Pit taal - groep 6 - handleiding - blok 1

Page 1

Taal

Groep 6

Blok

Groep 6  Blok 1 Handleiding

1

Handleiding 9 789006 152555

Covers Taal_Handleiding_groep 6 blok 1.indd Alle pagina's

20/04/2022 13:39


Taal

Handleiding • Groep 6 • Blok 1

TMH PIT BLOK6.1 DEF.indd 1

20/04/2022 13:29


Pictoʼs Deze opdracht doe je als je tijd hebt. Deze opdracht doe je alleen. Deze opdracht doe je samen. Deze opdracht doe je in een groepje. Dit is een bewegingsopdracht. Deze opdracht schrijf je op een blaadje.

2

TMH PIT BLOK6.1 DEF.indd 2

20/04/2022 13:29


Blok 1 Differentiatie

Cheeta-opdracht De cheeta-opdracht is een extra opdracht aan het eind van elke les, in te zetten als tempodifferentiatie.

Herhalen en toepassen

Extra oefeningen voor Woordenschat en Taal verkennen. Leerwerkschrift

Opdracht 1 De leerlingen stellen kenmerkende vragen bij de doelwoorden in spelvorm. Opdracht 2 De leerlingen bedenken met dit dobbelspel zinnen met voegwoorden. Opdracht 3 De leerlingen vullen de figuurlijke uitdrukkingen aan en schrijven de betekenis op.

Leerwerkschrift Maat

Opdracht 1 De leerlingen maken tekeningen van doelwoorden en anderen raden het. Opdracht 2 De leerlingen dobbelen het goede voegwoord voor in samengestelde zinnen. Opdracht 3 De leerlingen verbinden figuurlijke uitdrukkingen met de bijbehorende betekenissen.

Pluswerk Woordenschat

De opdrachten gaan in op het productief toepassen van de doelwoorden. De leerlingen vullen doelwoorden in de puzzel in en geven er een omschrijving bij. Het zelf bedenken van een recept met de doelwoorden zorgt ervoor dat de relatie tussen de doelwoorden versterkt wordt. In opdracht 3 bedenken ze synoniemen en opdracht 4 is gericht op het visualiseren (tekenen) van doelwoorden.

Taal verkennen

De leerlingen oefenen met het maken van samengestelde zinnen. Ze gebruiken diverse voegwoorden om de zin kloppend te maken. Soms moeten ze hiervoor de volgorde van de woorden iets veranderen.

Woordenschat

De leerlingen oefenen met het maken van woordtrappen en woordparaplu's. Hiermee consolideren de leerlingen de doelwoorden. Daarnaast bedenken ze synoniemen bij woorden om de betekenisrelatie te versterken. Tot slot schrijven ze zelf een verhaal aan de hand van een tekening om de relatie tussen de woorden te versterken.

Taal verkennen

De leerlingen oefenen met het herkennen van zelfstandige naamwoorden. Ze koppelen zelfstandige naamwoorden aan lidwoorden en maken van zelfstandige naamwoorden verkleinwoorden. De leerlingen oefenen op een creatieve manier met telwoorden door deze te gebruiken in een verhaal.

Mijn Pakket Voor Woordenschat en Taal verkennen kunnen leerlingen extra oefenen. De leerling oefent op eigen niveau, afhankelijk van de resultaten. Zie de handleiding Leerlingsoftware in de cockpit onder ‘jaaroverzicht’.

Spitswerk Dit werkschrift is bedoeld voor de meerbegaafde leerling en benadert taal vanuit een ander perspectief. De uitdagende taken doen een beroep op hogere cognitieve vaardigheden van de leerling.

3

TMH PIT BLOK6.1 DEF.indd 3

20/04/2022 13:29


H1 Les 1

Spreken en luisteren

Woordenschat

Lesdoelen

Lesvoorbereiding

Materiaal

Spreken en luisteren • De leerling leert een monoloog houden in een kleine groep. • De leerling leert duidelijk verwoorden wat hij bedoelt. Woordenschat • De leerling leert de betekenis van 20 nieuwe woorden.

• Zet les 1 klaar op het digibord. • Bereid het semantiseren van de doelwoorden voor. • Leg schrijfblaadjes klaar voor opdracht 4. • Combinatiegroep: print de instap-les. • Preteaching: zie de aanwijzingen bij Extra instructie.

• • • •

Kijkwoorden

Leeswoorden

Weetwoorden

• • • • •

• • • • •

• • • • •

het brandweerkorps de broccoli de courgette de divan de witlof

Hoofdstuk 1

Les 1

Spreken en luisteren • Ik leer een monoloog houden in een kleine groep. • Ik leer duidelijk verwoorden wat ik bedoel.

het dieet de spierziekte de tijd dringt uitkijken naar van aanpakken weten

digibord leerwerkschrift leerwerkschrift Maat combinatiegroep: printblad Instap-les

behoren tot gehaast genieten van de illusionist het industrieterrein

• • • • •

Kies je Kist!

Woordenschat • Ik leer de betekenis van 20 nieuwe woorden.

2

de nieuwsgierigheid de olijf opkomen (de gedachte) de salade welkom heten

Hoofdstuk 1

Maak de vragen. 1 Wat voor soort programma is er op de televisie?

Een spelprogramma, Kies je Kist!. 2 Wat zou de bedoeling zijn van de twee kisten?

Meerdere antwoorden mogelijk. Kijkwoorden

het brandweerkorps

Leeswoorden

1

het dieet: verzameling eten om je gewicht te veranderen De courgette is een aanrader als je een dieet wilt volgen.

3

Luister en kijk naar het verhaal.

4

Zou jij mee willen doen aan dit tv-programma? Je vertelt erover aan je groepje. 1 Maak met drie of vier klasgenoten een groepje. 2 Je gaat voorbereiden wat je wilt vertellen. Wat is jouw standpunt? Zou je mee willen doen aan het programma? Bedenk argumenten voor je standpunt. Schrijf de argumenten op een blaadje. Denk goed na over de woorden die je gebruikt. Bedenk ook: wat vertel je eerst? Wat daarna? 3 Vertel je standpunt en argumenten aan je groepje. De rest luistert.

de spierziekte: een ziekte die invloed heeft op je spieren Het geld gaat naar een stichting voor kinderen met een spierziekte. de broccoli

de tijd dringt: er is geen tijd meer De tijd dringt, dus ik wil nu jullie keuze horen! uitkijken naar: je verheugen op Nina heeft uitgekeken naar deze aflevering.

de courgette

5

van aanpakken weten: snel en goed kunnen werken Ik hoop dat jullie van aanpakken weten, want er is een hoop werk te doen!

1 2 3

Spreektip Vraag of je duidelijk bent geweest. Heeft iedereen je begrepen? Heb je iedereen aangekeken? Je kunt leren van de reacties van anderen.

2

Lees de zinnen.

1

Een goocheltruc. Een illusionist is net als een goochelaar: Hij doet een heleboel dingen, maar de vraag is altijd: HOE?

2 3

1 Welke truc vind jij helemaal geweldig? Schrijf er een paar zinnen over.

4

Meerdere antwoorden mogelijk.

5

Weetwoorden de divan

behoren tot gehaast genieten van de illusionist het industrieterrein

de nieuwsgierigheid de olijf opkomen (de gedachte) de salade welkom heten

2 Maak er een tekening bij.

Ter beoordeling van de leerkracht. 1

de witlof

Bekijk de afbeelding.

6

TV_Taal_BASIS_G6_Blok1.indb 6

7

28/01/2022 14:45

TV_Taal_BASIS_G6_Blok1.indb 7

28/01/2022 14:45

8

TV_Taal_BASIS_G6_Blok1.indb 8

28/01/2022 14:45

TV_Taal_BASIS_G6_Blok1.indb 9

LEERWERKSCHRIFT EN LEERWERKSCHRIFT MAAT blz. 6 – 7 – 8

4

TMH PIT BLOK6.1 DEF.indd 4

20/04/2022 13:29


Lesinhoud

Extra instructie / differentiatie

Introductie

Preteaching

• Herhaal in het kort waar het verhaal in groep 5 over ging. Vraag wie de hoofdpersonen waren. Welke gebeurtenissen waren belangrijk? Vertel dat in de leerwerkschriften van groep 6 het verhaal vooral over Nina gaat en wat zij meemaakt. • Ga naar het digibord en doe de oefening(en). Waarom is dit leuk? Wie kijkt ernaar? • Vraag de leerlingen naar welke tv-programma’s ze graag kijken. Wat is favoriet? Vertel dat het in deze les ook over een tv-programma gaat: het favoriete programma van Nina. • Bespreek kort de leerdoelen met de leerlingen.

Laat leerlingen met een beperkte woordenschat de weetwoorden vooraf bekijken en moeilijke woorden opschrijven bij Mijn pittige woorden. Bespreek daarna de betekenis van die woorden.

Instructie

Hoofdstuk 1

Les 2 1

Luister naar het verhaal.

• Doe de oefening(en) op het digibord. Bespreek de begrippen feit, mening, standpunt en argument. • Besteed aandacht aan figuurlijk taalgebruik. Wie kan laten zien wat van aanpakken weten betekent? • Lees daarna met de leerlingen de 20 woorden en bespreek van een aantal woorden de betekenis. Bespreek de kijkwoorden aan de hand van de afbeeldingen en de leeswoorden aan de hand van de definities en voorbeeldzinnen. Controleer of de leerlingen de betekenis van de weetwoorden kennen. Spreken en luisteren Woordenschat Opdracht 1 Bekijk samen de afbeelding. Opdracht 2 Maak samen de oriënterende vragen over de tekst. Opdracht 3 Start op het digibord de verhaalanimatie Kies je Kist!. Stel na afloop controlevragen over het verhaal: Welke kist kiest het brandweerkorps? Welke opdracht hoort daarbij? Wat is de boodschap van Jamie voor alle jeugdige kijkers? • Ik leer luisteren naar een betoog. • Ik leer meningen herkennen. • Ik leer een betoog samenvatten.

• Ik leer de betekenis van de 20 woorden uit les 1.

1 Nina en een paar klasgenoten praten over het programma Kies je Kist!. 2 Luister goed wat erover gezegd wordt en door wie. 3 Schrijf tijdens het luisteren een paar woorden op om te onthouden.

Verwerking 2

Opdrachten zijn gelijk voor het leerwerkschrift en het leerwerkschrift Maat. Opdracht 4 De leerlingen houden in hun groepje een monoloog voorzien van feiten, meningen, standpunten en argumenten. Opdracht 5 De leerlingen schrijven over een goocheltruc en maken er een tekening bij.

Is het een mening, feit of argument? Lees de zinnen. Bij één zin zijn twee antwoorden goed.

mening

feit

argument

2 Ik ben er te zenuwachtig voor.

3 Ze kozen de kist waar je het meeste geld mee kon verdienen.

1 Het was toch zo spannend!

4 Het is niet leuk als je zelf niets wint.

5 Ik zou alles verkeerd doen.

TV_Taal_BASIS_G6_Blok1.indb 9

Reflectie

Mijn pittige woorden Achter in elk leerwerkschrift kunnen de leerlingen bij Mijn pittige woorden gedurende het gehele blok moeilijke woorden verzamelen die ze in de taallessen tegenkomen. De leerlingen kunnen de moeilijke woorden op elk moment terugzoeken en aanvullen. Als de leerlingen bij een nieuw blok een nieuw leerwerkschrift krijgen, schrijven ze de woorden die ze nog lastig vinden, daarin over.

Instructie Taalsterk Laat leerlingen uitzoeken waar het woord illusionist vandaan komt. Leerwerkschrift Maat Laat de leerlingen met een beperkte woordenschat een woordparaplu maken met: waar kun je allemaal lekker lui op liggen (divan, bed, ligstoel, bank)? NT2 Besteed extra aandacht aan de begrippen standpunt en argument.

Opdracht 4

• Bespreek opdracht 4 met behulp van het digibord. Vraag de leerlingen of ze het moeilijk vonden om hun argumenten goed te verwoorden. Konden ze het ook in een monoloog goed vertellen? • Laat de leerlingen hun argumenten herhalen en bespreek met hen wat ze van de 9 argumenten vinden. • Kies een leerling die de monoloog voor de groep wil houden. 28/01/2022 14:45

Dyslexie Laat een taalsterke leerling eerst de opdrachten voorlezen aan een dyslectische leerling terwijl deze meeleest.

Compactroute Woorden en definities lezen, opdracht 2 en 3.

Combinatiegroep Instap-les combinatiegroep Als je lesgeeft aan een combinatiegroep, geef een van de twee groepen dan het printblad van de instap-les.

5

TMH PIT BLOK6.1 DEF.indd 5

20/04/2022 13:29


H1 Les 2

Spreken en luisteren

Lesdoelen

Lesvoorbereiding

Materiaal

Spreken en luisteren • De leerling leert luisteren naar een betoog. • De leerling leert meningen herkennen. • De leerling leert een betoog samenvatten. Woordenschat • De leerling leert de betekenis van de 20 woorden uit les 1.

• Zet les 2 klaar op het digibord. • Bekijk vooraf het diagram.

• digibord • leerwerkschrift • leerwerkschrift Maat

Hoofdstuk 1

Les 2

Spreken en luisteren • Ik leer luisteren naar een betoog. • Ik leer meningen herkennen. • Ik leer een betoog samenvatten.

Woordenschat

3

• Ik leer de betekenis van de 20 woorden uit les 1.

Vat de meningen uit het betoog samen in een diagram.

4

Welk woord past in de zin?

1 Je kunt de meningen van de leerlingen over het programma in een diagram zetten. Een diagram is een soort schema. Je kunt dan meteen zien wat iedereen ervan vindt. 2 Vonden Nina en haar klasgenoten het programma spannend, wel aardig of niet leuk? Zet de namen in de goede cirkel: Nina | Paul | Serap | Raoul | Jamal

6

1 Chimpansees

behoren tot

Nina

1 Nina en een paar klasgenoten praten over het programma Kies je Kist!. 2 Luister goed wat erover gezegd wordt en door wie. 3 Schrijf tijdens het luisteren een paar woorden op om te onthouden.

Jamal

4 Joost en Mark

Serap

5 We gaan

Raoul

kijken uit naar

7 In Griekenland groeit

dieet

.

