ZugSpitze vmbo-BK textarbeitsbuch deel 4

e

ng

auf das

at

A2

Vo r b

er

itu

tif

ik

Goethe-Zer

ZugSpitze

TEXTARBEITSBUCH 4 VMBO-BK

A2

ZugSpitze Dit lesboek is van:

Ik zit in klas: Mijn docent heet:

mijn foto

TEXTARBEITSBUCH 4

VMBO-BK

A2

Arrangement ZugSpitze Aantal delen bij start in leerjaar 1 met Duits:

Leerjaar 1 2 3 4

vmbo-bk 2 delen 2 delen 2 delen examendeel

vmbo-gt(h) 2 delen 2 delen 2 delen examendeel

havo(v) 2 delen 2 delen 2 delen

vwo(h) 2 delen 2 delen 2 delen

Aantal delen bij start in leerjaar 2 met Duits:

Leerjaar 2

vmbo-bk 3 delen

vmbo-gt(h) 3 delen

havo(v) 3 delen

vwo(h) 3 delen

3 4

3 delen examendeel

3 delen examendeel

3 delen

3 delen

Auteurs Heleen Blok, Marijke Dekker, Christina Divendal, Carine Ettema, Michael Grefrath, Mireille Hassemer, Marcel den Hollander, Tim den Hollander, Manuela Keeris, Willemijn van Kreel, Renier Meuwissen, Yolande Schyns, Zdena ten Veen, Elisah Witvliet.

Vormgeving Crius Group, Hulshout, België Omslag Branding, Utrecht, Nederland

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl).

Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl.

De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

Deze uitgave is volledig CO2-neutraal geproduceerd.

Het voor deze uitgave gebruikte papier is voorzien van het FSC®-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.

Over ThiemeMeulenhoff ThiemeMeulenhoff ontwikkelt zich van educatieve uitgeverij tot een learning design company. We brengen content, leerontwerp en technologie samen. Met onze groeiende expertise, ervaring en leeroplossingen zijn we een partner voor scholen bij het vernieuwen en verbeteren van onderwijs. Zo kunnen we samen beter recht doen aan de verschillen tussen lerenden en scholen en ervoor zorgen dat leren steeds persoonlijker, effectiever en efficiënter wordt.

Samen leren vernieuwen. www.thiememeulenhoff.nl ISBN 978 90 06 62409 0 Eerste druk, tweede oplage, 2020 © ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2019

Inhalt

Inhalt u Einleitung Ein Zwergstaat in Europa 4

u Zwischenstufe D-Prüfung Sprachfest

u Schritt 4-7 (A2)

Literatur

136 2051m

Knorrhütte

139 140

Schritt

4

Gespräche führen Macht nichts

11

Schritt

5

Schreiben Auf Nummer sicher

19

Schritt

6

Lesen Aufgemöbelt!

29

Schritt

7

Gespräche führen Pusteblume

39

u Verbessern, wiederholen und Grammatik+ 143

47

u Grammatikübersicht A1 und A2

152

u Aussprache-Übersicht

162

u Leerstofoverzicht

163

u Geografische kaart Duitsland

164

55

u Geografische kaart Oostenrijk

165

mitkommen!

64

u Geografische kaart Zwitserland

166

u Geografische kaart Liechtenstein

167

u Staatkundige kaart Liechtenstein

168

u Arbeitsblätter

169

u Colofon

183

Lernecke

141

u Zwischenstufe D-Prüfung Sprachfest Literatur

1440m

Partnachursprung

50 51

Lernecke

53

u Schritt 8-11 (A2) Schritt

8

Hören Die Sprechstunde

Schritt

9

Gespräche führen Ich kann doch

Schritt

10

Schreiben Nicht vergessen!

74

Schritt

11

Lesen Vor der Glotze

82

u Zwischenstufe D-Prüfung Sprachfest Literatur

92 1515m

Ochsensitz

95 96

Lernecke

97

u Schritt 12-15 (A2) Schritt

12

Gespräche führen Selbst gemacht schmeckt besser

99

Schritt

13

Sprechen Tierfreunde

108

Schritt

14

Gespräche führen Was darf es sein?

118

Schritt

15

Schreiben Chatten ist Massensport

127

3

Einleitung

Ein Zwergstaat in Europa

Ein Zwergstaat in Europa

Tussen Oostenrijk en Zwitserland ligt het piepkleine landje Liechtenstein met de hoofdstad Vaduz. Het hele land is kleiner dan de stad Amsterdam! Het ligt middenin de Alpen en heeft als grootste attractie de bergen. De hoogste berg is de Grauspitz. Die is wel 2600m hoog!

Liechtenstein is een vorstendom en de Liechtensteiners spreken Duits. Net als in Zwitserland zijn hier veel banken. In Liechtenstein betalen de mensen met de Zwitserse Frank. In deze Schritt leer je meer over het Fürstentum Liechtenstein.

Aufgabe 1 Einwohner von Liechtenstein Liechtenstein heeft ongeveer 38.000 inwoners.

Zelfs in een groot voetbalstadion blijven er dus plekken over als je er alle Liechtensteiners in plaats laat nemen.

Beantwoord de volgende vragen over Liechtenstein.

1 Waarom zou je kunnen zeggen dat Liechtenstein op een dorp lijkt?

2 Wat zijn de buurlanden van Liechtenstein?

3 Welke rivier vormt een logische grens met Zwitserland?

SCHWEIZ Rhein

4

ÖSTERREICH

Einleitung

Ein Zwergstaat in Europa

Aufgabe 2 Reisepass Liechtenstein Vul het paspoort van het land Liechtenstein in het Nederlands in.

Name:

Fürstentum Liechtenstein

Hauptstadt:

Währung (munteenheid):

Zwitserse

Einwohnerzahl:

ongeveer

Staatsform:

V

Namen von den zwei Nachbarländern (buurlanden):

Internationales Nummernschild:

FL

Höchster Berg:

Vordere Grauspitz

Bekanntester Fluss (rivier):

Aufgabe 3 Banktouristen Liechtenstein is een van de rijkste landen op aarde. Veel buitenlandse rijke mensen hebben een zogenaamd bedrijfje (brievenbusfirma) opgericht in Liechtenstein. Daardoor kunnen ze hun geld naar een Liechtensteinse bank overmaken. Vervolgens maken ze gebruik van de gunstige belastingregels in het land voor bedrijven.

A Omcirkel het juiste antwoord.

Liechtenstein heeft meer / minder bedrijven dan inwoners.

In Liechtenstein wonen ongeveer 38.000 mensen. Ongeveer 15.000 inwoners werken in Liechtenstein. Doordat er zoveel banken in Liechtenstein zijn, zijn er veel banen in de banken­sector. Niet alleen veel Liechtensteiners werken bij een bank, ook behoorlijk wat Zwitsers en Oostenrijkers verdienen hier hun brood. Omdat Liechtenstein vanuit Zwitser­ land en Oostenrijk goed te bereiken is, kunnen Zwitsers en Oostenrijkers in hun eigen land blijven wonen. Elke dag steken ongeveer 10.000 Zwitsers en 8.000 Oostenrijkers de grens over om naar hun werk in Liechtenstein te gaan.

B Omcirkel het juiste antwoord.

Meer / minder dan de helft van de mensen die in Liechtenstein werkt, woont niet in Liechtenstein zelf.

5

6

Einleitung

Ein Zwergstaat in Europa

Aufgabe 4 Flagge Liechtenstein Hier zie je de vlag van Liechtenstein, maar dan zonder kleuren. Kleur de vlag met de juiste kleuren in.

gelb blau

rot

Aufgabe 5 Sport in Liechtenstein A Liechtenstein heeft een nationaal voetbalelftal maar geen eigen officiële voetbalcompetitie. De clubs doen daarom mee aan de competitie in Zwitserland.

Hoe heet de bekendste voetbalclub van Liechtenstein? Zet de letters in de juiste volgorde.

auzdFVC

B Malbun Triesenberg is het enige skigebied in Liechtenstein. Het gebied heeft een aantal appartementen en hotels die dicht bij de piste liggen. Hoewel het gebied klein is, is er genoeg te doen!

MONTAG Kekse backen Wo: Malbihort Wann: 16:00 – 18:00 Tarif: kostenlos

DIENSTAG Schlittenfahren Wo: Talstation Täli Wann: 16:00 Tarif: CHF25

Tipp: FleischfondueAbend in Hotel Turna 18:00 Nacht-Eislaufen Wo: Schlucher Wann: 19:30 Tarif: CHF15

Fackelwanderung Wo: Hotel Gorfion Wann: 19:3020:30 Tarif: kostenlos

MITTWOCH Familien-Turnier Eishockey Wo: Schlucher – Treff Wann: 16:00 Tarif: kostenlos Preis: heiße Schokolade Theater für Kinder Wo: K-Bum Wann: 17:00 Tarif: kostenlos

Tipp: WinterWanderung

DONNERSTAG Schneeschuhtour Wo: MalbunSport Wann: 20:00 Tarif: kostenlos

FREITAG Apfelkuchen backen Wo: Malbihort Wann: 10:0012:00 Tarif: kostenlos

Lama-Trekking Wo: Alpenhotel Wann: 18:00 Tarif: kostenlos Tipp: Live Musik im Hotel Gorfion Ab 20:30

Einleitung

Ein Zwergstaat in Europa

In de folder kun je het programma vinden voor een midweek in Malbun Triesenberg.

