De Geo 1 havo/vwo leerboek - 2025-2026

Page 1


DIT BOEK IS VAN:

KLAS:

Auteurs

Matthijs de Boer, Freek Jutte, Katie Oost, Jan Padmos, Alice Peters

Eindredactie

Daphne Ariaens, Alice Peters

Inhoud / Leerlijnoverzicht

1 2 3 4

Australië

Start 6

1.1 Australië op foto's en kaarten 8

1.2 Inzoomen op Sydney 10

1.3 Australië in de atlas 12

1.4 Bronnen: Tijd en afstand in Australië 14

Finish 16

Online

• Anders actief: Fitzroy Island

• Keuzemenu

Thema’s

• introductie van aardrijkskundige werkwijzen en vaardigheden

• aardrijkskundig beeld van Australië

Vaardigheden en werkwijzen

• kaartlezen: titel, legenda, schaal, noordpijl

• wisselen van schaalniveau

• werken met de atlas

• zelf een kaart maken

Basisboek

B23, B24

Grote natuurlandschappen op aarde

Start 18

2.1 Ontbossing in het Amazonegebied 20

2.2 Droge gebieden in Afrika 22

2.3 De Inuit in het noordpoolgebied 24

2.4 Het Lötschental 26

Finish 28

Online

• Anders actief: Klimaat en landschappen

• Keuzemenu

• landschapszones op aarde

• klimaatgebieden op aarde

• bewoonbaarheid van landschapszones

• beschrijven en verklaren: waar liggen de landschapszones en waarom daar?

• wisselen van schaalniveau: vanuit regio’s uitzoomen naar wereldschaal

Gambia: de smiling coast van Afrika

Start 30

3.1 Gambia: een andere wereld 32

3.2 Arm en rijk in Gambia 34

3.3 Bronnen: Bevolkingskenmerken van Gambia 36

3.4 Kansen voor Gambia 38

Finish 40

Online

• Anders actief: Het ene land is het andere niet!

• Keuzemenu

• cultuur en volk

• slavernij

• verschillen tussen arm en rijk

• hoe meet je ontwikkeling?

• herkennen en benoemen van bevolkingskenmerken

• een klimaatdiagram tekenen

• kaartvaardigheden

B1, B2, B3, B12, B14, B43, B44, B46, B47, B52, B54, B55, B68, B73, B78, B79, B80, B81, B82, B149

B8, B20, B68, B117, B149, B160, B161, B164, B165, B174, B195, B212, B223, B224, B228, B229, B248

Natuurrampen in Japan

Start 42

4.1 Japan: land in de Ring van Vuur 44

4.2 De grote Oost-Japanse ramp 46

4.3 De vulkaan de Aso 48

4.4 Bronnen: Omgaan met rampen 50

Finish 52

Online

• Anders actief: De aardbeving van Kobe in 1995

• Keuzemenu

• platentektoniek, aardbevingen, tsunami’s, vulkanisme

• hazard management

• tropische stormen

• wisselen van schaalniveau

• diagrammen tekenen

• aardrijkskundige vragen stellen

• onderzoeksplan maken

• dimensies

B14, B36, B95, B98, B101, B102, B104, B105, B106, B109

5 6 7 8

Land in Zuidoost-Azië: Indonesië

Start 54

5.1 De Indonesische archipel 56

5.2 De cultuur van Zuidoost-Azië 58

5.3 Snelle economische veranderingen 60

5.4 Verstedelijking 62

Finish 64

Online

• Anders actief: Plastic soep

• Keuzemenu

Thema’s

• cultuur, volk en staat

• economische ontwikkeling

• verstedelijking

Vaardigheden en werkwijzen

• regio in beeld

• regio’s vergelijken: overeenkomsten en verschillen

• beschrijven en verklaren

• verbanden leggen

• redeneren vanuit dimensies

Klimaat en natuurlandschappen in Europa

Start 66

6.1 De invloed van de Golfstroom 68

6.2 Reliëf als klimaatfactor 70

6.3 Europa: klimaat en vegetatie 72

6.4 Klimaatverandering 74

Finish 76 Online

• Anders actief: Klimaatpaspoort Nederland

• Keuzemenu

• klimaten in Europa

• landschappen in Europa

• klimaatverandering

• klimaatdiagram tekenen

• dimensies

• weer en klimaat in eigen omgeving onderzoeken

• kenmerken van kaarten

Basisboek

B3, B12, B13, B43, B54, B68, B161, B163, B164, B172, B198, B199, B208, B243, B244

B13, B38, B43, B44, B47, B48, B49, B53, B68, B81, B82, B83, B113, B118, B119, B120, B130, B131, B132

Je eigen omgeving in beeld

Start 78

7.1 De inrichting van een wijk 80

7.2 De Klinkerbuurt: inrichting en bewoners 82

7.3 Stad of platteland? 84

7.4 Bronnen: Onderzoek je eigen buurt 86

Finish 88

Online

• Anders actief: Een rapportcijfer voor je buurt

• Keuzemenu

• buurtprofiel: woningkenmerken

• buurtprofiel: bewonerskenmerken

• stad en platteland

• werken met Google Maps

• aardrijkskundig onderzoek met bronnen

• aardrijkskundige informatie

• diagrammen tekenen

B26, B27, B36, B171, B174, B182, B185, B188, B215, B216

Brazilië: reus van Zuid-Amerika

Start 90

8.1 Brazilië: landschap en bevolking 92

8.2 Brazilië in de wereldeconomie 94

8.3 Ongelijkheid in Brazilië 96

8.4 Bronnen: Duurzaamheid en Brazilië 98

Finish 100 Online

• Anders actief: De Belo Montedam

• Keuzemenu

• bevolkingsontwikkeling

• globalisering en ontwikkeling

• ruimtelijke en sociale ongelijkheid

• beschrijven en verklaren: aardrijkskundige kenmerken van Brazilië

• kaartvaardigheden

• redeneren vanuit dimensies

• wisselen van schaalniveau

• waarderen: stappenplan eigen mening

B2, B13, B14, B36, B123, B125, B127, B138, B149, B195, B197, B228, B229, B244

Ook vind je in dit leerboek:

Hoe werk je met De Geo? 4

Register met alle begrippen 102

Methodeoverzicht / Colofon 105

Bronvermelding 106

Hoe werk je met De Geo?

Bij De Geo werk je met drie boeken: het werkboek, het leerboek en het Basisboek. In het leerboek en het werkboek zoom je in op de geografische kenmerken van één gebied. In het Basisboek zoom je juist uit: waar in de wereld vind je die kenmerken nog meer en waarom daar? Ook helpt het Basisboek je de leerstof uit het leerboek en het werkboek beter te begrijpen. Met De Geo werk je vanuit het werkboek. De opdrachten in het werkboek leiden je door de stof in je leerboek en het Basisboek.

Elk schooljaar werk je met een nieuw werkboek en een nieuw leerboek. Het Basisboek gebruik je in de eerste, tweede en derde klas.

Zo werk je met het leerboek

Het leerboek heeft acht hoofdstukken. Elk hoofdstuk is op dezelfde manier opgebouwd: Start, vier paragrafen en Finish

Start

De Start in je leerboek begint met een grote foto over het onderwerp of de regio waarover het hoofdstuk gaat. Als je goed kijkt, ontdek je er al van alles over.

