Groep 5
Blok
1
Voetballen! Covers Taal_groep 5 v4 2
27/01/2022 14:32
Taal
Basis • Groep 5 • Blok 1 Hoofdstuk 1 en 2 Antwoorden
TV_Taal_BASIS_G5_Blok1.indb 1
12/01/2022 11:56
Pictoʼs Deze opdracht doe je als je tijd hebt. Deze opdracht doe je alleen. Deze opdracht doe je samen. Deze opdracht doe je in een groepje. Dit is een bewegingsopdracht. Deze opdracht schrijf je op een blaadje.
TV_Taal_BASIS_G5_Blok1.indb 2
12/01/2022 11:56
TV_Taal_BASIS_G5_Blok1.indb 4
12/01/2022 11:56
Hoofdstuk 1
Hoe gaat het? ?⃝ ik moet het nog leren
Doelenkaart
⃝↑ ik moet het nog oefenen ⃝✓ ik kan het!
Spreken en luisteren • Ik kan een monoloog houden in een kleine groep.
?⃝
⃝↑
⃝✓
• Ik kan duidelijk zeggen wat ik bedoel.
?⃝
⃝↑
⃝✓
• Ik kan luisteren naar een verhaal.
?⃝
⃝↑
⃝✓
• Ik kan de hoofdgedachte uit een verhaal halen.
?⃝
⃝↑
⃝✓
?⃝
⃝↑
⃝✓
• Ik kan een beeldverhaal herkennen.
?⃝
⃝↑
⃝✓
• Ik kan een informatieve tekst herkennen.
?⃝
⃝↑
⃝✓
• Ik kan voorspellen waar een tekst over gaat.
?⃝
⃝↑
⃝✓
• Ik kan vertellen wat ik van een tekst vind en waarom.
?⃝
⃝↑
⃝✓
• Ik kan zelfstandige naamwoorden, lidwoorden en verkleinwoorden gebruiken. ?⃝
⃝↑
⃝✓
• Ik kan enkelvoud en meervoud gebruiken.
?⃝
⃝↑
⃝✓
• Ik kan samenstellingen gebruiken.
?⃝
⃝↑
⃝✓
?⃝
⃝↑
⃝✓
Woordenschat • Ik ken de betekenis van 45 nieuwe woorden.
Lezen
Taal verkennen
Schrijven • Ik kan een brief schrijven.
TV_Taal_BASIS_G5_Blok1.indb 5
12/01/2022 11:56
Hoofdstuk 1
Les 1
Spreken en luisteren • Ik leer een monoloog houden in een kleine groep. • Ik leer duidelijk verwoorden wat ik bedoel.
Woordenschat • Ik leer de betekenis van 20 nieuwe woorden.
Kijkwoorden
Leeswoorden
het aanplakbiljet
het evenwicht verliezen: omvallen als je dat niet wilt Doordat de hond aan de riem trekt, verliest de mevrouw bijna haar evenwicht. geïrriteerd: een beetje boos zijn door iets Mama zegt geïrriteerd: ‘Jongen, daar heb ik nu écht geen tijd voor!’
de eikenboom
het plantsoen
een kreet slaken: een schreeuw geven Mama slaakt een kreet: ‘Ah!’ overdrijven: iets groter, mooier of erger maken dan het is ‘Opschepper! Jij bent altijd aan het overdrijven.’ verkennen: overal rondkijken om te ontdekken hoe het ergens is Paul is net verhuisd. Hij gaat de buurt verkennen.
Weetwoorden scoren
de bushalte het fietspad grinniken het huizenblok je dood vervelen
het litteken onbekend stuiteren wagenwijd open werpen
de teckel
6
TV_Taal_BASIS_G5_Blok1.indb 6
12/01/2022 11:56
Voetballen!
1
Bekijk de tekening.
7
TV_Taal_BASIS_G5_Blok1.indb 7
12/01/2022 11:56
2
Maak de vragen. 1 Paul is verhuisd. Denk je dat Paul nu in een leukere buurt woont? Waarom denk je dat?
