Het vraagt om leraren die verder kijken dan het eigen klaslokaal en blijven investeren in een goede relatie met hun leerlingen.” Want ook dat laatste is cruciaal voor een veilig schoolklimaat. Het zit hem in kleine dingen; een begroeting, oprechte interesse, een aanmoediging, luisteren, vertrouwen en steun geven. “Leerlingen herinneren zich uiteindelijk vaak die ene leraar die écht luisterde en ze begreep. Het gaat dus niet alleen om wat je zegt, maar vooral om wat je doet.” zegt Marijke.
Wouter vult aan: “Heb ook oog voor de pesters, want pesten gebeurt nooit zomaar, ook zij hebben een hulpvraag.”
Marijke zegt tot slot: “Blijf reflecteren op je eigen handelen. Kijk bij elkaar in de klas. En vraag ook je leerlingen eens om feedback; het helpt je om jezelf te blijven ontwikkelen en een veiligere omgeving te creëren voor al je leerlingen.”
Een veilige school, daar zorgen we samen voor!
Vijf tips om pesten te voorkomen in het vo
1. Werk nauw samen met je collega’s.
2. Investeer in een goede relatie met je leerlingen.
3. Stel positieve groepsnormen, leef ze voor en bewaak ze gezamenlijk.
4. Steek tijd en energie in het bevorderen van positieve sociale relaties tussen leerlingen.
5. Werk aan goed contact met ouders/verzorgers.
Ga aan de slag en download ‘Werken aan een positieve sfeer in de klas - vijf tips om pesten te voorkomen’
Heb je vragen over een pestsituatie bij jou op school of andere situaties rondom sociale (on)veiligheid op school?
Neem dan contact op met het Adviespunt van School & Veiligheid. Bereikbaar op schooldagen van 9.00 tot 16.00 uur via 030-2856616 of adviespunt@schoolenveiligheid.nl
Voldoende beweging gedurende de dag draagt bij aan een vergroting van de leeropbrengst voor leerlingen. Wilt u uw sportactiviteiten naar een hoger niveau tillen, Sportdocent helpt!
HOE DOEN WE DAT?
Kwalitatieve gymlessen
Met vakleerkrachten bewegingsonderwijs, structureel of op invalbasis
Bewegend leren
Afwisseling tussen inspanning en ontspanning binnen de bestaande lesmethodes
Pleinspelen
Actieve en inclusieve pauzes onder begeleiding vangecertificeerdesportbegeleiders,zodat leerlingen zich motorisch én sociaal ontwikkelen
Sportieve evenementen
Volledige organisatie van o.a. Koningsspelen, Pietengym en sportdagen
Sportibox
Verrijdbare boxen met leskaarten en materialen:
• Pleinspelen
• Kleuterlessen
• Bewegend Leren
• Klein Gymmateriaal
“Samen werken aan veiligheid op school”
Signaleren, aanpakken en voorkomen van criminaliteit - van beleid tot praktijk
meldingen van geweld op scholen afgelopen schooljaar
van het ronselen gebeurt op school
de docenten herkent signalen criminele uitbuiting niet
van de jongeren is recent benaderd voor criminele klus
Het aantal heftige incidenten op school neemt toe. Leerlingen en leraren ervaren meer fysieke en psychologische onveiligheid. Wat doen jullie als school bij signalen van onveiligheid en criminaliteit?
Tijdens dit congres op maandag 15 september:
zijn er 19 veiligheidsexperts
kies je uit meer dan 14 subsessies
krijg je 125 euro korting ter ere van ons 12,5 jarig bestaan
DE EERSTE 125 INSCHRIJVINGEN ONTVANGEN EEN GRATIS E-LEARNING JAARABONNEMENT
Meer weten?
Scan de code voor het complete programma, of ga naar: medilexonderwijs.nl/veilig
‘Ons huidige systeem probeert elk kind in hetzelfde keurslijf te persen’
Als je als leerkracht een bepaalde methode of leerstof steeds opnieuw moet herhalen, ben je verkeerd bezig. Dan geef je onderwijs aan een kind dat daar nog niet aan toe is. Dat vindt dr. Ewald Vervaet, ontwikkelingspsycholoog en verbonden aan de Werk- en Steungroep Kleuteronderwijs (WSK; meer dan 5.500 leden). Hij pleit voor een onderwijsaanpak die aansluit bij de natuurlijke ontwikkeling van kinderen en ziet liever criteriumgerelateerde toetsen dan de huidige normgerelateerde doorstroomtoetsen. “Door maar te blijven herhalen, sla je de lol eruit.”
Tekst: Wiesette Haverkamp
Ewald ziet scholen graag overstappen naar een andere manier van toetsen. “Een criteriumgerelateerde toets is psychologisch en volgt de ontwikkeling van het kind. Een normgerelateerde toets is psychometrisch: je berekent een gemiddeld niveau binnen een populatie en kijkt hoever een leerling daarvan afwijkt. Maar als je alleen weet dat een kind een bepaald percentage onder of boven een norm zit, geeft dat geen enkele aanwijzing over wat een dat kind nodig heeft en wat je als leerkracht kunt doen.” Psychologische toetsen bieden leerkrachten wel houvast. “Als een toets aantoont dat een kind nog niet toe is aan leesonderwijs, kun je werken met klanken en vormen. Na een aantal maanden toets je opnieuw of het kind wél leesrijp is.”
Dit past binnen ontwikkelingsvolgend leesonderwijs, waarbij de focus ligt op de individuele groei van het kind. Het doorbreekt de huidige groepsstructuur, die vooral op kalenderleeftijd is gebaseerd.
Onderwijssysteem op basis van niveaus
Om écht recht te doen aan de ontwikkeling van kinderen, zou het onderwijssysteem anders moeten worden ingericht, vindt Ewald. “Ons huidige systeem probeert elk kind in hetzelfde keurslijf te persen, maar niet alle kinderen hebben op hetzelfde moment hetzelfde niveau.”
Hij stelt een model voor waarin vakken op school ingedeeld worden in niveaugroepen. “Bijvoorbeeld: de hele school is tussen half negen en kwart over negen met lezen
bezig. De leerlingen worden verdeeld over vijf leesniveaus en krijgen les op hun eigen niveau. Dat kun je ook toepassen bij andere vakken.”
Zo’n aanpak draagt bij aan het zelfvertrouwen van leerlingen: “Kinderen willen naar school om iets nieuws te leren en om de leerkracht te laten zien wat ze kunnen. Maar dan wel op hun eigen niveau. Niet erboven, want dat demotiveert. Als een leerling steeds te horen krijgt dat hij iets niet goed doet, heeft dat grote impact op het welbevinden.”
“Slecht onderwijs is ook duurder”
Normgerelateerd toetsen heeft als risico dat leerkrachten eindeloos herhalen totdat het kwartje valt bij sommige kinderen. “Dat is niet alleen ineffectief, maar ook nog eens duur.” Ewald kan inmiddels talloze voorbeelden noemen. “Ik heb meegemaakt dat een kind op zijn elfde leesrijp werd. Ze waren al vanaf zijn zesde bezig. Op een gegeven moment brak hij op zijn tiende en is hij overstuur naar huis gefietst. Hij vond lezen echt niet leuk. Door hem op zijn eigen niveau aan te spreken en bezig te gaan met klanken en vormen, kreeg hij er weer plezier in en was hij binnen een paar maanden leesrijp.”
Ewald trekt graag een vergelijk: “Als een kind nog niet toe is aan fietsen zonder zijwieltjes, heeft het geen zin om die eraf te halen. Het valt dan continu en leert daar niets van. Pas als een kind kan fietsen, leert het van vallen. Zo werkt het ook met leren lezen: pas als een kind er rijp voor is, kan het profiteren van oefening en vergissen.”
Competitie? Prima, maar dan wel eerlijk
De huidige maatschappij bevat vele competitie- en vergelijkingselementen. In het onderwijs gebeurt dat ook, maar vaak op een moment dat kinderen daar nog niet aan toe zijn. “Ik ben niet tegen competitie, maar
dan moet die wel reëel zijn. Je kunt een hardloopwedstrijd organiseren, maar alleen voor kinderen die al kunnen hardlopen. Anders is het geen eerlijke strijd.”
Sommige vaardigheden lenen zich simpelweg niet voor competitie. “We accepteren probleemloos dat sneeuwklokjes in januari bloeien en lidcactussen pas in november. Waarom verwachten we dan van kinderen dat ze allemaal op hetzelfde moment rijp zijn voor lezen of rekenen?”
Specialisatie van leerkrachten
Een schoolsysteem waarin kinderen op hun eigen niveau werken, vergt een andere rol van de leerkracht. “Stel dat een school acht leerkrachten heeft en vijf leesniveaus. Dan kun je per niveau één leerkracht inzetten. De overige drie leerkrachten kun je waar nodig flexibel inzetten. Dat betekent dat een leerkracht zich op één niveau hoeft te specialiseren en dat verlicht de werkdruk.”
Goed in wording
Is deze manier van toetsen dan niet een soort ‘curlingonderwijs’ waarin we kinderen behoeden van falen? “Nee”, zegt Ewald stellig. “Een ontwikkeling bestaat uit meerdere fases. Dus als een kind in de fase is dat het letters gespiegeld schrijft, is dat niet fout, maar onderdeel van die ontwikkeling, je kunt het ‘goed in wording noemen’. Zodra ze iets wel beheersen, kan een vergissing als een ‘fout’ benoemd worden. Plaats kinderen in hun eigen kracht
Met psychologische toetsen en onderwijs op niveau zet je kinderen in hun eigen kracht, concludeert Ewald. “Als een leerling niet rijp is voor een vaardigheid, heeft het geen zin om hem daar steeds op te beoordelen. Dat leidt tot demotivatie. Maar als je kinderen op hun eigen niveau aanspreekt, ervaren ze succes en plezier in leren. En dát is waar onderwijs om zou moeten draaien.”
Ontwikkelingvolgend onderwijs, voor elk kind
Precies zoals sneeuwklokjes in januari/februari mogen bloeien en lidcactussen in november/december, zo laat ontwikkelvolgend onderwijs elk kind bloeien als het ergens aan toe is: de kleuter speelt met klanken en vormen; het jonge schoolkind leert lezen.
20PROEFABONNEMENT KRANTEN 4 WEKEN VOOR 89,
Kidsweek is dé krant speciaal voor kinderen van 7 tot en met 12 jaar, die wekelijks op donderdag verschijnt. Kidsweek is verrassend leuk, actueel en leerzaam. Zo zijn leerlingen altijd op de hoogte van het laatste nieuws uit Nederland en de rest van de wereld. Kidsweek informeert, inspireert en entertaint op een veilige, toegankelijke en verantwoorde manier. Met Kidsweek komen kinderen erachter dat lezen ook leuk kan zijn en dat fun en leren heel goed samen gaan.
Ga naar kidsweekindeklas.nl of scan de QR-code
Een blije leraar is een blije klas! Dat weten we natuurlijk al jaren. Als je wil weten hoe het met je gaat: ga voor een klas met kinderen staan. Want wat je uitstraalt, krijg je keurig weer terug. Maar ja, het welbevinden van de leraar zie ik gemiddeld gezien wel teruglopen de laatste jaren.
En dan heb ik het echt niet alleen over de 50-plussers, maar ook over twintigers en dertigers. Het klopt, kinderen, pubers en ouders zijn echt wel veranderd de laatste vijfentwintig jaar, waardoor het beroep zwaarder is geworden. Maar het slachtoffergedrag dat ik vaak tegen kom stuit me meer en meer tegen de borst. Vraag eens aan een willekeurige leraar hoe het gaat. Eerste woord van het antwoord: “Druk!”
Die werkdruk is samen met de ouders van nu en falende schoolleiders overigens wel de top drie van redenen waarom starters in het onderwijs al binnen vijf jaar afhaken, soms zelfs in het laatste jaar van de opleiding al. En laat nou in het geval van die werkdruk bewezen zijn dat die niet anders is dan elders. Er wordt wel veel werkdruk beleefd, en dat is vooral een maatschappelijk probleem waar het onderwijs zeker geen monopolie op heeft.
Daarnaast is het wel degelijk zo dat we het elkaar in onderwijsland onnodig moeilijk maken, en dat levert natuurlijk stress op. En dat is niet nodig, want er is genoeg regie te pakken en terug te nemen!
Laten we eerst vaststellen dat er weinig beroepen te vinden zijn waarin alles van te voren zo vast ligt als dat van ons. Tenminste, als je voorafgaand aan het schooljaar een fatsoenlijke jaarplanning en toetsrooster hebt liggen. De ‘waan van de dag’ bestaat dus niet.
Vervolgens zie ik dat veel scholen en dus de leraren de verantwoordelijkheid en zelfdiscipline van leerlingen (en ouders!) over hebben genomen. De verwachting is gewekt dat scholen 24/7 bereikbaar moeten zijn en dat problemen van de leerlingen per direct moeten worden opgelost, door de school welteverstaan. Buitengewoon onverstandig natuurlijk, want wat leren we de leerlingen hiermee?
Die foute verwachtingen worden overigens maar al te vaak in stand gehouden door de scholen, waardoor vooral startende leraren het idee hebben dat ze een soort superpedagoog moeten zijn. En reken maar dat je daar stress van krijgt!
Kortom, beste leraar:
Maak een planning en hou je eraan.
Eis professionele begeleiding als je starter bent. Stem verwachtingen af en communiceer dat naar ouders en leerlingen.
Leg jezelf niet op dat je alles moet oplossen en altijd bereikbaar moet zijn.
Maar vooral: heb het leuk! Leraar is het mooiste beroep dat er is!
Sander van Veldhuizen
met
“Dropje is de onbevangen boodschapper van de verwondering en ziet altijd mogelijkheden en oplossingen.” Zoek jij in de klas verdieping op de thema’s uit de Schooltv-serie? Nu is er een lespakket volledig in stijl van de serie. “Ik hoop dat Dropje kinderen helpt om vanuit empathie te beslissen en te handelen.” Bedenker en ‘moeder’ van Dropje Meikeminne Clinckspoor over de kracht van Dropje en het verdiepende lespakket.
PrimaOnderwijs & Schooltv
“Ik had al langere tijd een verlangen om een serie te maken voor de kinderen in de jongste doelgroep en dan specifiek een serie waarin alle kinderen zich kunnen herkennen. Veel kinderen zien zichzelf niet terug op televisie. “De serie gaat niet over specifieke afkomst, culturen, maten of beperkingen, die zijn nou eenmaal simpelweg aanwezig. Het gaat juist over de dagelijkse beslommeringen”, licht Meikeminne toe. “De boodschap van de serie is dat voor elk probleem een oplossing is.”