Vier paragrafen

Elk hoofdstuk heeft vier paragrafen. De paragrafen bestaan uit leerteksten en bronnen (bijvoorbeeld foto's en kaarten).

Om je te helpen bij het leren in je leerboek en het Basisboek, werkt De Geo met structuurtekens:

 hoofdzaak: waarover gaat deze tekst?

 uitleg of opsomming

 voorbeeld of extra uitleg

Finish

In de Finish staan alle begrippen uit het hoofdstuk met de definities.

leerboek

titel van de paragraaf

De wereldbol laat zien over welke regio de paragraaf gaat en waar die regio ligt.

In de inleiding staat waarover de paragraaf gaat.

Begrippen staan vet en in het blauw. De definitie van een begrip vind je in de begrippenlijst in de Finish aan het eind van het hoofdstuk.

Elke afbeelding heeft een bronnummer en een bijschrift waarin staat waarover de afbeelding gaat.

titel van het hoofdstuk

Structuurtekens helpen je met leren.

klimaat en wordt het steeds droger.

Verschillende natuurlandschappen

► Afrika is een enorm continent. Het is zo’n 700 keer groter dan Nederland. Doordat het continent tussen ongeveer 38° N.B. en 33° Z.B. ligt, vind je er verschillende natuurlandschappen (bron 8A). Dit komt vooral door verschillen in neerslag, van wel meer dan 3.000 mm regen per jaar rond de evenaar tot minder dan 60 mm per jaar in de Sahara (bron 8B).

● Een deel van Afrika ligt in de tropen. Net als in het Amazonegebied is het hier bij de evenaar warm en vochtig en groeit er tropisch regenwoud. ● Reis je vanuit het tropische regenwoud naar het noorden of het zuiden, dan kom je in de savanne (bron 7). Een savanne is een overgangsgebied tussen tropische bossen en grasland. Het is er net als in het tropische regenwoud het hele jaar door warm, maar er valt een paar maanden per jaar geen neerslag. Je vindt er gras, dat vaak hoog is met lange pluimen. Daartussen staan hier en daar bomen en struiken. In de droge tijd wordt het gras geel en

Hier staan de Basisboeknummers die bij deze paragraaf horen.

● In woestijngebieden leven maar weinig

De rest van de tijd is het droog. Hierdoor groeien er (bijna) geen bomen, maar vooral grassen en hier en daar doornige struiken. Zo’n boomloze grasvlakte noem je een steppe (bron 9). Hier leven dieren als gnoes, zebra’s, antilopen, roofvogels en hyena’s. Als het te droog wordt en het gras niet meer aangroeit, trekken de dieren naar een andere plek waar nog wel voedsel is.

● Ten noorden en ten zuiden van de steppe ligt een nóg droger gebied, de woestijn. In een woestijn regent het maar af en toe; er valt minder dan 250 mm per jaar. Woestijnen bestaan vooral uit zand, stenen en rotsen. Toch zijn er plekken waar bomen groeien. Dat kan alleen bij een oase, een plek in de woestijn waar water is (bron 10). Dit water kan rivierwater zijn, maar ook bronwater. Dat is grondwater dat omhoogkomt.

Landbouw

► Afrika heeft steden met miljoenen inwoners. Toch woont meer dan de helft van de bevolking op het platteland. Daar is de landbouw belangrijk. De hoeveelheid neerslag per jaar en de verdeling van de neerslag over het jaar bepalen welke soorten landbouw van oudsher bedreven worden in de verschillende natuurlandschappen (bron 11).

● In de tropen is regenwoud gekapt voor de verbouw van gewassen als fruit, cacao, noten, koffie en thee op uitgestrekte plantages. Deze gewassen zijn belangrijke exportproducten van landen in de tropische zone in Afrika.

● Op de savanne waar minder neerslag valt dan in het tropische regenwoud, leven mensen in dorpen. Ze verbouwen voedselgewassen op akkers en houden ook vee voor melk en vlees. Dit doen ze voor hun eigen gebruik en wat er overblijft, verkopen ze op regionale markten. Dit noem je zelfvoorzienende landbouw Op de savanne en de steppe leven ook nomadische volken. Nomaden hebben geen vaste woonplaats. Zij wonen in tenten en leven van hun vee, zoals kamelen, schapen en geiten. Het vee graast op plekken waar gras groeit. Als het gras op is, trekken de nomaden verder. Dit is een vorm van extensieve veeteelt

2.2 Droge gebieden in Afrika

Anders actief

Online vind je het onderdeel Anders actief

Hier ga je dieper in op een bepaalde regio of een bepaald onderwerp. Je gaat actief aan de slag, meestal in een groepje.

Keuzemenu

Online vind je het onderdeel Keuzemenu

Dit zijn vier of vijf opdrachten over verschillende onderwerpen. Je mag zelf kiezen welke opdracht je gaat doen. Soms werk je alleen en soms samen.

Elke

Dit is hoofdstuk 3: Systeem aarde.

onderwerp van deze Basisboeknummers

blauw begrip: nieuw begrip met definitie en uitleg

zwart begrip: herhaald begrip. Definitie en uitleg staan in een ander Basisboeknummer.

2 Grote natuurlandschappen op aarde

op de juiste plek. Kies uit:

tropisch regenwoud steppe savanne woestijn

Bron W7 Natuurlandschappen in Afrika.

Wat moet je kennen en kunnen?

Leerdoelen

 Je kent de topografie van Afrika en kunt de ligging beschrijven.

 Je kunt het verband uitleggen tussen de gemiddelde hoeveelheid neerslag per jaar en de natuurlandschappen die in Afrika voorkomen.

 Je kunt kenmerken geven van de natuurlandschappen in Afrika en ze op beelden herkennen.

 Je kunt de ligging van de droge gebieden op aarde verklaren.

 Je kunt een klimaatdiagram tekenen.

 Je kunt kenmerken van een droog klimaat beschrijven en deze herkennen in een klimaatdiagram.

 Je kunt uitleggen welke soorten landbouw in de natuurlandschappen in Afrika voorkomen en ze herkennen op beelden.

 Je kunt de bevolkingsspreiding in Afrika beschrijven en verklaren.

Basisboek

B55 Droogte (tot en met het eerste vierkantje)

B78 Savanne

B79 Steppe

B80 Woestijn

B149 Dichtheid en spreiding

Begrippen aride, bevolkingsconcentratie, bevolkingsdichtheid, bevolkingsspreiding, extensieve veeteelt, irrigatie, neerslag, oase, savanne, steppe, tropen, woestijn, woestijnsteppe, zelfvoorzienende landbouw

Aan het eind van elke paragraaf in het werkboek staat welke begrippen uit het leerboek en Basisboek je moet kennen.

Basisboeknummer en -titel

Hier staat de titel van de paragraaf nog een keer.

vegetatie: van nat naar droog

Bij veel opdrachten staan iconen.

Boven bijna elke opdracht staat welke tekst of bron uit het leerboek of Basisboek je moet gebruiken.

Elke bron in het werkboek heeft een bronnummer dat begint met een W.

Aan het eind van elke paragraaf in het werkboek staat welke leerdoelen je moet halen. Hiervoor heb je het leerboek, het werkboek én het Basisboek nodig.

Aan het eind van elke paragraaf in het werkboek staat welke Basisboeknummers je moet kennen.

De bronnen horen bij de tekst en bevatten veel informatie.