7

de wedstrijd van komende zaterdag.

genieten van

Kijkwoorden

Maak een woordspin met het woord salade. 1 Vul woorden in die bij salade horen.

rijst met broccoli.

6 Nina helpt haar vader mee in de tuin, zij

Paul

Meerdere antwoorden mogelijk.

bevinden zich veel bedrijven.

3 Floortje mag door haar ziekte niet alles eten, ze heeft een

Luister naar het verhaal.

Les 3

Maak een zin met witlof.

de groep van mensapen.

het industrieterrein

Hoofdstuk 1

Maak een zin met broccoli.

Meerdere antwoorden mogelijk.

Kies uit: weet van aanpakken | kijken uit naar | genieten van | het industrieterrein | dieet | behoren tot | de olijf

2 Op

1

Woordenschat

weet van aanpakken

de olijf

.

goed.

Spreektip

de band (popband)

Vraag of je duidelijk bent geweest. Heeft iedereen je begrepen? Heb je iedereen aangekeken? Je kunt leren van de reacties van anderen.

5

2

de salade

Welk woord past bij de zin? Teken een lijn. De brandweerman van het brandweerkorps is heel benieuwd wat er in die kist zit.

mening

feit

argument

Wat deze man laat zien, lijkt wel toveren!

1 Het was toch zo spannend!

2 Ik ben er te zenuwachtig voor.

Snel pakte Paul zijn jas van de kapstok en rende naar buiten.

• •

3 Ze kozen de kist waar je het meeste geld mee kon verdienen.

Jolanda kan niet lopen, ze zit in een rolstoel. ▢

4 Het is niet leuk als je zelf niets wint.

We moeten opschieten, want er is niet veel tijd meer.

5 Ik zou alles verkeerd doen.

Groente die op een komkommer lijkt.

De directeur begroet alle gasten die op het feest aanwezig zijn.

• •

Ineens wist Tom welk onderwerp hij voor zijn spreekbeurt moest kiezen.

Is het een mening, feit of argument? Lees de zinnen. Bij één zin zijn twee antwoorden goed.

• •

de illusionist

de tijd dringt

de buis (tv)

2 Bedenk nu met de woorden van je woordspin een recept voor de salade.

de spierziekte

Meerdere antwoorden mogelijk.

opkomen (gedachte) de nieuwsgierigheid

de herdershond

de courgette gehaast

welkom heten

de radslag

waterskiën

9

28/01/2022 14:45

TV_Taal_BASIS_G6_Blok1.indb 9

28/01/2022 14:45

10

11

TV_Taal_BASIS_G6_Blok1.indb 10

28/01/2022 14:45

TV_Taal_BASIS_G6_Blok1.indb 11

28/01/2022 14:45

12

TV_Taal_BASIS_G6_Blok1.indb 12

28/01/2022 14:45

TV_Taal_BASIS_G6_Blok1.indb 13

LEERWERKSCHRIFT blz. 9 – 10 – 11 – 12

Hoofdstuk 1

Les 2

Spreken en luisteren • Ik leer luisteren naar een betoog. • Ik leer meningen herkennen. • Ik leer een betoog samenvatten.

Woordenschat

3

• Ik oefen de betekenis van de 20 woorden uit les 1

Vat de meningen uit het betoog samen in een diagram.

Nina 1

5

1 Vonden Nina en haar klasgenoten het programma spannend, wel aardig of niet leuk? 2 Zet de namen in de goede cirkel: Nina | Paul | Serap | Raoul | Jamal

Paul

Raoul Jamal

1 Nina en een paar klasgenoten praten over het programma Kies je Kist!. 2 Luister goed wat erover gezegd wordt en door wie. 3 Schrijf tijdens het luisteren een paar woorden op om te onthouden.

de spierziekte

Wat deze man laat zien, lijkt wel toveren!

welkom heten

Snel pakte Paul zijn jas van de kapstok en rende naar buiten.

de tijd dringt

Jolanda kan niet lopen, ze zit in een rolstoel.

gehaast

We moeten opschieten, want er is niet veel tijd meer.

de illusionist

Als je lekker lui naar de televisie wilt kijken, kun je hier op liggen.

de nieuwsgierigheid

opkomen (gedachte)

de divan

Het hele brandweerkorps wil weten hoe de nieuwe auto eruitziet.

Serap

Luister naar het verhaal.

Welk woord past bij de zin? Teken een lijn.

Spreektip

De directeur begroet alle gasten die op het feest aanwezig zijn.

begrepen? Heb je iedereen aangekeken? Je kunt leren van de reacties van anderen.

2

Is het een mening, feit of argument? Onderstreep het goede antwoord.

Ineens wist Tom welk onderwerp hij voor zijn spreekbeurt moest kiezen.

Voorbeeld: Ik heb een fiets – feit maar ik ga liever met de bus – mening want het regent – argument 1 Ik vond het toch zo spannend!

mening | feit

2 Ik ben er te zenuwachtig voor.

feit | argument

3 De voetbalwedstrijd was veel spannender. 4 Ik heb mezelf opgegeven als deelnemer.

6 4

Welk woord past in de zin? Kies uit: dieet | behoren tot | olijf | genieten van | kijken uit naar

feit | mening

1 Chimpansees

feit | argument

behoren tot

kijken uit naar

4 Vanavond gaan we

9

13/01/2022 09:01

dieet

.

de salade

de wedstrijd.

genieten van

5 Courgette lijkt op komkommer, de

TV_Taal_MAAT_G6_Blok1.indb 9

de groep van mensapen.

2 Door haar ziekte mag Floortje niet alles eten, ze heeft een 3 Joost en Mark

13/01/2022 09:01

Maak een woordspin met het woord salade. Vul woorden in die bij salade horen. Gebruik ook de woorden die je geleerd hebt in les 1.

een salade met broccoli en witlof.

olijf

is net een druif.

10

TV_Taal_MAAT_G6_Blok1.indb 10

11

13/01/2022 09:01

TV_Taal_MAAT_G6_Blok1.indb 11

13/01/2022 09:01

LEERWERKSCHRIFT MAAT blz. 9 – 10 – 11

6

TMH PIT BLOK6.1 DEF.indd 6

20/04/2022 13:29


Lesinhoud

Extra instructie / differentiatie

Introductie

Introductie

• Vraag de leerlingen of ze thuis wel eens discussies hebben gehad over een bepaald televisieprogramma. Laat ze erover vertellen. • Herhaal in dit gesprek de begrippen mening, feit en argument door bijvoorbeeld de volgende vragen te stellen: Wat was het standpunt van je vader of moeder? Wat was jouw mening? Wat voor argumenten gebruikten jullie? • Ga naar het digibord en doe de oefening(en). • Bespreek kort de leerdoelen met de leerlingen.

Taalsterk Laat taalsterke leerlingen uitzoeken wat een spierziekte is en wat het betekent voor kinderen als ze die hebben. Hoe oud kunnen ze met zo’n ziekte worden? Kunnen ze naar school? NT2 Vraag deze leerlingen of ze veel naar programma’s uit hun land van herkomst kijken en laat ze erover vertellen.

Instructie

Hoofdstuk 1

Les 3

• Laat vooraf de luisteropdrachten in de leerwerkschriften lezen, zodat de leerlingen weten waar ze op moeten letten tijdens het luisteren naar het verhaal. • Vertel dat je van de meningen een samenvatting kunt maken door ze in een schema te zetten. Zo’n schema is een diagram. Je ziet zo veel sneller wat ieders mening is. • Laat zien hoe je het diagram invult. Laat de luistertekst horen.

Opdracht 4 De leerlingen schrijven de goede woorden in de zin. Maat Vergelijkbaar met Basis, met twee zinnen minder.

Opdracht 3 Deze opdracht kan in een vijftal gemaakt worden. Eerst lezen de leerlingen de opdracht. Dan kiest iedere leerling één kind uit het verhaal. In een rondpraat vertellen ze elkaar over wat het kind van het programma vond. Pas als ze het met de verteller eens zijn, schrijven ze allemaal de naam in het goede vak van hun eigen diagram. Voor het tweede deel van de opdracht krijgt het vijftal één groot vel papier (met een leeg diagram) en één pen voor een tafelrondje over het programma Kies je Kist!. Iedere leerling schrijft zijn bijdrage in het diagram.

Opdracht 5 De leerlingen verbinden zinnen met doelwoorden die ermee te maken hebben.

Compactroute

Woordenschat

• Ik leer de betekenis van 15 nieuwe woorden.

Lezen

• Ik leer wat een betoog is. • Ik leer het doel van de schrijver herkennen.

Kijkwoorden

Leeswoorden

de band (popband)

als de bliksem: heel erg snel Ik heb als de bliksem mijn laptop gepakt en meteen gereageerd.

Verwerking Opdracht 1 De leerlingen luisteren naar het verhaal en schrijven ondertussen een aantal kernwoorden op.

bekendstaan als: gezien worden als; mensen kennen mij als Ik sta bekend als een sportief kind.

de buis (tv)

de herdershond

geknipt zijn voor: heel geschikt zijn voor Ik ben geknipt voor het meedoen aan Kies je Kist! overtuigd: zeker; zonder twijfel Ik ben ervan overtuigd dat ik goed pas in het programma.

Opdracht 2 De leerlingen geven aan of de zinnen een mening, feit of argument zijn. Maat De leerlingen onderstrepen het juiste begrip (mening, feit of argument) bij de gegeven zinnen.

de reden: waarom je iets doet of vindt Ik heb een belangrijke reden om mee te doen aan Kies je Kist!

Weetwoorden de radslag

waterskiën

Opdracht 3 De leerlingen vatten de meningen van de kinderen uit de luistertekst samen in een diagram.

chillen (iets) terecht vinden de kandidaat de wandeltocht zappen

Tip

Een onbekend woord? Kijk naar het woord zelf. Is het een samenstelling? Bedenk de betekenis.

13

TV_Taal_BASIS_G6_Blok1.indb 13

Coöperatieve werkvorm

28/01/2022 14:45

Opdracht 6 De leerlingen maken zinnen met de woorden broccoli en witlof. Maat De leerlingen maken een woordspin met het woord de salade.

Opdracht 1, 2 en 3.

Opdracht 7 De leerlingen maken een woordspin met het woord de salade. Daarna maken ze met die woorden een recept voor de salade.

Reflectie • Bespreek opdracht 3 met behulp van het digibord. Begrijpt iedereen wat een diagram is en hoe je het invult? • Kijk voor de antwoorden op het digibord.

7

TMH PIT BLOK6.1 DEF.indd 7

20/04/2022 13:29


H1 Les 3 Lesdoelen

Lesvoorbereiding

Materiaal

Woordenschat • De leerling leert de betekenis van 15 nieuwe woorden. Lezen • De leerling leert wat een betoog is. • De leerling leert het doel van de schrijver herkennen.

• Zet les 3 klaar op het digibord. • Bereid het semantiseren van de doelwoorden voor. • Combinatiegroep: print de start- en afsluitopdracht bij deze les. • Preteaching: zie de aanwijzingen bij Extra instructie.

• • • •

Kijkwoorden

Leeswoorden

Weetwoorden

• • • • •

• • • • •

• • • • •

de band (popband) de buis (tv) de herdershond de radslag waterskiën

Hoofdstuk 1

Les 3 Kijkwoorden

de band (popband)

Woordenschat • Ik leer de betekenis van 15 nieuwe woorden.

als de bliksem bekendstaan als geknipt zijn voor overtuigd de reden

Lezen

de buis (tv)

de herdershond

geknipt zijn voor: heel geschikt zijn voor Ik ben geknipt voor het meedoen aan Kies je Kist! overtuigd: zeker; zonder twijfel Ik ben ervan overtuigd dat ik goed pas in het programma.

Weetwoorden de radslag

chillen (iets) terecht vinden de kandidaat de wandeltocht zappen

Tip Een onbekend woord? Kijk naar het woord zelf. Is het een samenstelling? Bedenk de betekenis.

Ik weet heel zeker wat de weg naar het station is.

Met de avondvierdaagse loop ik wel tien kilometer.

Wat staat er in de brief van Nina?

Ik vind het eerlijk dat je hier straf voor krijgt.

1 Kijk nog eens goed naar de brief van Nina. In welke alinea lees je dit:

alinea 1

alinea 2

a

Nina geeft argumenten waarom zij een goede kandidaat is.

b

Nina stelt zich voor.

waar

niet waar

2 Is het waar of niet waar?

4

a

In een betoog worden geen argumenten beschreven.

b

Het is een mening dat het neefje van Nina veel dingen niet kan in de rolstoel.

Sanne zit in een band; dat is echt iets voor haar.

6

Hoofdstuk 1

Welk woord hoort bij de zin? Teken een lijn.

• • • • •

• • • • •

Les 4

de wandeltocht geknipt zijn voor overtuigd de kandidaat iets terecht vinden

al te bibberen? Met behulp van 1 Het belangrijkste advies 2 Natuurlijk moet je 3 Kijk waarmee je je kunt Wat kun jij vergeleken met 4 Je hebt maar één kans! 5 Niet vergeten: kom op tijd!

Jij mag meedoen aan een quiz voor scholen op tv. Bedenk waarom jij aan die quiz mee zou willen doen. Schrijf er ten minste vijf zinnen over.

Meerdere antwoorden mogelijk.

Dan is het wachten op het Of de uitslag

1

Lees de tekst

2

Kies het goede antwoord.

Welke woorden horen bij sport? Welke bij televisie? Bekijk de kijk-, lees- en weetwoorden. De woorden

radslag

en

waterskiën

horen bij sport.

De woorden

de buis

en

zappen

horen bij televisie.

1 Wat voor soort tekst is dit? ◯ een fantasieverhaal ◯ een informatieve tekst

Ik ben ervan overtuigd dat ik goed pas in het programma. Mijn broer zegt ook dat ik geknipt ben voor Kies je Kist! Krijg ik snel een e-mail terug?

2

Groetjes van Nina

◯ ◯

1

waterskiën

13

TV_Taal_BASIS_G6_Blok1.indb 13

3

Nu komt de belangrijkste reden om mee te doen aan Kies je Kist! Ik wil meedoen, omdat mijn neefje ook een ziekte heeft. Voor hem wil ik in actie komen! Mijn neefje kan veel dingen niet omdat hij in een rolstoel zit. Weet je wat zijn droom is? Dat hij ooit kan waterskiën! Met het geld van Kies je Kist! kunnen mensen onderzoek doen, zodat ze kinderen met zo’n ziekte beter kunnen helpen. Ik vind het terecht als zieke kinderen een betere toekomst krijgen.

de reden: waarom je iets doet of vindt Ik heb een belangrijke reden om mee te doen aan Kies je Kist!