2 Ben jij zelf weleens verhuisd? Hoe vond je dat?
3
Luister en kijk naar het verhaal.
4
Zou jij wel of niet willen verhuizen? Vertel het in een monoloog. Doe het zo: 1 Maak eerst afspraken: • Een van jullie is de spreker. De rest is luisteraar.
Spreektip Bedenk wat je wilt vertellen. Blijf bij je onderwerp. Heb je verteld wat je wilde vertellen?
2 Voor de spreker: • Wat wil je precies vertellen? • Welke woorden kies je om goed te vertellen wat je bedoelt? • Spreek duidelijk en kijk de anderen aan. 3 Voor de luisteraar: • Na afloop mag je aangeven wat je van de monoloog vindt. • Je mag daarbij vragen stellen aan de spreker.
5
In wat voor huis zou jij wel willen wonen? Vul ook in hoe je kamer eruitziet.
8
TV_Taal_BASIS_G5_Blok1.indb 8
12/01/2022 11:56
Hoofdstuk 1
Les 2 1
Luister naar het verhaal.
2
Bij wie hoort de zin? Kies het goede antwoord.
3
Spreken en luisteren • Ik leer luisteren naar een verhaal. • Ik leer de hoofdgedachte uit een verhaal halen en een verhaal samenvatten.
Woordenschat • Ik oefen de betekenis van de 20 woorden uit les 1.
Paul
Jamal
Nina
1 Ik zie de teckel bij het huizenblok.
▢
▢
▢
2 Ik heb een litteken op mijn hand.
▢
▢
▢
3 Ik lees het aanplakbiljet bij de bushalte.
▢
▢
▢
4 Ik vind Jamal een opschepper.
▢
▢
▢
5 Ik schiet de bal door het raam dat wagenwijd openstaat.
▢
▢
▢
Wat gebeurt er in het verhaal? Maak de zinnen af. 1 Paul is net verhuisd. Hij zit op zijn kamer en . 2 Hij gaat de buurt
.
3 Buiten ontmoet hij
.
4 Jamal wil de voetbal
.
5 De bal suist door de lucht en
.
6 Jamal trekt Paul en Nina
.
9
TV_Taal_BASIS_G5_Blok1.indb 9
12/01/2022 11:56
4
Hoe zou het verhaal verder kunnen gaan? Maak de strip af.
5
Wat vind je van het verhaal? Waarom vind je dat?
6
Kijk naar de plaatjes. Bedenk een zin met de twee woorden die erbij staan.
het plantsoen, de eikenboom
werpt, scoort
10
TV_Taal_BASIS_G5_Blok1.indb 10
12/01/2022 11:56
7
Welk woord past in de zin? Kies uit: me dood vervelen | geïrriteerd | onbekend | kreet | litteken | overdrijven | stuiteren | grinniken | verkennen | verlies je evenwicht 1 Ik schrik en slaak een
: ‘Wahhhh!’
2 Ik geloof nooit dat je zo sterk bent! Niet zo
!
3 Op de eerste dag van de vakantie ging ik het dorp
.
4 Er is hier niets te doen. Ik zal
.
5 Zachtjes lachen, noem je
.
6 Ik ben vorig jaar op mijn knie gevallen. Nu heb ik een
.
7 Ik weet niet waar dat is. Dit adres is mij 8 Loop over de balk en
. niet!
9 Bij tennis mag de bal maar één keer 10 We voetbalden op het fietspad. De agent keek erg
8
. .
Maak nieuwe zinnen. Kies vier woorden uit opdracht 7 en bedenk vier nieuwe zinnen.
11
TV_Taal_BASIS_G5_Blok1.indb 11
12/01/2022 11:56
12
TV_Taal_BASIS_G5_Blok1.indb 12
12/01/2022 11:56
Hoofdstuk 1x
Les 3 x Kijkwoorden
afstoffen
Woordenschat • Ik leer de betekenis van 15 nieuwe woorden.
Lezen • Ik leer een beeldverhaal herkennen. • Ik leer voorspellen waar een verhaal over gaat. • Ik leer vertellen wat ik van een verhaal vind en waarom.