Tropische regenwouden liggen in de tropen Ze hebben vier kenmerken.

 In tropische regenwouden is het altijd warm. De temperatuur is het hele jaar door hoger dan gemiddeld 18 °C. Ook valt er veel neerslag: minimaal 2.000 mm per jaar (bron 3.8).

 In de warme, vochtige omgeving groeien veel soorten planten en bomen kriskras door elkaar. Het is een heterogeen bos (heteros = verschillend, genus = soort). Ook leven er veel soorten dieren. De variatie aan levensvormen is enorm. Met andere woorden: de biodiversiteit is groot.

 De bomen verschillen enorm in lengte. Er zijn soorten van 10 tot 15 m hoog, maar ook van 20 tot 35 m. Andere bomen steken daar weer bovenuit. Er zijn dus verschillende etages van bomen. Doordat er veel boomkruinen boven elkaar zijn, is er veel schaduw en is het in het bos altijd schemerig (bron 3.9).

 De bomen zijn het hele jaar groen. De bladeren vallen wel af, maar niet allemaal tegelijk, zoals bij ons in de herfst. Bovendien groeien er direct weer nieuwe bladeren aan. B78 Savanne  Ten noorden en ten zuiden van de evenaar valt een aantal maanden per jaar geen regen (bron 3.8). Er is daar dus een droge tijd. Dat is het gebied van de savanne Het ligt nog wel in de tropen maar er groeien geen tropische regenwouden meer. Het landschap bestaat uit een afwisseling van graslanden met groepen bomen en struiken. Het tropische gras is heel hoog met lange pluimen. Soms valt er in de savanne zo’n vier tot zes maanden per jaar geen druppel regen. In die droge tijd wordt gras geel en laten de bomen hun bladeren vallen. De savanne in Afrika is onder andere het woongebied van groot wild als leeuwen, giraffen, olifanten en zebra’s (bron 3.10).

B79 Steppe

 Een steppe is een droog gebied aride zone) waar ongeveer 250 tot 500 mm neerslag per jaar valt (bron 3.8). Er valt nog net genoeg regen voor de groei van grassen en lage struikjes (bron 3.11). De begroeiing op een steppe heeft zich aangepast aan de droogte. De grassen hebben bijvoorbeeld diepe wortels. Ook staan de graspollen vaak ver uit elkaar. De struikjes hebben meestal lange, smalle blaadjes of doornen om de verdamping tegen te gaan. Gemiddeld valt er per jaar maar in drie of vier maanden regen. Dat is voor bijna alle boomsoorten te weinig neerslag om te kunnen groeien.

B80 Woestijn  In sommige delen van de droge gebieden aride zone) valt geen of bijna geen neerslag: minder dan 250 mm per jaar (bron 3.8). Door de droogte groeit er bijna helemaal niets. Dit noem je een woestijn. Vaak is er een overgangszone met wat schaarse begroeiing van grassen en cactussen.

Oorspronkelijke

Australië

1.1 Australië op foto’s en kaarten

Hoe ziet Australië eruit? Op foto’s en kaarten kun je veel zien. Bijvoorbeeld waar de meeste mensen wonen en waarom ze daar wonen.

Leren over een gebied

► Aardrijkskunde gaat over gebieden. Een gebied is een stuk van de aarde. Zo’n gebied kan klein zijn, zoals de stad Sydney, maar ook heel groot, zoals het land Australië dat ongeveer 185 keer groter is dan Nederland.

● Als je een gebied onderzoekt, stel je vragen. Zoals: Waar in Australië wonen de meeste mensen en waarom daar?

Waar gaan toeristen in Australië naartoe en waarom gaan ze juist daarheen?

● Om antwoorden te krijgen op je vragen, kun je naar Australië toe gaan, foto’s bekijken (bron 1, 2 en 3) of kaarten gebruiken (bron 4 en 5). Een kaart is een verkleinde tekening van een gebied.

Bron 3 Veerpont in het tropische noordoosten van Australië.

Kaartlezen

► Om een kaart te begrijpen, moet je kunnen kaartlezen. Daarvoor let je op vier dingen: de titel, de legenda, de schaal en de noordpijl.

● De titel vertelt over welk onderwerp en/of gebied de kaart gaat. In dit leerboek staat de titel altijd naast het bronnummer, in het bijschrift. De titel van bron 4 is bijvoorbeeld Australië

● In de legenda staat de betekenis van de kleuren en symbolen op de kaart. Zo betekent het streepje onder de naam Canberra in bron 4 dat dit de hoofdstad van Australië is. In de kaart van bron 4 betekenen de kleuren iets anders dan die in de kaart van bron 5. Bekijk daarom altijd goed de legenda om te zien wat een kleur op een kaart betekent.

● De schaal laat zien hoeveel het gebied op de kaart is verkleind. De schaal in bron 5 is 1 : 47.000.000 (spreek uit: 1 op 47 miljoen). 1 cm op de kaart is dan in werkelijkheid 47.000.000 cm. Omgerekend is dat 470.000 m of 470 km. Dus haal vijf nullen van de schaal af en je weet het aantal kilometers in werkelijkheid.

■ Als je de schaal weet, kun je de afstanden uitrekenen. In bron 5 is de afstand van Perth naar Sydney 7 cm. Omgerekend is dat 7 cm x 470 km = 3.290 km.

● In een kaart staat soms een noordpijl, zoals in bron 4. Is er geen noordpijl, dan is de bovenkant van de kaart het noorden, zoals in bron 5.

Bron 2 De spectaculaire zuidkust van Australië.

IndischeOceaan

Carnarvon

Timorzee

Mount Ord 936

Grote Zandwoestijn

Gibsonwoestijn MacDonnel Ranges 1.531

WESTERN AUSTRALIA

KalgoorlieBoulder

Solomoneilanden

Simpsonwoestijn Grote Victoriawoestijn

meer

Indische Oceaan

belangrijke weg belangrijke spoorweg staatsgrens hoogte in m 0 - 100

100 - 200

200 - 500

500 - 1.000

hoger dan 1.000

aantal inwoners

Brisbane

Tasmanzee

250.000 - 1 miljoen meer dan 1 miljoen hoogste punt 500

NIEUW-ZEELAND PAPOEA-NIEUW GUINEA INDONESIË Swan

Bron 4 Australië. Perth

Bron 5 Bevolkingsdichtheid in Australië.

minder dan 100.000

100.000 - 250.000

Nieuw-Caledonië

Grote Oceaan

Australië op kaarten

► Bron 4 vertelt je al veel over Australië: de namen van steden, bergen, rivieren, oceanen en woestijnen staan erop. Ook zie je de belangrijkste wegen en spoorwegen. Zo’n beschrijving van een gebied noem je topografie (topo = plaats, grafie = beschrijven). Een kaart waarop je al deze informatie kunt zien, noem je een overzichtskaart (bron 4).

● Bron 5 geeft niet zo’n overzicht als bron 4. Deze kaart gaat namelijk over één thema (thema = onderwerp). Je noemt de kaart in bron 5 dan ook een thematische kaart. Het thema in bron 5 is de bevolkingsdichtheid: het aantal inwoners in een gebied per km2 (spreek uit: vierkante km).

