Groep 8
Blok
1
Jouw wereld, mijn wereld TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 1
12/04/2022 11:15
Taal
Basis • Groep 8 • Blok 1 Hoofdstuk 1 en 2 Antwoorden
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 1
12/04/2022 11:15
Pictoʼs Deze opdracht doe je als je tijd hebt. Deze opdracht doe je alleen. Deze opdracht doe je samen. Deze opdracht doe je in een groepje. Dit is een bewegingsopdracht. Deze opdracht schrijf je op een blaadje.
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 2
12/04/2022 11:15
Anniek
Bert
Jolanda
Yourek
Sam
Ralph
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 4
12/04/2022 11:15
Hoofdstuk 1
Hoe gaat het? ?⃝ Ik moet het nog leren.
Doelenkaart
⃝↑ Ik moet het nog oefenen. ⃝✓ Ik kan het!
Spreken en luisteren • Ik kan een dialoog (tweegesprek) voeren.
?⃝
⃝↑
⃝✓
• Ik kan goed luisteren naar de ander.
?⃝
⃝↑
⃝✓
• Ik kan vragen stellen om de ander beter te begrijpen.
?⃝
⃝↑
⃝✓
• Ik kan luisteren naar een verhaal.
?⃝
⃝↑
⃝✓
• Ik kan aantekeningen maken tijdens het luisteren.
?⃝
⃝↑
⃝✓
• Ik kan een verhaal samenvatten.
?⃝
⃝↑
⃝✓
?⃝
⃝↑
⃝✓
• Ik kan de opbouw van een interview herkennen.
?⃝
⃝↑
⃝✓
• Ik kan kritisch lezen.
?⃝
⃝↑
⃝✓
• Ik kan vragen stellen bij een tekst.
?⃝
⃝↑
⃝✓
• Ik kan verbanden herkennen in een informatieve tekst.
?⃝
⃝↑
⃝✓
• Ik weet dat ik door het lezen van een tekst mijn voorkennis kan uitbreiden of aanpassen.
?⃝
⃝↑
⃝✓
?⃝
⃝↑
⃝✓
• Ik kan een verhaal schrijven.
?⃝
⃝↑
⃝✓
• Ik kan een VAD-schema invullen als voorbereiding op het schrijven.
?⃝
⃝↑
⃝✓
Woordenschat • Ik ken de betekenis van 45 nieuwe woorden.
Lezen
Taal verkennen • Ik kan een zin ontleden in zinsdelen.
Schrijven
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 5
12/04/2022 11:15
Hoofdstuk 1
Les 1
Spreken en luisteren • Ik leer een dialoog (tweegesprek) voeren. • Ik leer goed luisteren naar de ander. • Ik leer vragen stellen om de ander beter te begrijpen.
Woordenschat • Ik leer de betekenis van 20 nieuwe woorden.
Kijkwoorden
Leeswoorden
de gft-container
alles in het werk stellen: er alles aan doen Amerstad stelt alles in het werk om het de ouderen naar de zin te maken. de brainstorm: het verzamelen van zoveel mogelijk ideeën over iets, alleen of samen De brainstorm moet nieuwe onderwerpen opleveren.
jeu de boules
de hangjongeren: groep jonge mensen die op straat rondhangt De hangjongeren veroorzaken veel overlast in de buurt. de radiozender: radiostation dat programma's uitzendt De radiozender van Amerstad maakt een radioprogramma voor de jeugd.
de ouderen
het straatinterview: het stellen van vragen aan mensen op straat Sam en Yourek gaan straatinterviews houden, want ze willen weten wat de jongeren denken over hun leven.
Weetwoorden het percentage
gebrek hebben aan de gemeenteraad de (hoofd)redacteur de input het item
produceren de relschopper de tevredenheid vaststellen de visie
de pers
6
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 6
12/04/2022 11:16
Jouw wereld, mijn wereld
1
Bekijk de afbeelding.
7
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 7
12/04/2022 11:16
2
Beantwoord de vragen. 1 Sam en Yourek helpen bij een radioprogramma. Hoe heet de radiozender?
2 Waar denk je dat ze een radioprogramma over gaan maken?
3
Luister en kijk naar het verhaal.
4
Je gaat een tweegesprek (dialoog) houden. Doe het zo: Een dialoog is één van de gespreksvormen. Jullie dialoog gaat over de vraag: Wie wil jij interviewen? • Bedenk wie je wilt interviewen en waarom. • Spreek af wie mag beginnen met vertellen over het interview. • Degene die luistert, stelt vragen om dingen duidelijker te maken of om meer informatie te krijgen. Stel elkaar wie-, waarom-, wat-, waarover-, welk- en hoe-vragen. Maak aantekeningen. • Degene die spreekt, let op of de ander iets wil vragen. • Na afloop wissel je van vertelbeurt.
5
Gesprekstip Luister naar elkaar. Kijk elkaar aan. Zie je dat de ander iets wil vragen, wacht dan even met praten en geef hem de kans.
Vat het tweegesprek samen. Praat samen na over jullie dialoog. Doe het zo: • Vraag: 'Begrijp ik goed dat je persoon x wilt interviewen? Je wilt hem vragen of... .' • Gebruik voor je samenvatting de informatie die je op je wie-, waarom-, wat-, waarover-, welk- en hoe-vragen hebt gekregen. • Wissel van beurt.
8
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 8
12/04/2022 11:16
6
Bereid je interview voor. Vul in wie je wilt interviewen en welke vragen je wilt stellen.
9
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 9
12/04/2022 11:16
Hoofdstuk 1
Les 2
Spreken en luisteren • Ik leer luisteren naar een verhaal. • Ik leer aantekeningen maken tijdens het luisteren. • Ik leer een verhaal samenvatten.
1
Luister naar het verhaal. Maak tijdens het luisteren aantekeningen.
2
Wat doen de hoofdpersonen?
Woordenschat • Ik oefen de betekenis van 20 woorden uit les 1.
1 Onderwerp van het verhaal zijn de hoofdpersonen: 2 Wat doen de hoofdpersonen?
3 Sam en Yourek zien onderweg... 4 De uitzending zal gaan over…
5 Dit onderwerp wordt gekozen, omdat...
6 Uit het interview blijkt dat...
7 Tot slot:
10
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 10
12/04/2022 11:16
3
Vul in wat de hoofdpersonen kunnen denken.
Ralph
Bert
Sam
Yourek
Ramalya
11
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 11
12/04/2022 11:16
4
Wat is het tegengestelde? Teken een lijn. de ouderen gebrek hebben aan de relschopper de input de tevredenheid
5
• • • • •
• • • • •
de vredestichter de output de jongeren de onvrede iets in overvloed hebben
Welk woord past in de zin? Kies uit: vast te stellen | visie | item | hoofdredacteur | brainstorm | radiozender | in het werk stellen De nieuwe week is alweer begonnen. De elkaar voor de wekelijkse
roept alle medewerkers bij .
'Mensen,' zegt hij, 'De hoogste tijd om het onderwerp voor vrijdag Wie heeft er een originele
.
op JWMW?'
Sam en Yourek willen alles
om weer met het beste
op de proppen te komen. Ze willen echt heel graag bepalen wat
Amerom voor jongeren te
bieden heeft.
6
Maak bij de volgende woorden een omschrijving in je eigen woorden. 1 jeu de boules
2 het straatinterview
3 gebrek hebben aan
12
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 12
12/04/2022 11:16
4 de gemeenteraad
5 de tevredenheid
6 produceren
7 het item
8 de input
7
Welk woord hoort er niet bij? Onderstreep het goede antwoord. Leg uit waarom je voor dit antwoord gekozen hebt. 1 de vuilnisemmer | de gft-container | de pedaalemmer | het afval
2 de hangjongeren | de kleuters | de bejaarden | de volwassenen
3 de journalist | de fotograaf | de burgemeester | de pers
4 de staartdeling | de procenten | het percentage | het deel van honderd
5 de voetballer | de relschopper | de schaatser | de zwemmer
8
Raad het woord. Geef de omschrijvingen van opdracht 6 aan een klasgenoot. Zorg dat de woorden niet te zien zijn. Kan je klasgenoot het goede woord raden?
13
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 13
12/04/2022 11:16
14
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 14
12/04/2022 11:16
Hoofdstuk 1
Les 3 Kijkwoorden
Woordenschat • Ik leer de betekenis van 15 nieuwe woorden.
Lezen • Ik leer de opbouw van een interview herkennen. • Ik leer kritisch lezen. • Ik leer vragen stellen bij een tekst.
Leeswoorden
de drang: behoefte; wens; wil Als kind had ik al de drang om verhalen te verzinnen.
de auteur
de drukkerij
het manuscript
de ontknoping: laatste stuk van een verhaal waarin duidelijk wordt hoe alles in elkaar zit Elk ingewikkeld verhaal moet een goede ontknoping hebben. het personage: persoon (iemand) uit een boek of film die niet echt bestaat De lezer moet met het personage in het boek kunnen meeleven. de valkuil: iets waarvoor je moet opletten omdat je er anders door in de problemen komt Mijn valkuil is dat ik het boek te snel af wil hebben. de verhalenbundel: boek met meerdere verhalen In 2006 verscheen mijn verhalenbundel voor kleuters.
Weetwoorden de typemachine
de uitgever
inspiratie opdoen de passie het perspectief het streven het voorval
Tip Een onbekend woord? Bedenk de betekenis. Stap 1 Kijk naar het woord zelf. Stap 2: Is er een plaatje dat iets over de betekenis vertelt? Stap 3: Kijk naar de context van het woord. Wordt de betekenis gegeven? Staat er een woord dat hetzelfde of juist het tegengestelde betekent? Staan er andere woorden die iets over de betekenis vertellen? Stap 4: Bedenk wat er in plaats van het onbekende woord kan staan. Stap 5: Controleer of jouw betekenis in de tekst past. Stap 6: Twijfel je? Zoek de betekenis op of vraag de betekenis aan iemand.
15
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 15
12/04/2022 11:16
Schrijfster Annemarie van den Brink: ‘In mijn hoofd is het net een bioscoop’ Als kind wist Annemarie van den Brink al dat ze auteur wilde worden. Het tijdschrift Lezen! hield een interview met de kinderboekenschrijfster. ‘Al jong had ik de drang om verhalen te verzinnen en op te schrijven. Schrijven is mijn grote passie, toen en nu nog.’ Hoe kom je aan een idee voor je boek? Overal kun je inspiratie opdoen. Er is altijd wel een voorval waar je over kunt schrijven. Kinderen die opscheppen tegen elkaar. Een grot met geheimzinnige tekens. Een ezel die ontsnapt. Verloren spullen op straat of op het strand. Mijn hoofd is net een bioscoop, wat ik bedenk zie ik voor me. Hoe word je schrijver? Schrijver zijn, zit al een beetje in je. Als kind schreef ik schriften vol verhalen. Computers, laptops en tablets waren er nog niet, mijn moeder typte alles op de typemachine en mijn oma las alles na. Als je schrijver wilt worden, moet je blijven doorzetten en heel veel schrijven. Dat is dus gelukt, want in 2006 verscheen mijn eerste boek: een verhalenbundel voor kleuters. De jaren daarna is er bijna elk jaar een nieuw boek uitgekomen. Mijn streven is om altijd boeken te blijven schrijven. Waar ben je goed in en wat vind je moeilijk? Ik kan heel beeldend schrijven. De lezers zien mijn verhalen als een film voor zich. Ook krijg ik complimentjes over de taal en de humor in mijn boeken. Schrijven is ook moeilijk. Mijn valkuil is dat ik het boek té snel af wil hebben. Het is beter om het een paar keer rustig over te lezen en stukjes opnieuw te schrijven. Daar wordt het boek spannender en leuker van.