Leeswoorden
een glimp opvangen: er even een klein stukje van zien Hij kan alleen een glimp opvangen van zijn nieuwe buur. de schoonmaak: in huis schoonmaken door te stoffen, dweilen, wassen, poetsen en stofzuigen Hij poetst alles in huis. Elke dag houdt hij een grote schoonmaak.
de kastanjeboom
uit het zicht: niet meer te zien Door de boom is de kar uit het zicht. iets uitslaan: hard zwaaien zodat het vuil eruit gaat Hij opent het raam en slaat zijn stofdoek uit.
stapelen
je voorstellen: vertellen hoe je heet en wie je bent Hij stelt zich stotterend voor: ‘Ik ben meneer Duizendpoot.’
Weetwoorden de veranda
ergens aan zitten hoekig naar voren leunen openzwaaien zogenaamd
Tip Een onbekend woord? Zoek de betekenis op in het woordenboek.
zemen
13
TV_Taal_BASIS_G5_Blok1.indb 13
12/01/2022 11:56
Een nieuwe buur Zou dat de nieuwe buurman zijn? Meneer Duizendpoot stopt met zemen en met het stapelen van schone borden. Alleen zijn achterste poot gaat gewoon door met afstoffen. Hij is bezig met de schoonmaak. (1) (2) Nieuwsgierig staart hij door de ruit. Een kar met spullen stopt bij het huis naast hem. Maar door de kastanjeboom is hij uit het zicht. (3) Meneer Duizendpoot opent het raam. Zogenaamd om zijn stofdoek uit te slaan. (4) Hij leunt naar voren en wappert ermee. Zo, nu kan hij een glimp opvangen van zijn nieuwe buur. (5) Een grote doos op hoekige poten, meer ziet hij niet. Daar moet hij meer van weten. Even later klopt hij bij zijn nieuwe buur aan. Meteen zwaait de deur open. (6) Daar staat ze dan. Met haar grote ogen. Meneer Duizendpoot stelt zich stotterend voor. Zijn buurvrouw glimlacht naar hem. ‘Kom binnen. Dan maak ik thee.’ Je raadt het vast. Nu zijn ze getrouwd. Meneer Duizendpoot mag elke dag de schoonmaak doen. En zijn vrouw? Die mag nergens aan zitten. Daarna ... drinken ze een kopje koffie op de veranda.
1
Bekijk de tekst en de tekeningen.
2
Maak de vragen. 1 Dit is een beeldverhaal. Waarom zou het zo heten?
2 Wat denk je dat er in het verhaal gebeurt? Waarom denk je dat?
14
TV_Taal_BASIS_G5_Blok1.indb 14
12/01/2022 11:56
3
Lees het beeldverhaal.
4
Lees het beeldverhaal nog eens. Maak de vragen. 1 Welke twee woorden passen het best bij de schoonmaak in dit stukje? De woorden
en
.
2 Maak de woordparaplu af. Bedenk nog twee woorden. de schoonmaak
zemen
afstoffen
3 Welke twee woorden zie je in ‘kastanjeboom’? Wat betekent kastanjeboom dus? Een kastanjeboom is een
waaraan
groeien.
4 Welke twee woorden zie je in ‘stofdoek’? Wat betekent stofdoek dus? Een stofdoek is een weghalen.
waarmee je
kunt
5 Waarom opent meneer Duizendpoot het raam?
6 Wat had er kunnen staan in plaats van ‘zwaait ... open’? Onderstreep het goede antwoord. a
gaat open
b
valt open
c
waait open
7 Welk stukje vind je grappig? Waarom vind je dat?
15
TV_Taal_BASIS_G5_Blok1.indb 15
12/01/2022 11:56
8 Welk stukje vind je spannend? Waarom vind je dat?
9 Wat vind je van het verhaal? Vul in wat je leuk vindt en wat je niet leuk vindt.
5
Bedenk een kort verhaaltje. 1 Bedenk bij elk plaatje één zin. 2 Lees de vier zinnen. Staat er in het kort wat er in het verhaal gebeurt? Verbeter zo nodig.