5

De deelnemer die het laatste aankwam, had verloren.

Ik zit in groep 6 van basisschool De Notenbalk. Die naam past bij mij, want ik hou van muziek. Ik niet alleen, ons hele gezin. Mijn broer speelt gitaar in een band. Mijn ouders zingen in een koor. Zelf zit ik op drummen. Ook sta ik bekend als een sportief kind. Elke dag laat ik Herrie, onze herdershond, uit. Hij houdt van rennen en ik ren met hem mee. Ik ben gek op dansen en turnen. Ik ben het beste in de radslag. Verder doe ik graag spelletjes. Vroeger kon ik niet goed tegen mijn verlies. Nu gelukkig wel! In de vakantie gaan we naar een camping in de bergen. Elk jaar maken we een wandeltocht naar een berghut. Ik loop altijd voorop, net als bij speurtochten. Ik ben niet altijd zo actief hoor. Ik hou ook gewoon van lekker chillen en kletsen met mijn vriendinnen.

als de bliksem: heel erg snel Ik heb als de bliksem mijn laptop gepakt en meteen gereageerd.

Praat samen over de tekst. 1 Wat vind je van de brief die Nina heeft geschreven? 2 Welke alinea vind jij erg goed, welke minder goed? Waardoor komt dat? 3 Waarom heeft Nina deze brief geschreven, denk je?

Mijn naam is Nina en ik ben tien jaar. Ik ben een grote fan van Kies je Kist! Het is een superleuk en belangrijk programma. Ik vind Stichting Spieren voor spieren een fantastisch goed doel. Elke week zit ik klaar voor de buis. Dan ga ik ongeduldig zappen tot Kies je Kist! eindelijk begint. In de laatste uitzending deed Jamie een oproep aan kinderen die mee willen doen met Kies je Kist! Toen ik de oproep hoorde, heb ik als de bliksem de laptop gepakt. Je snapt dat ik heel graag in Kies je Kist! wil. Ik ben benieuwd of je mij een goede kandidaat vindt!

Leeswoorden

digibord leerwerkschrift leerwerkschrift Maat combinatiegroep: printblad Start- en afsluitopdracht

chillen (iets) terecht vinden de kandidaat de wandeltocht zappen

2

Beste medewerker van Kies je Kist!

• Ik leer wat een betoog is. • Ik leer het doel van de schrijver herkennen.

bekendstaan als: gezien worden als; mensen kennen mij als Ik sta bekend als een sportief kind.

28/01/2022 14:45

Lezen

Woordenschat

28/01/2022 14:45

Bekijk de tekst. Bedenk wat je nu al weet. Lees daarna de tekst.

14

TV_Taal_BASIS_G6_Blok1.indb 14

15

28/01/2022 14:45

TV_Taal_BASIS_G6_Blok1.indb 15

28/01/2022 14:45

16

TV_Taal_BASIS_G6_Blok1.indb 16

28/01/2022 14:45

TV_Taal_BASIS_G6_Blok1.indb 17

LEERWERKSCHRIFT EN LEERWERKSCHRIFT MAAT blz. 13 – 14 – 15 – 16

8

TMH PIT BLOK6.1 DEF.indd 8

20/04/2022 13:29


Lesinhoud

Extra instructie / differentiatie

Introductie

Preteaching

• Refereer kort aan het verhaal van les 1. Vertel dat Nina zich heeft opgegeven voor de nieuwe reeks van Kies je Kist!. De leerlingen gaan lezen wat Nina heeft geschreven aan de makers van het programma. Vertel dat Nina heel actief is en veel dingen doet. Toch houdt ze ook van ontspannen. Vraag aan de leerlingen wat een ander woord voor ontspannen is. (chillen) Vraag wie hier ook van houdt, hoe chillen zij? • Ga naar het digibord en doe de oefening(en). • Bespreek kort de leerdoelen met de leerlingen.

Laat Maat-leerlingen de tekst vooraf lezen en moeilijke woorden bij Mijn pittige woorden opschrijven.

Instructie • Bekijk samen met de leerlingen de tekst in het leerwerkschrift. Wat is de tekstsoort? (een brief) Vraag de leerlingen waaraan ze kunnen zien dat het een brief is. (Voorzien van aanhef en afsluiting, aan de opbouw van de tekst.) • Doe de oefening(en) op het digibord. • Bespreek daarna met de leerlingen de betekenis van de doelwoorden. Let daarbij op de uitspraak van de band en zappen. Opdracht 1 Bekijk en lees samen met de leerlingen de tekst. Opdracht 2 Bespreek samen met de leerlingen de vragen over de tekst. Hoofdstuk 1

Les 4

Woordenschat

Auditie doen: hoera of help?

Lezen

Verwerking

• Ik leer de betekenis van 10 nieuwe woorden en van de woorden uit les 3.

• Ik leer de hoofdgedachte uit een informatieve tekst halen. • Ik leer een samenvatting maken.

Opdrachten zijn gelijk voor het leerwerkschrift en het leerwerkschrift Maat. Opdracht 3 De leerlingen beantwoorden tweekeuzevragen over de tekst. Opdracht 4 De leerlingen clusteren doelwoorden in de categorieën sport en televisie. Opdracht 5 De leerlingen verbinden het goede doelwoord aan een contextzin. Opdracht 6 De leerlingen beargumenteren waarom ze zouden willen meedoen aan een quiz op tv.

Je bent uitgenodigd voor een auditie! Kun je niet wachten of sta je nu al te bibberen? Met behulp van deze jurytips wordt jouw auditie een succes!

1 Het belangrijkste advies: je moet je goed voorbereiden. Oefen flink! 2 Natuurlijk moet je beschikken over talent. Waar heb jij aanleg voor? 3 Kijk waarmee je je kunt onderscheiden van iemand anders. Wat kun jij vergeleken met anderen supergoed? 4 Wat je ook doet, probeer het enthousiast over te brengen. Je hebt maar één kans! 5 Niet vergeten: kom op tijd!

Dan is het wachten op het oordeel van de jury. Wat vonden ze van jou? Of de uitslag nu tegenvalt of niet, meer dan je best doen kun je niet.

1

Lees de tekst Auditie doen: hoera of help?

2

Kies het goede antwoord.

met de hulp van iemand of iets raad; aanbeveling hebben; gebruik kunnen maken van opvallen door

mening die je hebt na overleg of nadenken

1 Wat voor soort tekst is dit? ◯ een fantasieverhaal

◯ een reclametekst

◯ een informatieve tekst

◯ een krantenartikel

2 Wat is de hoofdgedachte van de tekst?

Reflectie

◯ Talent heb je niet nodig, als je maar enthousiast bent. ◯ Kom niet te laat op de auditie. ◯ Je moet je goed voorbereiden op een auditie. ◯ Het zal je niet helpen als je goed oefent.

• Doe de oefening(en) op het digibord. Bespreek opdracht 2. Behandel de begrippen argument, feit en mening aan de hand van zinnen in de brief. Vraag de leerlingen van elk begrip een voorbeeldzin uit de brief te noemen.

Opdracht 3 Taalsterk Laat de leerlingen als aanvulling op deze opdracht alle meningen van Nina en alle feiten uit de brief in twee kolommen schrijven.

Opdracht 4 Leerwerkschrift Maat Laat een taalsterke leerling de zinnen voorlezen. De leerlingen zoeken zelf het woord dat erbij hoort.

Opdracht 5 Leerwerkschrift Maat en Dyslexie Laat taalsterke leerlingen de zinnen voorlezen aan deze leerlingen. Ze zoeken zelf het woord dat erbij hoort.

Coöperatieve werkvorm Opdracht 3 Beide leerlingen schrijven eerst op een blaadje hun antwoorden. Daarna kijken ze deze samen na. Als ze het eens zijn, schrijven ze de antwoorden op; anders proberen ze elkaar te overtuigen. Lukt dat niet, dan noteren ze dat ze deze kwestie tijdens de reflectie aan de groep gaan voorleggen.

17

TV_Taal_BASIS_G6_Blok1.indb 17

28/01/2022 14:45

Leren woorden te leren Een onbekend woord? Pas deze strategie zelf toe op de wandel-tocht. Gebruik de ik-vorm (modeling). Vraag welke kijkwoorden samenstellingen zijn. Laat de leerlingen daarna deze strategie toepassen op de herdershond, de radslag of waterskiën, door ze een definitie te laten maken met de twee woorden van de samenstelling.

Compactroute Woorden en definities lezen, opdracht 1, 2 en 4.

Combinatiegroep Startopdracht combinatiegroep De leerlingen maken de startopdracht op het printblad. Ze bedenken zelf een televisieprogramma. Ze beschrijven hoe het programma eruit moet zien in ten minste acht zinnen. Afsluitopdracht combinatiegroep De leerlingen maken de afsluitopdracht op het printblad. Ze ontwerpen een logo voor het door hen bedachte televisieprogramma.

9

TMH PIT BLOK6.1 DEF.indd 9

20/04/2022 13:29


H1 Les 4

Lezen

Woordenschat

Lesdoelen

Lesvoorbereiding

Materiaal

Woordenschat • De leerling leert de betekenis van 10 nieuwe woorden en van de woorden uit les 3. Lezen • De leerling leert de hoofdgedachte uit een informatieve tekst halen. • De leerling leert een samenvatting maken.

• Zet les 4 klaar op het digibord. • Preteaching: zie de aanwijzingen bij Extra instructie.

• digibord • leerwerkschrift • leerwerkschrift Maat

Schooltaalwoorden • • • • •

de aanleg het advies beschikken over je onderscheiden van met behulp van

Hoofdstuk 1

• • • • •

Les 4

de wandeltocht geknipt zijn voor

Woordenschat • Ik leer de betekenis van 10 nieuwe woorden en van de woorden uit les 3.

• • • • •

het oordeel overbrengen de uitslag vergeleken met voorbereiden

Lezen

3

• Ik leer de hoofdgedachte uit een informatieve tekst halen. • Ik leer een samenvatting maken.

Lees de tekst nog een keer.

6

1 Onderstreep de belangrijkste woorden. 2 Maak daarna de woordspin. Je mag de onderstreepte woorden erbij gebruiken. 3 Bedenk nog meer woorden die erbij horen.

Hoe kun je het ook zeggen? Teken een lijn.

9

Iets anders doen dan de anderen. Zo kennen mensen je. Dit heb je er voor nodig.

overtuigd

Auditie doen: hoera of help?

de kandidaat iets terecht vinden

Als je gekeken hebt naar anderen.

Je bent uitgenodigd voor een auditie! Kun je niet wachten of sta je nu al te bibberen? Met behulp van deze jurytips wordt jouw auditie een succes!

Dit is handig om erbij te gebruiken.

1 Het belangrijkste advies: je moet je goed voorbereiden. Oefen flink! 2 Natuurlijk moet je beschikken over talent. Waar heb jij aanleg voor? 3 Kijk waarmee je je kunt onderscheiden van iemand anders. Wat kun jij vergeleken met anderen supergoed? 4 Wat je ook doet, probeer het enthousiast over te brengen. Je hebt maar één kans! 5 Niet vergeten: kom op tijd! Dan is het wachten op het oordeel van de jury. Wat vonden ze van jou? Of de uitslag nu tegenvalt of niet, meer dan je best doen kun je niet.

1

Lees de tekst Auditie doen: hoera of help?

2

Kies het goede antwoord.

de auditie

met de hulp van iemand of iets raad; aanbeveling hebben; gebruik kunnen maken van opvallen door

Zo snel als een haas. Dit doe je van tevoren. Aan anderen laten zien hoe je kunt chillen.

4

7

Maak een samenvatting. 1 Kijk ook naar de woorden in de woordspin. 2 Hoe maak je van jouw auditie een succes?

1 Wat voor soort tekst is dit? ◯ een reclametekst ◯ een krantenartikel

Hoofdstuk 1

Maak een tekening. Deze hoort bij de voorbereiding van je auditie.

Les 5

Ter beoordeling van de leerkracht.

voorbereiden als de bliksem vergeleken met

Dit kan ik nog

met behulp van je onderscheiden van

1

Wat hoort bij elkaar? Teken een lijn. Let op:

bekend staan als overbrengen

Mijn vader levert het krat flessen in.

beschikken over

Welk woord hoort niet in het rijtje? Onderstreep dat woord.

De cameraploeg maakte mooie

1 radslag – rugslag – herdershond – waterskiën

De boer legt het hooi in de

2 zappen – camera – buis (tv) – schroef

8

◯ een informatieve tekst

• • • • • • • •

De schoenmaker zet nieuwe onder mijn schoenen.

mening die je hebt na overleg of nadenken

Meerdere antwoorden mogelijk.

◯ een fantasieverhaal

• • • • • • • •

We moesten wachten, de was open.

Hoe bereid jij je voor? Je mag auditie doen voor een voorstelling. Je moet dan laten zien hoe goed je ergens in bent. 1 Bedenk eerst waar jij heel goed in bent. 2 Wat ga jij laten zien in de voorstelling? 3 Hoe ga jij je erop voorbereiden? 4 Schrijf daar ten minste zes zinnen over.

5

2 Wat is de hoofdgedachte van de tekst?

1 Ik zal je een tip geven. 2 Je hebt er talent voor. 3 Dit is zijn mening over de herdershond. 4 Het resultaat van het onderzoek.

◯ Kom niet te laat op de auditie. ◯ Je moet je goed voorbereiden op een auditie. ◯ Het zal je niet helpen als je goed oefent.

a

d

d

e

e

l

u

i

t

s

1

2 3

o

o

r 4

2

Welk woord past in de zin? Let op:

Meerdere antwoorden mogelijk.

Welk woord betekent ongeveer hetzelfde als het vetgedrukte woord? Kies uit: oordeel | advies | uitslag | aanleg

◯ Talent heb je niet nodig, als je maar enthousiast bent.

v

i

e

s

a

a

n

l

l

a

g

Kies uit:

e

1 In het

Ben jij al in beweging geweest? Wat heb je geoefend?

g

3 4

Welk woord lees je van boven naar beneden in de gekleurde vakjes? Kun jij de reden bedenken waarom iemand

17

28/01/2022 14:45

TV_Taal_BASIS_G6_Blok1.indb 17

28/01/2022 14:45

vals

natuurgebied

2 Het is zo koud, de twijgen

5 Deze winter is er strenge

speelt?