1
Hoe worden jouw verhalen echte boeken? Eerst typ ik mijn verhaal op de computer. Het manuscript stuur ik op. De uitgever gaat het manuscript lezen. Als zij er enthousiast over is, geeft ze het uit. Een illustrator maakt de tekeningen en de drukkerij drukt een paar duizend boeken. Hoe zorg je ervoor dat lezers je boek willen uitlezen? De hoofdpersoon moet iets willen, maar het zit hem tegen. Dat maakt het verhaal spannend. Je moet een goed personage kiezen, iemand met wie je als lezer wilt meeleven. Ook moet je nadenken over het perspectief: schrijf je vanuit een ik-persoon of een hij/zij-persoon? En je moet natuurlijk een goed eind voor je boek hebben. Elke keer weer ben ik blij als ik een goede ontknoping heb bedacht.
Meer weten over Annemarie en haar boeken? Kijk op www.annemarievandenbrink.nl
Lees de tekst oriënterend.
16
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 16
12/04/2022 11:16
2
Beantwoord de vragen. 1 Wat voor soort tekst is dit?
2 Waar zie je dat aan?
3 Waar kun je zo'n tekst tegenkomen? Kies de goede antwoorden. ▢ in een krant ▢ in een leesboek ▢ in een tijdschrift ▢ op internet ▢ in een reclamefolder 4 Heb je zelf wel eens een interview gelezen of geschreven?
3
Kijk nog eens naar de tekst. 1 Bij het plaatje staat: ‘In mijn hoofd is het net een bioscoop.’ Wat betekent dat?
2 Je wilt heel snel weten waar de tekst over gaat. Welk stukje lees je dan? ◯ De intro bovenaan, vaak vetgedrukt. ◯ Het einde, dus de laatste regels van de tekst. ◯ Een stuk in het midden van de tekst. ◯ Hier en daar een stukje van de tekst.
17
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 17
12/04/2022 11:16
3 Elke alinea heeft een vetgedrukte zin en een stukje tekst. Waarom is dat? ◯ Het ziet er leuker uit, er is meer afwisseling in tekst. ◯ Dan kun je het beter lezen, het is overzichtelijker. ◯ Om snel te laten zien wat het meest belangrijk is. ◯ Om verschil te tonen tussen de vragen en de antwoorden. 4 Lees het stukje bij de eerste vraag nog eens. Vind je dat er een goede zin boven het interview is gezet? Waarom wel of niet?
4
Kijk nog eens naar de vragen in de tekst. Welke dingen wil je nog meer weten van Annemarie van den Brink? Schrijf de vragen op. Je kunt deze vraagwoorden gebruiken: waar, waarom en wanneer.
5
Zelf vragen maken. 1 Vul de naam van je lievelingsschrijver in. 2 Bedenk drie of meer vragen aan hem of haar. Gebruik de vraagwoorden. Je lievelingsschrijver is: Je vragen aan hem of haar: • Waarom
?
• Wie
?
• Waar
?
• Welk
?
• Hoe
?
• Wat
?
18
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 18
12/04/2022 11:16
6
Bedenk het slot. Het interview is nog niet af. Schrijf de laatste alinea. Dat kan een samenvatting zijn of een aansporing om haar boeken te lezen. Of een combinatie daarvan.
19
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 19
12/04/2022 11:16
Hoofdstuk 1
Les 4
Woordenschat • Ik oefen de betekenis van 10 nieuwe woorden en van de woorden uit les 3.
Lezen • Ik leer verbanden herkennen in een informatieve tekst. • Ik leer dat ik door het lezen van een tekst mijn voorkennis kan uitbreiden of aanpassen.
Zo schrijf je een spannend verhaal Spanning is een belangrijk element in een verhaal. Een schrijver heeft schrijftechnieken om die spanning op te bouwen. Ten eerste: zonder conflict heb je geen verhaal. De hoofdpersoon moet in de problemen raken. Hij wil iets, maar iemand werkt hem tegen. Als lezer vraag je je af: gaat het hem (op tijd) lukken? Ten tweede: stel informatie uit. Als ik had geweten dat dit de ergste dag uit mijn leven zou worden ... Ook werkt het goed om een tegenstelling te gebruiken. Onderweg naar de bankoverval dronk K. eerst koffie bij zijn bejaarde moeder. Verder kun je iets suggereren. De oude man keek wantrouwend om zich heen ... Hierdoor verdenk je de man meteen. Wissel spannende, snelle stukjes af met een beschrijving. Tot slot: breek het verhaal op een superspannend moment af. Hierdoor wil je verder lezen!
onderdeel steeds een beetje groter of sterker maken.
het tegengestelde iemand een bepaald idee geven, zonder het precies te zeggen om de beurt doen
Bron: Spanning in verhalen, over het schrijven van spannende boeken. René Appel, uitgeverij Augustus, 2007.
20
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 20
12/04/2022 11:16
1
Lees de tekst Zo schrijf je een spannend verhaal.
2
Beantwoord de vragen. 1 Wat voor soort tekst is het? ◯ een spannend verhaal ◯ een informatieve tekst ◯ een instructie ◯ een artikel 2 De schrijver noemt schrijftechnieken om een verhaal spannend te maken. Hij gebruikt woorden om die technieken aan te kondigen. Kleur de woorden die hij daarvoor gebruikt. Ten slotte | Ten eerste | Ten tweede | Bovendien | Ook werkt het goed | Verder | Tot slot | Allereerst
3
Waar horen de woorden bij? Zet de woorden in het goede rijtje. Kies uit: personages bedenken | het conflict | de valkuil | de uitgever | het manuscript | de passie | de drang | spanning opbouwen | verhaalelementen afwisselen | inspiratie opdoen | de auteur | afbreken | de verhalenbundel | de drukkerij | de tegenstelling
Woorden die horen bij boeken maken
Woorden die horen bij schrijver willen worden
Woorden die horen bij een spannend verhaal schrijven
21
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 21
12/04/2022 11:16
4
Vul een omschrijving in van het blauwe woord. 1 Dat de zon schijnt suggereert dat het warm is.
geeft ons het idee
2 Vanuit mijn perspectief ziet de kwestie er heel anders uit. 3 Dat spannende voorval is een mooi uitganspunt voor een verhaal. 4 Mijn streven is de typmachine zo weinig mogelijk te gebruiken. 5 Wat flauw: al op de eerste bladzijde staat de ontknoping.
5
In de tekst staan voorbeelden van informatie uitstellen, een tegenstelling gebruiken en iets suggereren. 1 Bedenk een hoofdpersoon die iets slechts van plan is, maar dan iets aardigs doet.
2 Bedenk iets waardoor je lezer meteen denkt dat die persoon de dader is.
Ben jij al in beweging geweest? Wat heb je geoefend?
22
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 22
12/04/2022 11:16
Hoofdstuk 1
Les 5
Woordenschat Dit kan ik nog • Ik herhaal woorden uit blok 5 (groep 7).
Dit kan ik nu • Ik herhaal woorden uit les 1, 3 en 4.
Dit kan ik nog 1
Welk woord past in de zin? Let op: je houdt twee antwoorden over. Kies uit: sterren | stofwolk | balustrade | noordelijk halfrond | sterrenkijker | zonnestelsel | encyclopedie Lieve Lotte, Ik schrijf je deze e-mail, omdat ik iets heel spannends wil vertellen. Ik ben lid geworden van een Sterrenwachtclub. Ik wilde meer te weten komen over ons 's Avonds sta ik nu regelmatig achter de
. , door een
naar alle
te kijken. De namen van de
sterrenbeelden zoek ik daarna op in mijn
. Je snapt wel dat ik dit
allemaal erg leuk vind. Ik hoop je gauw weer te zien. De hartelijke groeten van Marlijn
2
Wat betekent hetzelfde? Kijk naar de vetgedrukte woorden. Teken een lijn. Let op: je houdt twee antwoorden over. Alle tekeningen zijn mooi, maar de tekening van Tjardo spant de kroon.
•
Mascha verdiept zich in ons zonnestelsel.
•
De sloper heeft het gebouw met de grond gelijk gemaakt.
•
Youssef is erg opgewonden door het schoolreisje.
•
Je moet er niet te lang bij stilstaan.
•
• • • • • • •
wil meer te weten komen over overtreft alles wil iets meer doen met heeft zin om te beginnen helemaal afgebroken over nadenken is druk en zenuwachtig
23
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 23
12/04/2022 11:16
3
Wat betekent hetzelfde? Teken een lijn. Let op: je houdt twee antwoorden over. veroveren
•
na enige tijd
•
de afbeelding
•
als dat zo is
•
groter worden
•
• • • • • • •
de kwaliteit in dat geval uitzetten op zijn minst op den duur de illustratie innemen
Dit kan ik nu 1
Welk woord past in de zin? Let op: je houdt twee antwoorden over. Kies uit: jeu de boules | gft-container | pers | uitgever | percentage | typemachine | drukkerij 1 Vandaag is er geen krant. Er was brand in de
.
2 Op vakantie in Frankrijk spelen we altijd
.
3 De resten van de maaltijd gooi je maar in de 4 Mijn opa schrijft brieven nog op een 5 Gelukkig daalt het
. . ongelukken met fietsers.
24
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 24
12/04/2022 11:16
2
Wat hoort bij elkaar? Teken een lijn. Let op: je houdt twee antwoorden over. Tijdens een brainstorm kun je ...
3
•
Een radiozender voor muziek zendt ...
•
Sam en Yourek willen met straatinterviews ...
•
Voor een valkuil moet je uitkijken, omdat ...
•
Zonder een ontknoping weet je niet ...
•
• • •
heel spannend. informatie krijgen over hun onderwerp. muziekprogramma's uit.
•
zoveel mogelijk ideeën over iets verzamelen, alleen of samen
•
informatie krijgen over de hoofdpersoon.
• •
hoe het verhaal afloopt. je problemen kunt krijgen.
Wat betekent hetzelfde? Teken een lijn. Let op: je houdt twee antwoorden over. het tegengestelde van iets
•
steeds iets anders doen, zeggen of schrijven
•
het gevoel dat er iets gaat gebeuren
•
steeds een beetje groter of sterker maken
•
later doen dan afgesproken
•
• • • • • • •
de tegenstelling opbouwen afbreken uitstellen afwisselen de spanning het conflict
25
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 25
12/04/2022 11:16
Hoofdstuk 1
Les 6
Taal verkennen • Ik herhaal het ontleden van een zin in zinsdelen.
Herhaling: zinnen ontleden Ontleden is: een zin verdelen in zinsdelen en elk zinsdeel benoemen. Ontleden doe je zo: 1 Zoek de persoonsvorm (pv). De persoonsvorm vind je met de proeven. Vraagproef: maak er een vraag van. Tijdproef: verander de tijd. Getalproef: verander het onderwerp van enkelvoud in meervoud of andersom. 2 Vind het gezegde (gez). Kijk wat er bij de persoonsvorm hoort: één of meer andere werkwoorden. Samen met de persoonsvorm is dat het gezegde. 3 Bepaal het onderwerp (ond). Gebruik de vraag: Wie/Wat + persoonsvorm (+ wat er bij de persoonsvorm hoort)? Controleer met de getalproef! 4 Check of de zin een lijdend voorwerp (lijd vw) heeft. Het lijdend voorwerp vind je met de vraag: Wie/Wat + gezegde + onderwerp? 5 Blijven er zinsdelen over? Noem die ‘andere zinsdelen’ (az). Joris en Joop / gaan / vandaag / veel vissen / vangen / in het meer.