Beantwoord de vragen.

1 Op welke dag wordt er voor de kinderen een theatervoorstelling georganiseerd?

2 Voor welke twee activiteiten moet je betalen?

3 Op welke dag is er live muziek in hotel Gorfion?

4 Bij welke activiteit kun je een prijs winnen?

5 Welke activiteit lijkt jou het leukst om te doen?

Aufgabe 6 Sehenswürdigkeiten Hoewel Liechtenstein klein is, heeft het toch een aantal bijzondere bezienswaardigheden en kun je hier verschillende dingen doen.

Bekijk de volgende foto’s en lees de beschrijvingen. Welke beschrijving hoort bij welke foto? Schrijf de juiste letter onder iedere foto.

1

2

3

4

5

6

A CityTrain Vaduz Om een snelle indruk van de hoofdstad Vaduz te krijgen kun je in deze trein stappen. In 35 minuten leer je de stad en haar bezienswaardigheden kennen.

Ondertussen vertelt de chauffeur allerlei wetenswaardigheden over het land Liechtenstein en over de stad Vaduz.

B Schloss Vaduz Liechtenstein heeft een vorst. En vorsten en koningen wonen in een kasteel. Het prachtige kasteel van deze vorst staat in de hoofdstad Vaduz. Schloss Vaduz is natuurlijk de belangrijkste bezienswaardigheid in Liechtenstein. Jammer alleen dat toeristen en de plaatselijke bevolking hier niet naar binnen mogen.

C Das Rote Haus Dit is een van de oudste huizen in Vaduz. Het huis is waarschijnlijk gebouwd in 1338.

7

8

Einleitung

Ein Zwergstaat in Europa

D Nationaal Museum In dit museum kun je veel informatie vinden over de geschiedenis en cultuur van Liechtenstein. Het museum bestaat uit 3 gebouwen met 42 tentoonstellingszalen.

E Seilpark Triesen Houd je wel van een beetje avontuur? Dan ben je in dit park aan het goede adres. Je vindt hier drie verschillende klim- en klauterbanen en bovendien kun je in dit park ook ziplinen.

F Wandeling met Alpaca’s Er is bijna niets ontspannender dan dit: wandelen door het landschap van Liechtenstein, met een alpaca in je ene hand en een lama in de andere. Je leert meer over deze dieren en daarnaast maak je ook nog eens kennis met het landschap van Liechtenstein.

Aufgabe 7 Das Königshaus von Liechtenstein Liechtenstein is een vorstendom. Het land heeft een Fürst.

Deze vorst speelt een grote rol in de politiek en heeft veel macht. Zo kan hij onder andere in zijn eentje het parlement wegsturen en wetten tegenhouden. Ook opvallend is dat vrouwen geen troonopvolger kunnen zijn. Behalve als er geen mannelijke opvolgers meer zijn.

Kruis aan of de volgende uitspraken richtig of falsch zijn.

1 De vorst van Liechtenstein heeft meer politieke macht dan de Nederlandse koning.

R

F

£

£

2 In Nederland kan de koning geen wetten tegenhouden.

£

£

3 In Nederland mag de koning het parlement wegsturen.

£

£

Aufgabe 8 Quiz über Liechtenstein Ben jij een echte Liechtenstein-kenner? Doe de test om dat te ontdekken. Omcirkel steeds het juiste antwoord. Viel Erfolg!

1 Hoe heet de hoofdstad van Liechtenstein? £ A Liechtenstein-Stadt £ B Sankt Gallen £ C Vaduz £ D Zürich 2 Hoe ziet de vlag van Liechtenstein eruit?

£A

£B

£C

£D

3 Met welke munt kan je betalen in Liechtenstein? £ A Euro £ B Franken £ C Mark £ D Schilling 4 Hoe heet de bekendste rivier van Liechtenstein? £ A Galina £ B Rhein £ C Samina £ D Weser

Einleitung

5 Wat is het landenkenteken op auto’s in Liechtenstein?

£A

FL

£C

LI

£B

L

£D

LIE

Ein Zwergstaat in Europa

7 Hoeveel inwoners heeft Liechtenstein? £ A Ongeveer 35.000 £ B Ongeveer 38.000 £ C Ongeveer 42.000 £ D Ongeveer 45.000

8 Welke van volgende beweringen klopt? £ A Liechtenstein heeft geen brandweer.

6 Liechtenstein is een klein landje, ingeklemd £ B Liechtenstein heeft geen gevangenis. tussen twee grote landen. Welke 2 landen £ C Liechtenstein heeft geen leger. zijn dit? £ D Liechtenstein heeft geen politie.

A Duitsland en Oostenrijk £ £ B Duitsland en Zwitserland £ C Oostenrijk en Zwitserland £ D Oostenrijk en Italië

Ben jij een Liechtensteinkenner / Liechtensteinprofi?

0-3 antwoorden goed: Toll! Door de quizvragen verderop in dit boek kan je nog meer leren!

4-6 antwoorden goed: Super! Je hebt al een mooie basis en die kan je alleen maar verder uitbreiden door de quizvragen verderop in dit boek!

7-8 antwoorden goed: Spitze! Je weet al heel veel over Liechtenstein. Probeer ook de quizvragen over Liechtenstein in de volgende Schritte te beantwoorden.

Aufgabe 9 Liechtensteinganzenbord Liechtenstein is een bergachtig land. Je kunt er een aantal wintersporten beoefenen. Op Seite 169 vind je Arbeitsblatt 1. Hier zie je een spel dat je langs een aantal wintersporten leidt.

Voor dit spel heb je een dobbelsteen nodig.

Neem er een mee van huis of download op je telefoon een dobbelsteenapp. Als pion kun je een muntje gebruiken. Als je uitkomt op een vakje met een symbooltje is er iets aan de hand.

In de wintersportlijst op de volgende bladzijde kun je zien wat je dan moet doen.

1

2

3

4

5

START

6

7 8

15

14

13

12

11

10

9

16 17

18

19

20

21

22

23 24

31

30

29

28

27

26

25

32 33

34

35

36

37

38

39 40

47

46

48 FINISH

45

44

43

42

41

9

10

Einleitung

Ein Zwergstaat in Europa

Wintersportlijst 2 Je bent je ski’s thuis vergeten. Sla een beurt over.

5 Je maakt een vliegende start op de rodelbaan. Ga twee plaatsen vooruit.

9 De stoeltjeslift is nog helemaal leeg. Gooi nog een keer!

10 Je neemt de verkeerde afslag tijdens de biathlontocht. Ga drie plaatsen terug.

12 Je behaalt een nieuw schansspringrecord en vliegt door naar vakje 20.

14 Het tempo zit er lekker in met je bobslee. Gooi nog een keer.

19 Je dringt voor in de wachtrij voor de skilift bij de vorst van Liechtenstein. Foei!

Drie beurten overslaan.

22 Je bent op het gebruik van doping betrapt. Ga terug naar start.

24 Je vliegt uit de bocht tijdens het rodelen. Sla twee beurten over.

27 Je raakt een ski kwijt. Ga terug naar vakje 21 om hem op te halen.

33 Tijdens de biathlontocht raak je alle schijven. Ga drie plaatsen vooruit.

37 Alle wintersporthotels zitten overvol. Ga één hokje achter de persoon staan die

nu laatste staat.

41 Oef! Een harde landing tijdens het schansspringen. Sla een beurt over.

44 Bij het bobsleeën maak je een stuurfout. Ga twee plaatsen terug.

48 Du hast gewonnen!

Speel nu in viertallen het Liechtensteinspel. Viel Spaß!

In de volgende Schritte leer je nog veel meer over Liechtenstein en de andere Duitstalige landen.

Ga gauw verder met het vervolg van de beklimming van de Zugspitze!

Viel Spaß und viel Erfolg!

Schritt 4 Gespräche führen

Macht nichts

Iconen om differentiatieniveaus aan te geven gesprek

4

Macht nichts formulier/kopieerblad downloaden

klassikaal

extra opdracht

herhalen

alternatief gesprekken voeren

A2

Gespräche führen | Du kannst dich entschuldigen und auf eine Entschuldigung reagieren.