18

19

TV_Taal_BASIS_G6_Blok1.indb 18

28/01/2022 14:45

TV_Taal_BASIS_G6_Blok1.indb 19

28/01/2022 14:45

20

TV_Taal_BASIS_G6_Blok1.indb 20

28/01/2022 14:45

TV_Taal_BASIS_G6_Blok1.indb 21

LEERWERKSCHRIFT blz. 17 – 18 – 19 – 20

Hoofdstuk 1

• • • • •

Les 4

de wandeltocht geknipt zijn voor

Woordenschat • Ik oefen de betekenis van 10 nieuwe woorden en van de woorden uit les 3.

Lezen

3

• Ik leer de hoofdgedachte uit een informatieve tekst halen. • Ik leer een samenvatting maken.

Maak een woordspin met het woord auditie.

6

1 Zet een streep onder de belangrijkste woorden in de tekst. 2 Schrijf de woorden in de woordspin. Je mag ook zelf woorden bedenken.

Hoe kun je het ook zeggen? Teken een lijn. Iets anders doen dan de anderen. Zo kennen mensen je. Dit heb je er voor nodig.

overtuigd

Auditie doen: hoera of help?

de kandidaat iets terecht vinden

Je mag auditie doen! Laat de jury zien hoe goed jij kan dansen, zingen of sporten. Spannend? Met behulp van deze tips wordt jouw auditie een succes! 1 Het belangrijkste advies: je moet je goed voorbereiden. Oefen flink! 2 Natuurlijk moet je beschikken over talent. Waar heb jij aanleg voor? 3 Wat kun jij vergeleken met anderen heel goed? Waarmee kun jij je onderscheiden van iemand anders? 4 Probeer wat je doet enthousiast over te brengen. Je hebt maar één kans! Wat vond de jury? Nu is het wachten op hun oordeel. Ben je niet blij met de uitslag? Je hebt je best gedaan!

Als je gekeken hebt naar anderen. de auditie met de hulp van iemand of iets raad; aanbeveling hebben; gebruik kunnen maken van opvallen door mening die je hebt na overleg of nadenken

Handig om erbij te gebruiken. Zo snel als een haas. Aan anderen laten zien wat je doet.

4

7

Maak een samenvatting. 1 Kijk ook naar de woorden in de woordspin. 2 Hoe zorg je dat je auditie goed gaat?

1

2

Lees de tekst Auditie doen: hoera of help?

Hoofdstuk 1

3 Maak een tekening. Bedenk hoe je je auditie voorbereidt.

• • • • • • •

• • • • • • •

Les 5

Ter beoordeling van de leerkracht.

beschikken over met behulp van je onderscheiden van

Dit kan ik nog

als de bliksem bekend staan als

1

overbrengen vergeleken met

Mijn vader levert het krat flessen in. De schoenmaker zet nieuwe onder mijn schoenen.

Welk woord hoort niet in het rijtje? Onderstreep dat woord.

De cameraploeg maakte mooie

1 radslag | herdershond | waterskiën

Meerdere antwoorden mogelijk. 8

Kies het goede antwoord.

2 zappen | buis | schroef

De boer legt het hooi in de

Hoe bereid je je voor op een auditie?

We moesten wachten, de was open.

1 Je mag auditie doen voor een voorstelling. Wat ga jij laten zien? Kies iets waar je goed in bent. 2 Hoe bereid jij je voor? Vul daar ten minste vier zinnen over in.

1 Wat voor soort tekst is dit? Kies het goede antwoord. ◯ een fantasieverhaal ◯ een informatieve tekst

Meerdere antwoorden mogelijk. 2

2 In deze tekst ...

5

Welk woord betekent ongeveer hetzelfde als het vetgedrukte woord?

◯ krijg je tips voor de auditie.

Kies uit: oordeel | advies | uitslag | aanleg

◯ leer je hoe je talent krijgt.

1 Ik zal je een tip geven. 2 Je hebt er talent voor. 3 Dit is zijn mening over de herdershond. 4 Het resultaat van het onderzoek. 3

o

1

a

d 2

o

r 4

v

i

e

s

a

a

n

l

l

a

g

d

e

e

l

u

i

t

s

e

17

TV_Taal_MAAT_G6_Blok1.indb 17

13/01/2022 09:02

18

Kun jij de reden bedenken waarom iemand

TV_Taal_MAAT_G6_Blok1.indb 18

vals

1 In het

natuurgebied

2 Het is zo koud, de twijgen

g

3 4 5 Deze winter is er strenge

speelt?

19

13/01/2022 09:02

TV_Taal_MAAT_G6_Blok1.indb 19

13/01/2022 09:02

20

TV_Taal_MAAT_G6_Blok1.indb 20

13/01/2022 09:02

TV_Taal_MAAT_G6_Blok1.indb 21

LEERWERKSCHRIFT MAAT blz. 17 – 18 – 19 – 20

10

TMH PIT BLOK6.1 DEF.indd 10

Welk woord past in de zin? Let op: Kies uit:

Ben jij al in beweging geweest? Wat heb je geoefend?

Welk woord lees je van boven naar beneden in de gekleurde vakjes?

13/01/2022 09:02

Wat hoort bij elkaar? Teken een lijn. Let op:

20/04/2022 13:30


Lesinhoud

Extra instructie / differentiatie

Introductie

Preteaching

• Ga naar het digibord en doe de oefening(en). Activeer de voorkennis van de leerlingen door te vragen wat ze al weten over auditie doen. Maak de woordspin auditie doen. • Bespreek kort de leerdoelen en hoe de opdrachten gemaakt moeten worden.

Laat Maat-leerlingen de tekst vooraf lezen.

Instructie • Lees met de leerlingen de tekst Auditie doen: hoera of help? en de tien schooltaalwoorden. • Controleer of de betekenis van deze woorden bekend is bij de leerlingen. Vraag of ze uit de tekst kunnen afleiden wat de woorden betekenen. Laat woorden die zich daarvoor lenen uitbeelden. • Doe de oefening(en) op het digibord.

Verwerking Opdracht 1 De leerlingen lezen de tekst Auditie doen: hoera of help? nog een keer. Opdracht 2 De leerlingen maken vragen over de tekstsoort en het vinden van de hoofdgedachte. Maat Vergelijkbaar met Basis, met minder antwoordopties om uit te kiezen. Opdracht 3 De leerlingen onderstrepen belangrijke woorden in de tekst en gebruiken deze in een woordspin rondom de auditie. Ze vullen de woordspin verder aan met woorden die ze er nog bij kunnen bedenken.

Hoofdstuk 1

Les 5

Woordenschat

Dit kan ik nog 1

Dit kan ik nu • Ik herhaal woorden uit les 1, 3 en 4.

Dit kan ik nog • Ik herhaal woorden uit blok 5 (groep 5).

Opdracht 4 De leerlingen maken een samenvatting van de tekst.

Wat hoort bij elkaar? Teken een lijn. Let op: je houdt twee antwoorden over. Mijn vader levert het krat met lege flessen in.

De schoenmaker zet nieuwe zolen onder mijn schoenen.

De cameraploeg maakte mooie opnames voor het nieuwe programma.

De boer legt het hooi in de hooiberg.

We moesten wachten, de ophaalbrug was open.

Opdracht 5 De leerlingen maken een puzzel met de doelwoorden uit deze les. • groep mensen die filmopnames maakt

klein smal paadje, buiten de stad

Opdracht 6 De leerlingen verbinden de goede woorden met de omschrijving. • heel veel droog gras op elkaar

doos van plastic waarin je dingen vervoert

Opdracht 7 De leerlingen onderstrepen het woord dat niet in het rijtje van vier • • hoort. • Maat Vergelijkbaar met Basis, met rijtjes van drie. de bovenkant van het water van bijvoorbeeld een meer brug die omhoog kan om schepen door te laten

Opdracht 1 Leerwerkschrift Maat Lees samen met de Maat-leerlingen en leerlingen met een beperkte woordenschat de tekst. Laat zien dat je bijna kunt raden wat de woorden betekenen. Welk woord zit in behulp? Als je beschikken over weglaat, welk woord kan ervoor in de plaats komen? Wat betekent het dus?

Opdracht 6 Taalsterk Laat taalsterke leerlingen zinnen bedenken met doelwoorden van deze opdracht.

Coöperatieve werkvorm Opdracht 3 Leerling 1 leest de tekst voor tot en met nummer 3. Leerling 2 benoemt zin voor zin het woord dat volgens hem het belangrijkst is, en verklaart waarom. Zijn ze het eens, dan onderstrepen ze het woord.Voor het tweede deel van de tekst wisselen ze van rol. Daarna noemen ze om de beurt een woord voor hun woordspin over de auditie en schrijven dat op.

onderkanten van je schoenen

2

Welk woord past in de zin? Let op: je houdt twee antwoorden over.

Opdracht 8 De leerlingen beschrijven hoe je je kunt voorbereiden op een auditie. Maat De leerlingen beschrijven hoe je je kunt voorbereiden op een auditie en maken er een tekening bij.

Kies uit: personeel | vriezen vast | dartelen | gezamenlijk | vorst | belanden | natuurgebied 1 In het

natuurgebied

2 Het is zo koud, de twijgen

zijn mooie wandelroutes uitgezet.

vriezen vast

3 Ik kan dit niet alleen, we moeten het

personeel

4 Morgen is er een uitje voor al het 5 Deze winter is er strenge

in het ijs.

gezamenlijk

doen.

van het bedrijf.

vorst

, het is tien graden onder nul.

Opdracht 9 De leerlingen maken een tekening bij de voorbereiding op de auditie. 21

TV_Taal_BASIS_G6_Blok1.indb 21

28/01/2022 14:45

Reflectie • Doe de oefening(en) op het digibord. Vergelijk de woordspin van opdracht 3 met die van de introductie. Wat zijn de verschillen tussen beide woordspinnen? • Kijk voor de antwoorden op het digibord.

Hoofdstuk 1

Les 5

Woordenschat

Dit kan ik nog 1

2

Dit kan ik nu • Ik herhaal woorden uit les 1, 3 en 4.

Dit kan ik nog • Ik herhaal woorden uit blok 5 (groep 5).

Wat hoort bij elkaar? Teken een lijn. Let op: je houdt twee antwoorden over. Mijn vader levert het krat met lege flessen in.

groep mensen die filmopnames maakt

De schoenmaker zet nieuwe zolen onder mijn schoenen.

klein smal paadje, buiten de stad

De cameraploeg maakte mooie opnames voor het nieuwe programma.

heel veel droog gras op elkaar

De boer legt het hooi in de hooiberg.

doos van plastic waarin je dingen vervoert

We moesten wachten, de ophaalbrug was open.

de bovenkant van het water van bijvoorbeeld een meer

brug die omhoog kan om schepen door te laten

onderkanten van je schoenen

Compactroute

Kies uit: personeel | vriezen vast | dartelen | gezamenlijk | vorst | belanden | natuurgebied

natuurgebied

2 Het is zo koud, de twijgen

vriezen vast

4 Morgen is er een uitje voor al het 5 Deze winter is er strenge

Opdracht 1, 2 en 3.

zijn mooie wandelroutes uitgezet.

3 Ik kan dit niet alleen, we moeten het

vorst

gezamenlijk

personeel

in het ijs. doen. van het bedrijf. , het is tien graden onder nul.

21

TV_Taal_MAAT_G6_Blok1.indb 21

Een onbekend woord? Vertel de leerlingen dat ze dit jaar gaan leren hoe ze de betekenis van onbekende woorden zelf kunnen achterhalen. Geef aan waarom dat fijn is, bijvoorbeeld: • als je een (moeilijke) schooltekst leest; • als je op internet informatie zoekt over iets en daarover een tekst moet lezen waarin (ook) moeilijke woorden voorkomen; • als je luistert naar uitleg over iets wat je wilt weten. Laat een onbekende, wat moeilijker informatieve tekst zien en markeer daarin bijvoorbeeld drie woorden. Laat leerlingen in groepjes proberen te achterhalen wat de betekenis is van de gemarkeerde woorden.

Welk woord past in de zin? Let op: je houdt twee antwoorden over.

1 In het

Leren woorden te leren

13/01/2022 09:02

Bewegend leren Bied de leerlingen een bewegingsactiviteit aan. Deze activiteiten staan in de cockpit.

11

TMH PIT BLOK6.1 DEF.indd 11

20/04/2022 13:30


H1 Les 5

Woordenschat

Lesdoelen

Lesvoorbereiding

Materiaal

Dit kan ik nog • De leerling herhaalt de woorden uit blok 5 (groep 5). Dit kan ik nu • De leerling herhaalt de woorden uit les 1, 3 en 4.

• Print voor iedere leerling het scoreblad Woordenschat of gebruik het groeischrift.

• • • •

digibord leerwerkschrift leerwerkschrift Maat groeischrift of scoreblad Woordenschat

Ontwerpend en onderzoekend leren Werk je met de projectmap, dan kun je deze les vervangen door stap 1 van project 1.

Hoofdstuk 1

Les 5

Woordenschat

3 Dit kan ik nu • Ik herhaal woorden uit les 1, 3 en 4.

Dit kan ik nog • Ik herhaal woorden uit blok 5 (groep 5).

Dit kan ik nog 1

Wat hoort bij elkaar? Teken een lijn. Let op: je houdt twee antwoorden over.

Is het waar of niet waar? Kies het goede antwoord.

2 waar

1 Als je blijft drijven, zak je naar de bodem.

2 Snelheid wil zeggen hoe hard je loopt, fietst of rijdt.

3 Afgeven wil zeggen dat je iets houdt.

4 Als je iets gewoonlijk doet, doe je het meestal.

5 Lozen wil zeggen dat je van iets af wilt.

Mijn vader levert het krat met lege flessen in.

groep mensen die filmopnames maakt

De schoenmaker zet nieuwe zolen onder mijn schoenen.

klein smal paadje, buiten de stad

Bob gaat op de fiets naar school, want het is te ver om te lopen.

als de bliksem

Ik weet heel zeker dat we om drie uur hadden afgesproken.

de spierziekte

de reden

de tijd dringt

uitkijken naar

De inbreker ging er zo snel mogelijk vandoor.