Meewerkend voorwerp Een meewerkend voorwerp (meew vw) is een zinsdeel, net als het gezegde, het onderwerp en het lijdend voorwerp. Het meewerkend voorwerp is meestal iemand die iets van het onderwerp ontvangt. Je kunt het meewerkend voorwerp vinden met de vraag: Aan wie + gezegde + onderwerp (+ lijdend voorwerp)? Kim geeft een bosje bloemen aan haar moeder. → Aan wie geeft Kim een bosje bloemen? → aan haar moeder (meew vw) Vaak begint het meewerkend voorwerp met het voorzetsel aan. Als het meewerkend voorwerp niet met aan begint, kun je er aan bij denken. Ik zei (aan) haar gedag. Papa vroeg (aan) mijn vriendin een glas water.
1
Bekijk het uitlegblokje.
26
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 26
12/04/2022 11:16
2
Lees de zinnen. 1 Verdeel de zinnen in zinsdelen. Zet strepen tussen de zinsdelen. a
Sam en Yourek willen hun interview grondig voorbereiden.
b
Ze gaan eerst een paar proefvragen bedenken.
c
Ralph heeft daarna die opzet met ze doorgenomen.
d
Ze hebben na die bespreking een nieuwe lijst gemaakt.
2 Maak van de eerste zin een vraag. Wat is de persoonsvorm? 3 Verander in de tweede zin de tijd. Wat is de persoonsvorm? 4 Verander in de derde en vierde zin het onderwerp, dus naar meervoud of enkelvoud. Wat is de persoonsvorm?
3
Lees de zinnen a t/m d van de vorige opdracht nog een keer. Kleur in elke zin het onderwerp groen, het gezegde blauw en het lijdend voorwerp paars.
4
Welke zinsdeel ontbreekt? Vul het in. Vul ook in of het een onderwerp, gezegde, lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp is. 1 Ik ben schrijver en wil soms
2
3 Mijn kinderen
4 Ze vroegen
te snel afhebben.
heb toen elke avond een heel hoofdstuk geschreven.
op een avond de werkkamer
minder te gaan werken.
5 Nu besteed ik meer tijd
6
.
.
waren daar erg blij mee.
27
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 27
12/04/2022 11:16
5
Lees de tekst. Beantwoord de vragen. 1 Onderstreep met blauw de persoonsvorm van elke zin. Gebruik de drie proeven. 2 Welke werkwoorden staan er nog meer in de zinnen? Onderstreep ze met groen. 3 In welke zinnen staat een meewerkend voorwerp? Kleur het meewerkend voorwerp in beide zinnen oranje. a Ik typ mijn verhaal eerst op een computer. b Ik wil dan eerst alles nog eens rustig overlezen. c 'Aarzel niet langer', zeg ik dan tegen mezelf. d Ik stuur meteen mijn manuscript aan mijn uitgever. e Mijn uitgever antwoordt mij gelukkig altijd heel snel. f
Maar tot die tijd wil ik mij het liefst verstoppen.
g Dan komt het telefoontje waar ik zo lang op heb gewacht. h Mijn uitgever is dolenthousiast.
6
Lees de zinnen. 1 Zet een schuine streep tussen de zinsdelen. 2 Onderstreep de zinsdelen met de juiste kleur. persoonsvorm = rood gezegde = blauw onderwerp = groen lijdend voorwerp = paars meewerkend voorwerp = oranje andere zinsdelen = zwart a Maarten schrijft een spannend verhaal. b Hij zorgt voor een conflict. c Zijn hoofdpersoon vindt in het gymlokaal een horloge. d Hij geeft het niet terug aan de eigenaar. e Juf vraagt alle leerlingen of iemand het horloge heeft gevonden. f
Maartens hoofdpersoon zegt niets.
28
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 28
12/04/2022 11:16
Hoofdstuk 1
Les 7
Taal verkennen • Ik oefen het ontleden van een zin in zinsdelen.
Herhaling: Zinnen ontleden Ontleden doe je zo: 1 Zoek de persoonsvorm (pv). De persoonsvorm vind je met de vraag-, tijd- en/of getalproef. 2 Vind het gezegde (gez): de persoonsvorm + één of meer andere werkwoorden. 3 Bepaal het onderwerp (ond). Gebruik de vraag: Wie/Wat + persoonsvorm (+ wat er bij de persoonsvorm hoort)? Controleer met de getalproef! 4 Check of de zin een lijdend voorwerp (lijd vw) heeft. Het lijdend voorwerp vind je met de vraag: Wie/Wat + gezegde + onderwerp? 5 Check of de zin een meewerkend voorwerp (meew vw) heeft. Het meewerkend voorwerp vind je met de vraag: Aan wie + gezegde + onderwerp (+ lijdend voorwerp)? Vaak begint het meewerkend voorwerp met het voorzetsel aan. Als het meewerkend voorwerp niet met aan begint, kun je er aan bij denken. 6 Blijven er zinsdelen over? Noem die ander zinsdeel (az). Joris en Joop / zullen / mijn zusje / morgen / een mooi cadeau / geven.
1
Bekijk het uitlegblokje.
2
Verdeel de zinnen in zinsdelen. Zet strepen tussen de zinsdelen. 1 Veel kinderen houden van verhalen van vroeger. 2 Schrijvers hebben ook geschiedenisverhalen geschreven. 3 Het meisje van Yde heeft veel spannende verhalen opgeleverd. 4 Haar lichaam is in het veen van de plaats Yde in Drenthe gevonden. 5 Ze is lang geleden met een band om haar hals gewurgd en daarna is ze ongeveer 2000 jaar geleden in het moeras terechtgekomen. 6 Je kunt daar een spannend verhaal bij bedenken.
29
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 29
12/04/2022 11:16
3
Zoek de persoonsvorm en het onderwerp. 1 Onderstreep de persoonsvorm in elke zin met rood. Gebruik de drie proeven om de persoonsvorm te vinden. 2 Onderstreep het onderwerp met blauw. Gebruik de vraag om het onderwerp te vinden en de getalproef om te controleren. a De Romeinen kwamen zo'n tweeduizend jaar geleden ons land binnen. b De inbrekers verstopten hun buit op een onvindbare plek. c Heeft de politie de schilderijen toch gevonden? d Ik kom vanavond eten, want mijn broer komt dan ook langs. e Blijven jullie dan ook tv-kijken? Want er is vanavond voetbal. f
4
5
Wij gaan dan wel sporten, omdat voetbal niets voor ons is.
Wat is het gekleurde woord? Kies persoonsvorm, voltooid deelwoord of heel werkwoord. persoonsvorm
voltooid deelwoord
heel werkwoord
1 Een stoommachine loopt op water en steenkool.
◯
◯
◯
2 Het water wordt met de steenkool verhit.
◯
◯
◯
3 Daardoor gaan de zuigerstangen draaien.
◯
◯
◯
4 En zo werd de locomotief aangedreven.
◯
◯
◯
5 Onze eerste stoommachine heette ‘De Snelheid’.
◯
◯
◯
onderwerp
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
1 Vandaag geeft mijn oudste broer een feest voor een goed doel.
◯
◯
◯
2 Mijn ouders hebben hem daarvoor toestemming gegeven.
◯
◯
◯
3 Mijn broer heeft al zijn vrienden een officiële uitnodiging gestuurd.
◯
◯
◯
Wat is het gekleurde woord? Kies het goede zinsdeel.
30
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 30
12/04/2022 11:17
6
onderwerp
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
4 Hij vroeg aan de buurjongens of zij ook op zijn feest wilden komen.
◯
◯
◯
5 De buren gaven het goede doel maar liefst 100 euro.
◯
◯
◯
Maak zinnen. 1 Maak een zin met alleen een persoonsvorm. 2 Verander die zin zodat er een gezegde met een voltooid deelwoord komt. 3 Verander de zin nog een keer zodat er een gezegde met een heel werkwoord in komt. Voorbeeld: Hij slaat de bal heel hard. Hij heeft de bal heel hard geslagen. Hij wil de bal heel hard slaan.
Ben jij al in beweging geweest? Wat heb je geoefend?
31
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 31
12/04/2022 11:17
Hoofdstuk 1
Les 8 Inleiding
Kern
Slot
1
Schrijven • Ik leer hoe ik een verhaal schrijf. • Ik leer een VAD-schema invullen als voorbereiding op het schrijven.
vraag
antwoord
detail
Wie komen er in het verhaal voor?
Sam en Yourek, Ramalya, nog een paar van de hangjongeren en twee oudere mannen.
Ramalya heeft commentaar op de kleding van Sam en Yourek, want ... .
Waar speelt het verhaal?
Bij de jeu-de-boulesbaan.
De baan is ... . De hangjongeren kunnen ... .
Wanneer speelt het verhaal?
Op een woensdagmiddag.
Dan zijn de jongeren ... en de twee oudere mannen ... .
Wat is er aan de hand?
De hangjongeren willen de jeu-de-boulesbaan veroveren.
Ze zijn van plan om ... .
Welk conflict heeft de hoofdpersoon?
Sam en Yourek zijn het eens met de hangjongeren dat de gemeente niets voor ze doet, maar ze willen ook niet dat de ouderen van hun baan verjaagd worden.
Sam en Yourek bespreken met Ramalya ... .
Wat gebeurt er?
Er komt een vechtpartij en de politie pakt alle jongeren, ook Sam en Yourek, op.
Als de jongeren aan komen lopen door het park, reageren de oudere mannen ... .
Hoe loopt het verhaal af?
De gemeente doet iets voor de jongeren.
Bekijk en lees het VAD-schema. Beantwoord de vragen op het digibord.
32
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 32
12/04/2022 11:17
2
Lees de teksten in het VAD-schema bij inleiding. Werk de inleiding uit met meer details. 1 Wat gebeurt er met het commentaar van Ramalya?
2 Waar wil je de baan een plek geven? Bedenk ook waar de jongeren altijd rondhangen. 3 Wat is een goed tijdstip voor je verhaal? 4 Hoe gaan de jongeren de baan veroveren? 5 Maak deze zin af en gebruik de verhaaltechniek: informatie uitstellen. Als Sam en Yourek toen geweten hadden dat
33
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 33
12/04/2022 11:17
3
Lees de teksten bij kern. Werk de kern uit met meer details. 1 Hoe bespreken Sam en Yourek hun conflict met Ramalya?
2 Ze doen Ramalya een voorstel. Wat kan dat zijn?
3 Hoe ga je de ontmoeting tussen jongeren en ouderen uit de hand laten lopen?
4 Ramalya heeft heel andere plannen dan Sam en Yourek. Je kunt de verhaaltechniek tegenstelling gebruiken. Maak deze zin af: ‘Prima plan,’ antwoordde Ramalya, ‘maar
.’ 5 Bedenk wat er op het politiebureau gebeurt.
6 Wat doen de ouders? 7 Wat gebeurt er met de twee oudere mannen?
34
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 34
12/04/2022 11:17
4
Lees de tekst bij slot. Werk het slot uit met meer details. 1 Wat gaat de gemeente voor de jongeren doen?
2 Voor het slot bouw je een cliffhanger in, je breekt af op een superspannend moment. Maak deze zin af: Voor Sam het wist .