Aufgabe 1 Der Kundenserv ice-Mitarbeiter Frau Brandt hat ein Problem mit ihrem neuen Laptop. Sie ruft also einen KundenserviceMitarbeiter an.

Herr Klein: Frau Brandt: Herr Klein: Frau Brandt: Herr Klein: Frau Brandt: Herr Klein: Frau Brandt:

Kundenservice. Herr Klein am Apparat. Guten Tag, was kann ich für Sie tun?

Guten Tag. Ich kann keine E-Mails verschicken. Können Sie mir helfen?

Mal sehen. Was steht auf Ihrem Bildschirm?

Dort steht: Ihre E-Mail kann nicht verschickt werden.

Okay. An welche Adresse schicken Sie die E-Mail?

Landlstraße 68, 81825 München.

Aber das ist eine Postadresse, Frau Brandt.

Das weiß ich. Aber ich kann die E-Mail einfach nicht verschicken.

A Luister naar het gesprek. Lees de tekst mee.

B Werk in tweetallen. Vertaal de zinnen in het Duits.

Kunde

1 Goedendag. Wat kan ik voor u doen?

Goedendag. Kunt u mij helpen?

2 Wat staat er op uw scherm?

Uw e-mail kan niet verstuurd worden.

DEUTSCH UND BERUF

Kundenservice-Mitarbeiter

11

12

Schritt 4 Gespräche führen

Macht nichts gesprek

3 Naar welk adres stuurt u de e-mail?

Landlstraat 68, 81825 München

4 Maar dat is een postadres.

Dat weet ik.

klassikaal

extra opdracht

herhalen

C Voer het gesprek. Wissel daarna van rol. alternatief gesprekken voeren

Aufgabe 2 Was macht ein Kundenservice-Mitarbeiter?

Kundenservice-Mitarbeiter telefonieren mit Kunden (klanten). Sie rufen Kunden an oder die Kunden rufen sie an. KundenserviceMitarbeiter helfen Kunden bei Fragen und geben Informationen an Menschen weiter (verder). Oder sie versuchen Informationen von Menschen zu bekommen (krijgen) und stellen ihnen Fragen.

Aufgabe 3 Bildwörterbuch Combineer de woorden met de tekeningen en schrijf ze op. der Notizblock | die Tastatur | das Handy | das Headset | das Telefon | die Maus | das Mauspad | der Drucker | der Kopierer | der Bildschirm 3 1

6

2

4

7 9 8

1

6

3

8

2 4 5

5

7 9 J

J

Schritt 4 Gespräche führen

Macht nichts

Iconen om differentiatieniveaus aan te geven gesprek

Aufgabe 4 Redemittel Je zegt / Je vraagt 1 Goedendag, wat kan ik voor u doen?

2 Hoe kan formulier/kopieerblad ik u helpen? downloaden

6 Dank u wel voor uw hulp.

6 Vielen Dank für Ihre Hilfe.

3 Ik kan u helaas niet helpen.

4 Sorry, het spijt me.

Gern geschehen.

A Luister naar de Redemittel en lees mee.

B Werk in tweetallen. Lees de vier situaties en schrijf de vertalingen op.

Situation 1: Je hebt de naam van een klant verkeerd opgeschreven.

A: Sorry, het spijt me.

B: Geen probleem.

Situation 2: Je wilt van de klant weten wat je voor hem kunt doen.

A: Hoe kan ik u helpen?

B: Ik heb uw hulp nodig.

Situation 3: Je kunt voor de klant helaas niets doen.

A: Ik kan u helaas niet helpen.

B: Dat is jammer.

Situation 4: Je hebt een klant geholpen. Hij is blij met je hulp.

A: Dank u wel voor uw hulp.

B: Graag gedaan.

C Voer nu het gesprek. Jij (A) zegt iets in het Duits, je klasgenoot (B) reageert in het Duits. Wissel daarna van rol.

I N T E R K U LT U R E L L E S Leon Jansen am Apparat Leon Jansen werkt sinds een paar dagen in Duitsland als helpdeskmedewerker. Zijn telefoon gaat en Leon neemt op: ”Mit Leon”. Angelika, zijn Duitse collega hoort het. “So telefoniert man in Deutschland nicht“, legt Angelika uit. Dat is namelijk onbeleefd. Als je in Duitsland met klanten belt, gebruik je nooit alleen je voornaam. Je moet je hele naam zeggen of alleen je achternaam. Je zegt dan: ”Guten Tag, Leon Jansen am Apparat.” of ”Guten Tag, hier spricht Leon Jansen.” Je voornaam noem je alleen als je met je vrienden of familie belt.

LERNEN

5 Dat geeft niet.

Du sagst / Du fragst Du kannst antworten 1 Guten Tag, was kann ich Ich brauche Ihre Hilfe. für Sie tun?

2 klassikaal Wie kann ich Ihnen helfen?

Ich habe eine Frage. herhalen extra opdracht 3 Ich kann Ihnen leider nicht Das ist schade. helfen.

4 Entschuldigung, das tut Ach, das ist nicht schlimm. alternatief mir leid. gesprekken voerenKein Problem.

5 Das macht nichts.

Das ist nett von Ihnen.

13

14

Schritt 4 Gespräche führen

Macht nichts gesprek

Aufgabe 5 Vokabeln Wiederholung Du wiederholst jetzt die Vokabeln aus allen Schritten im dritten Buch.

A Lees de zinnen. Welke woorden worden bedoeld? Schrijf ze op.

1 Das macht man auf einem Campingplatz. z l n klassikaal

2 Hier gibt es Zimmer für sechs Personen. die J g h g herhalen

extra opdracht

v l r

3 Nicht gewinnen.

f h

4 Nicht spät.

g t n

alternatief gesprekken voeren

5 Der Tag vor heute.

der S s g

6 Dieser Tag kommt nach Freitag.

e k f

7 Das macht man im Supermarkt.

der U l b

8 Ein anderes Wort für Ferien.

b l g

9 Es ist nicht teuer.

kr k

J Nicht gesund.

B Vertaal de woorden uit het kader in het Duits. Zoek deze Duitse woorden in de puzzel en omcirkel ze. Ze staan van boven naar beneden en van links naar rechts. op tijd | nodig hebben | duur | bezichtigen | afzeggen | samen | gast | aardappel | jammer | om | buitenspel | rondleiding | helaas | bioscoop | winnaar | fruit | kaas | station

R

U

N

D

F

A

H

R

T

K

A

R

T

O

F

F

E

L

K

Ä

S

E

O

B

S

T

S

E

L

E

I

D

E

R

B

P

A

S

T

I

A

S

A

N

Ü

S

G

A

S

T

I

B

B

N

I

A

B

C

E

C

S

R

K

E

B

A

H

U

H

E

A

T

G

S

H

A

E

T

I

U

L

E

A

N

D

R

I

T

C

I

R

G

H

E

V

G

S

H

C

U

E

O

E

T

E

T

E

H

M

N

F

K

I

N

O

N

E

Z

U

S

A

M

M

E

N

L

Q U I Z

Wie sagt man auf Deutsch ‘Bedankt voor uw begrip.‘?

Lies die Wortschlange von hinten nach vorne. Schreib den Satz auf. h r s

i

C De overgebleven letters vormen een antwoord op de volgende vraag.

Frage: Wie heißt ein deutscher Formel-1-Fahrer?

Antwort:

n

d

n ä t

I

V e r s

r ü f k n a D n

e l e i

V

Schritt 4 Gespräche führen

Macht nichts

Iconen om differentiatieniveaus aan te geven gesprek

Aufgabe 6 Grammatik: Wiederholung A Lees op Seite 153 van het grammaticaoverzicht de informatie over de stam van een werkwoord en over de regelmatige werkwoorden nog eens door.

B Omcirkel alleen de stammen. formulier/kopieerblad downloaden

spiel

klassikaal

zerbrech kaufst

herhalen

extra opdracht

passier

bitt

kocht

entschuldig

machen

alternatief gesprekken voeren

C Vul de juiste werkwoordsvorm in.

du immer die Schuld?

1 kriegen 2 gucken

Die Verkäuferin

3 machen

Was

4 kommen

Wann

5 entschuldigen

Ihr

6 kaufen

Ich

7 gehen

Meine Freunde

8 bezahlen

sich die kaputte Vase an. wir heute Nachmittag? deine Eltern nach Hause? euch sofort bei der Nachbarin! ein neues Handy. morgen ins Kino. du die Getränke, bitte?

9 schneien

Es ist kalt und es

J feiern

Wann

.

Sie Ihren (uw) Geburtstag?

Aufgabe 7 Harald ist traurig. Seine Freundin Susanne hat sich in der Schweiz in ihren Skilehrer verliebt. Als Susanne wieder zu Hause ist, entschuldigt sie sich bei Harald.

Luister naar het gesprek tussen Susanne en Harald. Kruis het juiste antwoord aan.