Dropje woont in de Alleswinkel waar je alles kunt kopen wat je kunt bedenken. Daar beleeft dit wezentje iedere aflevering een nieuw avontuur met kinderen. In 26 afleveringen komen heel veel verschillende mensen voor, waarbij het nooit over kenmerken van personages gaat. Elke aflevering heeft een eigen onderwerp, denk aan ‘zee’, ‘kriebel’, ‘pleister’, ‘raket’ en ‘jarig’.
In de serie is Dropje geen jongen en geen meisje. “Ik wil dat iedere kijker uit Dropje kan halen wat diegene nodig heeft, in plaats van dat ík er een etiket op plak.” Ook is het in de serie geen knuffel. “Ik vond het heel belangrijk dat Dropje een echt wezentje mocht zijn. Een personage dat in de afleveringen in een winkel woont.”
Dropje praat niet, maar maakt gebruik van lichaamstaal en gebaren. “Gesproken woorden kunnen de compassie verarmen. Als Dropje duidelijk maakt wat die bedoelt of wilt, vind ik dat zonder stem sterker en veelzeggender. Het past ook meer bij de doelgroep. Dropje communiceert eigenlijk een beetje zoals een dier, daardoor is het veel instinctiever en sneller te begrijpen. Daarbij is ook ruimte voor eigen interpretatie van kinderen.”
Kenmerkend voor Dropje zijn de open houding en verwondering zoals kinderen die nog hebben en volwassenen vaak verloren zijn. Vanuit deze houding is veel meer mogelijk en bestaat er voor elk probleem een oplossing. “Dat zijn niet altijd de oplossingen die volwassenen de beste oplossing vinden. Maar voor het kind is het altijd een prachtige uitkomst. Ik wil kijkers laten zien dat alles mogelijk is, als je er maar voor openstaat.” Zo is er een aflevering over een kind dat bang is voor water. Die eindigt in een wastobbe in de winkel die onder water staat. “Volwassenen denken ‘help’. Maar het kind heeft een heel andere verhouding tot water gekregen door de inventiviteit en open houding van Dropje.”
De ‘moeder’ van Dropje wil met de serie en het lespakket bijdragen aan de sociaal-emotionele ontwikkeling, zodat leerlingen kunnen reageren vanuit empathie en willen meewerken aan een mooiere wereld. Dropje gaat altijd in verbinding. Ook is het een manier om creativiteit te stimuleren. “En Dropje doet alles zónder oordeel. Ik hoor van leerkrachten dat de kinderen reageren op de bewegingen en de manier van doen van Dropje. Ze voelen zich gezien.”
Meikeminne ontving naar aanleiding van de serie ontzettend veel vragen van leerkrachten in België en Nederland. “Ze vroegen ‘kan er alsjeblieft een knuffel en boek van Dropje komen’ om in de klas verdieping te bieden over de thema’s. Vanuit die vraag is het lespakket, bestaande uit een activiteitenboek met stickers en een Dropje-knuffel ontstaan.” Deze sluit volledig aan bij de afleveringen.
“Het lespakket is helemaal in lijn met het karakter gemaakt en met de normen en waarden uit de serie, maar gaat een stap verder”, legt Meikeminne uit. Het lespakket biedt de mogelijkheid om met de leerlingen per aflevering dieper in gesprek te gaan. Daarnaast zijn er veel activiteiten te doen, zoals het bouwen van een wormenhotel of het maken van een (papieren) vlieger. “Het hele lespakket ademt respect voor elkaar, respect voor de natuur, acceptatie van diversiteit en met oog voor verbinding. Hiermee laat je kinderen groeien.” Daarbij kan het Dropje-figuur in de klas ingezet worden. Deze kan bijvoorbeeld helpen bij emoties. “Een kind dat verdrietig is kan dan fysiek even knuffelen met Dropje”, besluit Meikeminne.
Activiteitenboek
De serie Dropje werd in 2019 uitgezonden en is sindsdien ongekend populair gebleven bij jonge kinderen. Via Schooltv.nl zijn de afleveringen nog steeds te bekijken. Ze blijven actueel, omdat ze inspelen op dagelijkse, herkenbare situaties die kinderen uitnodigen om te kijken, te reageren en te verwoorden wat ze meemaken.
Om leerkrachten en begeleiders te ondersteunen bij de thema’s uit de serie, is een speciaal lespakket ontwikkeld. Hiermee geef je Dropje letterlijk een plek in de klas en bespreek je deze thema’s intensiever. Iedere les uit het activiteitenboek sluit aan bij één van de korte afleveringen van Dropje.
Stickervel
Dropje-knu
Voor meer informatie en de mogelijkheid tot bestellen, scan de QR-code of ga naar : onderwijsinformatie.nl/dropje
Veel kinderen maken ingrijpende en soms zelfs traumatiserende gebeurtenissen mee. De stress die dat geeft, kan leiden tot probleemgedrag waardoor een kind niet tot leren komt. De oplossing: rekening houden met wat een leerling heeft meegemaakt.
Voor het team van de Van Houteschool in Amsterdam is dat een tweede natuur.
Tekst: Mandy Pijl
Toen ze als leerkracht in het speciaal onderwijs werkte, had Desiree Middelkoop veel te maken met ingewikkeld gedrag van leerlingen. Soms liep de stress bij kinderen hoog op. “In het team hadden we nog niet de kennis dat het ook anders kon”, vertelt ze. “Sommige collega’s zagen vaak geen andere mogelijkheid dan kinderen bestraffend toe te spreken en apart te zetten.”
Middelkoop geloofde in iets anders. “Ik liet leerlingen praten. Ik ging niet weg, maar stond aan hun zijde. Dat werkte. Langzaam bouwden ze veerkracht op.” Anderen noemden haar aanpak soft. “Maar negatieve levenservaringen zoals fysieke of psychische mishandeling, hebben een toxische uitwerking.
Zulke leerlingen hebben iets van ons nodig.”
Inmiddels is ze directeur van de Van Houteschool in Amsterdam, een school voor speciaal onderwijs. Daar stond het team voor dezelfde uitdaging.
Leerkrachten werkten keihard, maar hadden nog geen antwoord op het soms gevaarlijke gedrag van leerlingen. “Eerst deed ik voor wat in mijn ogen werkte. Geen harde hand, maar rekening houden met wat bij kinderen stress veroorzaakt.”
Uiteindelijk volgde het hele team, inclusief het onderwijsondersteunend personeel, een training traumasensitief onderwijs.
Ingrijpende gebeurtenissen
Volgens onderzoek door TNO en Augeo Foundation Jongerentaskforce uit 2016 maken minstens 45 procent van de leerlingen uit de groepen 7 en 8 van
reguliere scholen ingrijpende gebeurtenissen mee. In het speciaal onderwijs is dat 96 tot 99 procent. Op de school van Middelkoop gaat het veel om traumatiserende gebeurtenissen, zoals racisme en discriminatie, ouders met ernstige psychische problemen en alcohol- en drugsmisbruik in het gezin. De aanpak? “We kijken door een stressbril naar leerlingen en benoemen wat er gebeurt. ‘Ik zie nu dit bij je gebeuren. Wat kunnen we doen, zodat je stress verlaagt en jij weer terug de klas in kan?’ We willen dat kinderen zichzelf leren kennen en leren hun stress te reguleren. Eerst doen we dat samen, later kunnen ze dat zelf. Ze leren dat ze niet raar of gek zijn, maar dat het een reactie is op wat ze hebben meegemaakt.”
Leerlingen krijgen geen waarschuwingen, maar kansen om hun gedrag te veranderen. Er is zijn plekken in de klas en school waar ze naartoe mogen als de stress oploopt. Dat is geen straf, er zitten geen consequenties aan. Een onderwijsassistent is fulltime achterwacht.
Beschadigd
Wat het effect kan zijn van een aanpak die gericht is op het verlagen van stress, illustreert Middelkoop met het voorbeeld van een jongen die in groep 4 bij haar op school kwam. “Een afwezige vader, een moeder met verslavingsproblematiek, meerdere politie-invallen in huis; hij had veel meegemaakt. Met politiegeweld is hij destijds uit huis gehaald. Hij was zo beschadigd dat hij niet in de klas kon. Soms ging hij kinderen te lijf, gooide met stoelen. Wij zeiden: ‘Dit is jouw school, hier mag jij blijven.’ Tot groep 8 gebeurden er heftige dingen, maar langzaam werd zijn veerkracht groter. Na een jaar kon hij in de klas werken. Hij moest altijd alles herstellen middels een herstelgesprek, dat hij verschrikkelijk vond. Maar hij leerde dat hij er mag zijn, dat hij oké is.”
Breng in kaart wat je al doet
Overgaan op traumasensitief handelen is een proces van meerdere jaren. Dat betekent niet dat de hele manier van werken op de schop moet. Dat zegt Leony Coppens, orthopedagoog, klinisch psycholoog gespecialiseerd in trauma en grondlegger van traumasensitief onderwijs in Nederland. “Scholen doen al veel om leerlingen te helpen. Breng dat eerst in kaart.” Vervolgens leer je op een andere manier naar leerlingen te kijken en anders na te denken over hun gedrag. De training helpt leerkrachten ook om zelf niet in een stressreactie te schieten bij moeilijk gedrag. “Het belangrijkste middel dat een kind heeft om tot leren te komen, is de relatie met jou. Dankzij deze manier van werken leer je die relatie te herstellen. Dat verandert de sfeer in de hele klas.”
Samen een plannetje bedenken
Volgens Middelkoop is traumasensitief handelen niet alleen in het speciaal onderwijs geschikt. “Hoe fijn is het als kinderen leren hoe ze in elkaar zitten, dat ze zich af en toe niet lekker voelen en dat dat mag? Iedereen maakt dingen mee die invloed hebben op wie je bent en hoe je je ontwikkelt. Ook voor het reguliere onderwijs is dit de manier om niet de strijd aan te gaan, maar om begrip te tonen en te luisteren naar een kind. Samen een plannetje te bedenken: wat heb je nodig?”
Dat is niet soft vindt Middelkoop. “Ik ben ook voor discipline: kinderen die stress ervaren gaan goed op structuur en duidelijkheid. Maar ze gaan niet goed op de opstelling ‘Hij moet luisteren en bij drie keer gaat hij de klas uit.’ Kinderen stuur je niet weg. Geef feedback en oefenmomenten, daardoor bouw je vertrouwen en veerkracht op. Daarmee maak je het voor álle kinderen veiliger en zorg je voor meer werkplezier.”
Meer weten?
Een gratis handboek en lesmodule vind je op www.traumasensitiefonderwijs.com Leony Coppens schreef het boek ‘Lesgeven aan getraumatiseerde kinderen’ en ontwikkelde de training Traumasensitief onderwijs. Zie ook leonycoppens.nl/lesgevenaan-getraumatiseerde-kinderen .
De Belastingdienst handhaaft sinds 1 januari actief op schijnzelfstandigheid. Hierdoor moet in veel sectoren, ook in het onderwijs, weer kritisch gekeken worden naar de inzet van zzp’ers en in welke functies dit wel of niet mogelijk is. Hoe kan je als schoolbestuur de inzet van schijnzelfstandigen aanpakken? Twee voorbeelden uit de praktijk laten zien dat het kan; met visie, lef en samenwerking.
Tekst: Esmee Weerden
NUOVO Scholen:
‘Je moet gewoon durven kiezen’
Toen Muriëlle van der Voort, voorzitter van het college van bestuur van NUOVO Scholen, eind vorig jaar de cijfers bekeek, schrok ze. Vijf procent van het onderwijzend personeel bleek als zzp’er te werken, terwijl dat haaks stond op het beleid van de organisatie. Een deel van die zzp’ers werd geleverd door externe bureaus. “Schoolleiders zaten met acute bezettingsproblemen en vonden via externe partijen snel iemand, maar hadden niet altijd scherp onder welk contract iemand precies werd ingezet.”
Daardoor belandden er alsnog zzp’ers binnen de organisatie, buiten het zicht van het bestuur. “Eigenlijk kwamen ze binnen via de achterdeur. Voor mij was dat een harde grens.”
NUOVO besloot per januari 2025 te stoppen met zzp’ers voor de klas. Schoolleiders maakten zich zorgen: wat als er straks niemand beschikbaar is?
Toch zette Van der Voort door.
Betekenisvol werk
NUOVO ging actief het gesprek aan met zelfstandigen en nodigde hen uit om in loondienst te komen.
Muriëlle van der Voort
Aantrekkelijk werkgeverschap begint bij betekenisvol werk
Dat aanbod bleek voor velen aantrekkelijk. “Niet iedereen kiest uit overtuiging voor het zzpbestaan. Soms is het een manier om regie te houden of om los te komen van een werkomgeving die niet past. Als je dan een alternatief biedt waarin mensen zich kunnen ontwikkelen en onderdeel zijn van een team, wordt loondienst weer aantrekkelijk.”
Dankzij loonsverhogingen is het verschil met zzptarieven bovendien kleiner geworden. Maar vooral het werkgeverschap van NUOVO maakte het verschil. “Aantrekkelijk werkgeverschap begint bij betekenisvol werk.” NUOVO organiseert jaarlijks een tweedaags personeelsfestival met workshops, ontspanning en kinderopvang en biedt volop ontwikkelmogelijkheden. “Mensen voelen zich hier gewaardeerd, gezien en verbonden.”
Duidelijke koers en ruimte voor flexibiliteit
Flexibiliteit is nog steeds mogelijk bij NUOVO. Docenten kunnen relatief eenvoudig van locatie wisselen, wat zorgt voor afwisseling zonder verlies van teamverband. Voor tijdelijke vervanging, zoals bij ziekte of zwangerschapsverlof, werkt NUOVO uitsluitend met bureaus die personeel in loondienst hebben. “We willen geen invliegers die alleen hun lessen geven en daarna weer vertrekken. Ook mensen die via een bureau binnenkomen, moeten actief deelnemen aan het team en bijdragen aan de ontwikkeling van de school. Onderwijs bouw je tenslotte samen.”
STEV:
‘We wilden een helder kader neerzetten’ Ook Marisca Rens-Dikkeboer, HR-beleidsmedewerker bij STEV (13 basisscholen in regio Amersfoort), herkent de uitdaging. “Toen de Belastingdienst ging handhaven, hebben we direct ons beleid aangescherpt.”