De cameraploeg maakte mooie opnames voor het nieuwe programma.

heel veel droog gras op elkaar

De boer legt het hooi in de hooiberg.

doos van plastic waarin je dingen vervoert

Kies uit: de herdershond | de band | de divan | het brandweerkorps | de witlof | de radslag | de buis

We moesten wachten, de ophaalbrug was open.

de bovenkant van het water van bijvoorbeeld een meer

1

de divan

brug die omhoog kan om schepen door te laten

2

de buis

3

het brandweerkorps

onderkanten van je schoenen

4

de herdershond

5

de radslag

Dat hoef je nu niet meer te zoeken, er is geen tijd meer.

Dit kan ik nu 1

Welk woord past bij de zin? Teken een lijn. Let op: je houdt twee antwoorden over.

Toen onze hond ziek werd, mocht hij niet alles meer eten.

• •

Welk woord hoort bij de nummers? Kijk naar de tekening. Schrijf het woord op. Let op: je houdt twee antwoorden over.

3

2

1

het dieet overtuigd

Welke woorden betekenen hetzelfde? Let op: je houdt twee antwoorden over. Kies uit: overbrengen | de aanleg | de uitslag | beschikken over | je onderscheiden van | met behulp van | het oordeel

5

4 2

niet waar

3

Welk woord past in de zin? Let op: je houdt twee antwoorden over.

1 in bezit hebben

beschikken over

2 de afloop

de uitslag

3 doorgeven

overbrengen

4 het standpunt

het oordeel

5 gebruik maken van

met behulp van

Kies uit: personeel | vriezen vast | dartelen | gezamenlijk | vorst | belanden | natuurgebied 1 In het

natuurgebied

2 Het is zo koud, de twijgen

zijn mooie wandelroutes uitgezet.

vriezen vast

3 Ik kan dit niet alleen, we moeten het 4 Morgen is er een uitje voor al het 5 Deze winter is er strenge

vorst

gezamenlijk

personeel

in het ijs. doen. van het bedrijf. , het is tien graden onder nul.

21

28/01/2022 14:45

TV_Taal_BASIS_G6_Blok1.indb 21

28/01/2022 14:45

22

TV_Taal_BASIS_G6_Blok1.indb 22

23

28/01/2022 14:45

TV_Taal_BASIS_G6_Blok1.indb 23

28/01/2022 14:45

LEERWERKSCHRIFT EN LEERWERKSCHRIFT MAAT blz. 21 – 22 – 23

12

TMH PIT BLOK6.1 DEF.indd 12

20/04/2022 13:30


Lesinhoud

Extra instructie / differentiatie

Introductie

Woordenschat Pitstop

• Praat met de leerlingen over wat ze nog weten over het verhaal en de doelwoorden uit blok 5 van groep 5. • Ga naar het digibord en doe de oefening(en). • Noem een paar doelwoorden die de leerlingen deze week geleerd hebben. Laat ze raden uit welke tekst ze komen (de verhaalanimatie van les 1 of de teksten uit les 3 of 4). Weten ze nog wat de woorden betekenen? • De leerlingen gaan vandaag een test maken. Leg de link naar auditie doen. Vraag de leerlingen wat de overeenkomsten zijn tussen het maken van een toets en auditie doen. • Bespreek kort de leerdoelen met de leerlingen.

Dyslexie Geef dyslectische leerlingen meer tijd. Eventueel kunnen ze de test in een andere ruimte maken.

Compactroute Alle opdrachten.

Instructie • Bespreek hoe de opdrachten gemaakt worden. • De leerlingen maken de zelftest zelfstandig.

Verwerking Dit kan ik nog Opdrachten zijn gelijk voor het leerwerkschrift en het leerwerkschrift Maat. Opdracht 1 De leerlingen verbinden de goede omschrijving met de vetgedrukte woorden. Opdracht 2 De leerlingen schrijven de goede woorden in de zinnen. Opdracht 3 De leerlingen geven aan of de uitspraken waar of niet waar zijn.

Dit kan ik nu Opdrachten zijn gelijk voor het leerwerkschrift en het leerwerkschrift Maat. Opdracht 1 De leerlingen schrijven de goede woorden bij de afbeelding. Opdracht 2 De leerlingen verbinden het doelwoord met de contextzin. Opdracht 3 De leerlingen schrijven het goede synoniem bij de gegeven woorden.

Reflectie • Bespreek de opdrachten met behulp van het digibord. Laat de leerlingen de resultaten invullen in het groeischrift of op het scoreblad Woordenschat. Laat ze de grafiek bijwerken, zodat ze hun vorderingen kunnen zien.

13

TMH PIT BLOK6.1 DEF.indd 13

20/04/2022 13:30


H1 Les 6

Taal verkennen

Lesdoelen

Lesvoorbereiding

Materiaal

Taal verkennen • De leerling leert nieuwe voegwoorden herkennen en gebruiken. • De leerling leert hoofdzin en bijzin vinden in een samengestelde zin.

• Zet les 6 klaar op het digibord. • Combinatiegroep: print de start- en afsluitopdracht bij deze les. • Preteaching: zie de aanwijzingen bij Extra instructie.

• • • •

Hoofdstuk 1

Les 6

Taal verkennen

2

• Ik leer nieuwe voegwoorden herkennen en gebruiken. • Ik leer hoofdzin en bijzin vinden in een samengestelde zin.

digibord leerwerkschrift leerwerkschrift Maat combinatiegroep: printblad Start- en afsluitopdracht

Wat is het voegwoord? Onderstreep het goede antwoord.

4

1 Nina zal erg haar best doen,

2 We gaan morgen een dagje naar zee, als het mooi weer blijft.

2 Raoul kwam te laat,

3 Ik neem mijn schepnet mee, zodat ik krabbetjes kan zoeken. Uitbreiding: voegwoord

4 Jamal zat op de divan, terwijl de herdershond aan zijn voeten lag.

Voegwoorden zijn woorden die twee zinnen aan elkaar plakken, zoals: omdat, want, maar, en, dus, terwijl. Er zijn er nog meer!

5 In de vakantie mag ik langer opblijven, want dan hoef ik niet naar school.

Mijn moeder heeft mijn broek korter gemaakt, zodat hij me beter past. Bas moet direct zijn huiswerk maken, als hij straks thuiskomt. Ik weet nog niet of ik straks ga zwemmen. Toen mijn zusje gisteren naar huis liep, vond ze een ketting.

3

Hoofdzin en bijzin

zodat

omdat

ze wordt uitgekozen. hij zijn fietssleutel niet kon vinden.

3 Mijn broer speelt gitaar,

terwijl

ik een radslag maak.

4 Ik ben vaak druk bezig,

maar

ik houd ook van chillen.

1 Kies uit: 1 Altijd

Wat is de hoofdzin? Onderstreep de goede zin.

2

1 Omdat Nina morgen fit wil zijn, gaat ze op tijd naar bed.

1 Serap vindt dit een leuk spel, omdat het veel mogelijkheden heeft.

2 Jamie heeft veel groenten meegenomen, zodat de kandidaten een gezond gerecht kunnen gaan maken.

2 Mijn moeder is in de tuin aan het werk, terwijl ik op de schommel zit.

4

3 Ik geef je de sleutel, zodat je de deur kunt openmaken.

5

4 De laatste aflevering speelt zich af op een verlaten industrieterrein.

6

5 Als je ergens aan mee wil doen, moet je wel op tijd zijn.

Tessa draagt een mooie jurk, omdat haar oma jarig is. hoofdzin

5

Lees de zinnen en geef daarna antwoord op de vragen.

3 Deze aflevering is spannend, want het is de laatste.

Twee aan elkaar geplakte zinnen zijn samen een samengestelde zin. De belangrijkste zin is de hoofdzin. De andere zin is de bijzin.

Hoofdstuk 1

Welk voegwoord hoort in de zin? Kies uit: omdat | maar | terwijl | zodat

1 Mijn moeder volgt een dieet, omdat ze af wil vallen.

bijzin

3

Wat is de bijzin? Onderstreep de goede zin.

2 1

1 Omdat het feest is, zijn er lekkere hapjes.

Let op! De hoofdzin en bijzin kunnen ook omgedraaid worden. De samengestelde zin begint dan met het voegwoord.

2

2 Terwijl mama het eten kookt, maak ik mijn huiswerk.

3

3 We hebben alles opgegeten, nadat mama heerlijk had gekookt.

4

Omdat haar oma jarig is, draagt Tessa een mooie jurk. bijzin

1

hoofdzin

a Onderstreep de voegwoorden. Let op! Niet elke zin heeft een voegwoord. b Kijk naar zin 2. De hoofdzin is

Lees het uitlegblokje.

c Kijk naar zin 5. De bijzin is

24

Meerdere antwoorden mogelijk.

Als je ergens aan mee wil doen,

e Maak van zin 3 twee zinnen.

Deze aflevering is spannend, omdat het de laatste is.

Deze aflevering is spannend. Het is de laatste.

25

28/01/2022 14:45

TV_Taal_BASIS_G6_Blok1.indb 25

Zoek zes zinnen met een voegwoord. 1 Pak je leesboek en zoek zinnen met een voegwoord. 2 Vul ten minste zes zinnen in. 3 Onderstreep het voegwoord.

Jamie heeft veel groenten meegenomen,

d Maak van zin 3 een zin met omdat.

TV_Taal_BASIS_G6_Blok1.indb 24

7

28/01/2022 14:46

26

TV_Taal_BASIS_G6_Blok1.indb 26

28/01/2022 14:46

TV_Taal_BASIS_G6_Blok1.indb 27

LEERWERKSCHRIFT EN LEERWERKSCHRIFT MAAT blz. 24 – 25 – 26

14

TMH PIT BLOK6.1 DEF.indd 14

20/04/2022 13:30

als


Lesinhoud

Extra instructie / differentiatie

Introductie

Preteaching

Je kunt bij deze les een instructiefilmpje inzetten. • Ga naar het digibord en doe de oefening(en). Voegwoorden zijn eigenlijk een soort plakwoorden, omdat ze twee zinnen aan elkaar plakken. • Vertel dat deze les over voegwoorden gaat en dat je met voegwoorden hoofd- en bijzinnen maakt. • Bespreek kort de leerdoelen met de leerlingen.

Bespreek vooraf wat voegwoorden zijn. Geef voorbeelden van samengestelde zinnen met een voegwoord. Vraag wat in deze zin voegwoord, hoofdzin en bijzin is.

Instructie • Doe de oefening(en) op het digibord. Taal verkennen • Lees en bespreek de uitleg van de voegwoorden en die van de hoofd- en bijzin in het leerwerkschrift. Kunnen de leerlingen zelf ook samengestelde zinnen bedenken? Laat ze in hun eigen zin de hoofdzin, de bijzin en het voegwoord benoemen. • Maak samen met de leerlingen opdracht 1. Opdracht 1 Lees samen met de leerlingen het uitlegblok. zodat Opdracht 2 De leerlingen onderstrepen in de zinnen het voegwoord. omdat

Hoofdstuk 1

Les 7 1

• Ik oefen het herkennen en gebruiken van voegwoorden. • Ik oefen het vinden van hoofdzin en bijzin in samengestelde zinnen.

Welk voegwoord past in de zin?

Kies uit: zodat | maar | omdat | als | want 1 Altijd

als

2 Ik vertrek op tijd,

ik kom niet graag te laat.

4 Inge ging huiswerk maken,

ze niet gezien werden.

ze niet wilde helpen met opruimen.

5 Deze schoenen vind ik wel mooi,

maar

ze zijn te groot.

Verwerking Meerdere antwoorden mogelijk.

Maak de hoofdzinnen af met een bijzin. 1 De leerkracht is jarig, dus

ik neem een cadeautje mee.

Opdrachten zijn gelijk voor het leerwerkschrift en het leerwerkschrift Maat. de juf het cadeautje niet ziet. wordt mijn moeder ongerust. Opdracht 3 De leerlingen onderstrepen de voegwoorden in de zinnen en hij had verloren. beantwoorden vragen over de zinnen. Opdracht 4 De leerlingen schrijven het goede voegwoord in de zin. Opdracht 5 De leerlingen onderstrepen in elke zin de hoofdzin. Opdracht 6 De leerlingen onderstrepen in elke zin de bijzin. Opdracht 7 De leerlingen schrijven uit een leestekst ten minste zes zinnen met voegwoorden over en onderstrepen het voegwoord.

2 Ik neem een tas mee naar school, zodat 3 Als ik een hele dag wegblijf, 4 Hans werd boos, omdat

Reflectie TV_Taal_BASIS_G6_Blok1.indb 27

Taalsterk Laat taalsterke leerlingen de opdracht zelfstandig maken. Als aanvulling bedenken ze zinnen die met een voegwoord beginnen. Bijvoorbeeld: ‘Omdat mijn hond van rennen houdt, ren ik met hem mee.’ ‘Als Nina erg haar best doet, wordt ze uitgekozen.’

het donker wordt, doe ik de gordijnen dicht.

want

3 Raoul en Jamal klommen in een boom,

2

Opdracht 2

27

• Doe de oefening(en) op het digibord. Bespreek opdracht 6 met behulp van het digibord. Hebben de leerlingen gezien en begrepen dat er twee zinnen zijn die met een bijzin beginnen?

Opdracht 2 tot en met 6 Taalsterk Laat de leerlingen alle voegwoorden opzoeken en opschrijven.

Opdracht 4 Leerwerkschrift Maat Lees samen met deze leerlingen de zinnen en laat ze horen dat het gekke zinnen worden als ze andere voegwoorden gebruiken. Dyslexie Laat een taalsterke leerling de zinnen voorlezen. De dyslectische leerlingen vullen het goede voegwoord in.

28/01/2022 14:46

Coöperatieve werkvorm Opdracht 3 en 4 Deze opdrachten kunnen in drietallen (ook mondeling) gemaakt worden. Leerling 1 leest de zin voor. Leerling 2 zegt wat de hoofdzin en de bijzin is. Dan benoemt leerling 3 het voegwoord. De leerlingen coachen en controleren elkaar. Dan maakt iedere leerling de vraag. Daarna wisselen ze van rol.

Compactroute Lezen theorie, opdracht 1, 4 en 5.