5
Lees de details die je hebt opgeschreven. Gebruik de vier denkstappen.
6
Bedenk een paar eerste zinnen waarmee je je verhaal wilt beginnen. Schrijvers denken vaak lang na over hun eerste zin. Ze proberen je met die zin meteen het verhaal in te trekken. Voorbeeld: 1 Niemand kende de man die doodstil voor het raam stond. 2 Woensdagmiddag om twee uur liepen we het water in. 3 Iedereen stond stokstijf stil, alsof het nooit meer licht zou worden.
35
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 35
12/04/2022 11:17
Hoofdstuk 1
Les 9
Schrijven • Ik oefen het schrijven van een verhaal. • Ik oefen het invullen van een VAD-schema als voorbereiding op het schrijven.
vraag Inleiding
antwoord
detail
Wie komen er in het verhaal voor?
Waar speelt het verhaal?
Wanneer speelt het verhaal?
Wat is er aan de hand?
Kern
Welk conflict heeft de hoofdpersoon?
Wat gebeurt er?
Slot
1
Hoe loopt het verhaal af?
Bekijk het VAD-schema en lees de vragen.
36
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 36
12/04/2022 11:17
2
Een spannend verhaal voorbereiden. Je gaat zelf met het VAD-schema een spannend verhaal voorbereiden. 1 Bedenk zelf de titel voor het spannende verhaal en zet dat boven het VAD-schema. 2 Bekijk het VAD-schema en lees de vragen. 3 Welke vraagwoorden zie je bij de inleiding? 4 Waarom moet je hoofdpersoon een conflict hebben?
5 Wat moet je voor het slot bedenken?
3
Bereid je inleiding voor. 1 Beantwoord eerst kort de vier vragen in het VAD-schema. Gebruik kernwoorden. 2 Geef bij een van de vragen een detail. 3 Vul hieronder een openingszin in. Dit moet een complete zin zijn. Zorg dat het een mooie, grammaticaal correcte zin is.
4
Bereid je kern voor. 1 Beantwoord eerst de twee vragen. Gebruik kernwoorden. 2 Geef bij elk van de vragen één of twee details. 3 Bedenk hoe je je verhaal spannend gaat maken. Vul hieronder één zin in. Gebruik een suggestie of een tegenstelling. Gebruik voegwoorden zoals want, als, omdat, maar.
5
Bereid je slot voor. Meestal loopt een verhaal goed af, maar eerder in het verhaal heb je de indruk gewekt dat alles mis zal gaan. Hoe ga je dat oplossen? 1 Beschrijf in een paar korte zinnen hoe je verhaal afloopt. 2 Geef een paar details. 3 Schrijf hieronder één zin op, waarmee je je verhaal op een spannend moment afbreekt.
37
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 37
12/04/2022 11:17
6
Lees je VAD-schema, je voorbeeldzinnen en verbeter. 1 Kijk of je tevreden bent over al je antwoorden en details in het VAD-schema. 2 Kijk je zinnen na die je bij opdracht 3, 4 en 5 hebt opgeschreven. Kloppen je zinnen grammaticaal? Zijn je leestekens goed? Kijk bijvoorbeeld naar je gebruik van hoofdletters, komma's en punten. 3 Laat een klasgenoot je VAD-schema lezen en vraag om zijn mening. 4 Verbeter als dat nodig is.
7
Bedenk een alinea van je verhaal. Kies welk deel van je verhaal je wilt gebruiken: de inleiding, kern of het slot. • Kies je voor de inleiding, dan kun je bedenken hoe je je hoofdpersonen introduceert, dus aan de lezer voorstelt. Of hoe je duidelijk maakt, waar en wanneer het verhaal zich afspeelt. • Kies je voor de kern, dan kun je schrijven hoe je het conflict van de hoofdpersoon duidelijk maakt. Of hoe de gebeurtenis uit de hand loopt. • Kies je voor het slot, dan kun je het verhaal afronden of je kunt met een cliffhanger eindigen.
38
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 38
12/04/2022 11:17
Hoofdstuk 1
Taal verkennen
Les 10
Dit kan ik nog • Ik herhaal werkwoorden met een vast voorzetsel uit blok 5 (groep 7).
Dit kan ik nu • Ik herhaal het ontleden van een zin in zinsdelen.
Dit kan ik nog 1
Lees de zinnen. Welk voorzetsel past in de zin? Let op: je houdt twee antwoorden over. Kies uit: voor | om | op | tot | van | naar | over 1 We dringen aan 2 Tess huilde
een reactie. het verlies van haar poes.
3 Je moet die kinderen niet aanzetten
gevaarlijk spel.
4 Je hoeft je niet te schamen 5 Jordy ontfermde zich
2
Lees de zinnen. Welk vast voorzetsel hoort erbij?
die beugel, hoor. het jonge hondje.
op
voor
aan
naar
in
1 Ik wil slagen ... het verkeersexamen.
◯
◯
◯
◯
◯
2 De voetbal is neergekomen ... het dak van de school.
◯
◯
◯
◯
◯
3 Mijn ouders zorgen goed ... mij.
◯
◯
◯
◯
◯
4 Die planten ruiken ... citroen.
◯
◯
◯
◯
◯
5 Zij vergissen zich ... de uitspraak van het woord Facebook.
◯
◯
◯
◯
◯
39
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 39
12/04/2022 11:17
3
In elke zin staat een werkwoord met één of meer vaste voorzetstels. Onderstreep om welke woorden het gaat. 1 Alle kinderen doen dit jaar mee aan het afscheidsstuk. 2 Ik zwicht niet voor flauwe argumenten. 3 Maar de meeste leerlingen kijken uit naar dit geweldige feest. 4 De oudercommissie trakteert op een lekker etentje. 5 Twijfel jij ook niet aan de gezelligheid van zo'n afscheidsfeest?
Dit kan ik nu 1
Tel de zinsdelen in de zin. 1 Spanning is een belangrijk element in een verhaal. zinsdelen 2 Een schrijver bouwt met verschillende technieken die spanning op. zinsdelen 3 Hij kan bijvoorbeeld spannende stukken afwisselen met minder spannende stukken. zinsdelen 4 Informatie uitstellen kan soms ook goed werken. zinsdelen 5 Tot slot moet je je verhaal een goede ontknoping geven. zinsdelen
2
Gezegde, onderwerp, lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp? a b c d e f g
Zij speelt graag cello, maar hij houdt meer van de viool. De man en de vrouw willen samen in het orkest spelen. Hij speelt geweldig viool. Haar cello klinkt ook fantastisch. Gelukkig zijn ze allebei toegelaten. Het concert bezorgt het publiek een fantastische avond. Spelen in een orkest schenkt het stel veel voldoening.
40
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 40
12/04/2022 11:17
In welke zinnen is het lijdend voorwerp een instrument? Welke zin heeft een gezegde dat bestaat uit de persoonsvorm en het hele werkwoord? Welke zin heeft een gezegde met een voltooid deelwoord? Welke zin heeft een instrument als onderwerp? Welke zin heeft twee onderwerpen en twee gezegden? Welke zinnen hebben een meewerkend voorwerp?
3
Welk zinsdeel ontbreekt?
ond
gez
lijd vw
meew vw
1 Mijn moeder gaf ... vandaag brood met pindakaas mee.
◯
◯
◯
◯
2 Ik ... geen pindakaas op mijn brood.
◯
◯
◯
◯
3 Ik heb ... stiekem weggegooid.
◯
◯
◯
◯
4 Mijn vader ... toen erg boos ... .
◯
◯
◯
◯
5 ... maakte de volgende dag weer brood met pindakaas voor mij.
◯
◯
◯
◯
6 Die boterham ... ik toen eigenlijk best lekker.
◯
◯
◯
◯
7 Ik vertel ... dat ik vaker brood met pindakaas mee naar school wil.
◯
◯
◯
◯
41
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 41
12/04/2022 11:17
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 42
12/04/2022 11:17
Hoofdstuk 2
Hoe gaat het? ?⃝ Ik moet het nog leren.
Doelenkaart
⃝↑ Ik moet het nog oefenen. ⃝✓ Ik kan het!
Spreken en luisteren • Ik kan overleggen in een kleine groep.
?⃝
⃝↑
⃝✓
• Ik ken de rollen die er zijn bij een groepsgesprek.
?⃝
⃝↑
⃝✓
• Ik kan gericht luisteren naar een verhaal.
?⃝
⃝↑
⃝✓
• Ik kan vertellen wat ik van een verhaal vind en waarom.
?⃝
⃝↑
⃝✓
?⃝
⃝↑
⃝✓
• Ik kan de spanningsopbouw in een verhaal herkennen.
?⃝
⃝↑
⃝✓
• Ik weet dat vragen stellen en visualiseren het verhaal kunnen verduidelijken.
?⃝
⃝↑
⃝✓
• Ik kan de opbouw van een informatieve tekst herkennen.
?⃝
⃝↑
⃝✓
• Ik kan verbanden en verwijswoorden herkennen in een informatieve tekst.
?⃝
⃝↑
⃝✓
• Ik weet wat ik kan doen als ik de betekenis van een woord niet ken.
?⃝
⃝↑
⃝✓
?⃝
⃝↑
⃝✓
?⃝
⃝↑
⃝✓
Woordenschat • Ik ken de betekenis van 45 nieuwe woorden.
Lezen
Taal verkennen • Ik kan verschillende woordsoorten herkennen en benoemen.
Schrijven • Ik kan een dialoog schrijven.
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 43
12/04/2022 11:17
Hoofdstuk 2
Les 1 Kijkwoorden
de fagot
Spreken en luisteren • Ik leer overleggen in een kleine groep. • Ik leer de rollen die er zijn bij een groepsgesprek.
Woordenschat • Ik leer de betekenis van 20 nieuwe woorden.
Leeswoorden
op heterdaad betrappen: een misdadiger ontdekken als hij bezig is met de misdaad De pyromaan is op heterdaad betrapt: hij stak de brand net aan! op last van: op bevel van; het moet van Op last van de brandweer worden alle ramen en deuren gesloten.
het hunebed
het klooster
de pracht en praal: hele mooie dingen die indruk maken We moeten alle overgebleven pracht en praal behouden. de schuilkelder: ruimte onder de grond om te schuilen (om gevaar boven de grond te ontwijken) De schuilkelder onder het huis, uit de Tweede Wereldoorlog, is er nog. tot nader order: tot je anders hoort Tot nader order mag niemand naar buiten.
Weetwoorden het monument
de aanwinst benepen inlichten patrouilleren het politiekorps
de pyromaan restaureren schallen de schouwburg de vesting
de roetwolk
44
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 44
12/04/2022 11:17
Monumenten
1
Bekijk de afbeelding.
45
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 45
12/04/2022 11:17
2
Beantwoord de vragen. 1 Waar speelt het verhaal zich af? Hoe zie je dat?
2 Yourek kijkt bezorgd. Waarom denk je?
3 Wat zou er aan de hand zijn? Waaraan zie je dat?
3
Luister en kijk naar het verhaal.
4
Wat vind je van de pyromaan? Praat er samen over. Verdeel de rollen die jullie belangrijk vinden voor dit gesprek. Doe het zo: 1 Bespreek de vragen: • Wie vindt de pyromaan een slecht mens? En wie niet? Waarom? • Wat zou je tegen de pyromaan willen zeggen? • Moet de pyromaan gestraft worden? 2 Stel: de pyromaan staat voor de rechter. Jullie groepje is de jury. Overleg met elkaar welke straf de pyromaan zou moeten krijgen. Kunnen jullie het eens worden? 3 Lees de aantekeningen van de verslaggever. • Is iedereen aan het woord geweest? • Geven de aantekeningen een goede samenvatting van wat iedereen gezegd heeft? • Wil iemand nog iets toevoegen wat je nog niet hebt kunnen vertellen?