R

F

1 Susanne heeft tegen Harald gezegd dat ze niet meer van hem houdt.

£

£

2 Susanne is teleurgesteld in Harald.

£

£

3 Susanne wil alleen naar Zwitserland reizen.

£

£

4 Ze heeft een reis geboekt voor de voorjaarsvakantie.

£

£

5 Harald is blij met de verrassing van Susanne.

£

£

6 Susanne denkt dat Harald haar skileraar aardig zal vinden.

£

£

15

16

Schritt 4 Gespräche führen

Macht nichts gesprek

Aufgabe 8 Clarissa hat im Internet geshoppt. Danach bekommt sie eine E-Mail. Das Online-Geschäft kann leider nicht alles liefern.

klassikaal

Lees de e-mail. Vul achter de tekeningen het juiste woord in. Gebruik daarvoor de woorden uitextra het kader.herhalen opdracht das Handy | die Uhr | die Kappe | der Koffer Mailbox

alternatief gesprekken voeren

Neue Nachricht

Sehr geehrte (geachte) Frau Kuhn, vielen Dank für Ihre (uw) Bestellung. Leider können wir nicht alle Produkte liefern. und

1

ausverkauft.

3

sind leider

2

und

4

schicken wir Ihnen (u) gerne zu. Die Lieferung dauert (duurt) fünf Tage.

Wir entschuldigen uns.

Mit freundlichen Grüßen Herr A. Keller Kundenservice

Aufgabe 9 Deine Eltern haben ein Ferienhaus (vakantiehuisje) in Süddeutschland. Bei Ikea kauft ihr einen neuen Esstisch. Leider fehlen (ontbreken) hier die Schrauben (schroeven). Weil (omdat) deine Eltern kein Deutsch sprechen, musst du zum Kundenservice.

A Vertaal de Nederlandse woorden in het Duits. Schrijf de zinnen steeds helemaal op.

Du

Kundenservice-Mitarbeiter

Hallo. Ich brauche (uw hulp).

Hallo. (Hoe kan ik) dir helfen?

Hier fehlen die Schrauben.

Entschuldigung. (Het spijt me).

(Dat geeft niet).

Hier, bitte.

(Dank u wel) für Ihre Hilfe.

(Graag gedaan).

Hallo. Ich brauche Ihre Hilfe.

Schritt 4 Gespräche führen

Macht nichts

Iconen om differentiatieniveaus aan te geven gesprek

B Voer het gesprek in tweetallen. Wissel daarna van rol. Lees eerst de tip.

T I P P

Entschuldigung!

Je verontschuldigingen aanbieden is belangrijk als je per ongeluk iets verkeerd hebt gedaan. Zorg er ook voor dat aan herhalen formulier/kopieerblad downloaden extra opdracht je stem te horen is dat hetklassikaal je oprecht spijt.

Aufgabe J

alternatief gesprekken voeren

Matilda und ihr Freund Noah wollten zusammen ins Kino zu gehen. Matilda wartet vor dem Kino, aber Noah lässt auf sich warten.

A Bekijk de tekening. Welke zinnen kan de jongen gebruiken, om zich te verontschuldigen? Schrijf in de spreekwolken van de jongen de twee juiste zinnen op.

Kies uit de zinnen in het kader. Eén zin blijft over.

Es tut mir sehr leid. | Der Film war toll. | Wo warst du? | Entschuldige, bitte.

B Met welke zinnen kan het meisje reageren? Schrijf in de spreekwolken van het meisje de twee juiste zinnen op. Kies uit de zinnen in het kader. Eén zin blijft over.

Das macht nichts. | Gern geschehen. | Vielen Dank. | Ach, das ist nicht schlimm.

17

18

Schritt 4 Gespräche führen

Macht nichts gesprek

ZIEL

Stempeln bitte!

Kannst du dich jetzt entschuldigen und auf eine Entschuldigung reagieren? Testet euch!

A2 klassikaal

herhalen

extra opdracht

Werk in viertallen. Twee personen voeren het gesprek, de andere twee beoordelen de twee sprekers. Wissel daarna van rol.

Wähle Aufgabe A oder B. Viel Erfolg! alternatief gesprekken voeren

Aufgabe A Du schickst deiner deutschen Freundin ein Paket mit einer Überraschung (verrassing) zu ihrem Geburtstag. Du verschickst das Paket über DHL. Dein Paket ist aber nicht angekommen. Du rufst den Kundenservice von DHL an.

Voer het gesprek met de medewerker van de klantenservice.

Kundenservice-Mitarbeiter

Du

Goedendag, wat kan ik voor u doen?

Goedendag. Ik heb een vraag.

Ja, bitte.

Mein Paket ist nicht angekommen.

Oh. Het spijt me. Ich kontrolliere es.

Dat is aardig van u.

Geen probleem.

Dank u wel.

Aufgabe B In den Sommerferien bist du in Deutschland. Hier erlebst du (maak je mee) die folgenden Situationen.

Lees de situaties. De een stelt een vraag of zegt iets in het Duits, de ander reageert in het Duits.

Situation 1: Du kaufst neue Kopfhörer (koptelefoons). Leider funktionieren sie nicht. Du gehst zum Kundenservice.

A: Ik heb uw hulp nodig.

B: Hoe kan ik je (dir) helpen?

Situation 3: Ein Verkäufer hat dir sehr gut geholfen.

A: Dank u wel voor uw hulp.

B: Graag gedaan.

Situation 2: Bei deiner deutschen Tante hast du ein Glas kaputt gemacht.

A: Sorry, het spijt me.

B: Ach, dat is niet zo erg.

Situation 4: Ein Tourist fragt dich nach dem Weg. A: Ik kan u helaas niet helpen.

B: Dat is jammer.

Die Beurteilung besteht aus zwei Teilen. Für einen Stempel braucht man drei Punkte.

Teil 1: Opgave gedaan? £ bijna geen fouten £ een paar fouten £ veel fouten

Punkte 2 1 0

Teil 2: Uitspraak £ zeer goed £ begrijpelijk £ niet te verstaan

Wie viele Punkte hast du?

Drei Punkte oder mehr? Hol dir einen Stempel!

Punkte 2 1 0

Schritt 5 Schreiben

5 A2

Auf Nummer sicher

Auf Nummer sicher

Schreiben | Du kannst einfache Formulare ausfüllen.

Aufgabe 1 Der Ordnungshüter Mailbox

Neue Nachricht

Hallo Harry, wie geht es dir? Mir geht es gut, aber ich habe viel zu tun. Heute hatte ich einen stressigen Tag. Zusammen mit einer Kollegin bin ich durch die Stadt gelaufen, so wie immer. Plötzlich wurde ich fast angefahren. Stell dir vor, ein Mädchen spielte auf ihrem Fahrrad mit dem Smartphone und hat mich nicht gesehen. Ich konnte noch schnell ausweichen (uitwijken), aber das Mädchen ist gegen eine Straßenlaterne (lantaarnpaal) gefahren. Unglaublich, oder? Meine Kollegin hat sofort den Krankenwagen gerufen und von mir hat das Mädchen einen Strafzettel bekommen. Denn wer beim Radfahren mit dem Handy in der Hand telefoniert oder spielt, muss sofort 55 Euro zahlen. Es ist dumm, aber so sind leider die Regeln. Und wie geht es dir? Hast du viel Stress bei der Arbeit?

Diego arbeitet in Stuttgart als Ordnungshüter. Nach der Arbeit schreibt er seinem Freund Harry eine E-Mail über den heutigen Tag. A Lees de mail.

DEUTSCH UND BERUF

Mach’s gut und melde dich bald (gauw)!

Tschüs Diego

19

20

Schritt 5 Schreiben

Auf Nummer sicher

B Vertaal de volgende zinnen in het Duits. Gebruik daarbij de mail van Diego.

1 Met mij gaat het goed.

2 Ik werd bijna aangereden.

3 Ik kon nog uitwijken.

4 Mijn collega heeft de ambulance gebeld.

Aufgabe 2 Was macht ein Ordnungshüter?

Der Ordnungshüter sorgt dafür, dass sich die Menschen auf der Straße sicher fühlen. Er arbeitet viel mit der Polizei zusammen. Wenn es auf der Straße unruhig wird, ruft er sofort die Polizei an und bittet um Verstärkung (vraagt naar versterking). Ein Ordnungshüter kontrolliert auch, ob (of) Menschen den Müll (afval) nicht zu früh rausbringen. Und er kontrolliert, ob die Autos nicht im Parkverbot parken.