● De steden vallen in bron 5 meteen op: het zijn de enige plekken in Australië waar per km2 veel mensen wonen. Op andere plekken in Australië wonen veel minder mensen. Er zijn grote gebieden waar bijna niemand woont. Een verklaring voor deze ongelijke bevolkingsspreiding is het grote verschil in neerslag. Het binnenland van Australië is erg droog. Landbouw is er bijna niet mogelijk. En er is te weinig water voor drinkwater en bedrijven. Daarom liggen de meeste steden en bedrijven dichter bij de kusten.

1.2 Inzoomen op Sydney

Sydney is met meer dan 5 miljoen inwoners de grootste stad van Australië. Hoe ziet deze stad eruit en waar wonen al die mensen?

Twee landschappen

► Een groot deel van Australië bestaat uit puur natuur: de mens heeft er (bijna) niets aan het landschap veranderd. In Sydney is dat anders: daar is juist bijna elk stukje grond door de mens ingericht.

● Sydney is de grootste stad van Australië. Hier zie je overal inrichtingselementen, zoals het Sydney Opera House en de Harbour Bridge in bron 6. Andere voorbeelden van inrichtingselementen zijn wegen, spoorlijnen, winkels, windmolens, akkers en weilanden. In Australië liggen de door de mens ingerichte landschappen vooral in het oosten, zuidoosten en het zuidwesten. Aan die kusten liggen behalve Sydney ook de grote steden Melbourne, Perth, Adelaide en Brisbane.

● Een natuurlandschap is een landschap dat niet door mensen is ingericht. Er zijn vrijwel alleen natuurlijke elementen, zoals de bergen en bossen in de Blue Mountains in bron 7. Dat is een groot natuurlandschap net buiten Sydney.

Downtown en de suburbs

► De hoogste gebouwen van Sydney staan in het stadscentrum, of in het Engels: downtown. Downtown Sydney bestaat uit dicht op elkaar gebouwde kantoren, hotels, woontorens, musea en winkels. In bron 8 zie je dat ook het Sydney Opera House en de Sydney Harbour Bridge in downtown Sydney te vinden zijn.

● In bron 9 zie je dat Sydney veel groter is dan alleen downtown. Buiten het stadscentrum liggen uitgestrekte woonwijken met bijna alleen laagbouw. De Engelse naam voor deze buitenwijken is suburbs. Ze nemen veel ruimte in, doordat de meeste huizen in deze woonwijken vrijstaand zijn met een grote tuin. De duurste huizen staan in de suburbs die uitkijken over zee (bron 10).

Bron 6 Uitzicht op de Harbour Bridge en het Sydney Opera House.
Bron 7 De Blue Mountains.

SydneyHarbourBridge

HAYMARKET

KIRRIBILLI DARLINGHURST SURRY

Mona Vale

Inzoomen en uitzoomen

► Op de kaart van bron 8 zie je veel details van downtown Sydney, zoals de locatie van openbare gebouwen en parken. Als je uitzoomt, zie je veel minder details. Zo is heel downtown Sydney in bron 9 niet meer dan een sterretje.

● Uitzoomen betekent dat je een gebied van verderaf bekijkt. Je gaat van een klein gebied, zoals downtown Sydney, naar een groter gebied, zoals Australië. Inzoomen is het tegenovergestelde van uitzoomen.

lokaal regionaal nationaal

gai

weg spoorlijn met station rivier bebouwing bos of park vliegveld zeehaven downtown Sydney s

Bron 9 Sydney en omgeving.

continentaal mondiaal plaats streek, provincie, landsdeel land

landen, werelddeel wereld inzoomen uitzoomen Bron 11 De geografische schaalniveaus.

Schaalniveaus

► Bij het inzoomen en uitzoomen verander je van schaalniveau (bron 11).

● Bij de stad Sydney en alle andere (delen van) dorpen en steden in de wereld, hoort het lokale schaalniveau (lokaal = plaatselijk).

● Zoom je iets verder uit, naar een (deel van een) streek, provincie of landsdeel, dan kijk je op het regionale schaalniveau. Je bekijkt bijvoorbeeld (een deel van) de deelstaat New South Wales waar Sydney in ligt.

● In paragraaf 1.1 keek je op het nationale schaalniveau naar Australië als geheel (nationaal = land).

● Het continentale schaalniveau gebruik je als je over landgrenzen heen kijkt, maar zonder een werelddeel te verlaten. Je onderzoekt bijvoorbeeld de verschillen tussen Australië en Nieuw-Zeeland in het werelddeel Oceanië.

● Als jij op vakantie zou gaan naar Australië, vlieg je van Europa, over Azië, naar Oceanië. Je maakt dan een reis op het mondiale schaalniveau (mondiaal = wereld).

Bron 8 Het centrum van Sydney.
Bron 10 De duurste suburbs van Sydney liggen aan zee.

1.3 Australië in de atlas

Waar ligt Sydney precies? En hoe kan de atlas je helpen meer over Australië en de wereld te weten te komen?

Breedteligging

► De aarde is een bol met in het midden de evenaar De evenaar verdeelt de aardbol in twee helften: het noordelijk halfrond en het zuidelijk halfrond. In het uiterste noorden ligt de Noordpool, in het uiterste zuiden de Zuidpool (bron 13).

● Je meet de afstand van een plaats tot aan de evenaar in graden (°). Dit noem je de breedteligging van die plaats. Bij de evenaar staat 0° en bij de polen 90°. Alle plaatsen ertussen hebben een breedteligging tussen de 0° en de 90°. Op het noordelijk halfrond spreek je van noorderbreedte (N.B.). Op het zuidelijk halfrond van zuiderbreedte (Z.B.). Amsterdam ligt bijvoorbeeld op ongeveer 52° N.B. en Sydney op ongeveer 33° Z.B. (bron 15).

● De evenaar is een breedtecirkel (parallel). Deze lijn verbindt alle punten met elkaar die op 0° liggen. Tussen 0° en de 90° lopen alle breedtecirkels evenwijdig (= parallel) aan de evenaar.

● Als een plaats dicht bij de evenaar ligt, dan zeg je: die plaats ligt op lage breedte (minder dan 30°). Een ver van de evenaar gelegen plaats ligt op hoge breedte (meer dan 60°).

Bron 12 Zwemmen met een krokodil in Darwin.

Lengteligging

► De nulmeridiaan loopt vanaf de Noordpool, via Greenwich bij Londen, naar de Zuidpool en verdeelt de aardbol in het oostelijk halfrond en het westelijk halfrond (bron 14).

● Je meet de afstand van een plaats tot aan de nulmeridiaan ook in graden. Dit noem je de lengteligging van die plaats. De plaatsen ten oosten van de nulmeridiaan liggen op oosterlengte (O.L.) en ten westen liggen ze op westerlengte (W.L.). Amsterdam ligt bijvoorbeeld op ongeveer 5° O.L. en Sydney op ongeveer 151° O.L. (bron 15).

● De nulmeridiaan is een lengtecirkel (meridiaan). Deze lijn verbindt alle punten met elkaar die op 0° liggen. Je kunt doortellen tot 180° ten oosten en 180° ten westen van de nulmeridiaan.

Ligging van Sydney op aarde

► Elke plaats op aarde ligt op een uniek snijpunt van een breedtecirkel en een lengtecirkel. Dit snijpunt noem je de absolute ligging van een plaats. Het snijpunt leg je precies vast met de coördinaten. De coördinaten van Sydney zijn bijvoorbeeld 33° Z.B. en 151° O.L.