STEV wilde duidelijke kaders. In overleg met schoolleiders en de GMR werkte Rens-Dikkeboer een richtlijn uit. “Schoolleiders waren blij met heldere afspraken. Het geeft houvast in gesprekken met zzp’ers en bij formatiekeuzes.”
STEV heeft uitgesproken vanaf augustus 2025 geen zzp’ers meer in te zetten voor structureel werk. Parallel aan dit traject vindt structureel overleg plaats binnen Transvita, een regionaal transfercentrum in de regio Midden-Nederland dat schoolbesturen ondersteunt bij personeelsvraagstukken. Transvita coördineert onder meer vervanging en organiseert HR-overleggen waarin kennis wordt gedeeld. Besturen betalen een bijdrage per leerling, waarmee Transvita onder meer zorgt voor het werven, matchen en plannen van invallers.
Een alternatief dat wél werkt
Een belangrijk onderdeel van de aanpak tegen schijnzelfstandigheid bij STEV is de inzet van verschillende invalpools. Mensen in de ‘invalpool –Flex’ vallen incidenteel in voor een dag en ontvangen daarvoor een dagcontract. Ze zijn niet in dienst, maar worden ingepland via Transvita. Deze groep kiest bewust voor losse inzet.
Marisca Rens-Dikkeboer
Schoolleiders waren blij met heldere afspraken. Het geeft houvast in gesprekken met zzp’ers en bij formatiekeuzes
De mensen in de ‘talentenpool – Vast’ van Transvita werken in loondienst bij een van de aangesloten besturen en draaien mee op meerdere scholen in de regio. Zij hebben een contract voor meerdere dagen per week en stappen bij gebrek aan directe vervanging over naar hun stamschool.
De STEV-poolers zijn in dienst van STEV en blijven binnen de stichting. Ze hebben een vaste aanstelling, zijn verbonden aan een stamschool en springen bij voor vervanging of ondersteuning waar nodig.
“Je behoudt flexibiliteit, maar biedt ook zekerheid en een teamgevoel”, aldus Rens-Dikkeboer. “Iedere invaller maakt onderdeel uit van het team, sluit aan bij studiedagen en profiteert van dezelfde arbeidsvoorwaarden. Dat is voor veel mensen een groot pluspunt.”
Bouwen aan een sterke organisatie
“Als je durft te kiezen, gaat de rest vanzelf mee”, besluit Van der Voort. Bij NUOVO is het aantal vacatures zelfs afgenomen. Rens-Dikkeboer vult aan: “Veel zzp’ers zijn nooit ondernemer geworden uit passie, maar uit onvrede of noodzaak. Als je een goed alternatief biedt, kiezen ze daar alsnog voor.”
Hun boodschap aan andere schoolbesturen is duidelijk: pak de regie. Werk samen, deel beleid en organiseer flexibiliteit op een eerlijke manier. Zo bouw je aan een sterke organisatie waarin iedereen zich onderdeel voelt van het geheel. Geen gemakkelijke opgave, maar zoals Van der Voort het treffend zegt: “Wij zien de aanpak tegen schijnzelfstandigheid niet als een probleem, maar als een kans.” ◗
Trakteer jezelf op frisse lucht én een gratis Komoot-pakket
Als dank voor je inzet: een cadeau voor buiten Je hebt weer bergen werk verzet dit schooljaar. Tijd voor een frisse fietsronde! De Nederlandse Zuivel Organisatie bedankt alle leerkrachten in het basisonderwijs met een gratis regiopakket van Komoot t.w.v. € 8,99; dé fiets- en wandelapp voor de mooiste routes in Nederland.
Ontdek de ‘Melkweg’-routes Speciaal voor deze bedankactie zijn er 9 nieuwe fietsroutes gemaakt: de ‘Melkweg’. Langs koeien, boerderijwinkels en weidse landschappenHollandser wordt het niet.
Start je dag met een glas melk, gun jezelf die frisse neus en trap de zomer in.
Zo activeer je Komoot
1. Download de app
2. Ga naar www.komoot.nl/g
3. Gebruik de code: ZUIVEL
4. Geldig t/m 24 september (Wereldschoolmelkdag)
Meer in het vooruitzicht
1 juni Wereldmelkdag - Maak kans op een schaatsclinic bij de Sven Kramer Academy
Doe met je klas mee aan de online Melkquiz via onze socials FB, Insta en TikTok (@hetzitinmelk) en test jullie kennis over zuivel, beweging en gezondheid. Wie weet staan jullie straks samen op het ijs!
24 september Wereldschoolmelkdag - Laat je klas creatief uitblinken en win sportieve prijzen Doe mee met de actie ‘Ontwerp je muts’. In september maken we via wereldschoolmelkdag.nl bekend hoe je je klas kunt aanmelden. De hoofdprijs?
Een schaatsclinic bij de Sven Kramer Academy!
Dankzij jullie hebben kinderen in Nederland dit afgelopen schooljaar weer heel veel geleerd. Om jullie te bedanken bieden de zuivelondernemingen in Nederland jullie iets leuks aan. Alle leerkrachten van het basisonderwijs in Nederland krijgen de wandel- en fietsapp Komoot voor de regio Nederland.
Veel plezier met het Komoot-abonnement en alvast een sportieve vakantie gewenst.
Je wilt met jouw school een mooi resultaat neerzetten en het optimale uit alle leerlingen halen. Niet alleen op belangrijke basisvaardigheden zoals taal en rekenen, maar ook op het gebied van gedrag. Hoe doe je dat?
En hoe borg je dat vervolgens?
Deze boeken en cursussen zitten boordevol inspiratie en praktische tools om direct impact te maken in jouw klas.
Leer gedrag begrijpen
Druk, teruggetrokken, moeite met contact: gedrag is een signaal van het kind. In Gedrag is een vak/gedrag is een signaal ontdek je hoe je deze signalen kunt herkennen. Hoe ga je daar vervolgens mee om in de groep? Hier krijg je concrete handvatten voor.
Op weg naar invloed en grip
Er gebeurt veel in het onderwijs en de druk is hoog. Tegelijk wil je met jouw school een mooi resultaat neerzetten en uit alle leerlingen het optimale halen. Opbrengstgericht werken in 4D (OGW4D) is dé manier om duurzame veranderingen te realiseren.
Kleuters begeleiden in vier stappen
Onderwijs aan kleuters is een vak apart. Hoe haal je uit jonge kinderen wat erin zit? In het praktische boek Kleutersprongen leer je kinderen om hun sprongen te maken, op een manier die bij hun past. Dit doe je met behulp van vier terugkerende stappen.
Nieuw: cursusbrochure 2025-2026
Leren, een leven lang! Wat sluit aan bij jouw zone van naaste ontwikkeling? Duik in de gloednieuwe brochure, boordevol cursussen en inspirerende artikelen. Kies je cursus en voilà, jouw volgende stap is gezet. Wil je écht grip op onderwijskwaliteit? Bekijk de boeken en cursussen op cedgroep.nl
Een vmbo-advies moet geen teleurstelling opleveren. Het is juist iets om trots op te zijn, vindt Karim Amghar. Naast docent is hij als schrijver, spreker en programmamaker ook een belangrijk pleitbezorger van het vmbo en mbo. “Onze samenleving schreeuwt om vakmensen, maar er wordt nog steeds neergekeken op praktisch onderwijs. Die paradox moeten we zo snel mogelijk doorbreken.”
Tekst Marco van den Berg Van Amghar verscheen onlangs het boek Maar dat begrijp jij toch niet – Over het onderschatte belang van het mbo bij De Correspondent. Daarin onderzoekt en beschrijft hij de ongelijkheid binnen het onderwijs en de grote kansen die er liggen voor de arbeidsmarkt. Als student werd hij aanvankelijk ook niet gezien of gehoord. En ook nu als mbo-docent en mbo-toezichthouder, merkt hij hoe zijn studenten nog altijd te maken hebben met onderwaardering. Dus waar hij de ook maar kans krijgt, pleit Amghar voor een omslag in denken. Zijn boodschap? Juist mbo-studenten zijn onmisbaar voor onze samenleving!
“Laten we stoppen met het idee dat alleen theoretische kennis waardevol is. De toekomst ligt in praktische vaardigheden en daar mogen we op het vmbo en mbo juist enorm trots op zijn. Dus laten we dat ook uitdragen.” Al dertien jaar ziet hij hoe zijn studenten worstelen met negatieve beeldvorming. “Aan de ene kant zijn ze trots op hun vak, aan de andere kant voelen ze dat hun omgeving dat niet waardeert. Ze krijgen al jong mee dat mbo minderwaardig zou zijn.” Dat leidt tot onnodig veel sippe gezichten in de klas en veel te pessimistische gedachten over de eigen mogelijkheden. “Alsof hun inzet er niet toe doet, want ze gaan toch niet naar havo/vwo. Het zijn ingesleten ideeën waar we zo snel mogelijk vanaf moeten.”
Noem mbo’ers geen doeners, maar high-tech vakspecialisten of innovatie-gedreven ambachtslieden
Hij houdt zijn telefoon omhoog. “We hebben een behoorlijke uitdaging, want via dit apparaat volgen ze influencers die alleen maar praten over veel geld verdienen en mooie spulletjes. Ze willen er ook zo graag bij horen en denken dat ze niet meetellen als loodgieter of elektromonteur. Want ja, dat salaris…” De inkomensverschillen helpen inderdaad niet mee. “Een mbo’er verdient gemiddeld 2.600 euro netto, een hbo’er 3.500 en een wo’er iets boven de 4.000. Terwijl er een enorm tekort is aan vakmensen. In de zorg zijn nu al 66.000 vacatures, over acht jaar zelfs 190.000. In de bouw zijn 125.000 vakmensen nodig om huizen te kunnen bouwen.”
Amghar valt even stil en schudt zijn hoofd. “We roepen dat de kinderopvang gratis moet worden, maar zonder pedagogisch medewerkers lukt dat niet. We kunnen 100.000 huizen per jaar bouwen, maar we halen dat niet omdat we geen mensen hebben om ze te bouwen. Dus nogmaals: we moeten het vmbo en mbo aan alle kanten herwaarderen.”
Karim vertelt over een gesprek dat hij onlangs had voor zijn podcast. “Een vader vertelde hoe trots hij was toen zijn dochter vmbo-advies kreeg. Tijdens het gesprek met de leerkracht had hij echter gezegd: Mijn kind heeft vmbo, maar… Zijn dochter vertelde later dat dat maar haar altijd is bijgebleven. Dat kleine woordje vertelde haar dat vmbo niet goed genoeg is. Terwijl die vader haar juist steunde. Dus zo gevoelig kan dat liggen.”
Dat soort gedachten en oordelen hebben invloed op het zelfbeeld van een leerling, weet Amghar. “Ouders willen het beste voor hun kind, dat begrijp ik. Maar wat is het beste? Is dat per se een universitaire opleiding? Of is het een opleiding waar je kind gelukkig van wordt en waar het baanzekerheid heeft?” Ook het taalgebruik speelt hierin een belangrijke rol. “Noem mbo’ers geen doeners, maar high-tech vakspecialisten of innovatie-gedreven ambachtslieden. Want dat zijn ze. Denk aan een loodgieter: die moet complexe installaties kunnen begrijpen en probleemoplossend denken. Daar komt veel kennis en kunde bij kijken.”
Je hoort soms zeggen: Doe je best, anders moet je naar het vmbo. Of dreigend: Wil jij soms stratenmaker worden? Amghar zegt: “Maar wat is er mis met stratenmaker? Mensen realiseren zich niet hoeveel invloed die uitspraken hebben op een kind.” Ouders en leerkrachten kunnen hun kinderen helpen door het positieve te benadrukken. “Blijf vertellen hoe belangrijk praktisch werk is. Laat een kind trots zijn op zijn of haar talenten. En kijk waar een kind gelukkig van wordt, in plaats van waar jíj denkt dat de beste toekomst ligt.”
Chirurg en loodgieter: beiden essentieel Dat we nog altijd praten over hoog- en laagopgeleid werkt ook niet mee, weet Amghar. “Het onderwijssysteem moet horizontaal zijn: verschillende vaardigheden en beroepen vragen verschillende opleidingen. Een hartchirurg heeft andere skills nodig dan een loodgieter, maar beide beroepen zijn essentieel. Waarom wordt de een dan veel hoger gewaardeerd dan de ander?”
Hij glimlacht: “Ik verwacht dat er nog een tijd komt waarin ouders juist teleurgesteld reageren als hun kind vwo-advies krijgt. Juist vanwege die baanzekerheid via het vmbo en mbo.” Een vmboadvies is dus reden voor een feestje? “Absoluut! Daarom zeg ik tegen ouders: wees trots op je kind. Kijk samen naar passende, positieve verwachtingen en vertel over de baankansen die er zijn dankzij die vmbo-route. Laat zien waarom er een bloeiende carrière wacht. Die boodschap moeten we samen met het onderwijs blijven uitdragen.”
Wil jij je leerlingen helpen met de juiste zonbescherming en het voorkomen van huidkanker? Het ZonSlim-programma van het NationaalHuidfonds is een gratis en actueel lesprogramma dat je in de klas kunt inzetten.
lekker naar buiten!
Het ZonSlimprogramma helpt basisscholen om leerlingen bewust te maken van zon bescherming. Zo kunnen we de kinderen van nu beschermen tegen huidkanker later. De lessen zijn voor groep 1 t/m 8 en gaan in op de drie manieren van zonbescherming: weren, kleren en smeren.
Het lesprogramma bestaat uit online lesmateriaal en een pakket met voorlichtingsmaterialen. Er zijn vier online lessen voor de groepen 1/2, 3/4, 5/6 en 7/8 inclusief werkbladen beschikbaar. Daarnaast ga je samen met je leerlingen, afhankelijk van de groep waarin zij zitten, aan de slag met een praatplaat, quizzen of een bordspel.
Als ze langs de posters liepen, wezen ze elkaar erop. Ook ouders gaven vaker een petje of zonnebril mee naar school
Het materiaal is erg fijn om mee te werken. De handleiding is heel duidelijk. Fijn dat ideeën worden gedeeld waarover je kunt praten met de kinderen
Dat er behoefte aan het ZonSlim-programma is, blijkt wel uit het grote succes van het startjaar. Ruim 1200 schoollocaties meldden zich toen aan en zagen het belang ervan in om leerlingen voor te lichten over zonbescherming. Inmiddels is het lesmateriaal uitgebreid met een toevoeging van twee lessen en een ouderpresentatie. De twee nieuwe lessen bestaan uit een smeerinstructie voor de zomervakantie en een opfrisser voor na de vakantie.