Combinatiegroep Startopdracht combinatiegroep De leerlingen bepalen wie wat gezegd heeft in het verhaal Kies je Kist!. Ze onderstrepen in deze uitspraken de zelfstandige naamwoorden en maken er verkleinwoorden van. Afsluitopdracht combinatiegroep Achter vijf uitspraken wordt een voegwoord gezet, waarna de zin verder wordt afgemaakt.

15

TMH PIT BLOK6.1 DEF.indd 15

20/04/2022 13:30


H1 Les 7

Taal verkennen

Lesdoelen

Lesvoorbereiding

Materiaal

Taal verkennen • De leerling oefent het herkennen en gebruiken van voegwoorden. • De leerling oefent het vinden van hoofdzin en bijzin in samengestelde zinnen.

• Zet les 7 klaar op het digibord.

• digibord • leerwerkschrift • leerwerkschrift Maat

Hoofdstuk 1

Taal verkennen

Les 7

3

• Ik oefen het herkennen en gebruiken van voegwoorden. • Ik oefen het vinden van hoofdzin en bijzin in samengestelde zinnen.

Wat is de hoofdzin? Onderstreep de hoofdzin.

6

1 De leerkracht kijkt blij, omdat hij een cadeau krijgt. 2 Joris wil gaan fietsen, als het niet meer regent.

Tip 1

Welk voegwoord past in de zin?

4

Kies uit: zodat | maar | omdat | als | want 1 Altijd

als

2 Ik vertrek op tijd,

want

zodat

Joop gaat naar het zwembad, want het is heerlijk

ze niet gezien werden.

omdat

5 Deze schoenen vind ik wel mooi,

ze niet wilde helpen met opruimen.

maar

ze zijn te groot.

2 Ik neem een tas mee naar school, zodat 3 Als ik een hele dag wegblijf,

1

Ik loop naar de koelkast

2

Ik dek de tafel

3

Ik zet altijd de wekker

4

Ik ga vaak met mijn vader naar de bioscoop

, als ik trek heb in iets gezonds. , terwijl mijn vader aan het koken is. , zodat ik op tijd op kan staan.

Bedenk een samengestelde zin.

, omdat hij graag films kijkt.

Meerdere antwoorden mogelijk

1 Maak de zinnen af.

fruit

a Ik houd van

weer.

b Bart wil graag

2 Ik kom straks misschien even langs. Het mag van mijn moeder.

c Ik ga niet

mee

, want

op muziekles , als

dat is gezond , omdat

.

hij gitaar wil leren spelen

jij niet meegaat

. .

2 Bedenk daarna nog drie zinnen met een voegwoord.

3 Emre wilde dat spel graag kopen. Het was te duur.

Emre wilde dat spel graag kopen, maar het was te duur.

ik neem een cadeautje mee.

1 De leerkracht is jarig, dus

7

Ik kom straks misschien even langs, als het mag van mijn moeder.

Meerdere antwoorden mogelijk.

Maak de hoofdzinnen af met een bijzin.

4 Hans werd boos, omdat

1 Joop gaat naar het zwembad. Het is heerlijk weer.

ik kom niet graag te laat.

4 Inge ging huiswerk maken,

2

Kies uit: maar | of | want | als

het donker wordt, doe ik de gordijnen dicht.

3 Raoul en Jamal klommen in een boom,

Voegwoorden zijn signaalwoorden. Voegwoorden vertellen wat twee zinnen met elkaar te maken hebben. Het zijn signaalwoorden. maar → er volgt iets dat het tegen spreekt of → er volgt iets dat het onzeker maakt want → daarom: er volgt een reden als → voorwaarde: anders gaat het niet door

Maak van twee zinnen één zin. Gebruik een voegwoord.

Meerdere antwoorden mogelijk.

Verzin steeds een hoofdzin die voor de bijzin past.

4 Ga je buiten spelen? Blijf je liever binnen?

de juf het cadeautje niet ziet.

Ga je buiten spelen, of blijf je liever binnen?

wordt mijn moeder ongerust.

hij had verloren.

5

3 Onderstreep het voegwoord.

Maak steeds een andere zin door een ander voegwoord te kiezen.

Meerdere antwoorden mogelijk.

Kies uit: omdat | doordat | want | maar | zodat | als | toen 1 Nina wil meedoen,

omdat zij het een leuk spel vindt.

2 Nina wil meedoen,

want zij wil graag winnen.

3 Nina wil meedoen,

maar dat mag niet van haar moeder.

4 Nina wil meedoen,

als ze een prijs kan winnen.

Ben jij al in beweging geweest? Wat heb je geoefend?

Tip Meer voegwoorden als signaalwoorden. omdat → daarom: er volgt een reden doordat → daardoor: er volgt een oorzaak zodat → er volgt een doel of gevolg toen → tijd: er volgt wanneer het gebeurde

27

28/01/2022 14:46

TV_Taal_BASIS_G6_Blok1.indb 27

28/01/2022 14:46

28

29

TV_Taal_BASIS_G6_Blok1.indb 28

28/01/2022 14:46

TV_Taal_BASIS_G6_Blok1.indb 29

28/01/2022 14:46

LEERWERKSCHRIFT blz. 27 – 28 – 29

Hoofdstuk 1

Taal verkennen

Les 7 1

4

• Ik oefen het herkennen en gebruiken van voegwoorden. • Ik oefen het vinden van hoofdzin en bijzin in samengestelde zinnen.

Wat is het voegwoord? Onderstreep het goede antwoord.

5

Kies uit: maar | als | omdat | want

2 Nina wil meedoen, als

1 Doe het licht aan,

als

het te donker wordt.

2 Ik vertrek op tijd,

want

ik kom niet graag te laat.

omdat

6

ze zijn te groot.

.

3 Ik neem een snoepje,

• • • •

• • • •

Bijvoorbeeld: daarom steekt ze haar vinger op.

Welk voegwoord hoort in de zin? Onderstreep het goede antwoord.

2 Ik doe mijn regenjas aan,

of | want

omdat | terwijl

Ben jij al in beweging geweest? Wat heb je geoefend?

hij ziek is.

het regent.

als | zodat ik daar zin in heb.

zodat het water opspat. of spelen op het strand. terwijl mama een boek leest. want het is een warme dag.

27

13/01/2022 09:02

.

Bijvoorbeeld: als ze een prijs kan winnen.

1 De hond moet naar de dierenarts,

Welke zinnen passen bij elkaar? Teken een lijn.

Bas en Bob maken een kuil,

jij niet meegaat

.

Bijvoorbeeld: dat mag niet van haar moeder.

3 Nina wil meedoen, daarom

ze niet wilde opruimen.

maar

Erwin slaat met zijn hand op het water,

, als

hij gitaar wil leren spelen

Meerdere antwoorden mogelijk.

Maak steeds een andere zin met de voegwoorden. Nina wil meedoen, want zij wil graag winnen. 1 Nina wil meedoen, maar

De kinderen zwemmen in het water,

mee

, omdat

Emre wilde dat spel graag kopen, maar het was te duur.

Vul het voegwoord in.

Het is erg druk aan zee,

op muziekles

dat is mijn lievelings fruit

3 maar Emre wilde dat spel graag kopen. Het was te duur.

4 Ze gaan de hele dag spelletjes doen, dus ze hoeven niet te leren.

3 Inge ging huiswerk maken,

3 Ik ga niet

, want

Ik kom straks nog even langs, als het mag van mijn moeder.

3 Hij neemt een tas mee, zodat de leerkracht zijn pakje niet ziet.

4 Deze schoenen vind ik mooi,

appels

2 Bart wil graag

2 als Ik kom straks nog even langs. Het mag van mijn moeder.

Meerdere antwoorden mogelijk.

Maak de zinnen af. 1 Ik houd van

Joop gaat naar het zwembad, want het is heerlijk weer.

2 Paul gaat eerder naar school, want hij mag slingers ophangen.

3

7

1 want Joop gaat naar het zwembad. Het is heerlijk weer.

1 Het is morgen feest, omdat de leerkracht jarig is.

2

Maak van de twee zinnen één zin. Gebruik het voegwoord.

TV_Taal_MAAT_G6_Blok1.indb 27

13/01/2022 09:02

28

TV_Taal_MAAT_G6_Blok1.indb 28

29

13/01/2022 09:02

TV_Taal_MAAT_G6_Blok1.indb 29

13/01/2022 09:02

LEERWERKSCHRIFT MAAT blz. 27 – 28 – 29

16

TMH PIT BLOK6.1 DEF.indd 16

20/04/2022 13:30


Lesinhoud

Extra instructie / differentiatie

Introductie

Opdracht 1 tot en met 7

• Doe de volgende oefening: een leerling bedenkt een zin. Bijvoorbeeld: ‘Ik ga vanmiddag chatten.’ Een tweede leerling vult de zin aan, met behulp van een voegwoord. Bijvoorbeeld: ‘..., want daar heb ik zin in.’ Herhaal dit met nog twee zinnen. • Ga naar het digibord en bespreek kort de leerdoelen met de leerlingen.

NT2 Leg nadrukkelijk het verschil uit tussen de voegwoorden. Gebruik zinnen waarin het voegwoord telkens anders is en controleer of ze begrijpen dat de betekenis van de zin ook echt verandert.

Instructie • Doe de oefening(en) op het digibord. • Bespreek met de leerlingen hoe de opdrachten gemaakt worden.

Opdracht 5

Opdracht 2 De leerlingen bedenken een bijzin achter een gegeven hoofdzin. Maat De leerlingen vullen het goede voegwoord in.

Taalsterk Laat taalsterke leerlingen zelf zo’n hoofdzin bedenken, die steeds door een ander voegwoord met een bijzin wordt aangevuld. Leerwerkschrift Maat Laat in tweetallen verschillende mogelijkheden met de voegwoorden onderzoeken en de beste resultaten opschrijven.

Opdracht 3 De leerlingen onderstrepen de hoofdzin. Maat De leerlingen verbinden hoofdzinnen met bijzinnen.

Transfer

Verwerking Opdracht 1 De leerlingen schrijven het goede voegwoord in de zin. Maat De leerlingen onderstrepen het voegwoord in de zin.

Opdracht 4 De leerlingen maken van twee zinnen een samengestelde zin door het goede voegwoord te plaatsen. Maat Vergelijkbaar met Basis, met gegeven voegwoorden. Opdracht 5 De leerlingen bedenken steeds een andere bijzin met een van de gekozen voegwoorden. Maat De leerlingen schrijven een passende bijzin achter een gegeven hoofdzin met voegwoord. Opdracht 6 De leerlingen bedenken een hoofdzin die voor de bijzin past. Maat De leerlingen onderstrepen het passende voegwoord in de zin. Opdracht 7 De leerlingen maken de zinnen af, bedenken zelf zinnen met een voegwoord en onderstrepen in elke zin het voegwoord. Maat De leerlingen maken de zinnen af.

Reflectie • Doe de oefening(en) op het digibord. Bespreek opdracht 5 met behulp van het digibord. Konden de leerlingen deze opdracht goed maken? Wat was moeilijk? Laat enkele zinnen voorlezen. • Kijk voor de antwoorden op het digibord.

Hoofd- en bijzin onderscheiden Vraag de leerlingen of ze weten waarom ze het verschil leren tussen een hoofd- en bijzin. (Inzicht in de bouw van zinnen als je zelf schrijft, maar ook als je een andere taal leert, én belangrijk voor de werkwoordspelling.) Geef een voorbeeldzin met een werkwoord waarbij verschillende werkwoordsvormen hetzelfde klinken, maar anders worden geschreven (betekend – betekent bijvoorbeeld). betekenen Als de actie veel voor onze buurt heeft _____, ____dat voor ons: doorgaan! Hoe schrijf je beteken/t/ de eerste keer? En de tweede keer? Met een t of d? Laat ze in groepjes van vier van de samengestelde zin twee enkelvoudige zinnen maken. Wijs erop dat in een hoofdzin onderwerp en persoonsvorm altijd bij elkaar staan, in een bijzin vaak niet. Daarom is het handig om als tussenstap er enkelvoudige zinnen van te maken. Dan zie je snel welke spellingcategorie het is. De groepjes beredeneren hoe je de in te vullen woorden moet schrijven: heeft betekend = voltooid deelwoord (’t kofschip toepassen); betekent = persoonsvorm (ik-vorm + t). Vraag aan de groepjes hoe het verliep. Geef direct feedback. Eindig met: ‘Dit kun je dus altijd zelf doen als je twijfelt hoe je de werkwoordsvorm moet schrijven!’

Compactroute Opdracht 5 en 7.

Bewegend leren Bied de leerlingen een bewegingsactiviteit aan. Deze activiteiten staan in de cockpit. 17

TMH PIT BLOK6.1 DEF.indd 17

20/04/2022 13:30


H1 Les 8

Schrijven

Lesdoel

Lesvoorbereiding

Materiaal

Schrijven • De leerling leert hoe hij een betoog (in de vorm van een brief) schrijft.

• Zet les 8 klaar op het digibord. • Zet de brief van les 3 klaar. • Combinatiegroep: print de start- en afsluitopdracht bij deze les. • Preteaching: zie de aanwijzingen bij Extra instructie.

• • • •

Hoofdstuk 1

Les 8

Schrijven

2

• Ik leer hoe ik een betoog (in de vorm van een brief) schrijf.

Boven aan een brief schrijf je je vooren achternaam met je adres.

Jochem Koperveld Potterstraat 10 4325 KM Illusiestad

Schrijf hier de naam en het adres van de persoon of organisatie aan wie je de brief schrijft. Daaronder laat je een paar regels leeg.

Goochelen voor Spieren Postbus 3298 1300 NL Hilversum

Je schrijft de plaats en de datum op.

Illusiestad, 5 september 2021

Je schrijft de aanhef. In de eerste alinea vertel je wie je bent, wat je wilt en waarom je het wilt: kandidaat worden voor het programma Goochelen voor Spieren. Laat een regel leeg als je naar de tweede alinea gaat. In de tweede alinea vertel je wat meer over jezelf, maar dan vooral die dingen die belangrijk kunnen zijn voor het doel. Je geeft de medewerkers argumenten (redenen), zodat ze jou als kandidaat willen. Laat een regel leeg als je naar de derde alinea gaat. In de derde alinea schrijf je nog een slotzin en vraag je om antwoord. Tot slot schrijf je een groet en je naam.

digibord leerwerkschrift leerwerkschrift Maat combinatiegroep: printblad Start- en afsluitopdracht

Maak de vragen.