Gesprekstip Verdeel de rollen! De voorzitter leidt het gesprek. De verslaggever schrijft op wat er gezegd wordt. De tijdbewaker houdt de tijd in de gaten. De aanmoediger zorgt dat iedereen blijft meedoen. De taakverdeler zorgt dat taken (die later moeten gebeuren) verdeeld worden en dat er afspraken worden gemaakt.
46
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 46
12/04/2022 11:17
5
Beantwoord de vragen. Waar zou jij het in Jouw wereld, mijn wereld op Radio Amerom over willen hebben? 1 Wat is het onderwerp? 2 Wie zou je over dit onderwerp kunnen interviewen? 3 Welke vragen zou je aan die persoon willen stellen? Bedenk ten minste zes vragen.
47
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 47
12/04/2022 11:17
Hoofdstuk 2
Les 2 1
Luister naar het verhaal.
2
Bij wie hoort de zin?
3
Spreken en luisteren
Woordenschat
• Ik leer gericht luisteren naar een verhaal. • Ik leer vertellen wat ik van een verhaal vind en waarom.
• Ik oefen de betekenis van de 20 woorden uit les 1.
Sam
Yourek
Juf Carla
Jolanda
Bert
1 Ik ren naar het raam om te zien wat er is gebeurd.
◯
◯
◯
◯
◯
2 Ik word onderbroken door de stem van de directeur.
◯
◯
◯
◯
◯
3 Ik lig elke nacht wakker van die branden.
◯
◯
◯
◯
◯
4 Ik weet zeker dat het een pyromaan is, die de branden veroorzaakt.
◯
◯
◯
◯
◯
5 Ik vraag me af hoe het voor jullie was om op dát moment op school te zijn.
◯
◯
◯
◯
◯
Wat gebeurt er het eerst in het verhaal? Zet de nummers van de zinnen in de goede volgorde.
▢
Sam en Yourek hebben een mooi programma in elkaar gezet.
▢
Het is muisstil in de klas, totdat juf Carla de kinderen geruststelt.
▢
Buiten komen de brandweerwagens met loeiende sirenes voorbij scheuren.
▢
De pyromaan is op heterdaad betrapt.
▢
De directeur zegt dat op last van de brandweer alle ramen en deuren gesloten moeten blijven.
▢
Bert stelt voor om mensen op te roepen om te patrouilleren.
48
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 48
12/04/2022 11:17
4
▢
De brandweer heeft het vuur snel onder controle, maar de kinderen moeten nog wel binnen blijven.
▢
Sam en Yourek houden een spoedoverleg bij Radio Amerom.
▢
De hoofdagent van het politiekorps belt Bert.
Welk woord hoort bij het plaatje? Vul het woord onder het plaatje in. Kies uit: het monument | de fagot | het klooster | de roetwolk | het hunebed
5
Wat hoort op de puntjes? Schrijf het in de puzzel. Kies uit: schuilkelder | patrouilleren | inlichten | pyromaan | schouwburg | benepen | aanwinst 1 2 3 4 5 6 7
Iemand die meerdere branden sticht, is een ... . Als je stem angstig, bezorgd en benauwd klinkt, heb je een ... stemmetje. Het gebouw waar theatervoorstellingen worden gegeven, noem je een ... . Een ander woord voor wachtlopen (heen en weer lopen om iets te bewaken) is ... . Als je iets nieuws krijgt of er komt iets nieuws bij, is dat een ... . De ruimte onder de grond, waar je kunt schuilen voor gevaar, noem je de ... . Iemand ... is hetzelfde als iemand informatie geven, of iemand op de hoogte brengen. 1 2 3 4 5 6 7
49
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 49
12/04/2022 11:17
6
Welk woord hoort er niet bij? Onderstreep het woord dat niet bij het gekleurde woord hoort. 1 de vesting:
muur | stad | kantoor | dorp
2 de pracht en praal:
luxe | gemak | rijkdom | pronkstuk
3 op last van: uit naam van | op bevel van | in opdracht van | ter bescherming van 4 restaureren: opknappen | herstellen | genezen | repareren 5 schallen:
schreeuwen | klinken | galmen | schetteren
6 tot nader order:
7
tot er nieuwe instructies zijn | tot de opdracht klaar is | tot er een ander bevel is | tot je anders hoort
Maak een woordspin met het woord restaureren. Wat kun je allemaal restaureren? Vul ten minste zes woorden bij de poten in.
restaureren
50
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 50
12/04/2022 11:17
Hoofdstuk 2
Les 3 Kijkwoorden
de abri
Woordenschat • Ik leer de betekenis van 15 nieuwe woorden.
Lezen • Ik leer de spanningsopbouw in een verhaal herkennen. • Ik leer dat vragen stellen en visualiseren het verhaal kunnen verduidelijken.
Leeswoorden
de aarzeling: twijfel; onzekerheid Hopelijk hoorde Joeri de aarzeling in mijn stem niet. geen flauw idee hebben: helemaal niet weten Vanochtend had ik nog geen flauw idee dat dit een rare dag zou worden. lukraak: zomaar, zonder na te denken We kozen lukraak een pad, maar dat liep dood.
de bestrating
verdacht: niet te vertrouwen De man wenkte ons en dat vond ik verdacht. verzeild raken in: toevallig terechtkomen in Ik wilde het niet, maar raakte verzeild in een vervelende situatie.
Tip de dienstregeling
Een onbekend woord? Opzoeken in het woordenboek.
Weetwoorden het labyrint
de tabel
de aansteller bizar deugen mega opperen
In een woordenboek staan woorden, afkortingen, spreekwoorden, gezegdes en uitdrukkingen. Kun je de betekenis van iets in een tekst niet afleiden? Wil je het opzoeken? Zet dan de volgende stappen: 1 Bedenk van een woord de woordenboekvorm of van een woordgroep het belangrijkste woord (het trefwoord). Zoek daar op. 2 Zijn er meerdere betekenissen? Kijk goed welke betekenis in de tekst past. 3 Schrijf voor jezelf op wat je hebt opgezocht, met de betekenis erbij.
51
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 51
12/04/2022 11:17
De man met de hoed Toen ik vanochtend wakker werd, had ik geen flauw idee dat dit een bizarre dag zou worden. Waarom was ik ook op die stomme weddenschap van Joeri ingegaan? Dan waren we niet in die spannende situatie verzeild geraakt. Echt, ik was megabang. Ik logeerde bij Joeri. ’s Avonds waren we alleen thuis. ‘Kom, we gaan naar buiten’, zei Joeri toen de griezelfilm op tv was afgelopen. ‘We zouden binnen blijven’, zei ik. ‘Aansteller!’ zei Joeri. ‘Wedden voor tien euro dat je niet mee durft naar het park?’ ‘We gaan’, zei ik. Hopelijk hoorde Joeri de aarzeling in mijn stem niet. ‘Via de villawijk zijn we het snelst in het park’, zei Joeri. Ik sjokte achter hem aan door de donkere lanen. Bij een abri zat een man met een zwarte hoed. Hij wenkte ons. Ik vond het verdacht. Die man deugt niet, dacht ik. Wat deed hij hier? De bussen reden toch al niet meer? ‘Alles goed, meneer?’ vroeg Joeri. ‘Weet u hoe laat de bus gaat?’ vroeg de man. Joeri keek op de tabel met de dienstregeling. ‘De laatste bus is al weg.’ De man nam zijn hoed af. Op zijn kale hoofd had hij een tatoeage van een kronkelende cobra. ‘Bedankt’, zei hij en hij liep achter ons aan. ‘Laten we teruggaan’, opperde ik. Mijn buik begon pijn te doen. Joeri zweeg. Het was inmiddels gaan regenen. De regenstralen kletterden op de bestrating. In het park was nauwelijks verlichting. Ik kreeg steeds meer buikpijn. ‘We gaan tot de speeltuin’, zei Joeri. Ik keek achterom. De man zag ik niet meer. Bij de speeltuin hoorde ik zware mannenstemmen. Joeri en ik gluurden door de struiken. De man met de hoed was er ook bij! Hij zat met twee anderen onder een klimrek. ‘Twee jongens. Ik vroeg hen hoe laat de bus ging. Ze zijn nu, denk ik, in het park ...’ hoorde ik de man zeggen. ‘Wegwezen’, zei Joeri. ‘Waar moeten we heen?’ fluisterde ik. ‘Weet ik niet meer’, zei Joeri. Ik hoorde de paniek in zijn stem. We kozen lukraak een pad, maar dat liep dood. Net als het volgende pad. Het leek hier wel een labyrint. Achter me hoorde ik voetstappen. Ik draaide me om. De man met de hoed kwam op ons af. Mijn maag trok samen. ‘Kunnen jullie de weg terug niet vinden?’ vroeg de man vriendelijk. Hij wees naar een pad. ‘Daar moet je heen.’
1
Bekijk de tekst en het plaatje. Wat is dit voor soort verhaal?
52
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 52
12/04/2022 11:17
2
Lees de tekst De man met de hoed. Beantwoord de vragen. 1 Lees de eerste alinea nog eens. Hoe bouwt de schrijver spanning op? ◯ Je wordt op een dwaalspoor gezet: je krijgt informatie die niet klopt. ◯ Je wordt betrokken bij een probleem: je gaat je afvragen of het goed komt en hoe. ◯ Er wordt vooruit geblikt: er is iets gebeurd maar je weet nog niet wat. 2 Lees nog eens vanaf: ‘Wegwezen’, zei Joeri. Waardoor wordt de dialoog spannend? Onderstreep de goede antwoorden. • fluisterde • de paniek • de hoed • een labyrint • een pad • lukraak 3 Waarom zijn de ik-persoon en Joeri bang?
4 Wat verwachtte jij van het eind van het verhaal?
5 Wat kun je bij het slot over de man met de hoed zeggen?
53
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 53
12/04/2022 11:17
3
Beantwoord de vragen. Lees de blauwe woorden in de leestekst. 1 Mega versterkt de betekenis. De ik-persoon is megabang. Wat betekent mega hier?
2 Waar kun je nog meer het woord mega voor zetten? Bedenk ten minste vier woorden. • • • • 3 Wat is een dienstregeling? Beschrijf in een aantal woorden wat een dienstregeling is.
4 Wat is een labyrint? Kies het goede antwoord. ◯ een stuk park ◯ een doolhof ◯ een lichaamsdeel ◯ een lantaarn
4
Welk woord hoort er niet bij? Onderstreep het woord dat niet bij het vetgedrukte woord hoort. 1 de bestrating:
keien | tegels | tapijt | asfalt
2 de aarzeling: besluiteloosheid | twijfel | onzekerheid | machteloosheid 3 deugen: braaf zijn | gelukkig zijn | goed zijn | in orde zijn
54
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 54
12/04/2022 11:17
5
Hoe zou het verhaal anders kunnen aflopen? Bedenk een ander slot.
55
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 55
12/04/2022 11:17
Hoofdstuk 2
Les 4
Woordenschat
Lezen
• Ik oefen de betekenis van 10 nieuwe woorden en van de woorden uit les 3.