Het ZonSlim-programma is mede tot stand gekomen dankzij ondersteuning van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Vind jij het ook noodzakelijk om jouw leerlingen voor te lichten over zonbescherming en het voorkomen van huidkanker? Je kunt gelijk aan de slag via onderwijsinformatie.nl/zonslim
“Iedereen houdt van een goed verhaal. Ook leerlingen in groep 8 of de brugklas genieten ervan om voorgelezen te worden”, geeft hoogleraar Roel van Steensel aan.
Voorlezen is niet alleen iets voor kleuters, benadrukt hij. Ook in de bovenbouw van het basisonderwijs en zelfs in het voortgezet onderwijs kan het een krachtig middel zijn om leesmotivatie, taalvaardigheid en sociaal-emotioneel welbevinden te stimuleren.
Tekst: Wiesette Haverkamp
Van Steensel is als hoogleraar verbonden aan de Vrije Universiteit Amsterdam en de Erasmus Universiteit Rotterdam. Bij beide instellingen doet hij onderzoek naar leesgedrag, leesmotivatie en leesvaardigheid. Zijn leerstoel aan de VU wordt medegefinancierd door Stichting Lezen. Daarnaast geeft hij les aan de universitaire lerarenopleiding primair onderwijs in Rotterdam. “De leukste boeken om voor te lezen zijn vaak de kinder- en tienerverhalen die je zelf ook leuk vindt”, vertelt hij. “Daarmee kun je leerlingen echt enthousiasmeren.”
Voorlezen in de klas is volgens Van Steensel meer dan een prettige onderbreking van de lesdag. “Het is een activiteit waarmee je met z’n allen gericht bent op één ding: een tekst. Die gedeelde aandacht kan bijdragen aan een gevoel van verbondenheid in de klas en biedt bovendien een mooie ingang voor gesprekken.”
Gesprekken die voortkomen uit voorgelezen verhalen zijn waardevol. Ze bieden leerlingen de ruimte om hun mening te geven, zich te verplaatsen in anderen en verbanden te leggen met hun eigen ervaringen.
Volgens Van Steensel dragen zulke gesprekken niet alleen bij aan taalvaardigheid, maar ook aan burgerschapsvorming. “Lezen helpt je om te denken,
en gesprekken over boeken ondersteunen die denkontwikkeling.”
Rijke taal in goede boeken
Voorlezen is daarnaast een mooie manier om leerlingen kennis te laten maken met rijke, gevarieerde taal. “In goeie jeugdboeken komen veel infrequente woorden voor – woorden die je in gewone gesprekken zelden hoort. Meer zelfs dan in gesprekken tussen hoogopgeleide volwassenen”, legt Van Steensel uit. Die grote variëteit aan woorden is van belang voor het creëren van een brede woordenschat, die essentieel is voor goed tekstbegrip.
Hij draagt graag een voorbeeld aan en pakt een boek
Voorleeswedstrijd voor brugklassers
Tijdens de landelijke finale van Read2Me! 2024 bewezen brugklassers dat voorlezen óók in het voortgezet onderwijs leeft. De wedstrijd maakt van voorlezen een podiummoment – spannend, leerzaam én leuk. Meer informatie: www.read2mevoorleeswedstrijd.nl
erbij: De eencellige die het leven best wel ingewikkeld vond, een boek voor beginnende lezers. “Op de eerste bladzijde kom je al woorden tegen als ‘koraal’, ‘betovergrootouders’ en ‘groeven’. Dat zijn woorden waar kinderen niet dagelijks mee in aanraking komen, maar die ze via boeken spelenderwijs leren kennen.”
Begrijpend lezen begint met verhalen
Naast woordenschat bevordert voorlezen ook andere leesvaardigheden vertelt Van Steensel. “Begrijpend lezen vraagt vaak om inferenties – het afleiden van informatie die niet letterlijk in de tekst staat. Door veel verhalen te horen, leren kinderen die vaardigheid ontwikkelen.” Uit verschillende interventiestudies blijkt dat regelmatig voorlezen aantoonbaar bijdraagt aan het verhaalbegrip van leerlingen. Zo verwijst hij naar het programma VoorleesExpress, waarbij vrijwilligers twintig weken lang voorlezen in gezinnen waar minder vanzelfsprekend met boeken wordt omgegaan. “We zagen duidelijke verschillen in verhaalbegrip tussen kinderen die meededen en kinderen op de wachtlijst”, vertelt hij. Hoewel dit onderzoek plaatsvond in thuissituaties, zijn de inzichten volgens hem ook toepasbaar op school. “Voorlezen biedt rijke taal, ongeacht de setting.”
Ook effectief in bovenbouw en vo Voorlezen is niet alleen voor jonge kinderen belangrijk. “In alle groepen zagen we positieve effecten,” zegt Van Steensel. “Daarom stimuleer ik ook mijn studenten – toekomstige leerkrachten – om te blijven voorlezen, ook in groep 8.” Ook voor het voortgezet onderwijs zijn er initiatieven als de voorleeswedstrijd Read2Me!, waarbij brugklassers voorlezen voor publiek. “Zolang je het inzet als een manier om leerlingen met boeken in aanraking te brengen en in gesprek te gaan over teksten, kan het zeker bijdragen aan leesmotivatie.” Volgens Van Steensel is een juiste aanpak wel van belang. “Het succes hangt af van hoe leerkrachten en docenten ermee omgaan. Sluit aan bij de interesses van je leerlingen en kies boeken die hen aanspreken. Iedereen houdt van een goed verhaal, als het maar het juiste verhaal is.”
Wil je meer weten over effectief leesonderwijs, praktische tips en onderzoek?
Bezoek dan Lezen.nl , het kennisplatform van Stichting Lezen.
Groep 7 en 8: leesplezier op het podium
Eén van de finalisten van de Nationale Voorleeswedstrijd 2024 toont hoe krachtig voorlezen kan zijn: jonge lezers uit heel Nederland schitteren op het podium en laten horen hoe leuk verhalen kunnen klinken. De wedstrijd is een feest van taal en expressie.
Meer weten? www.denationalevoorleeswedstrijd.nl
Praktische handvatten voor in de klas
Voorlezen structureel inzetten?
Handige aandachtspunten volgens Van Steensel:
•Lees met een regelmaat voor. “Je leest een boek niet in één sessie uit. Wil je dat leerlingen betrokken blijven bij het verhaal, dan moet je voorlezen tot vaste gewoonte maken.”
•Kies boeken met rijke taal en betekenisvolle inhoud. Gebruik bronnen als de Grote Vriendelijke Podcast, prijswinnende titels, of de database Rijketeksten van de Nederlandse Taalunie.
•Sluit aan bij thema’s en leefwereld. Thematisch werken helpt bij het integreren van leesonderwijs. “Boeken kunnen ook goed aansluiten bij wereldoriëntatie of burgerschap.”
•Zorg voor herkenning én verbreding. “Let erop dat je verhalen kiest waarin alle leerlingen zich kunnen herkennen, maar die hen ook kennis laten maken met andere perspectieven en culturen.”
•Lees zelf ook. “Als je wilt inspireren, moet je zelf ook weten wat er te lezen valt.”
•Gebruik voorlezen als gespreksstarter. Werkvormen als literaire gesprekken of post-itvragen bij spannende fragmenten maken leeservaringen deelbaar.
Voorlezen als onderdeel van leesonderwijs
Voorlezen verdient een vaste plek binnen het leesonderwijs, benadrukt Van Steensel. Niet alleen in de onderbouw, maar door de hele schoolloopbaan heen. Het draagt bij aan taalontwikkeling, leesplezier, sociaal-emotionele groei en een positief klasklimaat. “En het is nog leuk ook.”
Een gezond ontbijt, elke dag en voor ieder kind
Leren én ervaren, dat kan met het Nationaal Schoolontbijt. Het (gratis) lespakket “OntbijtAanDeBasis.nl” biedt online modules over ontbijten volgens de Schijf van Vijf en een uitdagende Ontbijt Challenge.
Een gezond ontbijt ervaren kan tijdens de ontbijtweek in november.
Er is nog zoveel te leren en te ontdekken, neem je klas mee in het thema gezond ontbijten!
Ontbijt week
Ervaren
Ontbijtweek
Gezond ontbijten
Meld de school aan voor de ontbijtweek in november via www.schoolontbijt.nl
Bekijk de informatie van het Nationaal Schoolontbijt.
Enthousiasmeer je collega’s over het gebruik van het lespakket en deel alle informatie met hen.
Informeer de ouders/verzorgers over het Nationaal Schoolontbijt en deel tips en informatie zodat ook thuis aandacht wordt gegeven aan een lekker en
Meld je nu aan!
Taal en rekenen oefenen we dagelijks – maar wie helpt een kind oefenen in verdraagzaamheid, respect of samenleven? Burgerschap is geen extra vak, maar net zo belangrijk als de andere basisvaardigheden.
PrimaOnderwijs & Lot’s Foundation
Voor taal en rekenen weten we door concreet uitgewerkte referentieniveaus precies wat leerlingen moeten beheersen aan het eind van de basisschool. Er wordt zelfs onderscheid gemaakt tussen een fundamenteel niveau (1F) en streefniveau (2F/1S).
Voor burgerschap zijn er geen concrete tussenen einddoelen vastgesteld. De nieuwe conceptkerndoelen van het SLO bevatten formuleringen als ‘kennis van’, ‘verkennen van’, ‘reflecteren op’ en ‘benoemen van’. Hoe een school deze brede begrippen uitwerkt, is aan de school zelf.
Niet gek dus dat burgerschapsonderwijs voelt als een puzzel. Zonder concrete kaders zoek je naar balans tussen vrijheid en richting, tussen inspiratie en structuur. Hoe leer je burgerschapsvaardigheden betekenisvol en doelgericht aan? Drie handreikingen:
Burgerschap is geen extra vak, maar net zo belangrijk als de andere basisvaardigheden.
1. Maak leerdoelen expliciet
Burgerschapsvaardigheden worden vaak impliciet ontwikkeld. Zo komen essentiële vaardigheden als samenwerken, zelfregulatie of aardig doen dagelijks voorbij, zonder dat leerlingen dit herkennen als een leerdoel. Door deze doelen expliciet op te nemen in de instructie, vergroot je de betrokkenheid bij het leerproces. Bijvoorbeeld een bordje in de klas: ‘Vandaag werken we aan samenwerken’.
2. Betrek alle leerlingen
Leerlingen leren door aangereikte kennis en vaardigheden toe te passen in een nieuwe situatie. Daarvoor is oefentijd nodig. Activiteiten zoals een leerlingenraad zijn waardevol, maar bereiken niet alle leerlingen. Denk na over hoe álle leerlingen – van groep 1 tot en met groep 8 – dezelfde burgerschapsvaardigheden oefenen en ontwikkelen.
3. Maak keuzes
Keuzes maken in het aanbod is nodig om het onderwijs aan te laten sluiten bij de leerlingpopulatie. Dit betekent dat burgerschapsonderwijs per school mag én misschien wel moet verschillen. Bespreek daarom eerst met collega’s welke thema’s jullie belangrijk vinden en hoe leerlingen en ouders betrokken worden bij de keuzes .
Foundation
Stichting Lot’s Foundation is een goede doelenstichting die zich via storytelling inzet voor de rechten van kinderen. Elke maand ontwikkelt een professionele redactie nieuwe les- en doeactiviteiten rond burgerschap, kinderrechten en duurzaamheid. Het platform Wereldwijs met Lot biedt 12 leerlijnen waarmee je het bestaande aanbod kunt versterken. Elke vaardigheid is uitgewerkt met doelen voor eind groep 2, 5 en 8. Zo werk je altijd doelgericht en in samenhang. Omdat Lot’s Foundation geen winstoogmerk heeft, zijn de activiteiten, bronnen en leerdoelen tegen een kleine vergoeding aan te schaffen.
Meer informatie wereldwijsmetlot.nl
Oracy, de kracht van spreken, denken en luisteren
Scan en bestel
Dit boek is voor: Schoolleiders
Leerkrachten
IB-ers
Onderwijsassistenten Logopedisten
Leerkrachten in opleiding
“Een waardevol boek over het grote belang van mondelinge taalvaardigheden.” Jelle Jolles, emeritus hoogleraar
Prijs € 37,95
Auteurs Miriam Op de Beek en Bob Coenraats
ISBN 9789065083081
Sector po
Bestel deze en meer uitgaven op cps-uitgeverij.nl
Geen onderwerp in mijn dagelijks leven dat vaker aan bod komt dan mijn haar, of beter gezegd: het gebrek daaraan. Vrijwel elke dag is mijn kortgeschoren hoofd wel een keer onderwerp van gesprek.
Zeker op school is dit het geval:
‘Meneer, waarom bent u kaal?’
‘Meneer, waarom laat u uw haar niet groeien?’
‘Meneer, mogen wij uw hoofd een keer versieren met diamantjes?’
‘Meneer, u bespaart zeker veel geld, omdat u niet meer naar de kapper hoeft?’
Zomaar een greep uit de vragen die mij met enige regelmaat gesteld worden. Ik verbaas mij er oprecht over dat het nooit stopt. Zodra er een nieuwe eerste klas aan het schooljaar begint, kan ik de klok erop gelijk zetten. De eerste keer dat ze mij hebben, is er altijd een leerling die zijn nieuwsgierigheid over dit onderwerp niet kan bedwingen. Maar ook leerlingen die ik al drie jaar in de klas heb, kunnen zomaar ‘kale koppen, niet te stoppen!’ naar mij roepen, wanneer ik ze tegenkom op het plein of in de gang. Fascinerend!
Vind ik dat erg? Dat heb ik mezelf weleens afgevraagd. Het antwoord is nee. Onze leerlingen vinden contact maken en sociale interactie lastig. Op deze manier kunnen ze snel en laagdrempelig contact met mij als docent maken. Het levert mij ook altijd iets op. Ik stel steeds een wedervraag en op die manier kan er kleinschalig aan de relatie gewerkt worden. Iets wat in ons werk erg belangrijk is.
Laatst zei een jongen in de pauze tegen mij: ‘Zo meneer, het wordt weer tijd voor de tondeuse zeker,
vanavond?’ waarna hij vervolgens in de rest van ons gesprek de ruimte voelde om aan mij te vertellen dat hij voor het eerst alcohol had gedronken afgelopen weekend. Ik mocht het niet doorvertellen aan zijn moeder. Hoe mooi is het als je zo dicht bij de jongeren mag staan dat ze je dát toevertrouwen?! Het geeft mij veel energie.