● In bron 15 zie je hoe je de absolute ligging van plaatsen in de wereld kunt bepalen. Bedenk daarbij goed dat de aarde een bol is. Om de lengteligging goed te kunnen aflezen, volg je dan ook de kromme lengtecirkels op het oostelijk halfrond of het westelijk halfrond.

Hoe gebruik je de atlas?

► Bij aardrijkskunde is een atlas erg handig, omdat je er veel informatie over gebieden in kunt vinden. Als je iets wilt opzoeken in de atlas, zijn vijf onderdelen belangrijk.

● inhoud: In de inhoudsopgave staan de kaartnummers en -titels van alle atlaskaarten. Ze zijn ingedeeld in gebieden: eerst Nederland, dan Europa en de andere werelddelen en ten slotte de hele aarde. Als je de titel van een kaart weet, kun je hier zoeken.

● bladwijzer: Als je al ongeveer weet waar een plaats of gebied ligt, is de bladwijzer handig. Een bladwijzer is een kaart met vakken waarin de nummers van de kaartbladen (= bladzijde in de atlas) staan. De bladwijzer zit vaak aan de binnenkant van de kaft voor in of achter in de atlas.

● topografisch register: Hier kun je de ligging van bijvoorbeeld plaatsen, rivieren en bergen opzoeken als je de naam ervan weet. Alle namen staan in alfabetische volgorde. Achter elke naam staat eerst de bladzijde van de kaart en daarachter het kaartvak. De kaartvakken zijn in alle overzichtskaarten genummerd met roze letters en cijfers. Zo weet je op welke kaart en waar op die kaart je de plaats kunt vinden.

■ In de Grote Bosatlas staat in het topografische register bijvoorbeeld Sydney 156-157 F5. Dit betekent dat je Sydney kunt vinden op kaartblad 156-157 in kaartvak F5. In Alcarta staat achter Sydney 173A, F4. Dit betekent kaartblad 173A, kaartvak F4.

● trefwoordenregister: Hier kun je een kaart opzoeken over een bepaald onderwerp, bijvoorbeeld over bevolkingsspreiding, klimaat of mijnbouw.

● legenda: Als er in de atlas geen legenda bij de kaart staat, kijk je in de Algemene legenda van de atlas.

Bron 15 Plaatsbepaling van Sydney en Amsterdam.

1.4 Bronnen: Tijd en afstand in Australië

Hoe groot zijn de afstanden in Australië? En waarom is het daar niet dezelfde tijd als hier in Nederland? Bij het beantwoorden van die vragen gebruik je het Basisboek.

Het Basisboek

In een hoofdstuk in je leerboek bekijk je steeds een bepaald gebied in de wereld. In dit hoofdstuk is dat Australië. Maar veel theorie die je leert, geldt ook voor andere gebieden in de wereld. Bijvoorbeeld wat het verschil is tussen natuurlijke en ingerichte landschappen uit paragraaf 1.2. En de vaardigheden die je leert, heb je in alle hoofdstukken nodig. Denk bijvoorbeeld aan het kaartlezen in paragraaf 1.1, de schaalniveaus uit paragraaf 1.2 en het werken met de atlas uit paragraaf 1.3. In het Basisboek vind je daarom de algemene basistheorie van het vak aardrijkskunde. De theorie is opgedeeld in Basisboeknummers, de B-nummers. Als je een B-nummer nodig hebt, staat dat in je leerboek bovenaan op de rechterpagina én in het werkboek aan het eind van de paragraaf in het overzicht Wat moet je kennen en kunnen? Het Basisboek gebruik je drie schooljaren. Zo kun je dingen die je in klas 1 leert, later makkelijk terugvinden.

Bron 16

Afstanden binnen Australië

Australië is ontzettend groot. Het is ongeveer 185 keer groter dan Nederland. De afstand van Sydney naar Perth is in een rechte lijn 3.290 km. Dit noem je ook wel de afstand hemelsbreed of de absolute afstand. Je kunt de afstand tussen Sydney en Perth ook meten in reistijd, kosten en moeite. Dit noem je de relatieve afstand. Met de trein doe je er bijvoorbeeld drie hele dagen over om van Sydney in Perth te komen, en een ticket kost je ongeveer $ 2.500 (€ 1.532). Met de auto ben je zo’n 41 uur onderweg. Dan betaal je ongeveer $ 500 aan benzine. Met het vliegtuig ben je er binnen vijf uur. Een ticket kost ongeveer $ 150. Daarom vliegen Australiërs vaak van de ene naar de andere stad. De absolute afstand verandert nooit. De relatieve afstand kan wel veranderen. Je kunt bijvoorbeeld terechtkomen bij een wegafsluiting met een omleiding of je neemt even pauze om foto’s te nemen. Of er wordt vlakbij een vliegveld aangelegd, waardoor je sneller naar je plaats van bestemming vliegt. In B24 Absolute en relatieve afstand in het Basisboek worden de absolute en relatieve afstand uitgelegd.

IndischeOceaan

Indische Oceaan

1.000 km

1 : 52.000.000

GroteOceaan

afstand in km hemelsbreed gemiddelde temperatuur gemiddelde jaarlijkse neerslag in uren

Absolute en relatieve afstand in Australië.

Bron 18 afstand in km hemelsbreed gemiddelde temperatuur gemiddelde jaarlijkse neerslag in uren

Bron 17 Marble Bar, the hottest town in Australia volgens het bord, maar het echte record is in handen van het nabijgelegen stadje Balgo in het noordwesten van Australië (bron 18).

Bron 19

Door de grote afstanden gaan veel Australische scholieren met de schoolbus naar school.

Deze leerlingen wachten in hun schooluniform op de bus.

Afstanden in de wereld

Je hoort weleens dat de wereld steeds kleiner is geworden. Dat klinkt misschien gek: de afstand tussen Australië en Nederland is toch nog net zo groot als vroeger? De absolute afstand is inderdaad nog precies hetzelfde. De relatieve afstand is wel flink veranderd. In 1787 duurde de bootreis vanuit Londen naar Sydney ruim acht maanden, nu vlieg je er binnen 24 uur naartoe. Omdat we tegenwoordig steeds sneller kunnen reizen, spullen kunnen vervoeren en eenvoudig via internet kunnen communiceren en samenwerken met mensen aan de andere kant van de wereld, zijn er veel overeenkomsten tussen je Australische leeftijdsgenoten en jou. Denk bijvoorbeeld aan de kleding die je draagt, de series die je kijkt en de spelletjes die je speelt.

Londen vertrek (1787)

Bron 21 Road trains van ruim 50 m lang worden in Australië gebruikt voor het vervoer van goederen over grote afstanden.

Hoe laat is het in Australië?

De aarde draait in 24 uur om haar as. Daarom hebben we dag en nacht en is de aarde verdeeld in tijdzones Dat zijn gebieden die dezelfde tijd hebben. In Australië is het bijvoorbeeld veel later dan bij ons in Nederland: zij vieren al oud en nieuw als het bij ons nog maar halverwege de middag is op oudejaarsdag. De tijdverschillen hebben te maken met de lengteligging van een gebied. Hoe verder je vanaf de nulmeridiaan naar het oosten gaat, hoe later het is. Als je naar het westen gaat, is het vroeger. Australië is zelfs zo groot dat er binnen het land zelf verschillende tijdzones zijn! In B23 Tijdzones in het Basisboek worden de tijdzones uitgelegd.