1
2
3
4
16
TV_Taal_BASIS_G5_Blok1.indb 16
12/01/2022 11:56
17
TV_Taal_BASIS_G5_Blok1.indb 17
12/01/2022 11:56
Hoofdstuk 1
Les 4
Woordenschat • Ik oefen de betekenis van 10 nieuwe woorden en van de woorden uit les 3.
Lezen • Ik leer een informatieve tekst herkennen. • Ik leer voorspellen waar de tekst over gaat.
Help! Kat weg! Het zal je maar gebeuren! Je bent net verhuisd. En dan is je kat weg. Jouw lieve Poeska. Twee dagen zoek je. Poeska is nergens te vinden. Maar dan wordt er opgebeld. Het zijn de mensen die nu in jullie oude huis wonen. Daar zit Poeska voor de deur! Je poes heeft minstens tien kilometer gelopen. Alleen maar om zijn oude huis terug te vinden. Maar hoe wist hij de weg? Woont een kat een tijd op dezelfde plek, dan vindt hij altijd de weg terug. Dicht bij huis is hij bekend met alle geurtjes. Verder weg gebruikt hij een soort kompas in zijn hoofd. Toch kan hij verdwalen. Daarom is het goed om de kat een chip te geven. Elke dierenarts heeft een ding om de chip te scannen (lees /skennen/). Dan weet hij waar de kat woont. Als de kat verhuist … moet hij zijn kompas eigenlijk opnieuw instellen. Houd hem daarom de eerste tijd binnen. Zo kan hij goed wennen. Na ruim twee weken mag hij naar buiten.
1
Bekijk de titel en de afbeelding bij de tekst Help! Kat weg! Lees de tekst nog niet.
2
Waar gaat de tekst over, denk je? Kies het goede antwoord. Lees daarna de tekst.
niet minder dan tien x duizend meter
kent hij
op die manier iets meer dan
◯ een kat gaat op reis ◯ het dierenasiel ◯ verschillende soorten katten ◯ wat gebeurt er met je kat als je verhuist
18
TV_Taal_BASIS_G5_Blok1.indb 18
12/01/2022 11:56
3
4
Wat hoort bij elkaar? Teken een lijn. de kilometer
•
•
ruim een uur
•
•
het alarm klaarmaken voor gebruik
het alarm instellen
•
•
je zou kunnen zeggen dat het op die manier beter is
eigenlijk is het beter zo
•
•
duizend meter
het kompas
•
•
de chip van de kat scannen (lees: /skennen/)
•
•
iets meer dan een uur
Welk woord hoort bij het nummer? Kies uit: stapelen | naar voren leunen | afstoffen | de veranda | hoekig | zemen | de kastanjeboom 1
2
4
3
6
1
4
2
5
3
6
5
7
7
19
TV_Taal_BASIS_G5_Blok1.indb 19
12/01/2022 11:57
5
Welk woord hoort in de zin? Kies uit: glimp | zogenaamd | bekend | uitslaan | ruim | kompas
g
4
3
k
10
z
9
r
2
o
m
8
1
11
b
6
5
7
Kijk naar de nummers in de hokjes. Vul de letters hieronder in. Hoeveel pootjes heeft een
6
7a
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
?
minstens tien tot ruim tweehonderd
1 Ik stond niet vooraan. Maar toch kon ik een ... opvangen van de filmster. 2 De naald van het ... wijst altijd het noorden aan. Daardoor kun je de weg terugvinden. 3 Als we spelen, is Babet ... mijn moeder. 4 We zijn ... een week op vakantie geweest. We waren acht dagen in Spanje. 5 Wil jij het kleed even buiten ... ? Zo gaan de kruimels eraf. 6 Ben je ... met deze buurt? Ken je de namen van minstens tien straten?