Over energie gesproken, bij ons op school hebben we wat nieuws bedacht. Twee energieke docenten hebben op maandag het buikspierkwartier in het leven geroepen, voor alle collega’s. Want waar je aan te weinig haar tegenwoordig niet meer zoveel kan doen (tenzij je de portemonnee trekt en dat ben ik niet van plan) is dat bij fit worden wel anders. Sport en bewegen maken je blij. Het is dan ook mooi dat daar op De Schakel genoeg aandacht voor is. Even tafeltennissen met een collega, meedoen met hardloopwedstrijden, wandelen in de pauze, schaatsen, skiën en dan nu dus ook dat buikspierkwartier. Of moet ik zeggen buikspier-vertier? Er wordt meer gelachen dan getraind. Zo’n sportschool wil toch iedereen?
Volgende week maandag is het weer zover. Dan kan ik aan de bak, terwijl de spierpijn van de vorige keer nog aanwezig is. Ik zou gemakkelijk kunnen afzeggen, maar geen haar op mijn hoofd die daaraan denkt.
Meester - Stefan
@meesterstefan_hrlm
“Je kunt niet zeggen: vanmiddag ga ik eens even gelukkig worden”, grinnikt Ruud Meulenberg, expert in ‘gelukskunde’ en eigenaar van een coachingsbureau. “Maar je hebt wel invloed op de interne en externe factoren die daaraan bijdragen.” Een inkijkje in gelukskunde: de wetenschap achter geluk en welzijn.
Wat is geluk?
Geluk is een gelaagd begrip. Een ‘geluksgevoel’ is een intens moment van vreugde en blijheid. Maar je kunt je ook ‘gelukkig voelen’ omdat je gezond bent, betekenisvol werk doet of liefdevolle relaties hebt. “Voldoening en waardering zijn belangrijk. Het besef: ik doe het niet voor niks, ik doe ertoe”, zegt Ruud Meulenberg. “Babyboomers zien geluk als: eerst hard werken en daarna pluk je de vruchten. Millennials willen niet pas later gelukkig zijn: zij hechten meer aan plezier en gelukkige momenten en willen daarnaast ook zinvol bezig zijn.”
Jouw blik op de wereld
Een geluksgevoel heeft te maken met externe én interne factoren. Je situatie draagt daaraan bij: een dak boven je hoofd, je financiële situatie, vrijheid, veiligheid. “Bij interne factoren heb je het over een
positieve mindset en copingstrategieën,” legt Ruud uit. “Maar mindset is niet alles: je kunt nog zo positief zijn ingesteld, als je in een oorlogsgebied bent en de granaten vliegen je om de oren, dan helpt jou dat niet om gelukkig te worden.” Kijk dus ook naar hoe je je situatie kunt veranderen.
Mindset helpt wel bij het omgaan met obstakels. “Sommige dingen gebeuren in het leven, het is aan jou hoe je daarmee omgaat. Hoe kijk je naar de wereld? Dat kun je veranderen. Als je ’s middags de file inrijdt, raak je dan humeurig of geniet je van een leuk muziekje?”
Gedachten beïnvloeden je lijf
De manier waarop je brein een situatie uitlegt, geeft een prikkel naar je lijf. Die vertaalt zich in gevoelens van stress of geluk. “Eigenlijk is stress niks anders dan een negatieve uitleg van wat je ziet”, legt Ruud uit. Probeer daarom objectiever te kijken en vraag je af:
wat kan ik hiervan leren? Hoe kan ik hiermee omgaan?
“Als je over een jaar gelukkiger wilt zijn, wat betekent dat? Misschien dat je je minder druk wilt maken. Stuur je aandacht naar positieve dingen, probeer je gedachten om te buigen. Je hormonale stelsel reageert direct. Je lijf maakt gelukshormonen aan zoals oxytocine en serotonine als je je focust op vredige gedachten, maar adrenaline en cortisol bij stresssituaties. Het is het verschil tussen ‘leefhormonen’ en ‘overleefhormonen’.”
In coachingssessies leert hij mensen hun overtuigingen te onderzoeken. “Datgene wat ik geloof, is dat eigenlijk wel zo? Op welke andere manier zou ik ernaar kunnen kijken? En welk effect heeft dat op mijn lijf?”
Ervaar je nog voldoening?
Ruud: “Je wordt niet voor niks leerkracht, dat doe je omdat je een bepaalde missie hebt. Door kinderen dingen te leren ervaar je voldoening en plezier. Maar als je vervolgens wordt platgegooid met administratieve taken, vergaderingen en een hoge werkdruk, dan kan dat ertoe leiden dat je die voldoening niet meer ervaart. Het is uit balans. Dan kan je de situatie veranderen, bijvoorbeeld door te solliciteren bij een andere school, maar je kunt ook je overtuigingen aanpassen.”
Vroeger werkte hij als gymleraar. “Ik wilde kinderen fitter en gezonder maken. Tijdens mijn stage zei mijn mentor, een oudere gymleraar: ‘Die kinderen zitten de hele dag stil in hun bankje te luisteren. Hier kunnen ze bewegen, ontspannen, kletsen. Hier leren ze samenwerken en sociale vaardigheden. Dat is de kern.’ Hij had een heel andere overtuiging dan ik, waardoor hij als leerkracht veel eerder tevreden was met het resultaat. Dat gaf me een heel andere perceptie op de gymles.”
Deel je geluk
Gelukskunde is er niet op gericht dat alles altijd van een leien dakje gaat. Het gaat erom of je nog positieve kanten kunt zien, voldoening voelt en waardering krijgt. Ruud: “Als leerkracht hoef je niet de hele wereld op je nek te nemen. Je hebt een signaleringsfunctie, maar vaak wordt er ook niks met jouw signalen gedaan. Dat moet je ook kunnen loslaten. Als je ontspannen en vrolijk voor de klas staat, dan heeft dat meteen een positief effect op de kinderen.” En jouw lessen over geluk kun je vervolgens weer delen met de kinderen in je klas.
• Dankbaarheid voelen: Probeer dagelijks drie dingen voor jezelf te noemen waar je dankbaar voor bent: een glimlach, mooie tekening van je leerling of een knuffel. Je lijf reageert meteen door gelukshormonen aan te maken.
• Bewegen: Door beweging worden dopamine, serotonine en endorfine aangemaakt. Endorfine staat bekend als het snelst werkende antistresshormoon, omdat het binnen een minuut een stressreactie kan stilleggen.
• Gezond eten: Als de basis op orde is (gezond eten, beweging, voldoende rust) kan je lichaam veel meer opvangen. Mensen met een depressie hebben 26 keer zoveel ontstekingslichamen in hun darmen: gezond eten draagt bij aan gezonde darmen en mentaal welzijn.
BOEKENWAGEN
Handig! Een stevige mobiele bibliotheek voor jonge lezers met veel opbergruimte voor boeken en speelgoed!
WINKELHOEK
Ideaal voor creatieve rollenspellen: de winkelhoek heeft o.a. een kassaband, een krijtbord, een ‘koelvitrine’ en verschillende schappen.
Deze 26-delige set bevat alle belangrijke ritme- en slaginstrumenten. Geleverd in een stevige opbergtas.
Met 25 uitschuifbare roosters biedt dit grote verrijdbare droogrek alle ruimte voor de kunstwerkjes van je leerlingen.
Al heel vaak is op deze plaats in PrimaOnderwijs geschreven over de meest innovatieve vorm van onderwijs: het vmbo. In 25 jaar is het vmbo doorontwikkeld van allemaal losse beroepsvoorbereidende programma’s naar profielen, die beroepsgericht of beroepsoriënterend zijn. Profielen vormen de helft van het beroepsgerichte programma, de andere helft kan een leerling zelf samenstellen met behulp van zogenaamde beroepsgerichte keuzevakken.
Zo kan elke leerling, als de school de mogelijkheid biedt, een eigen programma volgen. En steeds meer scholen bieden die mogelijkheid. Ze zien dat leerlingen gemotiveerd zijn voor vakken die ze zelf kiezen. Op dit moment wordt hard nagedacht over mogelijkheden om de examinering aan te laten sluiten bij dat maatwerk.
Daarnaast is er al jaren een roep om maatwerk bij de avo-vakken. Veel vmbo-scholen zouden graag zien dat leerlingen vakken op hun eigen niveau kunnen volgen, bijvoorbeeld Engels op havo niveau en aardrijkskunde op vmbo-kaderniveau. Dit moet dan leiden tot een diploma waarin die verschillende niveaus ook gewaardeerd worden. In de huidige situatie krijgt een leerling een diploma basisberoepsgerichte leerweg als hij vijf vakken op TL-niveau heeft afgesloten en één vak op basisberoepsgericht niveau.
Door leerlingen op ‘hun niveau’ te laten werken, kunnen we wellicht ook af van het idee dat het één (lees: hoger) beter is dan het ander. En, nog een stapje verder dromend, van ‘kansrijk adviseren’ of de ‘doorstroomtoets’ waarbij we kinderen graag in een zo hoog mogelijk niveau plaatsen, ook als we vooraf weten dat dat niet echt bij hen past. Maar ‘afstromen kan altijd nog’ wordt dan gezegd. Dat dat afstromen
in veel gevallen grote gevolgen heeft voor het welbevinden van leerlingen, nemen we voor lief. En we mogen het ook geen afstromen noemen, want dat klinkt zo negatief, maar het effect is dat leerlingen een faalervaring hebben en dat het niet eenvoudig is ze weer vertrouwen in zichzelf te laten krijgen.
Waarom niet gewoon op je eigen niveau door en als je als leerling behoefte hebt aan praktisch onderwijs, dan kan dat. Een droombeeld? Waanidee? Of wenselijk voor het welbevinden van kinderen? Ik zou wensen dat elke school hierover nadenkt en bekijkt wat er binnen de grenzen van zijn school mogelijk is. Het vmbo leert ons dat scholen daarin ver kunnen en willen gaan, zeker als ze merken dat het het welbevinden van leerlingen ten goede komt. ◗
Jacqueline Kerkhoffs
5-daagse cursus
Vertrouwenspersoon in het po
Een veilig schoolklimaat bevorderen als vertrouwenspersoon ongewenste omgangsvormen en integriteit
Start donderdag 2 oktober 2025
www.medilexonderwijs.nl/vertrouwenspersoonpo
4-daagse cursus
Beïnvloed gedrag en leren met humor
Verbeter de leerprestaties van je leerlingen met humortechnieken
Start donderdag 30 oktober 2025
www.medilexonderwijs.nl/humor
3-daagse cursus
Gedragsbeïnvloeding in groep 5 en 6
Omgaan met storend en regelovertredend gedrag in groep 5 en 6
Start maandag 6 oktober 2025
www.medilexonderwijs.nl/groep56
4-daagse cursus
Emotieregulatie en mediation op school
Emotieregulering en conflicthantering bij leerlingen, collega’s en ouders
Start maandag 3 november 2025
www.medilexonderwijs.nl/emo-med
Scan de QR code voor ons complete aanbod
3-daagse cursus
Angstige leerlingen in de klas
Herkennen, begrijpen en begeleiden van leerlingen met angst in het po
Start dinsdag 7 oktober 2025
www.medilexonderwijs.nl/angst-po
3-daagse cursus
Rust in de klas
Creëer een ontspannen klasklimaat voor beter leren en welzijn
Start woensdag 5 november 2025
www.medilexonderwijs.nl/rust
Een complete set om spelenderwijs breuken te oefenen!
Mijn Breuken Kist - Schoolset
Zelfstandig leren met een speelse twist! Dit houten werkspel daagt leerlingen uit met opdrachten voor verschillende vakken. Door gekleurde stenen op de juiste plek te leggen en zelf te controleren, leren ze spelenderwijs én zelfstandig.
Ruimtelijk inzicht en bouwen in één!
Met 150 houten kubussen en 50 opdrachtkaarten bouwen leerlingen diverse constructies en trainen ze hun ruimtelijk inzicht. Dankzij de zelfcontrole op de achterkant leren ze zelfstandig en stap voor stap.
Een handige set voorzien van diverse breukenmaterialen, geleverd in een stevige opbergbox.
Leren met driehoeksdomino!
Oefenen met rekenen of Engels door opgaven en antwoorden slim te combineren. Ligt alles goed? Dan vormt zich een patroon als zelfcontrole – leuk, leerzaam en direct inzichtelijk!
Bekius Schoolmaterialen: al meer dan 20 jaar een vertrouwde partner in educatieve ontwikkelingsmaterialen voor onderwijs, kinderopvang en ouders!
Niet ieder kind krijgt het vanuit huis mee om over gevoelens te praten. Dat kan leiden tot explosies in de klas. Judith, Hub en Nicole leren hun leerlingen met hulp van magazine Saarisnietgek om hun emoties te herkennen. “Het is heel normaal om soms boos of verdrietig te zijn.”
Ze had het zelf zwaar in haar jeugd. Al jong merkte juf Judith Vekemans van SBO Zonnesteen in Tilburg dat ze erg gevoelig en onzeker was. Later kreeg ze zware depressies. “Ik weet wat ik vroeger gemist heb op school. En in het speciaal onderwijs hebben de kinderen vaak veel emoties maar kennen ze niet de woorden om hun gevoelens uit te leggen. Dat uit zich soms in ongewenst gedrag.”
Het is belangrijk dat kinderen hun gevoelens beter leren verwoorden. Judith gebruikt daarvoor Saarisnietgek. Het tijdschrift behandelt elf thema’s zoals verdriet, geluk, angst, veerkracht en zelfvertrouwen. De thema’s zijn gebaseerd op een onderzoek over mentale gezondheid bij de jeugd van het Trimbos Instituut.
Het magazine is ontwikkeld door een orthopedagoog, psycholoog en leerkrachten. Het gaat om theorie
maar ook om praktijk. Zo moeten de leerlingen bij het thema stress aangeven welke fysieke reacties ze herkennen; zweten, eczeem, gespannen spieren enzovoorts. En om hun meer zelfvertrouwen te geven kunnen ze een tekening uitknippen en er als ‘steuntje in de rug’ een rugzakje van vouwen waar ze kaartjes in doen waarop staat wat hen bijzonder maakt en wat helpende gedachten zijn.