5

1 Wat vind je van de laatste zin?

Dat iemand zich opgeeft om mee te doen aan het programma Goochelen voor Spieren en

Meerdere antwoorden mogelijk.

vertelt waarom hij gekozen zou moeten worden als kandidaat.

Als je zo'n slot schrijft, zul je vast niet uitgekozen worden.

2 Van wie is de brief en voor wie is de brief geschreven?

2 Schrijf zelf een beter slot, waardoor je meer kans hebt om antwoord te krijgen.

De brief is van Jochem Koperveld en hij schrijft hem aan de medewerkers van het

Meerdere antwoorden mogelijk. Bijvoorbeeld:

programma Goochelen voor Spieren.

Dit is in het kort waarom ik graag mee zou doen aan het programma Goochelen voor Spieren.

3 Hoeveel alinea's heeft de brief?

Ik hoop dat ik snel een antwoord van jullie krijg.

drie 6

Beste medewerkers van Goochelen voor Spieren,

3

Mijn naam is Jochem en ik houd heel erg van goochelen. Toen ik jullie oproep zag, besloot ik meteen om een brief te schrijven. Ik wil dolgraag meedoen met jullie programma en ik vind het geweldig dat het voor een goed doel is.

Lees de eerste alinea.

In de eerste alinea stel je je voor en vertel je waarom je de brief hebt geschreven.

Meerdere antwoorden mogelijk.

2 Welke drie redenen heeft Jochem om de brief te schrijven?

Met mijn optreden als goochelaar wil ik ... . Toen ik nog klein was, keek ik altijd met bewondering naar mijn opa. Hij kon erg goed goochelen. Nu zit ik in groep 6 en ... . Op verjaardagsfeestjes ... .

Wat vind je van de brief zoals die nu is geworden? Lees de hele brief zoals die nu is geworden. 1 Lees de brief goed. Is het duidelijk waarom Jochem mee wil doen? 2 Zitten er nog fouten in de brief? 3 Wil je nog iets verbeteren aan de brief? Zo ja, wat wil je verbeteren?

1 Wat is het doel van de eerste alinea?

– Hij houdt van goochelen. – Hij wil kandidaat worden. – Het is voor een goed doel.

Ik ben de beste kandidaat die je maar kunt hebben. Schrijf me dus maar snel terug.

4

Met vriendelijke groet, Jochem

7

Lees de tweede alinea. Waarom wil Jochem meedoen met het programma? Vul de argumenten in.

Bedenk zelf een alinea. Het tv-programma is voor een goed doel. 1 2 3 4 5

Meerdere antwoorden mogelijk

1 Met mijn optreden als goochelaar wil ik

Bedenk een goed doel. Denk na waarom dat doel gesteund moet worden. Schrijf er een alinea over. Het moet passen in de tekst. Lees de alinea nog eens na. Verbeter als dat nodig is.

Meerdere antwoorden mogelijk.

.

1

Lees de derde alinea.

1 Wat is de bedoeling van deze brief?

2 Nu zit ik in groep 6 en

Bekijk de brief en lees wat ernaast staat.

. 3 Op verjaardagsfeestjes .

30

TV_Taal_BASIS_G6_Blok1.indb 30

31

28/01/2022 14:46

TV_Taal_BASIS_G6_Blok1.indb 31

28/01/2022 14:46

32

TV_Taal_BASIS_G6_Blok1.indb 32

28/01/2022 14:46

TV_Taal_BASIS_G6_Blok1.indb 33

LEERWERKSCHRIFT EN LEERWERKSCHRIFT MAAT blz. 30 – 31 – 32

18

TMH PIT BLOK6.1 DEF.indd 18

20/04/2022 13:30


Lesinhoud

Extra instructie / differentiatie

Introductie

Preteaching

• Vraag of de leerlingen zich de brief van Nina nog herinneren en wie er iets over kan vertellen. Vertel dat dit een betogende brief is. Laat een leerling uitleggen wat daarmee bedoeld wordt (de lezer overtuigen van jouw standpunt). Toon de brief uit les 3 op het digibord. Streep aan wat betogend is, waar meningen en feiten en argumenten staan. • Vertel dat de leerlingen vandaag leren hoe ze een betogende brief moeten schrijven. Herinner de leerlingen eraan dat ze in groep 5 ook al eens een betoog hebben geschreven (aan de burgemeester over een speelveldje). • Bespreek kort het leerdoel met de leerlingen.

Laat taalzwakke leerlingen de tekst vooraf lezen.

Instructie • Laat enkele leerlingen vertellen uit welke onderdelen een brief bestaat. • Doe de oefening(en) op het digibord. Opdracht 1 Bekijk de brief en lees samen met de leerlingen wat naast de brief staat. Opdracht 2 Bespreek de vragen en laat de leerlingen naar aanleiding van de titel voorspellen waar de brief over zal gaan.

Verwerking Opdrachten zijn gelijk voor het leerwerkschrift en het leerwerkschrift Maat. Opdracht 3 De leerlingen bepalen wat het doel is van de eerste alinea en noteren de redenen voor het schrijven van de brief. Opdracht 4 De leerlingen maken de zinnen af met argumenten. Opdracht 5 De leerlingen geven hun mening over het slot van de brief en schrijven zelf een slot. Opdracht 6 De leerlingen reflecteren op hun betogende brief en voeren verbeteringen door. Opdracht 7 De leerlingen bedenken zelf argumenten waarom het geweldig is om mee te doen voor een goed doel. 33

TV_Taal_BASIS_G6_Blok1.indb 33

Reflectie

28/01/2022 14:46

• Bespreek opdracht 5 met behulp van het digibord. • Laat een aantal leerlingen de door hen herschreven derde alinea voorlezen.

Opdracht 4 Taalsterk Laat taalsterke leerlingen er nog enkele zinnen bij bedenken. Leerwerkschrift Maat Help Maat-leerlingen door ze eerst te laten vertellen hoe de zin verder zou kunnen gaan.

Coöperatieve werkvorm Opdracht 4 Beide leerlingen nemen één minuut denktijd om bij de drie zinnen zo veel mogelijk argumenten voor Jochem te bedenken. Leerling 1 leest vraag 1 voor en vult die aan met zijn argument(en). Leerling 2 luistert en noemt zijn argument. Ze overleggen hoe ze het argument in hun schrift schrijven. Daarna wisselen ze van rol voor de volgende zin.

Compactroute Opdracht 1 tot en met 5.

Combinatiegroep Startopdracht combinatiegroep De leerlingen schrijven een betoog over een goed doel. Afsluitopdracht combinatiegroep De leerlingen maken een slogan bij hun goede doel.

19

TMH PIT BLOK6.1 DEF.indd 19

20/04/2022 13:30


H1 Les 9

Schrijven

Lesdoel

Lesvoorbereiding

Materiaal

Schrijven • De leerling oefent het schrijven van een betoog (in de vorm van een brief).

• Zet les 9 klaar op het digibord.

• digibord • leerwerkschrift • leerwerkschrift Maat

Hoofdstuk 1

Les 9

Schrijven

1

Kijk naar de brief en lees wat erbij staat.

2

Je gaat een brief schrijven voor het programma Toon je Talent!.

7

• Ik oefen het schrijven van een betoog (in de vorm van een brief).

1 2 3 4 5 6

1 Kijk naar de brief en lees wat erbij staat. 2 Vul je woonplaats en de datum in. Schrijf de naam van het programma op. Bedenk een adres. 3 Kies een goede aanhef.

Binnenkort begint het nieuwe tv-programma Toon je Talent! In dit programma mag je laten zien waar je goed in bent. Bijvoorbeeld zingen, dansen, goochelen of grapjes maken. Het programma is voor het goede doel: kinderen in arme landen die niet naar school kunnen. Jij wilt graag meedoen, dus je schrijft een brief aan de programmamakers.

3

eigen naam en adres

8

Schrijf de eerste alinea.

Hoofdstuk 1

Ben je tevreden met je brief? Lees je brief na. En let daarbij op het volgende: Is de brief duidelijk en leuk? Ben je geen woorden vergeten? Heb je alle woorden goed geschreven? Kijk of je hoofdletters hebt geschreven en punten hebt gezet. Laat een klasgenoot je brief lezen en vraag om een mening. Verbeter als dat nodig is.

Schrijf een brief.

1

1 Schrijf een brief aan je oma. 2 Vertel dat je een brief hebt geschreven om je op te geven voor het tv-programma. 3 Vraag of ze komt kijken als je wordt uitgekozen.

1 Aan het begin van de brief stel je jezelf voor. Wie ben je, hoe oud ben je? 2 Bedenk wat je nog meer wilt schrijven. 3 Vertel in twee of drie zinnen waarom je mee wilt doen aan het programma.

1 2 3

Meerdere antwoorden mogelijk. naam en adres

4

a

Kies een talent. Bedenk argumenten. Dit is een voorbereiding op het volgende stuk van de brief

Vraagzin:

1 Kies iets uit waar je goed in bent en waar je het meeste plezier in hebt. Dat is jouw talent om te laten zien tijdens het programma. 2 Bedenk twee argumenten waarom ze jou moeten kiezen.

plaats en datum

a aanhef

Meerdere antwoorden mogelijk.

b

b

Vraagzin:

eerste alinea 5

Schrijf de tweede alinea. 1 Je gaat nog meer over jezelf vertellen. Over je hobby's en wat je in je vrije tijd doet. 2 Gebruik de argumenten van opdracht 4. 3 Schrijf alles in vier of vijf zinnen op in de brief. Gebruik de voegwoorden: want | als | omdat | maar

tweede alinea

6 derde alinea

Schrijf de derde alinea. Je sluit de brief af. 1 Vat het belangrijkste van je brief samen. Vraag of je antwoord krijgt. 2 Zet een groet en je naam eronder.

groet en voornaam

c Vraagzin:

Schrijftip Samenvatten Gebruik voor je samenvatting een signaalwoord. Kies uit: kortom, samengevat, al met al, het kom erop neer dat, zoals gezegd, anders gezegd.

34

d Vraagzin:

35

TV_Taal_BASIS_G6_Blok1.indb 34

28/01/2022 14:46

TV_Taal_BASIS_G6_Blok1.indb 35

28/01/2022 14:46

36

TV_Taal_BASIS_G6_Blok1.indb 36

28/01/2022 14:46

TV_Taal_BASIS_G6_Blok1.indb 37

LEERWERKSCHRIFT blz. 34 – 35 – 36

Hoofdstuk 1

Les 9

Schrijven

1

Kijk naar de brief en lees wat erbij staat.

7

• Ik oefen het schrijven van een betoog (in de vorm van een brief).

2

1 Lees je brief na. En let daarbij op het volgende: a Heb je alles ingevuld? b Ben je geen woorden vergeten? c Heb je alle woorden goed geschreven? d Heb je hoofdletters en punten gebruikt? e Laat een klasgenoot je brief lezen. Verbeter als dat nodig is. 2 Vul in of je wel of niet tevreden bent en waarom.

Je gaat een brief schrijven voor het programma Toon je Talent!. 1 Kijk naar de brief en lees wat erbij staat. Vul je woonplaats en datum in. 2 Schrijf de naam van het programma op en bedenk een adres. 3 Begin de brief met Beste … ,

Er komt een nieuw tv-programma, Toon je Talent. Hiermee willen de makers veel geld ophalen voor het goede doel. Je gaat een brief schrijven, want jij wil heel graag meedoen.

Hoofdstuk 1

Lees de brief en verbeter.

Dit kan ik no

Meerdere antwoorden mogelijk. 3

eigen naam en adres

Schrijf de eerste alinea.

1

1 Hoe heet je en hoe oud ben je? 2 Vertel waarom je mee wilt doen. 3 Maak hier twee zinnen van en schrijf die op in de brief.

naam en adres

4

8

1 Bedenk een aanhef en vertel dat je een brief hebt geschreven. 2 Vertel waar jij goed in bent en wat je wilt laten zien. 3 Sluit je brief af.

Kies een talent. Bedenk argumenten. Dit is een voorbereiding op het volgende stuk van de brief.

a

Meerdere antwoorden mogelijk.

1 Waar ben jij heel goed in? Dat talent wil jij laten zien op televisie. Ik kan goed ... 2 Bedenk twee argumenten waarom ze jou moeten kiezen.

plaats en datum

1 2 3

Schrijf een brief aan je oma.

Vraagzin:

Voorbeeld: Mijn hobby is zingen. Ik luister altijd naar muziek. Ik kan goed zingen, want ik oefen vaak.

aanhef

a eerste alinea

b

Meerdere antwoorden mogelijk.

Vraagzin:

b

5 tweede alinea

Schrijf de tweede alinea. 1 In de tweede alinea vertel je meer over jezelf. 2 Schrijf op wat je heel goed kunt. Gebruik de argumenten uit opdracht 4. 3 Maak vier zinnen en schrijf die in de brief. Gebruik voegwoorden in de zinnen.

c Vraagzin:

Kies uit: want | als | omdat | maar

derde alinea

Ik denk dat mijn talent goed bij jullie programma past. Ik hoop dat ik een bericht terugkrijg.

6

Schrijf het slot. In het slot schrijf je een groet en je naam.

d

groet en voornaam

Vraagzin:

34

TV_Taal_MAAT_G6_Blok1.indb 34

35

13/01/2022 09:03

TV_Taal_MAAT_G6_Blok1.indb 35

13/01/2022 09:03

36

TV_Taal_MAAT_G6_Blok1.indb 36

13/01/2022 09:03

TV_Taal_MAAT_G6_Blok1.indb 37

LEERWERKSCHRIFT MAAT blz. 34 – 35 – 36

20

TMH PIT BLOK6.1 DEF.indd 20

20/04/2022 13:30


Lesinhoud

Extra instructie / differentiatie

Introductie

Opdracht 4

• Kijk terug naar de vorige les. Laat enkele leerlingen erover vertellen. Vertel dat ze vandaag weer een betogende brief gaan schrijven, maar nu voor het programma Toon je Talent! • Ga naar het digibord en doe de oefening(en). • Bespreek kort het leerdoel in de leerwerkschriften.

Leerwerkschrift Maat Zet Maat-leerlingen naast elkaar en laat ze ideeën uitwisselen. Laat ze de argumenten die ze het beste vinden, opschrijven.