Welk woord hoort er niet bij? Onderstreep het goede antwoord. 1 de schoonmaak:
afstoffen | ergens aan zitten | zemen
2 de techniek:
het kompas | de chip | stapelen
3 het huis:
het fietspad | de veranda | het balkon
4 zien:
uit het zicht | je voorstellen | een glimp opvangen
Maak een woordparaplu met het woord techniek. Bedenk nog 3 nieuwe woorden. de techniek
het kompas
de chip
20
TV_Taal_BASIS_G5_Blok1.indb 20
12/01/2022 11:57
7b
Maak een woordparaplu met het woord huis. Bedenk zoveel mogelijk nieuwe woorden. het huis
Ben jij al in beweging geweest? Wat heb je geoefend?
21
TV_Taal_BASIS_G5_Blok1.indb 21
12/01/2022 11:57
Hoofdstuk 1
Les 5
Woordenschat Dit kan ik nog • Ik herhaal woorden uit blok 5 (groep 4).
Dit kan ik nu • Ik herhaal woorden uit les 1, 3 en 4.
Dit kan ik nog 1
Wat is het? Schrijf het goede antwoord bij de letter. Let op: je houdt twee antwoorden over. Kies uit: het treinstel | de poster | neerknielen | de zolderkamer | de vleermuis | treffen | de balk d
a
c
b
e
a b c d e
22
TV_Taal_BASIS_G5_Blok1.indb 22
12/01/2022 11:57
2
Wat betekent hetzelfde? Kijk naar de vetgedrukte woorden. Let op: je houdt twee antwoorden over. Kies uit: ontwaken | gluren | ergens terecht komen | het vervoersbewijs| spoedig | de winterslaap | het stikt er van de 1 Ik zal je snel een e-mail sturen. 2 We gaan met de trein naar oma. We kopen eerst een kaartje. 3 Sem, je moet gauw wakker worden. Je komt bijna te laat. 4 In onze tuin zijn heel erg veel mieren. 5 Wat sta jij nieuwsgierig naar binnen te kijken!
3
Welk woord past in de zin? Let op: je houdt twee antwoorden over. Kies uit: meest | beroemd | de kust | het westen | verstaan | minst | een poos In de herfstvakantie logeert Anna bij haar oma. Haar oma woont in van Nederland. Dat is vlakbij . Ze moet dan wel de trein zitten. Anna houdt erg van spelen op het strand. Daar heeft ze het
in
zin in. Bij haar oma helpt ze altijd met de afwas. Daar heeft ze het
zin in.
Dit kan ik nu 1
Wat staat er onder de vlek? 1 Een kleine hond met een lang lijf is een t
.
2 Een groot papier waarop staat waar en wanneer iets is, is een aa 3 Een doelpunt maken bij een wedstrijd, noem je sc 4 De ramen schoonmaken, noem je de ramen z
.
.
.
5 Als je van blokjes een toren maakt, dan ben je de blokjes aan het st
.
23
TV_Taal_BASIS_G5_Blok1.indb 23
12/01/2022 11:57
2
Wat hoort bij elkaar? Let op: je houdt twee antwoorden over. Kies uit: je voorstellen | iets uitslaan | uit het zicht | je evenwicht verliezen | overdrijven | een kreet slaken | een glimp opvangen 1 niet meer kunnen zien 2 heel even iets zien 3 je naam zeggen 4 omvallen zonder dat je dat wilt 5 een schreeuw geven
3
Wat betekent hetzelfde? Kijk naar de vetgedrukte woorden. Let op: je houdt twee antwoorden over. Kies uit: eigenlijk | bekend zijn met | instellen | scannen | minstens | ruim | zo 1 In de supermarkt hebben ze een ding om de prijs te lezen. 2 Ik moet morgen om zeven uur op. Wil jij de wekker even zetten? 3 Nou oké. Ik blijf nog even, maar in werkelijkheid moet ik naar huis. 4 Ik heb meer dan tien euro gespaard in twee weken. 5 De koning wist op die manier de stad te veroveren.
24
TV_Taal_BASIS_G5_Blok1.indb 24
12/01/2022 11:57
Hoofdstuk 1
Les 6
Taal verkennen • Ik leer zelfstandige naamwoorden, lidwoorden en verkleinwoorden herkennen en gebruiken. • Ik leer enkelvoud en meervoud herkennen en gebruiken. • Ik leer samenstellingen herkennen en gebruiken.