Kaapverdië

Rio de Janeiro tussenstop van 1 maand Kaapstad tussenstop van 1 maand

Sydney aankomst (1788) 84 dagen 39dagen

67 dagen 24uur

De wereld wordt kleiner, doordat de relatieve afstand kleiner wordt.

Vuurwerk tijdens de jaarwisseling in Sydney.

22

Bron 20
Bron
1.4 Bronnen: Tijd

Welke begrippen moet je kennen?

absolute afstand

De afstand tussen twee plaatsen die je meet in kilometers langs een rechte lijn (hemelsbreed). absolute ligging

De coördinaten van een plaats (N.B. / Z.B en W.L / O.L.). bevolkingsdichtheid

Het gemiddelde aantal inwoners per vierkante kilometer (inw/km2).

bevolkingsspreiding

De verdeling van mensen over een land of gebied. breedtecirkel

Denkbeeldige cirkel die plaatsen van gelijke breedteligging verbindt. Heet ook parallel. breedteligging

De afstand van een plaats tot de evenaar. evenaar

Denkbeeldige lijn die de aardbol in twee helften verdeelt: het noordelijk halfrond en het zuidelijk halfrond.

hoge breedte

De ligging van een plaats ver van de evenaar (hoger dan 60° N.B. en Z.B.).

ingericht landschap

Landschap waarin mensen huizen, wegen, akkers, weilanden en andere dingen hebben aangelegd. inrichtingselement

Element in het landschap dat mensen hebben aangelegd of gebouwd, zoals akkers, wegen en huizen. inzoomen

Een gebied van dichterbij bekijken. Je gaat van een groot gebied naar een kleiner gebied. Je ziet dan meer details. kaart

Een verkleinde tekening van een gebied. kaartlezen

Begrijpen wat er op een kaart staat. Daarvoor let je op vier dingen: de titel, de legenda, de schaal en de noordpijl.

lage breedte

De ligging van een plaats dicht bij de evenaar (lager dan 30° N.B. en Z.B.). legenda

Uitleg van de betekenis van de kleuren en de symbolen op een kaart. lengtecirkel

Denkbeeldige cirkel die plaatsen van gelijke lengteligging verbindt. Heet ook meridiaan. lengteligging

De afstand in graden van een plaats tot de nulmeridiaan.

meridiaan

Zie lengtecirkel. natuurlandschap

Landschap dat niet door mensen is ingericht. Het is puur natuur. natuurlijk element

Element in het landschap dat niet door mensen is aangelegd of gebouwd, zoals bergen, rivieren en kusten.

noordelijk halfrond

De helft van de aardbol ten noorden van de evenaar. noorderbreedte

Breedteligging op het noordelijk halfrond. Wordt afgekort als N.B. nulmeridiaan

Denkbeeldige lijn die over Greenwich (bij Londen) loopt die de aardbol in twee helften verdeelt: het westelijk halfrond en het oostelijk halfrond.

oostelijk halfrond

De helft van de aardbol ten oosten van de nulmeridiaan.

oosterlengte

Lengteligging op het oostelijk halfrond. Wordt afgekort als O.L. overzichtskaart

Kaart met een overzicht van de topografie in een gebied: steden, rivieren, zeeën, bergen, wegen en spoorlijnen. parallel

Zie breedtecirkel. relatieve afstand

De afstand tussen twee plaatsen gemeten in tijd, kosten en/of moeite.

schaal

Getal dat laat zien hoeveel het gebied op een kaart verkleind is, bijvoorbeeld 1 : 1.000.000 (1 cm op de kaart is 1 miljoen cm ofwel 10 km in werkelijkheid).

schaalniveau

De schaal waarop je naar de wereld kijkt: lokaal, regionaal, nationaal, continentaal of mondiaal. thematische kaart

Kaart die over één onderwerp (= thema) gaat, zoals de bevolkingsdichtheid of de hoeveelheid neerslag. tijdzone

Een gebied op aarde met dezelfde tijd. topografie

Beschrijving van plaatsen of gebieden (steden, rivieren, zeeën, bergen, wegen, spoorlijnen, enzovoort).

uitzoomen

Een gebied van verder af bekijken. Je gaat van een klein gebied naar een groter gebied. Je ziet dan minder details.

westelijk halfrond

De helft van de aardbol ten westen van de nulmeridiaan.

westerlengte

Lengteligging op het westelijk halfrond. Wordt afgekort als W.L. zuidelijk halfrond

De helft van de aardbol ten zuiden van de evenaar. zuiderbreedte

Breedteligging op het zuidelijk halfrond. Wordt afgekort als Z.B.

Bron 23 Lake Hillier ligt op een eiland voor de zuidkust van Australië. De roze kleur wordt waarschijnlijk veroorzaakt door de alg Dunaliella salina.

Start

Bron 1 Paragliden met zicht op de Middellandse Zee.

2 Grote natuurlandschappen op aarde

2.1 Ontbossing in het Amazonegebied

Amazonegebied

Het Amazoneregenwoud is het grootste regenwoud ter wereld. Waar liggen de tropische regenwouden eigenlijk en waarom liggen ze juist daar?

Tropisch regenwoud

► Het Amazonegebied ligt in Zuid-Amerika. Het is genoemd naar de rivier de Amazone. Dat is de een-nalangste rivier in de wereld. Het gebied bestaat grotendeels uit dichte, moeilijk doordringbare bossen (bron 2). Dat zijn de tropische regenwouden. ● Tropische regenwouden liggen in de tropen (bron 3A). Dat is het gebied rondom de evenaar tussen de keerkringen. Op deze lage breedte is het altijd warm: overdag ruim 30° C, ’s nachts een paar graden lager

(bron 3B). Ook regent het veel, gemiddeld meer dan 2.000 mm per jaar (De Bilt: 850 mm). Bijna elke dag valt er wel een stevige regenbui. Vandaar de naam regenwouden. Het tropische regenwoud is een voorbeeld van oorspronkelijke plantengroei (oorspronkelijke vegetatie).

● In de warme en vochtige omgeving is er een weelderige, dichte begroeiing. Veel soorten planten en bomen groeien door elkaar. Ook leven er veel dieren in het oerwoud. De variatie aan levensvormen is enorm. Je zegt ook wel dat de biodiversiteit groot is (bio = leven, diversiteit = verschillend).

● Er zijn bomen van 10 tot 15 m hoog, maar ook van 20 tot 35 m. Andere bomen steken daar nog boven uit. Dat zijn de echte woudreuzen. Zo ontstaan verschillende verdiepingen, etages van bomen in het bos (bron 4). Vanwege de dichte boomkruinen is er veel schaduw en is het altijd schemerig in het bos.

Bron 3

Tropische regenwouden op aarde (A) en klimaatdiagram van Tefé (B).

Bron 2 Het tropische regenwoud in het Yasuní National Park in Ecuador is onderdeel van het Amazonegebied.

● Er wonen maar weinig mensen per vierkante kilometer: de bevolkingsdichtheid is er laag. Er zijn ook bijna geen steden. Een groot deel van dit landschap is dus niet ingericht. Het is een natuurlandschap.