Judith: “Het tijdschrift is heel laagdrempelig. We lezen een stukje, bijvoorbeeld over een leeftijdsgenoot die vertelt over haar verdriet en hoe ze daarmee omgaat. Daarna ga ik met mijn leerlingen in gesprek en vraag ik wanneer ze verdrietig zijn. Zo ontstaat een gesprek.”
Judith praat een half uur per week met leerlingen uit groep 7 en 8 over hun gevoelens. “Ze zijn heel open, zo vertelde een leerling dat ze eenzaam was omdat haar moeder meer aandacht heeft voor een gehandicapt broertje dan voor haar.”
De sfeer binnen de klas is beter geworden doordat de kinderen nu hun emoties onder woorden kunnen brengen. “Andere kinderen weten nu beter wat er bij hun klasgenoot speelt. Ze begrijpen nu bijvoorbeeld
waarom iemand soms wegloopt en weten dat dat is om bijvoorbeeld een uitbarsting te voorkomen. Het versterkt de verbinding in de klas. Ze troosten elkaar. Of bewonderen elkaar voor hetgeen ze durven te vertellen.”
De ene leerling praat wat makkelijker over zijn gevoelens dan de andere. Maar meeluisteren met hun klasgenoten helpt vaak ook al, zegt Judith. Het is niet iedere week een half uur verdriet, benadrukt de juf. “Zo behandelt het magazine ook leuke onderwerpen zoals geluk. Dan bespreek ik waar ze allemaal dankbaar voor zijn.”
Bij de vrije school De Strijene in Oosterhout gebruiken ze de methode van Saarisnietgek nu drie jaar. “We waren een pilotschool”, vertelt docent Hub Huijsman. De school combineert het magazine met de Kanjertraining die zich ook richt op de sociaalemotionele ontwikkeling van kinderen.
Hub merkt een duidelijk verschil sinds de leerlingen leren om over hun emoties te praten.
“In groep 7 beginnen we ermee, ik merk dat ze in groep 8 al een stuk opener zijn. Ze komen uit zichzelf naar me toe als ze merken dat ze bijvoorbeeld gefrustreerd of verdrietig zijn. Ze komen ook zelf met een oplossing, vragen bijvoorbeeld of ze even mogen tekenen als ze weten dat dat helpt”, zegt Hub.
Andere kinderen weten nu beter wat er bij hun klasgenoot speelt
In eerste instantie was Hub terughoudend om met Saarisnietgek te gaan werken. “Ik was bang dat het heel veel effectieve leertijd zou kosten die ten koste zou gaan van andere vakken. Maar dat valt enorm mee. Het kost minder tijd dan het herstellen van de rust als iemand een woede-uitbarsting heeft gehad. Ook wordt er minder gepest in de klas, nu leerlingen meer begrip voor elkaar hebben.”
Jongens gaan vaak anders met de lesstof om dat meisjes, merkt de leraar. Meisjes praten uit zichzelf vaak al makkelijker over hun emoties. Bij jongens
pakt hij het daarom wetenschappelijker aan. “Ik leg uit welke stofjes in je hoofd vrijkomen in je hooft bij verdriet of boosheid. En welke hormonen er vrijkomen als ze bijvoorbeeld sporten. Daar hebben ze wel interesse in, dus dan komt de rest vanzelf.”
Emotie-kubus
Verder gebruikt De Strijene een emotiekubus. Leerlingen kunnen het dan aangeven als ze in oranje zitten en richting rood gaan. “Doordat ze nu hun gevoelens beter herkennen, kunnen ze ook die kubus beter gebruiken.”
Zowel De Strijene als de Zonnesteen besteden in een apart tijdsblok aandacht aan de emoties. Maar je kunt het ook goed met andere vakken combineren, weet Nicole van Opstal-de Hoogh, intern begeleider bij basisschool De Meander in Oosterhout.
“Het kan bijvoorbeeld bij geschiedenis. Als je het over de Tweede Wereldoorlog hebt, zou je kunnen bepreken hoe je met angst omgaat. Zijn je leerlingen bijvoorbeeld ook bang voor oorlog?
En bij een vak als natuur en techniek kun je het over huisdieren die doodgaan en je emoties daarbij hebben. Je hoeft er ook niet de hele les mee bezig te zijn, vijf tot tien minuten is genoeg.”
Ga naar saarisnietgek.nl of scan de QR-code!
en dat zijn we al 20 jaar!
EDUCATIEVE
POSTERS
BORD
MATERIALEN
En er is nog meer!
SCHOOL SPULLEN
Bekijk alle schoolmaterialen op: EDUCATHEEK.NL
“Het was zeker weer zo’n
TopModelborsteldag?” Ik kijk snel in de weerspiegeling van de oven in de keuken van school en zie inderdaad dat m’n haar wel eens leuker heeft gezeten. Het hangt maar wat en kan wel wat slag gebruiken.
Ook in het leven van een juf verloopt de ochtend niet elke dag hetzelfde; soms is het bed nog te warm, vragen huisgenoten aandacht of moet er nog een voetbaltas gevuld worden in de vroege ochtend. En dan ….is er altijd de TopModelborstel. Een paar halen met deze borstel en het kapsel zit acceptabel. M’n pre-pubers weten dat de borstel ooit van m’n dochter is geweest, dat hij heerlijk borstelt, dus ideaal wanneer er haast is.
Dat mijn haar dan een dag niet naar tevredenheid zit maakt mij niet veel uit. Ik denk er tijdens het lesgeven geen moment aan, ik kom de dag prima door. De dames uit mijn groep geheel anders; regelmatig tref ik ze voor de spiegel bij de wc’s of gaat de Ipad ineens op selfiestand. Het hoofd gaat naar links, naar rechts en nog eens naar links om te zien of de haren netjes zitten. Jezelf zijn, je bent goed genoeg, lekker anders dan een ander zegt de dames niet zoveel. Jezelf zijn wanneer je jezelf nog niet in beeld hebt is ook eigenlijk niet te doen. Het welbevinden wiebelt nog wel eens.
In de klas spreken we wel eens over het dragen van dezelfde schoenen, ’s morgens afspreken welk kapsel het vandaag gaat worden en de witte sneakers met hoge witte sokken onder een (net iets te korte?) lange spijkerbroek. Het voelt wellicht veilig, je valt niet buiten de boot en er wordt niet naar je gekeken met een vervelende blik. De kinderen weten dit concreet te benoemen en ik kan ze ook geen ongelijk geven. Er gebeurt al genoeg in hun leven; de volgende school waar over nagedacht moet worden, klasgenoten die net iets eerder beginnen met puberen dan je had verwacht, een veranderend lijf, sociale interacties ..….wat is het dan toch heerlijk dat je af en toe even lekker de goede zaken kan kopiëren van een ander.
Het welbevinden gaat niet alleen over de emotionele ontwikkeling en de staat van happiness. Voldoende slapen, bewegen, de sociale interactie en je veilig voelen zorgt voor een compleet plaatje van welbevinden. Wat prachtig toch dat we die ontwikkeling als leerkrachten mogen meemaken en begeleiden. Ook namens de TopModelborstel.
@_jufb_
GEWOONTE 7 HOUD DE ZAAG SCHERP®
CREËER SYNERGIE® HABIT 5
EERST BEGRIJPEN
DAN BEGREPEN WORDEN®
DENK WIN-WIN®
BELANGRIJKE ZAKEN EERST®
WEES PROACTIEF® GEWOONTE 6
BEGIN MET HET EIND IN GEDACHTEN®
PrimaOnderwijs & CPS Onderwijsontwikkeling en advies
Hoe moeilijk is het steeds maar weer om ‘nee’ te zeggen! Is dat voor jou ook best een opgave? Blijf je maar doorwerken en kom je er aan het eind van de schooldag achter dat je eigenlijk nog lang niet klaar bent? Ben jij iemand die er later misschien spijt van heeft ‘ja’ gezegd te hebben? Door te proberen er voor iedereen te zijn, door ernaar te streven iedereen te plezieren, bestaat de kans dat je niemand speciaal een plezier doet. En hoogstwaarschijnlijk jezelf ook niet!
Tijdens bijeenkomsten met leraren horen we vaak de verzuchting ‘als ik daar de tijd eens voor zou hebben’. Zou dat echt helpen, een dag van bijvoorbeeld 26 uur? Of blijf je dan al die dingen doen, en misschien nog wat meer? Ga je dan echt een balans krijgen tussen werk en privé?
Stephen Covey heeft het over belangrijke zaken eerst. Maar ja… Wat is dan het meest belangrijk? Uit onderzoek weten we dat de goede bedoelingen die je hebt vooral naar voren komen bij mensen die veel waarde hechten aan het maken en in stand houden van sociale relaties. Als je veel voor een ander doet, en daarbij niet aan je eigen zaken toekomt, bestaat de kans dat je het zicht op je eigen verlangens en behoeften kwijtraakt. Bovendien; hoeveel tijd heb je dan nog voor je eigen werk en gezelligheid?
Cor Verbeek en Jaap ter Steege Leaderinme@cps.nl
Door vaker ‘nee’ te zeggen tegen een ander gaat het je beter lukken om eens wat meer ‘ja’ te zeggen tegen jezelf. In deze tekst bespreken we zeven manieren om te oefenen in het nee zeggen.
1. Neem een pauze!
Als iemand je een vraag stelt, neem dan even tijd om diep te ademen en denkruimte te maken. Gebruik je pauzeknop! Dat kan bijvoorbeeld door te zeggen ‘ik kijk even in mijn agenda’. Stel jezelf de vraag: past dit in mijn agenda, heb ik er voldoende energie voor, wat zijn eventuele gevolgen.
De meest belangrijke vraag: hoe voel jij je erbij als je jezelf prioriteit geeft? Zorg ervoor dat je proactief een korte denkpauze neemt!
Begin met het Eind in gedachten
2. Vraag je af waar je ‘ja’ tegen zegt. Waarom zeg je eigenlijk steeds ‘ja’? Is dat omdat je je geaccepteerd wilt voelen? Verwacht je dat anderen iets voor jou gaan doen of ben je bang voor de consequenties als je ‘nee’ zegt? Bedenk wat er kan gebeuren als je een keer ‘nee’ zegt. Accepteer dan dat er iets niet gedaan wordt of dat de ander teleurgesteld is. Hierbij is het belangrijk om je einddoel voor ogen te houden!
3. Hoe doen
anderen dat?
Kijk goed hoe je collega’s ‘nee’ zeggen. Let maar eens een dag op hoe vaak, wanneer en op welke wijze, mensen ‘nee’ zeggen. Vraag je daarbij af of je echt iemand teleurstelt als je iets niet doet? Covey benoemt in zijn derde gewoonte ‘belangrijke zaken eerst’. Om te weten wat je meest belangrijke zaken zijn is het belangrijk je doel te weten. Pas dan kan je proactief ‘nee’ zeggen op de vraag van de ander!
4. Begin klein.
“De oudste, kortste woorden - “ja” en “nee” zijn de woorden die het meeste nadenken vereisen.”
Eerst begrijpen, dan begrepen worden
Zeg eens ‘nee’ tegen een ‘koekje’ of een ‘drankje’. Daarmee oefen je moed. Probeer ‘ik denk dat’ te vermijden en gebruik daarvoor ‘ik kies ervoor om’…Covey noemt dit proactieve taal waarbij je heel goed kijkt naar wat binnen je cirkel van invloed ligt.
5. Wees eerlijk.
Leg aan de ander uit waarom je ‘nee’ zegt; ‘Ja ik zou je best willen helpen, helaas heb ik op dit moment daar geen tijd voor, omdat ik eerst mijn eigen werk wil afmaken’. Daarmee laat je zien dat anderen op dat moment afhankelijk zijn van jou, want als jij je eigen werk prioriteit geeft doe je dat voor die ander (je lesvoorbereiding, nakijkwerk et cetera). Gaat het je lukken om te streven naar wat goed is voor de ander én voor jou? Denken jullie win-win?
7. Ik kies!
Ik kies ervoor is een actieve vorm van een actieve keuze. Als je dit gebruikt doe je een beroep op je positieve zelfbeeld; ‘ik kies ervoor om dit weekend niet te werken’. Door voor deze proactieve houding te kiezen maak je een bewuste innerlijke keuze.
jouw stem en help anderen die van hun te vinden DE
6. Stel alternatieven
voor:
In plaats van simpelweg ‘nee’ te zeggen, bied een andere oplossing aan. Bijvoorbeeld: “Ik kan je nu niet helpen, maar misschien kan ik later tijd vrijmaken” of “Ik kan je niet helpen met dit specifieke verzoek, maar ik kan je wel ondersteunen met iets anders.” Dit toont je bereidheid om te helpen zonder je eigen grenzen te overschrijden.
Scan de QR-code voor meer informatie
We willen allemaal dat het met onze leerlingen goed gaat. Maar wat als je zelf niet lekker in je vel zit? Als je werk zijn tol begint te eisen en begeleiding vanuit school niet voldoende werkt? Dan is het volgens orthopedagoog en contextueel therapeut Ard Nieuwenbroek tijd om in de spiegel te kijken.
Tekst: Judith Kimenai
Er zijn nogal wat onderwijsmensen bij wie geven en ontvangen niet in balans zijn
Nieuwenbroek trapt af: “Als het al een tijdje niet lekker gaat met een leerkracht of docent, kan het zijn dat de balans van geven en ontvangen is verstoord. Het gaat dan om de (dis)balans die tussen de onderwijsprofessional en de eigen ouders is ontstaan.”
Om echt te begrijpen hoe dat zit, moeten we kijken naar de relatie tussen ouders en kind. Nieuwenbroek: “Bij de geboorte ontvangt een kind het grootst denkbare cadeau van zijn ouders: het leven. Daarna ontwikkelt zich geleidelijk wederkerigheid: het kind gaat teruggeven, bijvoorbeeld met een eerste lachje en later met goed gedrag. In een gezonde situatie ontwikkelt zich een dynamische balans tussen geven en ontvangen.”
Maar soms ontstaat er volgens Nieuwenbroek juist een disbalans. “Bijvoorbeeld omdat de ouders zelf iets heftigs hebben meegemaakt en daardoor niet goed kunnen geven of ontvangen. En precies die disbalans werkt door in de latere relaties van het kind. In dit geval de onderwijsprofessional.”
Nieuwenbroek vervolgt: “Er zijn nogal wat onderwijsmensen bij wie geven en ontvangen niet in balans zijn. Denk aan de leerkracht die geliefd is bij al haar collega’s en leerlingen, omdat ze altijd voor hen klaarstaat. Totdat de batterij leeg raakt en ze een tijdje later met burn-outklachten thuiszit.”