Herhaling: zelfstandig naamwoord, lidwoord, verkleinwoord Een zelfstandig naamwoord (z nw) is een woord voor een mens, dier of ding. Voor een zelfstandig naamwoord kun je een lidwoord (lidw) zetten: de, het, een. enkelvoud (ev) één mens, één dier, één ding
meervoud (mv) meer dan één: -en, -s
verkleinwoord -je, -tje, -pje, -etje
de voetballer de zeehond de riem de kring
de voetballers de zeehonden de riemen de kringen
het voetballertje het zeehondje het riempje het kringetje
Herhaling: samenstelling Als je twee (of meer) woorden aan elkaar plakt, krijg je een samenstelling. het feest + de jurk = de feestjurk de voet + de bal + de schoen = de voetbalschoen
1
Bekijk het uitlegblokje.
2
Vul de woorden in het goede rijtje in. Kies uit: schilders | schriftje | een | schipper | het | schapen | scholieren | schroefje | schelp | schrijvers | de lidwoord
zelfstandig naamwoord enkelvoud
zelfstandig naamwoord meervoud
25
TV_Taal_BASIS_G5_Blok1.indb 25
12/01/2022 11:57
3
Kijk naar het plaatje. Lees wat er op de dozen staat. 1 Hoe noem je de onderstreepte woorden?
2 Kun je voor elk onderstreept woord de, het of een zetten? ◯ ja ◯ nee
4
Welke woorden zie je? 1 2 3 4
Kleur het woord waar je het voor kunt zetten met rood. Kleur de woorden waar je de voor kunt zetten met blauw. Onderstreep de woorden in meervoud (waar heb je de voor gezet?). Zet een rondje om de twee samenstellingen.
poes
strips
speelgoed
reismand
spelletjes
spullen
blikjes
meisjes
hamster
jongens
5
Welk lidwoord hoort erbij? 1 Schrijf op welk lidwoord altijd bij meervoud hoort. Bij meervoud hoort altijd het lidwoord
.
2 Schrijf op welk lidwoord altijd bij een verkleinwoord in enkelvoud hoort. Bij verkleinwoord enkelvoud hoort altijd het lidwoord
.
26
TV_Taal_BASIS_G5_Blok1.indb 26
12/01/2022 11:57
6
Kijk naar de blauwe woorden. 1 Zet de woorden in het goede rijtje. 2 Onderstreep het verkleinwoord. Het jongetje mag de paarden in de stal een wortel geven. lidwoord
7
zelfstandig naamwoord enkelvoud
zelfstandig naamwoord meervoud
Kleur de woorden in elke zin. 1 Kleur de lidwoorden met rood. 2 Kleur de zelfstandige naamwoorden met blauw. a De nieuwe school van Paul is nog niet begonnen. b Paul ziet een jongen lopen. c Daarnaast loopt het meisje Nina. d De kinderen spelen buiten met elkaar. e Dan klinkt er een boze stem. f
8
Het groepje schrikt even heel erg.
Vul zoveel mogelijk zelfstandige naamwoorden in. 1 Kijk om je heen. 2 Vul zo veel mogelijk zelfstandige naamwoorden (z nw) in. 3 Schrijf voor elk zelfstandig naamwoord een lidwoord: de, het of een.
27
TV_Taal_BASIS_G5_Blok1.indb 27
12/01/2022 11:57
Hoofdstuk 1
Taal verkennen
Les 7 1
• Ik oefen het herkennen en gebruiken van zelfstandige naamwoorden, lidwoorden en verkleinwoorden. • Ik oefen het herkennen en gebruiken van enkelvoud en meervoud. • Ik oefen het herkennen en gebruiken van samenstellingen.
Bedenk zelf nieuwe zelfstandige naamwoorden. 1 Kijk naar het voorbeeld. 2 Vul in elk rijtje nog vier zelfstandige naamwoorden (z nw) in.