Ontbossing

► Het tropische regenwoud verdwijnt in snel tempo, bijvoorbeeld in Brazilië. Dat komt doordat mensen daar bossen kappen. Dit noem je ontbossing. Gemiddeld is er tussen 1988 en 2024 elke minuut een stuk bos ter grootte van vier voetbalvelden gekapt. Er is al een vijfde deel van het oorspronkelijke bosoppervlak in Brazilië verdwenen. Dat is ongeveer 25 keer de oppervlakte van Nederland. ● Een oorzaak van ontbossing in het Amazonegebied is de winning van natuurlijke hulpbronnen. Dat zijn grondstoffen uit de natuur die mensen goed kunnen gebruiken, zoals goud, ijzererts, rubber en hout. Voor de aanleg van grootschalige mijnen wordt veel tropisch regenwoud gekapt. Om de grondstoffen naar zeehavens en fabrieken te vervoeren zijn dwars door het tropische regenwoud (spoor)wegen aangelegd, zoals de 4.000 km lange Transamazônica (bron 5).

● De oorspronkelijke bewoners halen al eeuwenlang voedsel uit het tropische regenwoud. Hiervoor kappen ze kleine stukken bos om voedselgewassen te verbouwen. Na een paar jaar worden die akkers verlaten, zodat het woud zich daar kan herstellen. Tegenwoordig worden door grootgrondbezitters veel grotere stukken bos gekapt, om plantages met bijvoorbeeld cacao, suikerriet of soja aan te leggen. De soja, die op enorme akkers wordt verbouwd, dient als veevoer voor koeien, varkens en kippen, bijvoorbeeld in Nederland.

● Langs de wegen en bevaarbare rivieren door het Amazonegebied vind je ook grootschalige veebedrijven (ranchos) die runderen houden voor de uitvoer van vlees (bron 6). Van al het regenwoud dat de laatste 35 jaar gekapt is, is bijna twee derde in gebruik genomen als weiland voor vee. Als er veel vee per hectare wordt gehouden, noem je dat intensieve veeteelt.

Duurzaam gebruik

► De bossen in het Amazonegebied zijn belangrijk. Er leven ongeveer 34 miljoen mensen, waaronder 1,5 miljoen mensen die behoren tot meer dan 300 oorspronkelijke bevolkingsgroepen. Ook zijn de tropische bossen ‘de longen van de aarde’: de bomen en planten halen veel koolstofdioxide (CO2) uit de lucht en brengen veel zuurstof (O2) in de lucht. Verder is de enorme biodiversiteit van grote waarde. Veel dagelijkse producten komen oorspronkelijk uit het regenwoud, zoals bananen, kaneel en medicijnen. Steeds meer mensen willen daarom dat het bos duurzaam gebruikt wordt. Duurzaam wil zeggen dat je op zo’n manier met de aarde omgaat, dat deze ook voor toekomstige generaties leefbaar is.

● In de bosbouw kun je duurzaam werken. Het tropische regenwoud herstelt zich snel als je weinig kapt en direct weer jonge bomen laat groeien. Ook kun je nieuwe stukken bos aanplanten. Dit noem je herbebossing. Door duurzaam geproduceerd hout te gebruiken, help je mee aan het behoud van het Amazonegebied.

Bron
Bron 4 De etages in het tropische regenwoud.
Bron 6 Veeteelt in de Braziliaanse provincie Pará.

2.2 Droge gebieden in Afrika

In Afrika vind je net als in Zuid-Amerika rond de evenaar grote tropische regenwouden. Maar verder weg van de evenaar verandert het klimaat en wordt het steeds droger.

Verschillende natuurlandschappen

► Afrika is een enorm continent. Het is zo’n 700 keer groter dan Nederland. Doordat het continent tussen ongeveer 38° N.B. en 33° Z.B. ligt, vind je er verschillende natuurlandschappen (bron 8A). Dit komt vooral door verschillen in neerslag, van wel meer dan 3.000 mm regen per jaar rond de evenaar tot minder dan 60 mm per jaar in de Sahara (bron 8B).

● Een deel van Afrika ligt in de tropen. Net als in het Amazonegebied is het hier bij de evenaar warm en vochtig en groeit er tropisch regenwoud.

● Reis je vanuit het tropische regenwoud naar het noorden of het zuiden, dan kom je in de savanne (bron 7). Een savanne is een overgangsgebied tussen tropische bossen en grasland. Het is er net als in het tropische regenwoud het hele jaar door warm, maar er valt een paar maanden per jaar geen neerslag. Je vindt er gras, dat vaak hoog is met lange pluimen. Daartussen staan hier en daar bomen en struiken. In de droge tijd wordt het gras geel en verliezen de bomen hun bladeren. Het hoge gras en de bomen zorgen voor beschutting en voedsel voor dieren als leeuwen, giraffen, olifanten, zebra’s en antilopen.

Bron 7 De savanne in de Serengeti, Tanzania.
Afrika

● Nog verder naar het noorden en het zuiden valt er in Afrika nog maar in drie maanden per jaar regen, minder dan 500 mm per jaar. De rest van de tijd is het droog. Hierdoor groeien er (bijna) geen bomen, maar vooral grassen en hier en daar doornige struiken. Zo’n boomloze grasvlakte noem je een steppe (bron 9). Hier leven dieren als gnoes, zebra’s, antilopen, roofvogels en hyena’s. Als het te droog wordt en het gras niet meer aangroeit, trekken de dieren naar een andere plek waar nog wel voedsel is.

● Ten noorden en ten zuiden van de steppe ligt een nóg droger gebied, de woestijn. In een woestijn regent het maar af en toe; er valt minder dan 250 mm per jaar. Woestijnen bestaan vooral uit zand, stenen en rotsen. Toch zijn er plekken waar bomen groeien. Dat kan alleen bij een oase, een plek in de woestijn waar water is (bron 10). Dit water kan rivierwater zijn, maar ook bronwater. Dat is grondwater dat omhoogkomt.

Landbouw

► Afrika heeft steden met miljoenen inwoners. Toch woont meer dan de helft van de bevolking op het platteland. Daar is de landbouw belangrijk. De hoeveelheid neerslag per jaar en de verdeling van de neerslag over het jaar bepalen welke soorten landbouw van oudsher bedreven worden in de verschillende natuurlandschappen (bron 11).

● In de tropen is regenwoud gekapt voor de verbouw van gewassen als fruit, cacao, noten, koffie en thee op uitgestrekte plantages. Deze gewassen zijn belangrijke exportproducten van landen in de tropische zone in Afrika.

● Op de savanne waar minder neerslag valt dan in het tropische regenwoud, leven mensen in dorpen. Ze verbouwen voedselgewassen op akkers en houden ook vee voor melk en vlees. Dit doen ze voor hun eigen gebruik en wat er overblijft, verkopen ze op regionale markten. Dit noem je zelfvoorzienende landbouw.

● Waar de savanne overgaat in de steppe, valt er steeds minder neerslag. Behalve akkerbouw vind je daar en in de steppe nomadische volken. Nomaden hebben geen vaste woonplaats. Zij wonen in tenten en leven van hun

vee, zoals kamelen, schapen en geiten. Het vee graast op plekken waar gras groeit. Als het gras op is, trekken de nomaden verder. Dit is een vorm van extensieve veeteelt

● In woestijngebieden leven maar weinig mensen. Zij trekken als nomaden met karavanen door de woestijn om handel te drijven, bijvoorbeeld van Algerije naar Mali. Dit gebeurt nu wel minder dan honderd jaar geleden (bron 10).