• Ik leer de opbouw van een informatieve tekst herkennen. • Ik leer verbanden en verwijswoorden herkennen in een informatieve tekst. • Ik leer wat ik kan doen als ik de betekenis van een woord niet ken.
Bang zijn is gezond Je hart klopt wild, je buik doet pijn, je zweet en je wilt het liefst wegrennen! Dit zijn allemaal kenmerken van iemand die bang is. Maar waarom word je eigenlijk bang? In wezen fungeert bang zijn als bescherming van jezelf. Angst treedt op als signaal van je lichaam bij een bedreiging. Als je gevaar waarneemt, reageert je lijf daarop. Buikpijn en hartkloppingen zijn zulke lichamelijke reacties. Ze volgen op dreigend gevaar, bijvoorbeeld vuur of een cobra. De angst die je voelt waarschuwt je: kom snel in actie! Dat kun je op twee manieren doen: het gevaar bestrijden (het vuur doven en de slang wegjagen) of het ontwijken (weglopen). Met andere woorden: het is hartstikke nuttig om bang te zijn!
1
Bekijk de tekst en het plaatje.
2
Beantwoord de vragen.
waar je iets of iemand aan kunt herkennen ervoor zorgen dat er niets gebeurt, dat het veilig is een seintje om iets duidelijk te maken het mogelijke gevaar
1 Wat voor soort tekst is dit? ◯ een spannend verhaal ◯ een informatieve tekst ◯ een oproep 2 Hoe zie je dat? Noem twee dingen waar je dat aan kunt zien.
56
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 56
12/04/2022 11:17
3
Lees de tekst Bang zijn is gezond.
4
Wat staat er in de tekst? Teken een lijn.
5
Wat is angst?
•
•
Gevaar bestrijden of ontwijken.
Wat zijn de kenmerken van angst?
•
•
Een signaal van je lichaam bij een bedreiging.
Wat is het nut van bang zijn?
•
•
Het fungeert als bescherming.
Op welke manieren kun je op angst reageren?
•
•
Zweten, buikpijn en een verhoogde hartslag.
Kijk naar de gekleurde woorden. Gebruik de stappen die je geleerd hebt om de betekenis te bedenken. 1 Wat had er ook kunnen staan in plaats van met andere woorden?
2 Wat betekent in wezen?
3 Wat doe je als je iets waarneemt? Twee mogelijkheden horen niet in het rijtje thuis. Zet daar een streep door. waarnemen:
horen | een mening vormen | zien | voelen | bedenken of het klopt | ruiken
4 Buikpijn en hartkloppingen zijn reacties die volgen op dreigend gevaar. In welke zin heeft volgen op dezelfde betekenis? ◯ De soldaten volgen het bevel op. ◯ De kinderen volgen op school een cursus koken en schilderen. ◯ Het laatste nieuws kun je volgen op Radio Amerom. ◯ De maatregel volgt op de gebeurtenis van de laatste tijd.
57
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 57
12/04/2022 11:17
6
Welk woord hoort er niet bij? Onderstreep het woord dat er niet bij hoort. 1 schuilen:
de schuilplek | de abri | het bushokje | het labyrint
2 merkwaardig:
verdacht | vreemd | bizar | raar
3 de problemen: 4 een idee geven: 5 de rol:
terechtkomen in | verzeild raken in | geen flauw idee hebben opzoeken | voorstellen | opperen | voorstel doen
de voorzitter | de aansteller | de verslaggever | de tijdbewaker
6 zonder na te denken:
7
lukraak | zomaar | toevallig | gedachteloos
Kijk naar het plaatje. 1 Bedenk wat dit apparaat zou kunnen maken. Maak er een korte informatieve tekst over. 2 Gebruik de volgende woorden: de bescherming | kenmerken | signaal | waarnemen | optreden
Ben jij al in beweging geweest? Wat heb je geoefend?
58
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 58
12/04/2022 11:18
Hoofdstuk 2
Les 5
Woordenschat Dit kan ik nog • Ik herhaal woorden uit blok 5 (groep 7).
Dit kan ik nu • Ik herhaal woorden uit les 1, 3 en 4.
Dit kan ik nog 1
Welk woord past bij het plaatje? Let op: je houdt twee antwoorden over. Kies uit: de asperge | het afdak | de oksel | de grottekening | de kabelbaan | de hyena | de balustrade
2
Wat hoort bij elkaar? Teken een lijn. Let op: je houdt twee antwoorden over. het onheil
•
continu
•
schijnbaar
•
de betoging
•
het kadaver
•
• • • • • • •
weerzinwekkend natuurlijk het lijkt zo de ellende de hele tijd de demonstratie dood dier
59
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 59
12/04/2022 11:18
3
Wat hoort bij elkaar? Let op: je houdt twee antwoorden over. Kies uit: uitzetten | op zijn minst | verdampen | op den duur | naarmate | verplaatsen | logisch Zeewater en oppervlaktewater
door de zon. Deze minuscule
waterdruppeltje stijgen op en vormen wolken. Door de wind wolken zich.
de
de wolken zwaarder worden en
gaan ze weer dalen.
,
dat het daaruit gaat regenen.
Dit kan ik nu 1
Bekijk de plaatjes en lees de zinnen. Welk woord past in de zin? Let op: je houdt twee antwoorden over. Kies uit: hunebed | labyrint | klooster | tabel | monument | fagot | bestrating
1 Dit
2 Een
3
In dit oude
4 In deze
5
is gebouwd in de steentijd.
is een ander woord voor doolhof.
wonen geen monniken meer.
kun je zien hoe laat de bussen rijden.
De oude school voor ambachten is nu een
.
60
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 60
12/04/2022 11:18
2
Welk woord past bij de omschrijving? Teken een lijn. Let op: je houdt twee antwoorden over. Ik weet echt niet hoe ik dat moet doen. Hij twijfelde even of hij wel mee wilde doen. In de oorlog verstopten zij zich in een ruimte onder de grond.
3
• • •
De politie heeft de man betrapt op het moment dat hij ging inbreken.
•
De gravin toont haar rijkdom en mooie dure spullen.
•
• • • • • • •
de schuilkelder op heterdaad betrappen geen flauw idee hebben de aarzeling verzeild raken pracht en praal lukraak
Wat is de betekenis van de vetgedrukte woorden in de tekst? Let op: je houdt twee antwoorden over. Kies uit: bedreiging | treden op | kenmerken | volgen op | signaal | waarnemen | ontwijken Angst Wetenschappers hebben onderzoek gedaan naar de functie van angst. De reacties van het lichaam op angst gebeuren vanzelf en kun je goed zien. Bij gevaar ga je bijvoorbeeld zweten en krijg je hartkloppingen. Dit is een teken dat je lichaam afgeeft om je te beschermen. De beste manier om daarmee om te gaan is om het gevaar te ontlopen of te bestrijden. 1 gebeuren: 2 zien: 3 gevaar: 4 teken: 5 ontlopen:
61
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 61
12/04/2022 11:18
Hoofdstuk 2
Les 6
Taal verkennen • Ik herhaal het herkennen en gebruiken van verschillende woordsoorten.
Herhaling: woordsoorten benoemen Elk woord hoort bij een woordsoort. Die woordsoorten kun je benoemen.
1
zelfstandig naamwoord (z nw)
woord voor een mens, dier of ding
lidwoord (lidw)
de, het, een
werkwoord (ww)
woord dat vertelt wat iets of iemand doet, of wat er gebeurt
bijvoeglijk naamwoord (bijv nw)
woord dat iets vertelt over het z nw
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
bijvoeglijk naamwoord dat vertelt van welk materiaal iets gemaakt is
persoonlijk voornaamwoord (pers vnw)
woord dat verwijst naar iets of iemand
aanwijzend voornaamwoord (aanw vnw)
woord dat iets of iemand aanwijst (dit, dat, deze, die)
bezittelijk voornaamwoord (bez vnw)
woord dat aangeeft van wie iets of iemand is
voorzetsel (tijd, plaats) (vz)
woord dat aangeeft wanneer of waar iets gebeurt
telwoord (telw)
woord dat laat zien hoeveel er van iets is of wat de volgorde is
voegwoord (vw)
woord dat twee zinnen aan elkaar plakt
vraagwoord (vraagw)
woord waarmee je een vraag kunt beginnen (wie, wat, hoe, ...)
Bekijk het uitlegblokje.
62
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 62
12/04/2022 11:18
2
Benoem de woordsoorten. Die gouden koets reed door het prachtige landschap en kwam aan rond vijf uur bij een oud kasteel, dat op een kleine heuvel lag.
1 Koets is een zelfstandig naamwoord. Welke andere zelfstandige naamwoorden zie je?
2 De is een lidwoord. Welke andere lidwoorden zie je?
3 Reed is een werkwoord. Welke andere werkwoorden zie je?
4 Oud is een bijvoeglijk naamwoord. Welke andere bijvoeglijke naamwoorden zie je?
5 Door is een voorzetsel. Welke andere voorzetsels zie je?
6 Wat voor een telwoord is vijf? ◯ rangtelwoord ◯ hoofdtelwoord 7 Wat is die voor woordsoort?
8 Welk woord is een voegwoord?
63
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 63
12/04/2022 11:18
3
Welke woordsoorten zie je in de zin? Vul bij elk woord de goede woordsoort in. Kies uit: lidwoord | zelfstandig naamwoord | bijvoeglijk naamwoord | werkwoord | persoonlijk voornaamwoord | bezittelijk voornaamwoord | aanwijzend voornaamwoord | voegwoord | voorzetsel | telwoord Het politiekorps jaagt op de gevaarlijke cobra omdat hij een bedreiging is voor de bevolking van de stad.
Het politiekorps jaagt op de gevaarlijke cobra omdat hij een bedreiging is voor de bevolking van de stad
64
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 64
12/04/2022 11:18
4
Kijk naar de foto en lees de tekst. Welk woord past in de zin? Kijk naar de blauwe woord soort. Kies uit: voor | dure | doel | bedrag | de | Barbie | ontwierp | naar | grote | 10.000 | want 1
ontwerper
lidw
speciaal voor
diamanten.
ging naar een goed
z nw
vw vz
5
fan van Barbie, betaalde wel
bijv nw
dollar voor de pop.
telw
3 Het
, sieraden met
z nw
bijv nw
2 De koper, een
,
ww
het werd gebruikt
,
z nw
onderzoek
vz
borstkanker.
Lees de zin en beantwoord de vragen. In mijn opgeruimde kamer ligt een stoffig tapijt. 1 Welk woord is een bezittelijk voornaamwoord? 2 Welke woorden zijn bijvoeglijke naamwoorden? 3 Welk werkwoord herken je in opgeruimde? 4 Lezen, verven en spelen zijn werkwoorden. Maak van deze woorden bijvoeglijke naamwoorden. lezen De
verven brief.
Het
spelen huis.
Een
kind.
5 Stoffig heeft een achtervoegsel. Welk zelfstandig naamwoord herken je? Ik herken
.
65
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 65
12/04/2022 11:18
6 Raadsel, angst, gevaar en griezel zijn zelfstandige naamwoorden. Maak van deze woorden bijvoeglijke naamwoorden. Zet er een achtervoegsel achter. Kies uit: -ig | -achtig | -lijk raadsel angst gevaar griezel
6
Beschrijf hoe jij eruitziet in ten minste twee lange zinnen. 1 Gebruik bijvoeglijke naamwoorden in de zin. 2 Benoem daarna elk woord.