Veel onderwijsprofessionals die overmatig geven, hebben dat in hun jeugd al geleerd. Nieuwenbroek: “Een docente die ik onlangs sprak, ik noem haar even Myrna, groeide op met een depressieve moeder en een afwezige vader. Als kind nam Myrna al veel huishoudelijke taken op zich. Daarmee vervulde ze rollen die eigenlijk haar ouders toebehoorden. Ze ging al op jonge leeftijd niet-passend geven binnen haar gezinssysteem: Myrna raakte geparentificeerd.”
“Door de afwezigheid van haar ouders kreeg Myrna als kind nooit de bevestiging dat ze het goed deed. Ze bleef, ook toen ze ouder was, overmatig geven, op zoek naar de erkenning die ze zo graag van haar ouders had willen ontvangen. Haar grenzeloze geven werd een van haar belangrijkste persoonskenmerken.”
Dat een onderwijsprofessional door zijn gevende aard uiteindelijk burn-outklachten krijgt, is volgens Nieuwenbroek niet vreemd. “Als je ouders niet in staat zijn geweest je de erkenning te geven die je verdiende, blijf je net zolang geven tot je die erkenning wél voelt. Het probleem is dat de erkenning van je collega’s en leerlingen nooit zo zwaar weegt als die van je ouders. Oftewel: hoeveel complimenten je ook krijgt van je omgeving, de leegte die je voelt, wordt er niet mee gevuld. En dus blijf je doorgaan. Met alle gevolgen van dien.”
Delegaat
Parentificatie is niet het enige risico dat op de loer ligt. Nieuwenbroek legt uit: “Ook een delegaat kan je onderwijscarrière flink in de weg zitten. Een delegaat is een boodschap die je van je ouders hebt meegekregen, maar die eerder voor je ouders van betekenis was dan voor jezelf. Stel dat je in je jeugd van je ouders hebt meegekregen dat je altijd aardig moet zijn tegen anderen. Ga dan maar eens grenzen stellen in een klas met pubers. Dan moet je ook weleens streng uit de hoek komen. Vanuit loyaliteit naar je ouders is dat een haast onmogelijke opgave.”
Een delegaat komt altijd ergens uit voort.“Ouders geven zo’n boodschap mee vanuit de beste bedoelingen. In het voorbeeld hierboven hadden de ouders een bloemisterij in een klein dorp. Aardig zijn leverde hun letterlijk wat op. Deze ouders gunden hun kinderen hetzelfde succes. Ze hadden natuurlijk geen idee dat hun goedbedoelde boodschap ook weleens nadelig kon uitpakken.”
Terug in balans
Zit je zelf niet lekker in je vel en herken je je in bovenstaande voorbeelden? Dan raadt Nieuwenbroek je aan niet voor de quick-fix te gaan. “Natuurlijk zijn
Ard Nieuwenbroek
Stel dat je hebt meegekregen dat je altijd aardig moet zijn. Ga dan maar eens grenzen stellen in een klas met pubers
praktische tips over planning en klassenmanagement ontzettend handig. Maar laat het daar niet bij. Ga, al dan niet met behulp van een coach, op zoek naar de diepere bron van je gedrag. Zo’n traject geeft je uiteindelijk veel meer duidelijkheid. Bovendien zet je met een coach eerder stappen richting een duurzame heling.”
Ook zelf kun je al een mooie start maken. “Plaats eens een stoel tegenover je en nodig in gedachten je vader of moeder uit erop te gaan zitten. Vraag wat zij vinden van je huidige situatie, en antwoord dan vanuit hun perspectief door in hun stoel plaats te nemen. De opkomende inzichten zijn vaak enorm verhelderend.”
Al met al moet je als onderwijsprofessional soms in de spiegel kijken om te begrijpen waarom het niet lekker gaat. Pas als je patronen uit je jeugd herkent en je balans van geven en ontvangen herstelt, kun je weer beter voor jezelf én je leerlingen zorgen.
PrimaOnderwijs
56 activerende tools om leerlingen te coachen
Scan en bestel
56 activerende tools om leerlingen te coachen
Prijs € 39,95
Auteurs Ariena Verbaan en Miriam Op de Beek
ISBN 9789065082640
Sector vo en mbo
Bevat 56 handige tools waarmee je het proces van zelfregulerend leren doelgericht kunt activeren, ondersteunen en begeleiden.
Bestel deze en meer uitgaven op cps-uitgeverij.nl
Op basisschool Paus Joannes in Zaandam is het een traditie: de kinderpostzegelactie. Al zeker vijftien jaar gaan leerlingen op pad voor leeftijdgenoten die steun kunnen gebruiken. Voor leerkracht Rowdy de Visser is het veel meer dan een jaarlijkse actie. “Het is een kleine moeite met een grote impact.”
De kinderpostzegelactie is voor Rowdy een vast onderdeel van zijn jaarplanning, met een duidelijke plek binnen het burgerschapsonderwijs. Hij integreert de actie structureel in de eerste schoolweken. “Die timing is ideaal”, zegt hij. “In die periode ben je als leerkracht toch al bezig om je klas goed neer te zetten, relaties op te bouwen en normen en waarden expliciet te maken. De actie sluit daar op aan. Het maakt gesprekken over respect, samenwerking en maatschappelijke verantwoordelijkheid heel natuurlijk. Het sluit mooi aan bij de Gouden Weken, waarin je werkt aan groepsvorming. Je doet iets met én voor elkaar.”
Leerlingen leren volgens Rowdy niet alleen over maatschappelijke betrokkenheid, maar werken ook aan hun zelfvertrouwen. “Ze gaan met z’n tweeën op pad, leren hoe je jezelf voorstelt, hoe je een gesprek begint. Als het lukt om iets te verkopen, geeft dat echt een boost: kijk, dit kan ik!” De school van Rowdy ligt in Poelenburg, een wijk die bekendstaat om zijn sociale uitdagingen. “Volgens sommigen een probleemwijk, anderen spreken van een wijk vol kansen”, zegt hij. Armoede, taalbarrières en ongelijkheid zijn dagelijkse realiteit voor veel leerlingen. “Sommige kinderen hebben thuis geen eten en zijn afhankelijk van giften en steun. Voor hen is meedoen aan een actie waarmee je iets kunt doen voor een ander des te betekenisvoller, omdat het voor hen voelt alsof ze iets terug kunnen doen.”
Dat motiveert
De kinderpostzegelactie is in de loop der jaren steeds toegankelijker geworden. “Tegenwoordig gaan kinderen langs de deuren met een QR-code: scannen en klaar. Daarbij maakt de online omgeving de actie speels met vlogs, klas-challenges en ‘dagwinnaars’. Dat motiveert enorm.” Ook influencers als Dylan Haegens dragen bij aan de aantrekkingskracht. “Maar de kinderen zelf komen ook terug met verhalen van hun belevenissen onderweg.”
De actie biedt volgens Rowdy aanknopingspunten om thema’s als empathie, ongelijkheid en veerkracht bespreekbaar te maken. “Vorig jaar was het doel om de veerkracht van kinderen te vergroten. We kregen een Veerkrachtwaaier met klasactiviteiten over emoties, omgaan met teleurstelling, zelfwaardering. Dat zijn essentiële lessen, zeker in groep 8, met het voortgezet onderwijs in zicht.”
Door de kinderpostzegelactie breed te trekken, raakt het aan tal van burgerschapsvaardigheden. “We praten over kinderrechten, armoede, maar ook over hoe je je opstelt in de maatschappij. Wat is respectvol gedrag?
Hoe kijk je naar elkaar, ook als je verschillende achtergronden hebt?
De actie brengt kinderen samen rond een gezamenlijk doel, los van cultuur of geloof. Het helpt ze om open met elkaar in gesprek te gaan.”
Soms verrassen kinderen hem met hun creativiteit. “Een meisje nam de formulieren mee naar het werk van haar moeder bij de gemeente. De volgende dag had ze dertig bestellingen. Een ander deelde zijn QR-code via social media met familie in Turkije. Dat soort eigen invullingen zie ik als ondernemerschap.”
Goeds voor een ander
Als het lukt om iets te verkopen, geeft dat echt een boost: kijk, dit kan ik!
Zo probeert Rowdy de blik van zijn leerlingen te verruimen. “Waarvoor de kinderen ook geld ophalen, het gaat erom dat ze zich leren verplaatsen in een ander.”
Trots en gedreven
Voor hemzelf levert het plezier en motivatie op. “Het enthousiasme van de kinderen werkt aanstekelijk. Ze zijn trots, gedreven en willen het echt goed doen. Dat maakt het voor mij als leerkracht ontzettend leuk om te begeleiden. Het draait niet om cijfers, maar om het proces. En als dat goed loopt, volgt het resultaat vanzelf.” De actie duurt een week en komt dagelijks terug in de ochtendbriefing. “Even landen met de klas, en dan bespreken hoe het ging. Wat heb je meegemaakt? Waar liep je tegenaan? Dat is waardevolle reflectie.”
Ook de praktische kant is aantrekkelijk. “De voorbereiding kost weinig tijd en de materialen zijn goed verzorgd. Er zijn filmpjes, uitleg, sketches over wat je wel en niet moet doen. En het is prettig dat het resultaat zichtbaar is. We krijgen een oorkonde met het opgehaalde bedrag. Dan kun je laten zien: dit hebben we met z’n allen bereikt.”
Volgens Rowdy is het mooiste dat kinderen ervaren dat ze iets kunnen betekenen voor een ander, zonder dat het hen geld kost. “Ze snappen: ik heb al een huis, ik heb al eten. Er zijn ook kinderen die dat niet hebben.” Door de actie wordt die boodschap tastbaar. “Kinderen zeggen het soms letterlijk: ‘Meester, ik wil ook iets goeds doen voor een ander’. Het is waardevol dat ze dat zo bewust ervaren.”
De kinderpostzegelactie is voor Rowdy en zijn klas een instrument om op een speelse, laagdrempelige en betekenisvolle manier te werken aan burgerschap. “Het mes snijdt aan twee kanten. Voor mijn klas én voor alle kinderen die extra hulp kunnen gebruiken. Daarnaast weet je waar het geld naartoe gaat, en je kunt het aan je leerlingen laten zien. Dat maakt het concreet en eerlijk.”
Meld je dan aan via de QR-code!
Beloningsstickers
Voordeelboekenpakket
Kikker en De Gorgels laten je leerlingen groeien!
Hulpmiddel bij het geven van burgerschapsonderwijs
Scan de QR- code voor de handleiding
Bouwen aan burgerschapsvaardigheden en identiteitsontwikkeling met behulp van coach- kaarten. De coachkaarten zijn een krachtig middel om het gesprek aan te gaan
KENNISMEESTERS
DEEL 1 T/M 6
Serie 15660
€ 101,70 € 75,-
Getuigschriften
Ga naar onze site voor alle producten en de nieuwe digitale catalogus.
Kijk op kindertelefoon.nl/vrijwilliger en meld je aan voor één van onze vijf locaties: Groningen, Tilburg, Nijmegen, Amsterdam of Utrecht!
Ben je al bekend met onze gratis en korte les ‘’praten lucht op’’? In 30 minuten maken leerlingen op een laagdrempelige manier kennis met De Kindertelefoon en de kracht van praten. De les is samen met leerkrachten en leerlingen ontwikkeld voor groep 5 t/m 8, en helpt om het gesprek in de klas te openen over actuele thema’s uit de leefwereld van kinderen en de bijbehorende emoties. Ouders die gaan scheiden, gevoelens van onzekerheid of een thuissituatie die niet fijn is. Praten helpt! Na deze les weten leerlingen: “waarom praten over wat je bezighoudt belangrijk is” en “waarover en hoe ze contact kunnen opnemen met De Kindertelefoon”. Kijk voor meer informatie op kindertelefoon.nl/onderwijs
WIST JE DAT DE DE KINDERTELEFOON...
• Gemiddeld 1.000 gesprekken per dag voert via chat en telefonie?
• Gesprekken voert met kinderen en jongeren over uiteenlopende onderwerpen omdat ALLES bespreekbaar is? Ook jouw leerlingen kunnen bij De Kindertelefoon terecht met een vraag of probleem die ze (nog) niet willen of durven te stellen aan iemand uit hun omgeving. Je mag ze altijd doorverwijzen naar De Kindertelefoon. Kinderen en jongeren kunnen chatten via kindertelefoon.nl of bellen met 0800 – 0432.
• Periodiek onderzoek doet naar thema’s die leven onder kinderen en jongeren op basis van geanonimiseerde gespreksdata? Bijvoorbeeld naar vragen van jonge kinderen over lichaam en seksuele ontwikkeling?
ONDERZOEK: OP JONGE LEEFTIJD SPELEN ER AL VRAGEN
“Is het normaal om op je 12e al schaamhaar te hebben?”, “Wanneer word ik ongesteld?” en “Hoe worden kinderen eigenlijk gemaakt?”. Dit soort vragen komen dagelijks binnen bij De Kindertelefoon. Veel kinderen beginnen hier al tijdens de basisschoolperiode over na te denken. “Uit de gesprekken blijkt dat jonge kinderen nieuwsgierig zijn en vooral willen weten wat normaal is,” zegt Roline de Wilde, directeur De Kindertelefoon. “Ze zitten in een fase waarin hun lichaam verandert. Dat roept vragen en onzekerheden op.”
Lees het volledige onderzoek hier: kindertelefoon.nl/nieuws
“Ik vind de huidige doorstroomtoets niet betrouwbaar, niet objectief en niet valide. We koesteren nog steeds de illusie dat één toets die we afnemen op één moment, de ultieme waarheid toont van wat kinderen kennen en kunnen. Flauwekul”, betoogt bestuurder van Stichting Spaarnesant Marten Elkerhout. Drie scholen van deze stichting gaven dit jaar in eerste instantie de ouders de keuze: wel of niet meedoen aan doorstroomtoets.
Tekst: Wiesette Haverkamp
“Normatief toetsen is schadelijk voor het welbevinden van kinderen”, vindt Marten. Hij baseert zijn zienswijze onder meer op ervaring binnen het internationale onderwijs met IB-programma. Marten: “Daar heerst een heel andere filosofie over toetsen.” In het internationale onderwijs draaien toetsen om criteria die gebaseerd zijn op leerdoelen. De criteria zijn opgenomen in het curriculum en leidend in de beoordeling. “Je toetst niet voor een cijfer, je toetst om te zien wat de leerling kan. Het is aan de onderwijsprofessional om te bepalen hoe hij samen met leerlingen onderbouwt dat die criteria bereikt zijn. Dat kan op allerlei manieren afhankelijk van een criterium: een presentatie, een verslag, een gesprek.”