Ook wonen mensen bij oases, waar ze gewassen zoals graan, groenten en dadels verbouwen. Ze houden hun akkers nat met het water uit de oase. Boeren gebruiken hiervoor waterpompen met slangen en sproeiers. Ook graven ze kanaaltjes naar de akkers toe. Het kunstmatig nathouden van landbouwgronden heet irrigatie

Middellandse Zee

Alexandrië

Cairo

1.000 km

tropische landbouw regenwoud: bosbouw, plantages, wortels, knollen en graan savanne: graan, mais en veeteelt akkerbouw en (nomadische) veeteelt (steppe) nomadische veeteelt (steppe en woestijn) mediterrane landbouw (o.a. olijven, citroenen, sinaasappels) irrigatielandbouw voedselgewassen in oase

Khartoum
Johannesburg
Nairobi
Kinshasa
Abidjan
Luanda Dar es Salaam Lagos
Bron 11
Landbouw in Afrika.
Bron 9 Steppe in de Masai Mara in Kenia (Kenya). Bron 10 Een kleine karavaan bij de oase van Ounianga Sérir in Tsjaad.

2.3 De Inuit in het noordpoolgebied

In het noordpoolgebied is het altijd koud. Hoe komt dat? En waar wonen de mensen?

Koud op hoge breedte

► Helemaal in het noorden op aarde ligt het noordpoolgebied. Dat is het gebied binnen de noordpoolcirkel: de breedtegraad van 66½° N.B. Op die hoge breedte is het koud. Zelfs zo koud dat de Noordelijke IJszee het hele jaar voor een groot deel bevroren is (bron 13).

● In het kustgebied van de Noordelijke IJszee wonen verschillende oorspronkelijke bevolkingsgroepen, zoals de Sami, de Yupik en de Inuit (spreek uit: ienoewiet). De ongeveer 160.000 Inuit leven verspreid over een enorme oppervlakte in Tsjoekotka (Rusland), Alaska (Verenigde Staten), Canada en Groenland (Denemarken).

■ Groenland is het grootste eiland op aarde. Het is 50 keer groter dan Nederland. Toch wonen er nog geen 60.000 mensen. De bevolkingsdichtheid is er dus heel laag. Zo’n 85% van het oppervlak van Groenland is het hele jaar door bedekt met sneeuw en ijs en is dus onbewoonbaar. Alleen in het kustgebied wonen mensen (bron 12).

Toendra

► In het gebied rond de poolcirkel is het koud. In het Canadese Iqaluit vriest het ’s winters hard. Op deze hoge breedte is het dan in de koudste maand gemiddeld bijna –30 °C (bron 15B). In de zomer komt de temperatuur wel boven het vriespunt. Overdag is het in de warmste maand ruim boven de 10 °C en ’s nachts koelt het af tot ongeveer 3 °C. Ondanks de hogere dagtemperatuur komt

de temperatuur in de warmste maand gemiddeld niet boven de 10° uit.

● In een gebied waar het in de zomer gemiddeld kouder is dan 10 °C, groeien geen bomen. Deze gebieden liggen ten noorden (en op het zuidelijk halfrond ten zuiden) van de boomgrens. Er groeien wel grassen, mossen en lage struikjes op de boomloze toendra (bron 16).

● Op de toendra duren de winters lang. De bodem is elk jaar ongeveer negen maanden keihard bevroren en met sneeuw bedekt. Iets dieper in de grond blijft de vorst het hele jaar zitten. Dat noem je permafrost (permanent = blijvend; frost = bevroren). Als in de korte zomer de sneeuw smelt, kan het water nauwelijks wegzakken omdat de ondergrond nog bevroren is. Ook verdampt er bijna geen smeltwater. Daardoor is het op de toendra in de zomer heel drassig.

● In bron 15A kun je zien dat de boomgrens en de lijn van het temperatuurgemiddelde van 10 °C in de warmste maand dicht bij elkaar lopen. Ten zuiden ervan ligt het overgangsgebied naar de naaldbossen van Canada en Rusland. Die zone met naaldbossen heet de taiga. Op Groenland komt die zone nauwelijks voor. Maar door klimaatverandering is het de verwachting dat de boomgrens naar het noorden (en op het zuidelijk halfrond naar het zuiden) gaat opschuiven.

Sneeuw en ijs

► Hoe noordelijker je komt, hoe kouder het wordt. In de zomer komt de temperatuur nog maar net boven de 0 °C, of vriest het zelfs altijd. Het is er te koud voor plantengroei en neerslag valt alleen in de vorm van sneeuw.

Bron 12 Uummannaq, Groenland, ligt op 70° N.B.
Noordpool

AtlantischeOceaan

Noordelijke IJszee

noordpool

einde winter: gemiddeld 1991 - 2020 zee-ijs

Beringzee

einde zomer 1980

einde zomer 2000

einde zomer 2017

einde zomer 2023

einde zomer: gemiddeld 1991 - 2020

Noordelijke IJszee

Bron 13 De omvang van het zee-ijs, 1980 - 2023.

● Midden op Groenland valt er in de winter al duizenden jaren lang meer sneeuw dan dat er in de zomer smelt. Daardoor werd de laag met eeuwige sneeuw steeds dikker en zwaarder. Zo dik en zwaar dat de sneeuw onderop werd samengeperst tot ijs. Zo is op Groenland een dikke laag landijs ontstaan (bron 15A). Op Groenland ligt nu een gigantische hoeveelheid ijs. De laag ijs is in het midden van Groenland wel meer dan 3.000 m dik!

● Het noordpoolgebied bestaat vooral uit zee, die voor een deel bevroren is (bron 13). Het bevroren zeewater noem je zee-ijs.

De Inuit

De Inuit leefden van oudsher van de jacht op onder andere zeehonden, ijsberen, rendieren en walvissen, en van de visvangst. Nu leven de meeste mensen in dorpen en doen ze boodschappen in een supermarkt. Toch proberen veel van hen de traditie van de jacht levend te houden, zoals hier in Groenland.

Een Inuitjager heeft een zeehond gevangen in de Melvillebaai bij Kullorsuaq, Groenland, 2020.

Bron 14

NOORDAMERIKA CANADA Groenland (DEN.)

Iqaluit

noordpoolcirkel

Nunavut EUROPA AtlantischeOceaan

toendra taiga

permafrost landijs boomgrens temperatuurgemiddelde van 10 °C in de warmste maand

Bron 15 Landschappen in het noordpoolgebied (A) en klimaatdiagram Iqaluit (B).

Klimaatverandering

► De temperatuur op aarde stijgt. Door deze klimaatverandering smelt het ijs in de zomer steeds meer. Daardoor wordt het oppervlak zee-ijs op de Noordelijke IJszee steeds kleiner en het zee-ijs dunner (bron 13). Ook het landijs op Groenland is aan het smelten en kalft langs de randen af en stort in zee.

● In de bodem van de Noordelijke IJszee en van Groenland zitten veel grondstoffen, zoals aardolie en metalen. Deze grondstoffen worden in de toekomst misschien winbaar, doordat het klimaat verandert.

Bron 16 Toendra aan de kust bij Ilulissat, Groenland.

Scandinavië
Iqaluit

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.