66
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 66
12/04/2022 11:18
Hoofdstuk 2
Les 7
Taal verkennen • Ik oefen het herkennen en gebruiken van verschillende woordsoorten.
Woordsoorten benoemen Elk woord hoort bij een woordsoort. Die woordsoorten kun je benoemen. De woordsoorten zijn: zelfstandig naamwoord (z nw) lidwoord (lidw) werkwoord (ww) (stoffelijk) bijvoeglijk naamwoord (bijv nw) persoonlijk voornaamwoord (pers vnw) aanwijzend voornaamwoord (aanw vnw)
bezittelijk voornaamwoord (bez vnw) voorzetsel (vz, tijd, plaats) telwoord (telw) voegwoord (vw) vraagwoord (vraagw)
1
Bekijk het uitlegblokje.
2
Kijk naar de foto en lees de zin. Zet alle woorden uit de zin op de goede plek in de tabel. In 1963 was ik de eerste vrouwelijke astronaut en verbleef ik drie dagen in de ruimte.
zelfstandig naamwoord lidwoord werkwoord bijvoeglijk naamwoord persoonlijk voornaamwoord voorzetsel telwoord voegwoord
67
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 67
12/04/2022 11:18
3
Lees nog een keer de zin. Beantwoord de vragen. In 1963 was ik de eerste vrouwelijke astronaut en verbleef ik drie dagen in de ruimte.
1 Er staan twee voorzetsels in de zin. • Welk voorzetsel zegt iets over de tijd? • Welk voorzetsel zegt iets over de plaats? 2 Kijk naar de telwoorden in de zin. Schrijf de telwoorden in het goede rijtje. • hoofdtelwoord:
en
• rangtelwoord: 3 Kijk naar het bijvoeglijk naamwoord in de zin. Van welk zelfstandig naamwoord is dit afgeleid?
4
Lees de tekst. Maak de zinnen af. Welk woord past in de zin? Kijk naar de blauwe woordsoort. Kies uit: mensen | was | onder | het | schuilkelder | schuilen | zodat | tweede | de | en | in | een | deze 1 In 1935
men
ww
Eerste Wereldoorlog nog niet vergeten.
lidw
2
zat nog vers in
aanw vnw
dat wilden de
vw
geheugen
lidw
geen
z nw
keer meemaken.
tw
3 In die tijd werd
Amerstad
vz
de Grote Markt
vz
z nw
luchtaanvallen konden
gebouwd,
ww
lidw
mensen daar tijdens
vw
.
68
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 68
12/04/2022 11:18
5
6
Maak bijvoeglijke naamwoorden. Lees de werkwoorden en zelfstandige naamwoorden die voor de zinnen staan. Maak er bijvoeglijke naamwoorden van. 1 sparen
Al haar
geld is opgegaan aan pracht en praal.
2 slapen
Het
3 werken
Ik heb twee
4 bocht
We reden over een
5 regen
We schuilen in een abri op deze
6 lichaam
De
kind merkt niets van het lawaai. ouders. weg. dag.
inspanning was erg zwaar.
Maak zinnen. Kies voor elke woordsoort een woord. Kijk naar het voorbeeld. Het mogen gekke zinnen zijn! Voorbeeld: lidw | z nw | ww | bijv nw | z nw De jongen heeft grote voeten. 1 lidw | z nw | ww | bijv nw | z nw
2 pers. vnw | ww | bijv nw | z nw
3 lidw | bijv nw | z nw | ww | vw | ww | vz | lidw | z nw
4 lidw |telw | z nw | ww | vz | lidw | bijv nw | z nw
Ben jij al in beweging geweest? Wat heb je geoefend?
69
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 69
12/04/2022 11:18
Hoofdstuk 2
Les 8
Schrijven • Ik leer hoe ik een dialoog schrijf.
Een dialoog in een verhaal Personen kun je in een verhaal met elkaar laten praten. Dat maakt het verhaal levendig. Leestekens zijn belangrijk. Wat de personen tegen elkaar zeggen, wordt onder elkaar tussen aanhalingstekens gezet. In een gesprek wordt meestal spreektaal gebruikt. Dat is anders dan schrijftaal. Bijvoorbeeld: als je iets hoort wat je niet wist, zeg je ‘Oh?’, of ‘Echt joh?’, terwijl je in een brief zou schrijven: ‘Ik wist niet dat ...’.
1 Een dialoog is een gesprek tussen twee mensen. Maar om een dialoog levendig en spannend te maken, moet je meer opschrijven dan alleen wat er gezegd wordt.
2 Beschrijf de situatie of de sfeer waarin het gesprek plaatsvindt. 3 Bedenk wie de personen zijn die een gesprek hebben. Wat is hun karakter? Hoe voelen ze zich?
4 Aan het eind van een dialoog wordt het gesprek afgerond. Het laatste dat gezegd wordt, kan een conclusie zijn, een grapje, of iets verrassends.
‘Hoi, met mij. Waar ben je?’ ‘Bij Sam.’ ‘Je zou om vier uur thuis zijn.’ ‘Oh.’ ‘Dat weet je best. We gaan straks naar oma.’ ‘Oh ja.’ ‘Dus?’ ‘Wat?’ ‘Dus, kom je nu naar huis?’ ‘Oké, ik kom.’
Het telefoongesprek Jolanda’s moeder loopt voor de zoveelste keer naar het raam. Buiten is het windstil. Geen teken van haar dochter. Ze aarzelt. Zal ze toch maar bellen? Jolanda is anders nooit te laat. Als er maar niets gebeurd is. Met bevende hand zoekt ze het nummer in haar telefoon. Gelukkig, de telefoon gaat over! Na enkele ogenblikken wordt er opgenomen. ‘Hoi, met mij. Waar ben je?’, zegt ze een beetje boos, terwijl ze eigenlijk opgelucht is. Aan de andere kant van de lijn is het even stil. ‘Bij Sam’, klinkt het afwezig. Jolanda is duidelijk niet met haar gedachten bij het gesprek. ‘Je zou om vier uur thuis zijn.’ Jolanda’s moeder hoort haar eigen stem een beetje trillen. ‘Oh’, is het enige dat Jolanda zegt. Haar moeder slaat haar ogen op en zucht. ‘Dat weet je best. We gaan straks naar oma’, zegt ze vermoeid. Jolanda is weer even stil. Op de achtergrond hoort haar moeder een muziekje van een computerspelletje. ‘Oh ja’, zegt Jolanda ten slotte, maar ze is nog steeds afgeleid. ‘Dus?’, vraagt haar moeder dwingend. Ze wil dat Jolanda nú naar haar luistert. Maar Jolanda is nog steeds niet helemaal bij het gesprek. ‘Wat?’, mompelt ze. Haar moeder is nu echt boos. Langzaam en zo duidelijk mogelijk zegt ze: ‘Dus, kom je nu naar huis?’ ‘Oké, ik kom’, klinkt het opgewekt.
70
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 70
12/04/2022 11:18
1
Lees de uitleg Een dialoog in een verhaal en lees de dialoog in de tekst.
2
Lees de dialoog Het telefoongesprek. Beantwoord de vragen. 1 Lees toelichting 2. • Welke situatie wordt er beschreven? • En hoe is de sfeer? 2 Lees toelichting 3. • Beschrijf hoe Jolanda’s moeder zich voelt.
• Beschrijf hoe Jolanda zich voelt. 3 Lees toelichting 4. • Wordt de dialoog afgerond met een conclusie, een grapje of iets verrassends?
• Wat kan Jolanda aan het eind ook zeggen in plaats van ‘Oké, ik kom.’?
71
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 71
12/04/2022 11:18
3
Lees de twee dialogen nog een keer en beantwoord de vragen. Er wordt in beide dialogen precies hetzelfde gezegd. Toch is er een groot verschil. 1 In welke dialoog zit meer spanning? ◯ de dialoog in het blauwe kader ◯ de dialoog in Het telefoongesprek 2 In het vorige hoofdstuk heb je een VAD-schema gemaakt. Vul het VAD-schema in bij Het telefoongesprek. vraag Inleiding
antwoord
detail
Wie komen er in het verhaal voor?
Waar speelt het verhaal?
Wanneer speelt het verhaal?
Wat is er aan de hand?
Kern
Welk conflict heeft de hoofdpersoon?
Wat gebeurt er?
Slot
Hoe loopt het verhaal af?
3 In les 3 ging het over het opbouwen van spanning in een verhaal. Hoe wordt in Het telefoongesprek de spanning opgebouwd? Lees ook de toelichting. Noem twee dingen.
72
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 72
12/04/2022 11:18
4 Door welke woordsoort wordt de dialoog in Het telefoongesprek levendiger?
5 Geef een voorbeeld van zo’n woord.
6 Spanning wordt ook opgebouwd doordat je je iets kunt voorstellen, wat er niet staat. Wat denk je dat Jolanda aan het doen is?
7 Waarom denk je dit? Noem twee dingen.
4
Maak de dialoog levendig. 1 Maak de dialoog spannend of grappig. 2 Kijk nog eens naar de toelichtingen 1 tot en met 4. 3 Wat zou Maarten aan het eind nog kunnen antwoorden?
'Wie ben jij?' 'Maarten.' 'Wat doe je hier?'
73
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 73
12/04/2022 11:18
Hoofdstuk 2
Les 9
Schrijven • Ik oefen het schrijven van een dialoog.
Een dialoog is een gesprek tussen twee mensen. Maar om een dialoog levendig en spannend te maken, moet je meer opschrijven dan alleen wat er gezegd wordt.
Beschrijf de situatie of de sfeer waarin het gesprek plaatsvindt.
Bedenk wie de personen zijn die een gesprek hebben. Wat is hun karakter? Hoe voelen ze zich?
In het slot van een dialoog wordt het gesprek afgerond. Het laatste dat gezegd wordt, kan een conclusie zijn, een grapje, of iets verrassends.
1
Bekijk het schema.
74
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 74
12/04/2022 11:18
2
Je gaat straks een dialoog schrijven. Maak de spreekballonnen af. Doe het met potlood. 1 Bekijk de spreekballonnen. In de spreekballonnen staat maar de helft van het gesprek. Wat zou persoon 2 kunnen antwoorden? Schrijf het in de eerste drie ronde spreekballonnen. Maak je zinnen niet te lang.
2 Wat zou persoon 1 in de vierde spreekballon kunnen zeggen? persoon 1
persoon 2
Wat is er gebeurd?
Echt? Hoe kan dat?
Oh? En toen?
3 Hoe eindigt het gesprek? Wat zou persoon 2 als laatste kunnen zeggen?
4 Lees de dialoog die je nu hebt geschreven. Kloppen de antwoorden bij de vragen? Verbeter als het nodig is.
75
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 75
12/04/2022 11:18
3
Maak je dialoog levendiger. Lees eerst de toelichtingen. 1 Beschrijf kort wie de personages zijn. Bedenk naam, leeftijd, karakter en gevoel. Schrijf de antwoorden op de volgende vragen in het VAD-schema. inleiding
vraag
antwoord
detail
Wie zijn de twee personen in je dialoog? Hoe heten ze?
Hoe oud zijn ze?
Wat voor karakter hebben ze?
2 In welke plaats of op welke locatie speelt de dialoog zich af? kern
vraag
antwoord
detail
Waar speelt de dialoog zich af?
3 Wat is de situatie? Wat gebeurt er voordat het gesprek begint? kern
vraag
antwoord
detail
Wat gebeurt er?
76
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 76
12/04/2022 11:18
4 Wat is de sfeer tijdens het gesprek? vraag
antwoord
detail
Hoe is de sfeer?