Het valt Marten op dat leerlingen die criteriumgerelateerd getoetst worden een ander gesprek met docenten voeren. “Ze vragen: wat kan ik doen om de volgende keer beter aan dit criterium te voldoen? In plaats van: kan ik er nog een puntje bij sprokkelen? Wanneer je werkt met criteria die steeds terugkomen in beoordelingen, gaat een leerling begrijpen dat het voldoen aan een criterium niet een ‘eenmalig toetsmoment’ is, maar onderdeel is van een groter geheel, van een groeimodel.”
Bij de veelgebruikte normatieve toets wordt de prestatie afgezet tegen het gemiddelde. “Daardoor krijgt de helft van de leerlingen structureel de boodschap dat ze ondergemiddeld presteren. Een gemiddelde zit namelijk in het midden.”
Marten: “Er bestaat een diepgeworteld geloof dat een eenmalige objectieve toets -naast het advies van de leraar- kansengelijkheid bevordert. Dat is een leugen. Wat kansengelijkheid bevordert, is goed onderwijs met een gevarieerd en rijk aanbod. Zelf ben ik een talenman. Wetenschappelijk staat onomstotelijk vast dat als je leerlingen taal wil leren, ze vooral veel taalproductie moeten doen, dat is veel belangrijker dan taal consumeren. Dus rijke actieve taalvaardigheid in plaats van je mond houden en luisteren of lezen.”
De doorstroomtoets toetst spelling, begrijpend lezen en rekenen. Een systeem dat leerlingen vanaf elfjarige leeftijd hierop beoordeelt, doet volgens hem geen recht aan wie ze zijn. “Is het meten van die drie onderdelen voldoende voorwaarde om kinderen in hun schoolcarrière van elkaar te scheiden of om uitspraken te doen of leerlingen passen op
Dit is waarom!
praktijkonderwijs of gymnasium? Natuurlijk niet, op het vo draait het niet alleen om deze drie vaardigheden. Bovendien overlappen de niveaus. Daarom wordt in andere landen niet zo vroeg en gedetailleerd gedifferentieerd. Stel het moment van zo’n scherpe selectie uit naar een jaar of vijftien. De Onderwijsraad pleit daar ook voor en heeft een brief aan de Kamer gestuurd met de vraag hoeveel onderzoek nog nodig is voordat iets verandert. Hoe meer tijd je kinderen geeft om te bewijzen waar hun voorkeuren en hun kunnen liggen, hoe beter dat voor de kansengelijkheid is. Dat betekent niet dat ze tot hun vijftiende alles hetzelfde moeten doen, dat is ook niet goed. Gymnasiasten en vmbo’ers kunnen prima samen bewegingsonderwijs volgen bijvoorbeeld.”
Daarnaast vindt Marten dat vaak wordt ingezet op toetstraining bij zo’n eenmalige doorstroomtoets. “De focus ligt dan op het beter maken van de toets en niet op succesvoller worden in gebruik van leerstof. Neem het ‘begrijpend lezen’, een concept dat bedacht is door toetsenmakers. Kinderen krijgen teksten met vragen en dat is geen natuurlijke manier van lezen. In het echte leven lees je een tekst op om informatie
te krijgen of ter ontspanning. Teksten met vragen kunnen voor leesdemotivatie zorgen, omdat ze bedacht zijn om er vragen over te stellen en niet om leerlingen te prikkelen. Je meet daarbij geen potentie, maar sociaal-culturele achtergrond. Een kind dat nog nooit van een zeilkamp heeft gehoord en een tekst daarover krijgt, staat al 3-0 achter.”
Het Nederlandse onderwijslandschap ziet er anders uit wanneer we praktisch en theoretisch niet als laag en hoog classificeren, vindt Marten. “Kijk breder dan niveau en betrek ook belangstelling, toekomstdromen et cetera. Dan komen er andere onderwijscarrières uit. Het huidige systeem is een fuik naar de ‘hoogste’ opleiding. Het frame is dat de universiteit het walhalla is, maar onze maatschappij draait op mbo. Zonder mbo-ers stort de hele maatschappij in.”
Marten adviseert scholen te beginnen met de opdracht aan leraren: geef rijk onderwijs met veel actieve vaardigheden. Kijk wat kinderen kunnen in plaats van je bezig te houden met toetstrainingen en het halen van zo hoog mogelijke cijfers. “Op onze scholen beoordelen we schrijfvaardigheid met criteria, gekoppeld aan referentieniveaus. Kinderen schrijven bijvoorbeeld over onderwerpen die ze zelf onderzoeken binnen wereldoriëntatie. Daarmee zien wij waar ze staan en zelf zijn ze gemotiveerd: een stuk zinvoller.”
Toetsen ontwikkelt de school zelf. “Het vraagt om geloof in professionaliteit.” Hij vergelijkt het met het rij-examen. “Niemand geeft een rijbewijs aan de 50% beste scoorders op het theorie-examen. We vinden dat praktijkexamen allemaal belangrijk, ondanks dat het een notoir onbetrouwbaar examen is. Waarom accepteren we het daar wel? Omdat we het toch belangrijk vinden dat we beoordeeld worden op iets dat er echt toe doet. Er zijn opgeleide examinatoren en criteria voor dat praktijkexamen. Zodra je het haalt, ben je er vrij zeker van dat je je door het verkeer kunt bewegen. Dat moeten we in het onderwijs herontdekken.”
Uiteindelijk zag het schoolbestuur zich genoodzaakt de toets alsnog af te nemen. “ Er is een zogenaamde spoedaanwijzing gebruikt, met als mogelijke sanctie het geheel of gedeeltelijk inhouden van de bekostiging.” Marten besluit: “Ik hoop dat volgend jaar geen vier, maar honderd scholen de keuze bij ouders laten, niet als opstand maar als pleidooi voor beter onderwijs.”
Overal is verleiding om iets te kopen. Ook kinderen merken dat er veel te kiezen valt. En betalen gaat makkelijker dan ooit, dankzij alle digitale middelen. Dus hoe leren we kinderen hier goed mee omgaan? Welke inzichten en vaardigheden kunnen we ze op de basisschool al meegeven? Daarover gaat Wijs met je geld, een online lespakket voor de groepen 3 tot en met 8. Het pakket is gratis en biedt praktische handvatten voor een inhoudelijke les zonder ingewikkelde voorbereiding. Inderdaad, je kunt meteen aan de slag!
“Iedereen vindt wel een werkvorm die past bij zijn of haar manier van lesgeven”, aldus Frederiek.
Jochem Valkema
“ Wijs met je geld biedt per bouw interactieve lesonderdelen zoals dilemma’s, klikplaten, geldquizzen, stellingen, filmpjes en werkbladen”, vertelt Jochem Valkema. Hij werkt als programmamanager onderwijs bij Wijzer in geldzaken, onderdeel van het Ministerie van Financiën. Hij is de opdrachtgever voor deze gratis lessen en legt uit: “Alle lesonderdelen sluiten aan bij het Nibud-leerdoelenkader. Ook passen de lessen binnen het huidige curriculum én de aankomende conceptkerndoelen rond digitale geletterdheid en mens & maatschappij.”
De serie sluit aan op de jaarlijkse Week van het geld, zodat scholen dit belangrijke thema het hele jaar door kunnen behandelen. “Leerkrachten willen materiaal dat visueel aantrekkelijk en direct inzetbaar is”, weet Frederiek de Vries Robbé. Zij is projectleider Educatie bij communicatiebureau Podium en hielp bij het ontwikkelen van de lessenserie. “We hebben heel bewust gekozen voor een digitale omgeving waarvoor inloggen of installeren niet nodig is. Een leerkracht kiest een module en start direct vanaf het digibord.” De onderdelen zijn af te stemmen op tijd, klas en lesstijl. Een leerkracht die graag klassikaal werkt, kan een stelling of dilemma inzetten. Iemand die liever met werkbladen werkt, vindt die ook in de lesmodules.
Actuele thema’s, herkenbare situaties
In de lessen gaat het niet alleen over contant en digitaal geld, maar ook over moderne verleidingen en risico’s. Denk aan in-game aankopen, de invloed van influencers, achteraf betalen, nepwebshops en online criminaliteit. “Kinderen groeien op in een wereld waarin geld abstracter is geworden”, zegt Jochem. “Ze zien hun ouders nauwelijks nog met fysiek geld betalen. Veel betalingen gaan via een horloge, pinpas of telefoon. Dat maakt het belangrijker om stil te staan bij wat geld eigenlijk is, wat het waard is en wat je ermee kunt.”
Een van de lesonderdelen is een klikplaat met in-game verleidingen. Leerlingen moeten aanwijzen waar ze in het spel worden aangezet tot een aankoop. “Zo maken we het visueel, concreet en bespreekbaar”, zegt Frederiek. “Niet belerend, maar activerend. Wat vind jíj ervan? Wat zou jíj doen?”
Geen schaamte, maar inzicht
In deze lessenserie wordt het fenomeen zakgeld vermeden. “Daarmee voorkom je dat kinderen zich onderling gaan vergelijken”, legt Jochem uit. “Leerlingen vinden het leuk om over geld te praten, maar geld kan ook een gevoelig onderwerp zijn.
De een krijgt bijvoorbeeld 10 euro per week, de ander krijgt niks. In de klas hoeft het niet te gaan over die verschillen, maar over inzicht. Wat is geld? Hoe ga je ermee om? Wat doet geld met jou? Dáár willen we het over hebben.”
Het doel van Wijs met je geld is niet om kinderen enkel kennis bij te brengen, maar ook om ze aan het denken te zetten over hun eigen gedrag. Jochem: “Bij rekenen is er één goed antwoord. Maar bij geldkeuzes gaat het juist om het onderbouwen van je mening. Waarom maak jij die keuze? Wat vind jij belangrijk?’ Door klassikale gesprekken over dilemma’s ontstaat er meer bewustwording én meer begrip voor elkaars keuzes.”
Leerkrachtvriendelijk en flexibel
De lessen zijn ook didactisch goed doordacht. “We hebben expres gekozen voor modules die los van elkaar inzetbaar zijn”, zegt Frederiek. “Zo kun je een les van 10 minuten doen als je tijd over hebt. Maar je kunt ook een reeks inplannen en verdiepend werken. Leerkrachten kunnen zelf bepalen hoeveel tijd ze eraan besteden.” Bij elke les staat de gemiddelde duur aangegeven.
De serie is een vervolg op een eerdere reeks lessen van Wijzer in geldzaken. “Die werden goed gebruikt, maar we merkten dat het tijd was voor vernieuwing”, vertelt Jochem. “Deze nieuwe lessen zijn vanaf de basis opnieuw opgebouwd: helemaal digitaal en interactief. Digitaal heeft ook als voordeel dat we de stof op een later moment sneller kunnen updaten.” De komende periode wil het team feedback verzame-
len van scholen om de lessen verder te verbeteren. Op geldlessen.nl/wijsmetjegeld kunnen scholen posters aanvragen voor in de klas. Op deze website vind je meer lesmateriaal zoals werkbladen, verdiepende materialen en tips voor financiële educatie op school. Wie de poster bestelt, ontvangt een uitnodiging om mee te denken over de verdere doorontwikkeling van de lessenserie.
Frederiek benadrukt het belang van herhaling en spreiding over de schooljaren. “Met één lange les over geld ben je er niet. Je helpt kinderen door vaker te oefenen en ook op verschillende leeftijden. In groep 4 snappen ze wellicht nog niet wat een pinpas precies doet, maar in groep 7 willen ze opeens iets kopen via een webshop. Dat vraagt om andere vaardigheden.”
Bekijk de gratis lessen op wijsmetjegeld.nl of kijk voor meer informatie op geldlessen.nl/wijsmetjegeld en bestel direct de poster!
Het World Economic Forum verwacht dat in 2030 meer dan 90 procent van alle banen digitale vaardigheden vereist. Digitale geletterdheid is daarmee net zo onmisbaar als taal en rekenen. Het stelt leerlingen in staat om kritisch te denken, creatief te zijn en zich veilig en zelfstandig te bewegen in een wereld die steeds digitaler wordt.
PrimaOnderwijs & dé Codeerschool
Hoeveel punten scoort jouw school op onze digitale geletterdheidtrap?
Veel scholen worstelen met de implementatie van digitale geletterdheid door gebrek aan tijd, kennis of personeel. Dé Codeerschool biedt uitkomst. Wij zijn dé expert in digitale geletterdheid binnen het onderwijs. Samen met partners als Microsoft Dream Space, Essent, de Nationale AI Cursus Junior en zelfs het weekblad Donald Duck maken wij digitale geletterdheid begrijpelijk, leuk en haalbaar voor elke school.
Onze aanpak is praktisch en overzichtelijk.
Urgentie
Bewustwording
“Onze leerlingen krijgen écht nieuwe vaardigheden en leren anders naar vraagstukken te kijken. Wat betreft digitale geletterdheid is dé Codeerschool een must voor iedere school!”
Pieter Bosman, directeur IKC Het Talent
We sluiten aan op waar jouw school nu staat en bouwen daarop voort. Ons doel: elke leerling en leerkracht digitaal vaardig vóór 2030.
Wat wij bieden:
• Implementatiebegeleiding zonder extra werkdruk
• Vakleerkrachten die direct voor de klas staan
• Leerlijnen op maat, passend bij jullie schoolvisie
• Nulmetingen om precies te weten waar het team staat
• Inspirerende gastlessen en workshops voor leerlingen én leraren
• Beleidsadvies om digitale geletterdheid duurzaam te verankeren
Het resultaat?
Een toekomstbestendige school met digitaal vaardige leerlingen en een ontzorgd team.
Benieuwd wat wij voor jouw school kunnen betekenen? Start vandaag nog met een nulmeting via www.codeerschool.nl/nulmeting en ontdek waar jullie staan op het gebied van digitale geletterdheid.
Ontdek Lumina: Leerzaam én leuk!
De boeken van Lumina bieden op een aansprekende manier veel informatie over specifieke onderwerpen. Perfect afgestemd op onderwijsthema’s en voor ieder wat wils: van makkelijk leesbaar tot rijk geïllustreerd. Ideaal voor in de klas of als inspiratiebron voor praktijkbegeleiding. Maak kennis met de nieuwste Lumina boeken!
Meer info & bestellen: luminaboeken.nl