Opdracht 5

Instructie Hoofdstuk 1

Les 10 Dit kan ik nog 1

• Bekijk samen met de leerlingen de brief en lees wat erbij staat. •Taal Doe verkennende oefening(en) op het digibord. • Bespreek hoe de opdrachten gemaakt moeten worden.

Dyslexie Help deze leerlingen met het gebruik van voegwoorden. Laat ze eventueel zinnen zonder voegwoorden schrijven.

Verwerking

Compactroute

Opdracht 1 De leerlingen oriënteren zich op de brief die ze deze les gaan schrijven.

Opdracht 1 tot en met 6.

Dit kan ik nog • Ik herhaal onderwerp en persoonsvorm uit blok 5 (groep 5).

Dit kan ik nu • Ik herhaal voegwoorden met hoofd- en bijzinnen.

Zoek de persoonsvorm. Gebruik eerst drie manieren om de persoonsvorm te vinden, en onderstreep deze daarna in de zinnen a t/m e.

Opdracht 2 De leerlingen bekijken de brief, schrijven een adres en een aanhef. Maat Vergelijkbaar met Basis, met gegeven aanhef.

1 Maak een vraagzin. 2 Maak een zin waarin je de tijd verandert. 3 Maak een zin waarin je het onderwerp verandert. a De kippen scharrelen op het erf rond. Vraagzin:

Scharrelen de kippen op het erf rond?

Opdracht 3 De leerlingen bedenken wat er in de eerste alinea moet komen te staan en schrijven dit in twee of drie zinnen op. Maat Vergelijkbaar met Basis, zonder eigen toevoegingen. De leerlingen schrijven Ligt de placemat op tafel? dit intafel.twee zinnen op. De placemat lag op

Veranderen van tijd:

De kippen scharrelden op het erf rond.

Veranderen van onderwerp:

De kip scharrelt op het erf rond.

b De placemat ligt op tafel. Vraagzin:

Veranderen van tijd:

Veranderen van onderwerp:

De placemats liggen op tafel.

Opdracht 4 De leerlingen formuleren argumenten, waardoor ze meer kans maken om uitgekozen te worden. De jongens genoten met volle teugen van de vakantie. Maat Vergelijkbaar met Basis, met voorbeeldargumenten.

c De jongens genieten met volle teugen van de vakantie. Vraagzin:

Genieten de jongens met volle teugen van de vakantie?

Veranderen van tijd:

Veranderen van onderwerp:

De jongen geniet met volle teugen van de vakantie.

Opdracht 5 De leerlingen schrijven de tweede alinea met behulp van de argumenten uit opdracht 4.

d Elke woensdagmiddag gaan we naar het zwembad. Vraagzin:

Gaan we elke woensdagmiddag naar het zwembad?

Veranderen van tijd:

Elke woensdagmiddag gingen we naar het zwembad.

Veranderen van onderwerp:

TV_Taal_BASIS_G6_Blok1.indb 37

37 Opdracht 6 De leerlingen schrijven de derde alinea, waarin de brief wordt afgesloten. Maat De leerlingen schrijven het slot en de afsluiting. 28/01/2022 14:46

Hoofdstuk 1

Les 10 Dit kan ik nog 1

Elke woensdagmiddag ga ik naar het zwembad.

Opdracht 7 De leerlingen reflecteren op hun brief en controleren de brief op spelling, grammatica en interpunctie. Taal verkennen Dit kan ik nog • Ik herhaal onderwerp en persoonsvorm uit blok 5 (groep 5).

Dit kan ik nu • Ik herhaal voegwoorden met hoofd- en bijzinnen.

Opdracht 8 De leerlingen schrijven een brief aan hun oma om haar uit te nodigen.

Reflectie

Zoek de persoonsvorm. Gebruik eerst drie manieren om de persoonsvorm te vinden, en onderstreep deze daarna in de zinnen a t/m e.

• Laat een paar leerlingen de brief voorlezen. • Bespreek de brieven op het digibord. • Kijk voor de antwoorden op het digibord.

1 Maak een vraagzin. 2 Maak een zin waarin je de tijd verandert. 3 Maak een zin waarin je het onderwerp verandert. a De kippen scharrelen op het erf rond. Vraagzin:

Scharrelen de kippen op het erf rond?

Veranderen van tijd:

De kippen scharrelden op het erf rond.

Veranderen van onderwerp:

De kip scharrelt op het erf rond.

b De placemat ligt op tafel. Vraagzin:

Ligt de placemat op tafel?

Veranderen van tijd:

De placemat lag op tafel.

Veranderen van onderwerp:

De placemats liggen op tafel.

c De jongens genieten met volle teugen van de vakantie. Vraagzin:

Genieten de jongens met volle teugen van de vakantie?

Veranderen van tijd:

De jongens genoten met volle teugen van de vakantie.

Veranderen van onderwerp:

De jongen geniet met volle teugen van de vakantie.

d Elke woensdagmiddag gaan we naar het zwembad. Vraagzin:

Gaan we elke woensdagmiddag naar het zwembad?

Veranderen van tijd:

Elke woensdagmiddag gingen we naar het zwembad.

Veranderen van onderwerp:

Elke woensdagmiddag ga ik naar het zwembad.

TV_Taal_MAAT_G6_Blok1.indb 37

37

13/01/2022 09:03

21

TMH PIT BLOK6.1 DEF.indd 21

20/04/2022 13:30


H1 Les 10

Taal verkennen

Lesdoelen

Lesvoorbereiding

Materiaal

Dit kan ik nog • De leerling herhaalt onderwerp en persoonsvorm uit blok 5 (groep 5). Dit kan ik nu • De leerling herhaalt voegwoorden met hoofd- en bijzinnen.

• Print voor iedere leerling het scoreblad Taal verkennen of gebruik het groeischrift.

• • • •

digibord leerwerkschrift leerwerkschrift Maat groeischrift of scoreblad Taal verkennen

Ontwerpend en onderzoekend leren Werk je met de projectmap, dan kun je deze les vervangen door stap 2 van project 1.

Hoofdstuk 1

Les 10

Dit kan ik nu

Taal verkennen Dit kan ik nog • Ik herhaal onderwerp en persoonsvorm uit blok 5 (groep 5).

e Dit stuk kaas is precies één kilo.

Dit kan ik nu • Ik herhaal voegwoorden met hoofd- en bijzinnen.

Vraagzin:

1

Is dit stuk kaas precies één kilo?

Veranderen van tijd:

Dit stuk kaas was precies één kilo.

Veranderen van onderwerp:

1 Ik kom pas

2 Zoek de persoonsvorm. Gebruik eerst drie manieren om de persoonsvorm te vinden, en onderstreep deze daarna in de zinnen a t/m e.

1

Wij

maken een boottocht.

4 We willen weten

2

De juf

leest de vertaling uit het Frans.

5 Ben jij sportief

a De kippen scharrelen op het erf rond.

4

De tv-presentator

doet een proefje.

5

Tomaten

groeien in de kas.

Vraagzin:

Scharrelen de kippen op het erf rond?

Veranderen van tijd:

Veranderen van onderwerp:

Vraagzin:

De kip scharrelt op het erf rond.

3

3 Als je auditie wilt doen, moet je veel oefenen.

Je wilt auditie doen. Je moet veel oefenen. 4 Omdat je ook kunt verliezen, moet je daar wel tegen kunnen.

Wat is het voegwoord? Schrijf van elke zin het voegwoord op.

Je kunt ook verliezen. Daar moet je wel tegen kunnen.

omdat

Verander de zinnen van enkelvoud in meervoud of andersom. Onderstreep in de nieuwe zin het onderwerp met rood en de persoonsvorm met blauw.

3 Als Nina thuiskomt, zet ze de televisie aan.

als

4 Ik begin vanzelf mee te zingen als ik dat liedje hoor. 5 Of Nina mee mag doen, weet ze nog niet.

omdat

als

of

6 Paul maakt zijn huiswerk meteen, zodat hij vanavond tv kan kijken. 7 Ik maak mijn huiswerk, terwijl Paul naar voetballen kijkt.

zodat

terwijl

De placemat is van rood plastic.. 4 Deze dode plant is het gevolg van de strenge vorst.

Deze dode planten zijn het gevolg van de strenge vorst.

De jongen geniet met volle teugen van de vakantie.

5 In de winter sterven vogels soms van de kou.

In de winter sterft een vogel soms van de kou.

d Elke woensdagmiddag gaan we naar het zwembad. Vraagzin:

De kisten zijn open. Er stapt een bekende televisiekok uit.

het team de goede keus heeft gemaakt. heb je zin om mee te sporten?

2 We gaan naar het zwembad, omdat het vandaag heel warm is.

Klaartje houdt van warmte.

De jongens genoten met volle teugen van de vakantie.

Veranderen van onderwerp:

2 Zodra de kisten open zijn, stapt er een bekende televisiekok uit.

3 De placemats zijn van rood plastic.

Genieten de jongens met volle teugen van de vakantie?

Veranderen van tijd:

of en

Nina houdt van dansen. Ze kan het niet zo goed.

hij heeft de

jullie straks kunnen smullen.

1 Mijn neefje kan veel dingen niet, omdat hij in een rolstoel zit.

2 Klaartje en Maaike houden van warmte.

De placemats liggen op tafel.

c De jongens genieten met volle teugen van de vakantie. Vraagzin:

2

Mijn vinger bevriest bijna van de kou.

De placemat lag op tafel.

Veranderen van onderwerp:

1 Nina houdt van dansen, hoewel ze het niet zo goed kan.

maar

zodat

het ijskoud.

1 Mijn vingers bevriezen bijna van de kou.

Ligt de placemat op tafel?

Veranderen van tijd:

de vogel

De kippen scharrelden op het erf rond.

b De placemat ligt op tafel.

Gaan we elke woensdagmiddag naar het zwembad?

Veranderen van tijd:

Elke woensdagmiddag gingen we naar het zwembad.

Veranderen van onderwerp:

28/01/2022 14:46

3 Jamie maakt een heerlijke salade,

1 Maak een vraagzin. 2 Maak een zin waarin je de tijd verandert. 3 Maak een zin waarin je het onderwerp verandert.

3 Door de strenge vorst heeft

jullie me roepen.

2 Hans Kaban zit met sloten aan kettingen vast, sleutels in zijn hand.

Meerdere antwoorden mogelijk.

Welk onderwerp past in de zin? Maak de zinnen af.

als

Maak van de samengestelde zin twee zinnen. Knip de samengestelde zin in je hoofd in twee zinnen. Schrijf de losse zinnen op. Let op: van de bijzin verandert de woordvolgorde. Voorbeeld: Als ze winnen, gaan we feestvieren. Ze winnen. We gaan feestvieren.

Kies uit: of | zodat | als | terwijl | en | omdat | maar

Deze stukken kaas zijn precies één kilo.

Dit kan ik nog 1

3

Welk voegwoord past in de zin? Let op: Je houdt twee voegwoorden over.

Elke woensdagmiddag ga ik naar het zwembad.

TV_Taal_BASIS_G6_Blok1.indb 37

37

28/01/2022 14:46

38

TV_Taal_BASIS_G6_Blok1.indb 38

39

28/01/2022 14:46

TV_Taal_BASIS_G6_Blok1.indb 39

28/01/2022 14:46

40

TV_Taal_BASIS_G6_Blok1.indb 40

28/01/2022 14:46

TV_Taal_BASIS_G6_Blok1.indb 41

LEERWERKSCHRIFT EN LEERWERKSCHRIFT MAAT blz. 37 – 38 – 39 – 40

22

TMH PIT BLOK6.1 DEF.indd 22

20/04/2022 13:30


Lesinhoud

Extra instructie / differentiatie

Introductie

Taal verkennen Pitstop

Je kunt bij deze les een instructiefilmpje inzetten. • Begin de les met een halve zin: ‘Ik ben benieuwd of ...’ en vraag een leerling die zin af te maken. Wat is het voegwoord? Vraag een andere leerling ook zo’n halve zin te bedenken. Laat een ander die afmaken. Vraag wat de hoofdzin is en wat de bijzin. • Vertel de leerlingen dat ze in deze les gaan oefenen met de leerstof uit groep 5 (blok 5) en met de leerstof van deze week. • Ga naar het digibord en doe de oefening(en). • Bespreek kort de leerdoelen met de leerlingen.

Dyslexie Geef dyslectische leerlingen meer tijd. Eventueel kunnen ze de test in een andere ruimte maken.

Compactroute Alle opdrachten.

Instructie • Bespreek hoe de opdrachten gemaakt moeten worden. • De leerlingen maken zelfstandig de test. • Maak ze erop attent dat bij elke opdracht twee antwoorden overblijven.

Verwerking Dit kan ik nog Opdrachten zijn gelijk voor het leerwerkschrift en het leerwerkschrift Maat. Opdracht 1 De leerlingen onderstrepen de persoonsvorm in de zinnen met behulp van de drie proeven. Opdracht 2 De leerlingen schrijven een passend onderwerp in de zin. Opdracht 3 De leerlingen veranderen zinnen van enkelvoud in meervoud of andersom. Ze onderstrepen het onderwerp met rood en de persoonsvorm met blauw.

Dit kan ik nu Opdrachten zijn gelijk voor het leerwerkschrift en het leerwerkschrift Maat. Opdracht 1 De leerlingen schrijven het goede voegwoord in de zin. Opdracht 2 De leerlingen schrijven de voegwoorden achter de gegeven zinnen. Opdracht 3 De leerlingen maken van de gegeven samengestelde zin twee losse zinnen. 41

TV_Taal_BASIS_G6_Blok1.indb 41

28/01/2022 14:46

Reflectie • Bespreek de opdrachten met behulp van het digibord. Laat de leerlingen de resultaten invullen in het groeischrift of op het scoreblad Taal verkennen. Laat ze de grafiek bijwerken, zodat ze hun vorderingen zien.

23

TMH PIT BLOK6.1 DEF.indd 23

20/04/2022 13:30


TMH PIT BLOK8.1 DEF.indd 54

20/04/2022 13:36


Taal

Groep 6

Blok

Groep 6  Blok 1 Handleiding

1

Handleiding 9 789006 152555

Covers Taal_Handleiding_groep 6 blok 1.indd Alle pagina's

20/04/2022 13:39


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.