Aufgabe 3 Bildwörterbuch Combineer de woorden met de tekeningen en schrijf ze op. die Handschellen | der / das Pfefferspray | die Kappe | das Gesetzbuch | die Uniform | der Dienstausweis | der Müllsack | der Strafzettel | der Gummiknüppel | das Funkgerät

P

Ordnungshüter

P

P

Ordnungshüter

Ordnungshüter

2

P

1 P

P

P

Ordnungshüter

P

P

3 P

Ordnungshüter Ordnungshüter

P

P

5

4

nundrO

retühsg

Uwe Schiller 15 EURO

Ordnungshüter Ordnungshüter

Ord

nun

PARKER FEIN 15 EURO

PARKER FEIN 15 EURO

6

PARKER FEIN 15 EURO

PAR 15 KER F EUR EIN O

PARKERFEIN FEIN PARKER 15EURO EURO 15

gshü ter

P P PP

P P

8 7

9

PARKER FEIN 15 EURO

PARKER FEIN 15 EURO

P

1

6

2

7

3

8

4

9

5

J

NIEF

J

AP REKR 51 ORUE

Schritt 5 Schreiben

Auf Nummer sicher

Aufgabe 4 Vokabeln

het identiteitsbewijs beschrijven bestraffen het bewijs de bewijzen de dief inbreken de inbreker vluchten de haarkleur de lichaamslengte de politie de politieagent de politieagente

der Ausweis beschreiben bestrafen der Beweis die Beweise der Dieb einbrechen der Einbrecher flüchten die Haarfarbe die Körpergröße die Polizei der Polizist die Polizistin

die Ordnung die Sicherheit sich melden stehlen die Strafe der Strafzettel untersuchen das Verbrechen verdächtig verfolgen verhaften die Waffe warnen der Zeuge

de orde de veiligheid zich melden stelen de straf de bekeuring onderzoeken de misdaad verdacht achtervolgen arresteren het wapen waarschuwen de getuige

A Luister naar de Vokabeln en lees mee.

B Vul het juiste woord uit de woordenlijst in.

1 Können Sie bitte b

, wie der Mann ausgesehen hat?

2 Meine Mutter arbeitet als P

.

3 Der Mann mit dem Hut sieht v 4 Die Ordnungshüter w 5 Der D

aus. die Menschen auf der Straße.

hat viel Geld gestohlen.

6 Zeigen (laat zien) Sie uns bitte Ihren (uw) A 7 Die Ordnungshüter sorgen für die S 8 Der Einbrecher hat keine W

. .

bei sich.

C Bekijk de tekeningen. Schrijf het juiste woord uit de woordenlijst onder de tekening.

1

2

3

4

5

6

7

8

21

22

Schritt 5 Schreiben

Auf Nummer sicher

Aufgabe 5 Du warst vom 29.4. bis 2.5. in einem Hostel in Bonn. Vor deiner Abreise (vertrek) musst du an der Rezeption ein Formular ausfüllen und 20 Euro Bußgeld (boete) bezahlen. Du hast nämlich keinen Müll getrennt (gescheiden).

Vul het formulier in.

Max

Hostel

Nachname und Vorname: Ankunft: Abreise: Geburtsdatum: Straße / Hausnummer:

Bußgeld für: Müll nicht getrennt.

E-Mail-Adresse: Handynummer:

Aufgabe 6 Grammatik: voltooid deelwoord van regelmatige werkwoorden Hoofdregel: Het voltooid deelwoord van regelmatige werkwoorden maak je door ge- voor de stam en -t achter de stam te zetten: ge + stam + t De stam van bijvoorbeeld het werkwoord wohnen is wohn-. Het voltooid deelwoord is dus ge-wohn-t. ich habe gewohnt

ik heb gewoond

ich habe gelernt

ik heb geleerd

Struikelblokken: 1 Werkwoorden met een stam op –d of –t en werkwoorden als öffnen en rechnen.

Vòòr de stam van deze werkwoorden komt ge- en achter de stam –et: ge-meld-et, ge-arbeit-et.

ich habe gemeldet ich habe gearbeitet

ik heb gemeld ik heb gewerkt

ich habe geöffnet ich habe gerechnet

ik heb geopend ik heb gerekend

2 Bij werkwoorden die eindigen op -ieren komt er GEEN ge- voor de stam.

ich habe telefoniert A Lees de grammatica.

ik heb getelefoneerd

ich habe studiert

ik heb gestudeerd

Schritt 5 Schreiben

Auf Nummer sicher

B Vul het juiste voltooid deelwoord in.

1 wohnen

Wir haben in Bern gewohnt .

2 kaufen

Ich habe ein neues Auto

.

3 operieren Hat der Arzt den Patienten 4 reden

Er hat nur über die Schule

5 mieten

Haben Sie in dieser Stadt Fahrräder

6 melden

Warum habt ihr euch nicht

7 buchen

Sie haben das Hotel für zwei Nächte

8 spielen

Welches Spiel habt ihr

? . , Frau Jahn? ? . ?

C Vertaal de zinnen in het Duits. Gebruik daarbij de werkwoorden in de kantlijn.

1 hören

Ik heb de vrouw niet gehoord.

2 arbeiten

De leraar heeft lang gewerkt.

3 buchstabieren Jij hebt heel goed gespeld.

4 rechnen

Gisteren heb ik veel gerekend.

5 suchen

Waar heeft u het boek gezocht?

Aufgabe 7

18.000 neue Schilder gegen Hundekot (hondenpoep) in Wien Mit 18.000 neuen Schildern kämpft (vecht) die Stadt Wien gegen Hundekot. Auf den Schildern sieht man einen kleinen Jack-Russell-Terrier mit dem Zettel ‘Sind dir 50 Euro Wurst?‘ Dieses Schild muss Hundebesitzer ermahnen (vermanen), den Hundekot wegzuräumen. In der ganzen Stadt findet man 88.000 Schilder. Außerdem sorgen noch die ‘Müllpolizisten‘ für mehr Sauberkeit in der Stadt. Von den Müllpolizisten kann man auch einen Strafzettel bekommen, sogar (zelfs) bis zu 1000 Euro.

Zum Aufräumen vom Hundekot stehen in Wien mehr als 2000 Automaten mit kostenlosen Tüten (zakjes).

Nach: sz-online.de

Im Sommer bist du ein paar Tage in Wien. In einem Park siehst du lustige (grappige) Schilder (borden) mit einem Hund darauf. Im Internet liest du mehr darüber.

23

24

Schritt 5 Schreiben

Auf Nummer sicher

Lees de tekst en kruis het juiste antwoord aan.

R

F

1 De stad Wenen heeft last van te veel hondenpoep.

£

£

2 Op de borden staat een hond die een worst eet.

£

£

3 Je kunt een bekeuring krijgen als je de hondenpoep niet opruimt.

£

£

4 Bij de afvalpolitie kun je een zakje kopen.

£

£

Aufgabe 8 Vokabeln A In deze woordslang zijn acht woorden uit de woordenlijst verstopt. Schrijf de acht woorden op. n e n t a r g c h e b a ä t k ö e p r e w r r s b b w k p a n n e e u e e u i i i r t s r s e g w l n u h e z e i s e r f l ü c ö ß

i t n a c h n h i r t e e v s h g e c r i i d s ä c h t e

1

3

5

7

2

4

6

8

B Schrijf nu op wat deze Duitse woorden in het Nederlands betekenen.

1

3

5

7

2

4

6

8

Aufgabe 9 Samuel war gestern auf dem Oktoberfest, wo er eine Strafe bekommen hat. Er ruft Harry an und erzählt darüber.

Luister naar ‘Strafzettel für Wildpinkler‘. Kruis het juiste antwoord aan.

1 Samuel was in München … £ A alleen. £ B met een vriend. £ C met meerdere vrienden.

2 Samuel had … £ A al zijn zakgeld uitgegeven. £ B al zijn zakgeld verloren. £ C niet genoeg zakgeld meegenomen.

3 Samuel heeft … £ A het toilet achter de boom niet gezien. £ B het toilet toch wel gevonden. £ C tegen een boom geplast.

4 Samuel moest … £ A de boete toch niet betalen. £ B 100 euro boete betalen. £ C 1000 euro boete betalen.

Schritt 5 Schreiben

Auf Nummer sicher

Aufgabe J Du besuchst deine deutsche Cousine in Hamburg. Abends fahrt ihr auf den Fahrrädern durch die Stadt. Auf deinem Fahrrad ist aber das Rücklicht (achterlicht) kaputt. Ein Ordnungshüter sieht das. Du bekommst einen Strafzettel und du musst ein Formular ausfüllen.

Vul het formulier met jouw gegevens in. Schrijf ook op waarom je een boete hebt gekregen.