Wat gebeurt er op het eind? Is het een conclusie, grapje, of iets verrassends? slot
vraag
antwoord
detail
Hoe loopt het af?
4
Schrijf je dialoog in het klad. Kijk naar wat je in opdracht 2 en 3 hebt geschreven. 1 Kijk naar opdracht 3. • Je hebt veel informatie opgeschreven. Bedenk welke informatie belangrijk is om de dialoog spannend, grappig of duidelijk te maken. • Schrijf de inleiding in klad op. 2 Kijk naar de spreekballonnen in opdracht 2 en de sfeer die je daarbij hebt bedacht in opdracht 3. • Bedenk hoe het gesprek verloopt. • Op welke manier worden de dingen gezegd? • Schrijf de kern van je dialoog in klad op. Gebruik de teksten in de spreekballonnen. 3 Kijk naar de laatste twee spreekballonnen en wat je hebt opgeschreven bij het slot in opdracht 3. • Hoe loopt het af? • Schrijf het eind van je dialoog in klad op.
77
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 77
12/04/2022 11:18
5
Ben je tevreden met je dialoog? Kijk je dialoog na. En let daarbij op het volgende: 1 2 3 4 5
Is de dialoog duidelijk? Kan een ander de dialoog volgen? Komt de dialoog goed over? Praten mensen zo? Heb je de woorden goed gespeld? Controleer eventueel in het (digitale) woordenboek. Heb je overal goede leestekens gebruikt? Schrijf je dialoog in het net op bladzijde 74.
6
Bedenk een titel. Welke titel past bij jouw dialoog? Schrijf de titel erboven.
7
Bedenk een korte dialoog. Persoon 1 heeft iets dringends te zeggen. Persoon 2 heeft het druk. Zorg dat de dialoog een inleiding, kern en slot heeft.
78
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 78
12/04/2022 11:18
Hoofdstuk 2
Les 10
Taal verkennen Dit kan ik nog • Ik herhaal het gebruiken van een woordenboek: de alfabetische volgorde uit blok 5 (groep 7).
Dit kan ik nu • Ik herhaal de woordsoorten zelfstandig naamwoord, werkwoord, lidwoord, voornaamwoord, voorzetsel, voegwoord, vraagwoord, telwoord en bijvoeglijk naamwoord.
Dit kan ik nog 1
Wat is de woordenboekvorm van het vetgedrukte woord? Kies het goede antwoord. 1 Mijn moeder schonk een kopje thee in.
ingeschonken | inschenken | schonk in
2 De kinderen schreven de woorden foutloos op. 3 Mijn broer kwam te laat thuis.
kwam thuis | thuisgekomen | thuiskomen
4 'Kom nou!' riep de meester lachend uit. 5 'Ik hang nu op hoor!', zei mijn vader.
2
opgeschreven | opschrijven | schreef op
riep uit | uitgeroepen | uitroepen
hang op | opgehangen | ophangen
Lees de rijtjes. Op welk woord zoek je het in het woordenboek op? Vul het trefwoord en de woordsoort erachter in. 1 de deeltjes 2 de deelnames 3 neemt deel aan 4 het werk verdelen 5 verdeel en heers 6 een eindje lopen 7 eindigend op 8 eindeloze 9 het bij het rechte eind hebben 10 het eindigt
79
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 79
12/04/2022 11:18
3
Lees de woorden. Zet de woorden in alfabetische volgorde door er nummers voor te zetten. Begin bij 1 voor het eerste woord.
▢
opzoeken
▢
opbellen
▢
doorstrepen
▢
opbergen
▢
doorstroming
▢
opgeven
▢
meebeslissen
Dit kan ik nu 1
Wat voor woordsoort is het vetgedrukte woord? Let op: je houdt twee antwoorden over. Kies uit: voegwoord | voorzetsel | lidwoord | zelfstandig naamwoord | bijvoeglijk naamwoord | telwoord | werkwoord 1 Sam en Yourek zitten in de studio van Radio Amerom. 2 Bert krijgt een telefoontje van de hoofdagent en begint te glunderen. 3 De pyromaan is opgepakt en hij blijkt een oude man van in de tachtig te zijn! 4 Hij stak oude dingen in de fik, omdat hij een hekel heeft aan alles wat oud is. 5 In elk geval is het een mooi onderwerp voor het volgende programma.
80
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 80
12/04/2022 11:18
2
Welke woordsoort past in de zin? Let op: je houdt drie antwoorden over. Kies uit: voorzetsel | vraagwoord | lidwoord | werkwoord | bezittelijk voornaamwoord | bijvoeglijk naamwoord | telwoord | zelfstandig naamwoord 1
wel eens gezien?
heeft de film Marc en Milo
2 Het verhaal gaat over een
jongen op een boerderij.
3 Hij heeft
heel slim hondje, dat hem overal volgt.
4 Soms komt de jongen in de problemen, maar viervoeter redt hem elke keer weer.
trouwe
5 Ik vind het zo'n mooie film, dat ik hem al
3
heb gezien.
Welk woord past in de zin? Let op: je houdt drie antwoorden over. Kies uit: sieraden | spannende | gegaan | verzonnen | persoonsbewijs | zij | veel | hij 1 De schrijver Oscar Meulenhoff heeft vele verhalen geschreven.
en
2 In veel boeken speelt Petra een belangrijke rol. hoofdpersoon. 3 Het gaat over een meisje dat 4 Zij heeft 5 Zo moest zij haar
is de
avonturen beleefd. dingen meegemaakt tijdens de oorlog. inleveren, waardoor ze het land niet meer uit kon.
81
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 81
12/04/2022 11:18
Hoofdstuk 1x en en 2 x
Herhalen en toepassen 1
Benoem de woordsoorten. 1 Zet alle woorden van de onderstaande zin op de goede plek in het schema. 2 Kijk van elkaar na en geef voor elk goed woord een punt. 3 Wie de meeste punten heeft, is de winnaar. De man van 80 jaar was de muziekschool ingeslopen en wilde een eeuwenoude vleugel en een unieke fagot uit de achttiende eeuw in de fik steken.
z nw
vz
lidw
ww
telw
bijv nw
vw
82
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 82
12/04/2022 11:18
2
Wie bedenkt het langste stapelgedicht? 1 2 3 4
Bedenk allemaal een korte zin met een doelwoord uit het blok. Maak de zin langer. Zet de nieuwe woorden steeds vooraan in de zin. Vul de zin in. Wie de meeste woorden uit het blok heeft gebruikt, is de winnaar.
Voorbeeld: Dit is de schouwburg. Dit is de gft-container naast de schouwburg. Dit is de cobra in de gft-container naast de schouwburg. Dit is het politiekorps op zoek naar de cobra in de gft-container naast de schouwburg.
3
Maak een rebus. Kies een uitdrukking of een figuurlijk gebruikt woord uit het blok. Maak er een rebus van. Teken de rebus en laat de ander raden om welke woorden het gaat. Voorbeeld: verzeild raken in
83
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 83
12/04/2022 11:18
Hulp Herhaling: zinnen ontleden 1 Zoek de persoonsvorm (pv). De persoonsvorm vind je met de vraag-, tijd- en/of getalproef. 2 Vind het gezegde (gez): de persoonsvorm + één of meer andere werkwoorden. 3 Bepaal het onderwerp (ond). Gebruik de vraag: Wie/Wat + persoonsvorm (+ wat er bij de persoonsvorm hoort)? Controleer met de getalproef! 4 Check of de zin een lijdend voorwerp (lijd vw) heeft. Het lijdend voorwerp vind je met de vraag: Wie/Wat + gezegde + onderwerp? 5 Check of de zin een meewerkend voorwerp (meew vw) heeft. Het meewerkend voorwerp vind je met de vraag: Aan wie + gezegde + onderwerp (+ lijdend voorwerp)? Vaak begint het meewerkend voorwerp met het voorzetsel aan. Als het meewerkend voorwerp niet met aan begint, kun je er aan bij denken. 6 Blijven er zinsdelen over? Noem die ander zinsdeel (az). Joris en Joop / zullen / mijn zusje / morgen / een mooi cadeau / geven. Meer uitleg vind je in hoofdstuk 1 les 6.
84
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 84
12/04/2022 11:18
Herhaling: woordsoorten benoemen Elk woord hoort bij een woordsoort. Die woordsoorten kun je benoemen. zelfstandig naamwoord (z nw)
woord voor een mens, dier of ding
lidwoord (lidw)
de, het, een
werkwoord (ww)
woord dat vertelt wat iets of iemand doet, of wat er gebeurt
bijvoeglijk naamwoord (bijv nw)
woord dat iets vertelt over het z nw
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
bijvoeglijk naamwoord dat vertelt van welk materiaal iets gemaakt is
persoonlijk voornaamwoord (pers vnw)
woord dat verwijst naar iets of iemand
aanwijzend voornaamwoord (aanw vnw)
woord dat iets of iemand aanwijst (dit, dat, deze, die)
bezittelijk voornaamwoord (bez vnw)
woord dat aangeeft van wie iets of iemand is
voorzetsel (tijd, plaats) (vz)
woord dat aangeeft wanneer of waar iets gebeurt
telwoord (telw)
woord dat laat zien hoeveel er van iets is of wat de volgorde is
voegwoord (vw)
woord dat twee zinnen aan elkaar plakt
vraagwoord (vraagw)
woord waarmee je een vraag kunt beginnen (wie, wat, hoe, ...)
Meer uitleg vind je in hoofdstuk 2 les 6.
85
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 85
12/04/2022 11:18
Mijn pittige woorden woord
uitleg
86
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 86
12/04/2022 11:19
Mijn pittige woorden woord
uitleg
87
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 87
12/04/2022 11:19
Colofon Verhalen en leesteksten Hetty van den Berg Annemarie van den Brink Jørgen Hofmans Auteurs Hetty van den Berg Tamara van den Berg Ingrid Berkers Jannie van Driel-Copper Irene Engelbertink Wies Gloudemans Iris Meijsing Jeannette Miś Cokky Stolze-van der Vegte Saskia Tromp-Lantman Gerda Verhey Anne Coos Vuurmans Redactie Projectteam ThiemeMeulenhoff Vormgeving Flowdesign, Utrecht Opmaak Crius Group Beeldverwerving Eduardo media Illustraties Peter FitzVerploegh De Boer illustraties Studio Toendra (hoofdstukopeningen) Foto's Shutterstock
Over ThiemeMeulenhoff ThiemeMeulenhoff ontwikkelt zich van educatieve uitgeverij tot een learning design company. We brengen content, leerontwerp en technologie samen. Met onze groeiende expertise, ervaring en leeroplossingen zijn we een partner voor scholen bij het vernieuwen en verbeteren van onderwijs. Zo kunnen we samen beter recht doen aan de verschillen tussen lerenden en scholen en ervoor zorgen dat leren steeds persoonlijker, effectiever en efficiënter wordt. Samen leren vernieuwen. www.thiememeulenhoff.nl ISBN 978 90 06 46841 0 Versie 1.1 © ThiemeMeulenhoff, Amersfoort Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl. De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
Deze uitgave is volledig CO2-neutraal geproduceerd. Het voor deze uitgave gebruikte papier is voorzien van het FSC®-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.
88
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 88
12/04/2022 11:19
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 89
12/04/2022 11:19
Taal
Groep 8 Blok 1
9 789006 468410
TV_Taal_BASIS_G8_Blok1.indb 90
12/04/2022 11:19