STRAFZETTEL Name (Vorname)

(Nachname)

Adresse (Straße)

(Hausnummer)

(Postleitzahl)

(Ort)

Handynummer Geburtsdatum

Geburtsort

geboren am

in

Land

Bußgeld für (Ort, Datum)

(Unterschrift)

I N T E R K U LT U R E L L E S Rot ist rot Leanne uit Eindhoven is op vakantie in Stuttgart. Ze loopt door de stad en ziet een leuke winkel aan de overkant van de straat. Het stoplicht staat op rood, maar Leanne ziet geen auto’s aankomen. Daarom wil ze oversteken. Plotseling hoort ze piepende banden en een automobilist die roept: “Was machst du?!” Een wonder dat Leanne niets is overkomen. In Duitsland wacht iedereen namelijk netjes als het stoplicht op rood staat. De auto’s in Duitse steden rijden snel en de automobilisten verwachten niet dat iemand de straat oversteekt. Pas bij groen mag je oversteken.

25

26

Schritt 5 Schreiben

Auf Nummer sicher

Aufgabe K Wörterbuch T I P P

In een woordenboek kun je de betekenis van een woord vinden.

Ook vind je hier of een woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is.

Achter een der-Wort staat een m.

Achter een die-Wort staat w of een v.

Achter een das-Wort staat een s of o.

Deze m betekent männlich of mannelijk).

Deze w of v betekenen weiblich of vrouwelijk.

Deze s oder o betekenen sächlich of onzijdig.

Het komt ook voor, dat achter een woord der, die oder das staat.

Je ziet hier twee delen uit een woordenboek. Schrijf bij de woorden der, die of das.

Teppich (m) tapijt Termin (m) termijn Terminkalender (m) agenda Termite (v) witte mier Terpentin (o) terpentijn

Terrasse (v) terras Terrier (m) terrier Terrarium (o) terrarium Terror (m) terreur

1 der

Terrier

3

Terrasse

5

Terrarium

2

Termite

4

Terminkalender 6

Terpentin

Pony (s) pony Pore (w) porie Porree (m) prei Porto (s) porto Position (w) positie

Posse (w) grap Post (w) post Posten (m) baan Postfach (s) postbus Pottwal (m) potvis

1

Postfach

3

Pottwal

5

Posse

2

Position

4

Pore

6

Porree

Aufgabe L Grammatik: voltooid deelwoord van regelmatige werkwoorden Maak van het werkwoord een voltooid deelwoord.

2 Er meldet sich an.

Ich habe ein Computerspiel gekauft.

Er hat sich an .

3 Die Frau wartet auf uns.

Die Frau hat auf uns

4 Der Patient atmet schwer.

Der Patient hat schwer

5 Die Kinder füttern die Kaninchen.

Die Kinder haben die Kaninchen

6 Spielst du Basketball?

Hast du Basketball

7 Ich tanze in meinem Zimmer.

Ich habe in meinem Zimmer

8 Wir reden mit Opa.

Wir haben mit Opa

1 Ich kaufe ein Computerspiel.

. . . ? . .

Schritt 5 Schreiben

Q U I Z

ZIEL

Auf Nummer sicher

Was ist ein anderes Wort für ‘Strafzettel‘ (bekeuring)?

Beginn bei ‘K‘ und lies die Buchstaben im Uhrzeigersinn (met de klok mee).

K

N

Ö

E

N

L

H

C

L

Stempeln bitte!

A2

Kannst du jetzt einfache Formulare ausfüllen?

Teste dich selbst!

Wähle Aufgabe A oder B. Viel Erfolg!

Aufgabe A In den Sommerferien bist du in Konstanz am Bodensee. Hier hast du einen Strafzettel bekommen, weil du bei rot die Ampel überquert hast (omdat je door rood hebt gefietst).

Bei der Polizei musst du ein Formular ausfüllen.

Vul het formulier met jouw gegevens in.

STRAFZETTEL Name: PLZ und Wohnort: Land: Geschlecht:

w

Nationalität: Geburtsdatum (TT.MM.JJJJ): Handynummer: Strafzettel bekommen für: Datum: Unterschrift:

männlich

w

weiblich

27

28

Schritt 5 Schreiben

Auf Nummer sicher

Aufgabe B Deine Eltern haben bei Ikea in Bremen einen Tisch gekauft. Zu Hause stellst du fest (kom je erachter), dass in der Verpackung von Artikel 203.407.58 drei Schrauben (schroeven) fehlen (missen). Weil deine Eltern nicht so gut Deutsch können, füllst du im Internet ein Formular aus.

Vul het formulier met jouw gegevens in.

Beschwerdeformular (klachtenformulier) Vor- und Nachname Adresse Straße und Hausnummer Postleitzahl, Ort und Land Telefonnummer E-Mail-Adresse Ihre Beschwerde (klacht): Datum

Zeig deinem Lehrer deine Arbeit.

Er bestimmt, ob du dir einen Stempel holen kannst.

Zwischenstufe | Schritte 4-7 | Partnachursprung

Zwischenstufe Schritt 4-7

1440m

Partnachursprung

Deze Zwischenstufe bestaat uit drie delen: 1 D-PRÜFUNG: Als je deze toets gemaakt hebt, weet je of en wat je nog voor de toets moet leren.

2 SPRACHFEST: Je maakt een kalender met als thema de Bundesliga.

3 LITERATUR: Je leest een verhaal over een jongen die boodschappen moet doen en maakt daar enkele opdrachten bij.

4 LERNECKE: Dit moet je voor de toets leren.

1. D-PRÜFUNG WAT MOET JE VOOR DE TOETS LEREN? • • • •

LERNEN

Vokabeln: Schritt 5 en 6 Redemittel: Schritt 4 en 7 Grammatik: voltooid deelwoord van de zwakke werkwoorden.

Wiederholungsgrammatik: stam van het werkwoord, regelmatige werkwoorden (o.t.t.), regelmatige werkwoorden op -d en -t en -s-klank.

Aufgabe 1 Vokabeln Welk woord past in de zin? Kies het juiste woord. Vertaal dat in het Duits.

1 beschrijven / stelen

Können Sie den Einbrecher

?

2 identiteitsbewijs / bewijzen Die Polizei hat keine Diebstahl.

3 de bekeuring / de getuige Körpergröße.

für diesen erkannte den Dieb an seiner

4 verdacht / de orde Der junge Mann benimmt (gedraagt) sich

.

5 de straf / het identiteitsbewijs ist zu Hause.

von meinem Bruder

6 de politieagente / de inbreker verhaftet.

hat den Dieb

7 het raam / de muren

Der Maler streicht

.

8 de verwarming / de tuin Es wird kalt. Kannst du einschalten?

9 de stoel / de vaatwasser Ich muss einräumen.

noch

J de bank / het koffiezetapparaat Ich habe Lust auf Kaffee, aber

ist kaputt.

47

48

Zwischenstufe | Schritte 4-7 | Partnachursprung

K zitten / verven Die Kinder Küchentisch.

um den

L het toilet / de deur Kannst du bitte zieht (tocht) hier.

schließen? Es

Aufgabe 2 Redemittel Du arbeitest in einem Schuhgeschäft und hilfst einem Kunden mit einem ganz besonderen (heel bijzonder) Geschmack.

Vertaal de Nederlandse zinnen in het Duits.

Du:

1 Goedendag, wat kan ik voor u doen?

Kunde:

2 Goedendag. Ik heb een vraag.

Haben Sie auch rote Schuhe mit blauen Absätzen (hakken)?

Du:

3 Nee, ik kan u helaas niet helpen.

Kunde:

4 Dat is jammer.

Aufgabe 3 Redemittel Dein Freund Alex zeigt dir den neuen Garten von seinen Eltern.

Vertaal de Nederlandse vragen in het Duits.

Du Alex 1 Vind je de tuin leuk?

Ja, ich finde den Garten toll.

2 Bevallen jou de planten?

Ja, ich finde sie sehr schön.

3 Hou je ook van margrieten?

Ja, ich mag diese Blumen sehr.

4 Maai je soms het gras?

Ja, ich mache das jede Woche.

Aufgabe 4 Grammatik Vul het voltooid deelwoord van de werkwoorden die in de kantlijn staan in. sagen

1 Was haben deine Freunde

arbeiten

2 Er hat in Österreich

frühstücken

3 Wir haben erst um 10 Uhr

kochen

4 Haben die Eier schon sechs Minuten

brauchen

5 Ich habe den Spickzettel nicht

? . . ? .

Zwischenstufe | Schritte 4-7 | Partnachursprung

?

öffnen

6 Warum hast du das Fenster nicht

reagieren

7 Warum hast du nicht auf meine E-Mail

mieten

8 In den Ferien haben wir ein Auto

melden

9 Hat er sich beim Direktor

antworten

J Warum hast du nicht auf seine E-Mail

?

wohnen

K Wir haben zwei Jahre in diesem Haus

.

rechnen

L In Mathe haben wir

? . ?

.

Aufgabe 5 Grammatik: Wiederholung Schrijf de stam van de volgende werkwoorden op.

1 fahren 2 kommen 3 erzählen 4 hören

Schrijf de juiste vorm van het werkwoord in de tegenwoordige tijd op.

5 schmecken

Dieser Käse

6 heißen

Wie

7 bewegen

Ihr

euch zu wenig, Kinder!

8 bestellen

Ich

ein vegetarisches Menü.

9 kosten

Das neue Auto

J gratulieren

Wann

K suchen

Wir

L finden Wie

mir nicht. deine Schwester?

€ 30.000. du deinem Freund zum Geburtstag? neue Stühle. du diesen neuen Film?

Kontrollier jetzt deine Antworten.

Vokabeln (N-D):

Weniger als 10 Antworten richtig?

Wiederhole die Vokabeln noch einmal.

Redemittel :

Weniger als 5 Sätze richtig?

Wiederhole die Redemittel noch einmal.

Grammatik:

0-6 Antworten richtig?

Mach die *- und **-Aufgaben ab Seite 143 (Schritt 4-7).

Mach die **-Aufgaben ab Seite 144 (Schritt 4-7).

Mach die ***-Aufgaben ab Seite 145 (Schritt 4-7).

7-10 Antworten richtig?

11-12 Antworten richtig?

Wiederholungs­ grammatik:

0-6 Antworten richtig?

7-10 Antworten richtig?

11-12 Antworten richtig?

Mach Aufgabe 2 und 4 auf Seite 143 und 144.

Mach Aufgabe 4 auf Seite 144.

Mach Aufgabe 6 auf Seite 145.

49

50

Zwischenstufe | Schritte 4-7 | Partnachursprung

2. SPRACHFEST: Fußballkalender Aufgabe: ERK-Niveau: Fertigkeiten: Dauer: Arbeitsweise: Arbeitsmaterial:

Je maakt een kalender van Duitse voetbalteams.

A2 lezen, schrijven 3-4 uur in tweetallen, drietallen A4 papier (dikker), Internet,

Situatie: Je wilt graag iets meer te weten komen over de Duitse Bundesliga.

Deze competitie is te vergelijken met de Eredivisie in Nederland. Je gaat daarom een kalender maken, waarin bij elke maand een andere club uit de Bundesliga centraal staat.

Plan van aanpak: Maak groepjes van maximaal 3 leerlingen.

Zorg voor je materiaal: 12 A4-tjes, vraag je docent iets dikker papier, verzin een manier om de velletjes aan elkaar te maken.

Zoek de namen van alle maanden in het Duits.

Zorg dat in de kalender iedere maand het juiste aantal dagen heeft.

Zorg ook voor schrijfruimte bij de dagen.

Zoek het logo van de 12 Duitse voetbalclubs.

Begin bij januari en voeg aan elke maand een voetbalclub toe.

Voeg informatie over de club aan het logo toe, in welk jaar ontstond de club, informatie over belangrijke prijzen, in welke stad spelen ze, wat zijn de clubkleuren.

Onder aan de pagina komt een foto van een belangrijke voetballer van het Duitse clubteam.

Zet de naam van de speler erbij en op welke positie hij speelt. Zet erbij hoeveel wedstrijden hij in het nationale team gespeeld heeft.

Tip: Hang de mooiste kalender in de klas op en vul de namen van jarige klasgenoten in.

Zo wordt beoordeeld: Is de kalender helemaal in het Duits?

Is de informatie bij de foto’s netjes verwerkt en correct?

Is de vormgeving van de kalender aantrekkelijk en overzichtelijk?

Zwischenstufe | Schritte 4-7 | Partnachursprung

3. LITERATUR Ich rase einkaufen!

In einer halben Stunde kommt Vater und Mutter hat keine Kartoffeln. “Beeil dich“, hat sie gesagt, “beeil dich! Vater muss heute ganz pünktlich (op tijd) essen.“ Mann! Ich kann nicht über die Straße.

Dauernd kommt ein Auto. Ist zum Verrücktwerden (om gek van te worden). Endlich. So. Ich flitze durch den Supermarkt, grapsche (grijp) die Kartoffeln. Sause zur Kasse. Lieber Himmel, da ist bloß eine auf! Na, ist nur ein Mann vor mir. Und der hat nicht viel. Ich stelle mich hinter ihm an. Gleich kann ich meine Kartoffeln aufs Band legen.

Eine ältere Frau rollt ihren Wagen.

Voll ist der, bis oben hin. Ich bin froh, dass die nicht vor mir ist, da könnte ich warten und warten! Sie ist jetzt hinter mir. Aber sie bleibt nicht stehen, nein, sie schiebt ihren Wagen einfach an mir vorbei!

Ich kriege Wut. “Bitte“, sage ich.

Ich weiß ja, dass ältere Frauen sehr empfindlich (gevoelig) sind. Ich bin also wirklich höflich. “Bitte, aber ich war vor Ihnen. Ich hab auch gar nicht viel. Nur Kartoffeln.“ Sie dreht sich nach mir um. “Guck sich einer diese Göre (klein kind) an“, schreit sie gleich. “Tut so, als wollte ich mich vordrängen! So was. Und wenn schon!

Soll eine alte Frau, die schwach auf den Beinen ist, vielleicht eine Ewigkeit warten? Und so ‘n Kind, das viel Zeit

– Günther Stiller und Susanne Kilian

und junge Knochen hat, macht auch noch seinen Mund auf.“ Ich weiß nicht, was ich sagen soll. Mir bleiben erst mal einfach die Worte weg.

Jetzt bin ich überhaupt nicht höflich.

“Meine Mutter hat gesagt, ich soll mich beeilen. Ich hab nur Kartoffeln. Und Sie, Sie drängen einfach vor!“ Ich bin so wütend. Ich könnte die Sachen, die sie inzwischen aufs Band gelegt hat, einfach runterfegen. Das ist ungerecht! (oneerlijk) Aber ich weiß nicht, was ich gegen sie machen soll.

“Komm, gib mir schnell die Kartoffeln!“, sagt die Kassiererin. “Ist doch ganz einfach.“ Ich bin so froh. Ich bezahle. Ich könnte die Kassiererin umarmen.

“Das ist die Jugend von heute!“, schimpft (scheldt) die Frau hinter mir her. “Keinen Respekt mehr vor alten Leuten, keine Rücksicht.“

A Lees de tekst en beantwoord de vragen.

1 Waarom moet de ik-persoon zich haasten (sich beeilen)?

2 Welke drie Duitse woorden maken duidelijk dat de ik-persoon veel haast heeft? Zoek in het tekstgedeelte tussen “Mann! … aufs Band legen”.

51

52

Zwischenstufe | Schritte 4-7 | Partnachursprung

3 Waarom vindt de oude vrouw dat ze voor mag gaan?

A De vrouw is vaste klant in de supermarkt en krijgt altijd voorrang. ££ B De vrouw kan niet goed lopen en daar moet je rekening mee houden. ££ C De vrouw schiet vaker voor en krijgt nooit commentaar. ££ 4 Laat de ik-persoon de oude vrouw uiteindelijk voor?

A Dat wordt niet duidelijk. ££ B De ik-persoon doet inderdaad een stap opzij. ££ C De kassière laat de ik-persoon voor. ££ 5 Welk ander woord in de laatste regels kun je vinden voor “Respekt”?

B Bedenk twee reacties, één positieve en één negatieve (blijf beleefd!), die jij zou geven als iemand bij jou voordringt. Schrijf de reacties in het Nederlands op!

Zwischenstufe | Schritte 4-7 | Partnachursprung

4. LERNECKE VOKABELN SCHRITT 5

het identiteits­bewijs beschrijven bestraffen het bewijs de bewijzen de dief inbreken de inbreker vluchten de haarkleur de lichaamslengte de politie de politieagent de politieagente

der Ausweis beschreiben bestrafen der Beweis die Beweise der Dieb einbrechen der Einbrecher flüchten die Haarfarbe die Körpergröße die Polizei der Polizist die Polizistin

LERNEN de orde de veiligheid zich melden stelen de straf de bekeuring onderzoeken de misdaad verdacht achtervolgen arresteren het wapen waarschuwen de getuige

die Ordnung die Sicherheit sich melden stehlen die Strafe der Strafzettel untersuchen das Verbrechen verdächtig verfolgen verhaften die Waffe warnen der Zeuge

VOKABELN SCHRITT 6

de werknemer de badkamer het bed de bank inrichten de eetkamer het raam de tuin de verwarming het fornuis het koffiezet­ apparaat de keukentafel de koelkast liggen de medewerker

der Angestellte das Badezimmer das Bett die Couch einrichten das Esszimmer das Fenster der Garten die Heizung der Herd die Kaffee­maschine der Küchentisch der Kühlschrank liegen der Mitarbeiter

de meubels de postbode het bureau zitten de vaatwasser de stofzuiger neerzetten, een plaats geven verven de stoel de tafel het toilet de deur de wasmachine de muren de woonkamer

die Möbel der Postbote der Schreibtisch sitzen die Spülmaschine der Staubsauger stellen streichen der Stuhl der Tisch die Toilette die Tür die Wasch­maschine die Wände das Wohnzimmer

53

54

Zwischenstufe | Schritte 4-7 | Partnachursprung

REDEMITTEL SCHRITT 4 Je zegt / Je vraagt 1 Goedendag, wat kan ik voor u doen?

2 Hoe kan ik u helpen?

3 Ik kan u helaas niet helpen.

4 Sorry, het spijt me.

5 Dat geeft niet.

LERNEN Du sagst / Du fragst Du kannst antworten 1 Guten Tag, was kann ich Ich brauche Ihre Hilfe. für Sie tun?

2 Wie kann ich Ihnen helfen? Ich habe eine Frage.

3 Ich kann Ihnen leider nicht Das ist schade. helfen.

4 Entschuldigung, das tut Ach, das ist nicht schlimm. mir leid.

Kein Problem.

5 Das macht nichts.

Das ist nett von Ihnen.

6 Dank u wel voor uw hulp. 6 Vielen Dank für Ihre Hilfe.

Gern geschehen.

REDEMITTEL SCHRITT 7 Je zegt / Je vraagt 1 Hou je van margrieten?

Du sagst / Du fragst 1 Magst du Margeriten?

2 Vind je het park leuk?

2 Findest du den Park toll?

Ja, ich finde den Park toll!

Nein, ich mag den Park nicht.

3 Wie geeft water aan de bloemen?

4 Maai je soms het gras?

3 Wer gießt die Blumen?

Der Gärtner gießt die Blumen.

4 Mähst du manchmal den Rasen?

5 Wanneer worden de 5 Wann werden die ­Blumen­ bollen verpot? zwiebeln umgetopft?

6 Bevallen jou de planten? 6 Gefallen dir die Pflanzen?

Du kannst antworten Ich mag Margeriten sehr / nicht.

Ja, ich mähe jede Woche den Rasen.

Die kleinen Pflanzen werden im Mai umgetopft.

Ich finde die Pflanzen sehr schön / nicht schön.

GRAMMATIK: VOLTOOID DEELWOORD REGELMATIGE WERKWOORDEN Hoofdregel: Het voltooid deelwoord van regelmatige werkwoorden maak je door ge- voor de stam en -t achter de stam te zetten: ge + stam + t De stam van bijvoorbeeld het werkwoord wohnen is wohn-. Het voltooid deelwoord is dus ge-wohn-t.

ich habe gewohnt

ik heb gewoond

ich habe gelernt

ik heb geleerd

Struikelblokken: 1 Werkwoorden met een stam op –d of –t en werkwoorden als öffnen en rechnen.

Vòòr de stam van deze werkwoorden komt ge- en achter de stam –et: ge-meld-et, ge-arbeit-et.

ich habe gemeldet

ich habe gearbeitet

ik heb gemeld ik heb gewerkt

ich habe geöffnet ich habe gerechnet

ik heb geopend ik heb gerekend

2 Bij werkwoorden die eindigen op -ieren komt er GEEN ge- voor de stam.

ich habe telefoniert

ik heb getelefoneerd ich habe studiert

ik heb gestudeerd

Verbessern, wiederholen und Grammatik+

Verbessern, wiederholen und Grammatik+

Grammatik: Verbessern (Schritt 4-7) Aufgabe 1 H et voltooid deelwoord van regelmatige werkwoorden A Wat was ook alweer de REGEL van het voltooid deelwoord bij regelmatige woorden?

Vul de zinnen aan. voor

1 Het voltooid deelwoord van regelmatige werkwoorden maak je door

de stam en

achter de stam te zetten.

2 Bij werkwoorden met een stam op -d of -t en bij werkwoorden als atmen en rechnen,

komt er

voor de stam en

achter de stam.

B Vul het juiste voltooid deelwoord van de werkwoorden in de kantlijn in.

1 schmecken

Der Kuchen hat mir gut

.

2 brauchen

Er hat meine Hilfe nicht

.

3 füttern

Warum hast du den Hund noch nicht

?

4 wohnen

Meine Großeltern haben im Zentrum

.

5 antworten

Er hat nicht auf meine E-Mail

6 buchen

Ich habe die Reise im Internet

. .

7 hören Hast du heute Morgen diesen Lärm (herrie) auch 8 warten

Wir haben nur fünf Minuten auf den Bus

9 reden

Der Lehrer hat viel zu lange

J regnen

Es hat den ganzen Tag

. . .

Aufgabe 2 Wiederholungsgrammatik Schrijf de stam van de volgende werkwoorden op.

1 kommen 2 kaufen 3 arbeiten 4 trainieren

Schrijf de juiste vorm van het werkwoord in de kantlijn op.

5 sitzen

Die Katze

6 kennen 7 hören

du das Lied nicht?

8 trinken Ich 9 melden

vor dem Fenster.

Was für Musik Die Schüler (mv)

J heißen Wie

?

ihr gerne? nie Kaffee. sich um 8:00 Uhr. dein kleiner Bruder?

143

144

Verbessern, wiederholen und Grammatik+

Grammatik: Wiederholen (Schritt 4-7) Aufgabe 3 H et voltooid deelwoord van de regelmatige werkwoorden Vul het juiste voltooid deelwoord van de werkwoorden tussen haakjes in.

1 Die Kinder haben im Garten (spielen).

2 Ich habe eine Wohnung im fünften Stock (mieten).

3 Wir haben schon lange nicht mehr mit unserem Klassenlehrer (reden).

4 Wie lange hat er an diesem Projekt (arbeiten)?

5 In diesem Winter hat es nicht (schneien).

6 Ich habe mich auf die Ferien (freuen).

7 Ich habe meine Handtasche überall (suchen).

8 Wie lange hat es schon nicht mehr (regnen)?

9 Die Gäste haben die Tür langsam (öffnen).

J Hast du den Cha Cha Cha (tanzen)?

Aufgabe 4 Wiederholungsgrammatik Vul het werkwoord uit het kader in de juiste zin in. Zet het in de juiste vorm. spielen | interessieren | bellen | warten | führen | mieten | reden | setzen | passen | surfen 1 Am liebsten 2 Wie lange 3 Wann 4 Wo 5 Mathematik 6 Jeden Morgen 7 Diese Hose 8 Warum 9 Unser Hund J Ich

ich abends im Internet. du schon auf die U-Bahn? ihr eine Ferienwohnung (vakantiehuis) in der Schweiz? er Tennis? mich nicht. Ich habe immer schlechte Noten (cijfers). mein Vater den Hund Gassi. mir nicht. Sie ist zu kurz (kort). du immer so laut? nie. mich neben meine Freundin.

Verbessern, wiederholen und Grammatik+

Grammatik + (Schritt 4-7) Aufgabe 5 H et voltooid deelwoord van de regelmatige werkwoorden A Maak de zinnen af. Kies uit de volgende werkwoorden en schrijf hiervan het voltooid deelwoord op! spielen | lachen | parken | zeichnen | husten | testen | kosten | feiern

2 Wie viel hat deine neue Jeans…

3 Wir haben über den Witz (mop)…

4 Gestern habe ich meinen Geburtstag…

5 Er hat eine Vase mit Blumen…

6 Die Kinder haben im Garten…

7 Das kranke Kind hat viel…

8 Mein Vater hat das neue Auto 1 Meine Mutter hat das Auto…

B Noteer welk woord onder de pijl staat:

Aufgabe 6 Wiederholungsgrammatik Maak goede zinnen van de volgende woorden en zet het schuingedrukte werkwoord in de juiste vorm. Het eerste woord van de zin is vetgedrukt.

1 Miriam – Kinder – und Mustafa – Die – heißen.

2 gießen – Blumen – ich – morgens – Sommer – Im – die.

3 Lehrer – in – reiten – der Natur – Unser – immer.

4 hüten – Kühe – Bauer – seine – Der.

5 du – Regenschirm – kaufen – einen – Wo?

6 gerne – sitzen – Wohnzimmer – im – Ich.

7 ich – Heidelberg – Morgen – Onkel – in – besuchen – meinen.

8 räumen – auf – nicht – Warum – Haus – ihr – das?

9 nächste – Amerika – reisen – nach – Er – Woche.

J unseren – Wir – Geburtstag – Samstag – am – feiern.

145

ZugSpit ze ZugSpitze is dé methode Duits waarmee uw leerlingen op een leuke en uitdagende manier de Duitse taal snel onder de knie krijgen. Leerlingen werken met ZugSpitze stap voor stap, heel gericht aan één ERK-leerdoel, waardoor ze snel het gevoel hebben iets te kunnen en tegelijkertijd optimaal voorbereid worden op het Goethe-examen.