2
z nw voor mensen
z nw voor dieren
z nw voor dingen
vader
hondje
riem
Bekijk de zelfstandige naamwoorden (z nw). Is het woord enkelvoud of meervoud? En maak met elk z nw een zin. ev
mv
1 schapen
◯
◯
2 prinsesje
◯
◯
3 frisdrank
◯
◯
4 schilders
◯
◯
5 laarzen
◯
◯
6 windscherm
◯
◯
7 schoolschrift
◯
◯
8 scheenbeen
◯
◯
9 heksen
◯
◯
10 fotograaf
◯
◯
28
TV_Taal_BASIS_G5_Blok1.indb 28
12/01/2022 11:57
3
Vul de rijtjes in. Kijk naar de plaatjes en het voorbeeld. In elk rijtje staat een lidwoord (lidw) en een zelfstandig naamwoord (z nw). enkelvoud
1
2
3
4
5
4
de teckel
verkleinwoord enkelvoud
meervoud
verkleinwoord meervoud
het teckeltje
de teckels
de teckeltjes
de boom
de schaats
het plantsoen
de ring
Maak samenstellingen. Zet er de of het voor. Het lidwoord (lidw) hoort bij het laatste woord. Voorbeeld: de school + het schrift = het schoolschrift 1 het huis + de deur = 2 de fiets + het mandje = 3 de soep + het bord = 4 het haar + de speld =
29
TV_Taal_BASIS_G5_Blok1.indb 29
12/01/2022 11:57
5
Maak de vragen. 1 Het zelfstandig naamwoord (z nw) heksen is meervoud. Welk lidwoord (lidw) hoort altijd bij een meervoud (mv)? Het lidwoord
.
2 Het zelfstandig naamwoord (z nw) prinsesje is een verkleinwoord enkelvoud (ev). Welk lidwoord (lidw) hoort altijd bij een verkleinwoord enkelvoud (ev)? Het lidwoord
.
3 Bedenk samenstellingen. Vul het goede lidwoord (lidw) erbij. 1
huis
2
schrift
3
deur
Ben jij al in beweging geweest? Wat heb je geoefend?
30
TV_Taal_BASIS_G5_Blok1.indb 30
12/01/2022 11:57
31
TV_Taal_BASIS_G5_Blok1.indb 31
12/01/2022 11:57
Hoofdstuk 1
Les 8 Bovenaan schrijf je de plaats waar jij bent en de datum waarop je de brief schrijft. Boven aan de brief schrijf je de aanhef. In het begin vraag je vaak hoe het is met de persoon aan wie je schrijft. Ook schrijf je hoe het met je zelf gaat. Je vertelt waarom je de brief schrijft. In het midden schrijf je over iets wat je hebt meegemaakt of nog gaat doen.
Schrijven • Ik leer hoe ik een brief schrijf.
Amersfoort, 12 september 2021
Hoi Devi, Emre en Tanja,
Hoe gaat het met jullie? Met mij ... .
De verhuizing was heel druk. We zijn een hele dag bezig geweest! Ik mocht meerijden in de verhuiswagen, dat was super! In ons nieuwe huis heb ik, denk ik wel honderd dozen uitgepakt. Ons nieuwe huis is ... . Mijn nieuwe kamer ... ... . Ik heb al wat nieuwe vrienden hier. Zij ... ... .
Aan het eind kun je nog iets vragen.
Schrijven jullie snel terug? Dat lijkt me heel erg leuk.
Onder aan de brief, boven je naam, zeg je nog gedag.
Heel veel groetjes,
Helemaal onderaan schrijf je je naam.
Paul
1
Bekijk de brief. Lees wat er bij de brief staat.
32
TV_Taal_BASIS_G5_Blok1.indb 32
12/01/2022 11:57
2
Maak de vragen. 1 Voor wie is deze brief? 2 Van wie is deze brief?
Van
.
3 Boven aan de brief staat: Hoi..... Aan wie zou je dat wel en niet schrijven?
4 Lees de brief.
3
De brief is nog niet af. Lees het begin nog eens. Paul wil zijn vrienden laten weten hoe het met hem gaat. 1 Maak de zin Met mij ... af. 2 Bedenk er nog een zin bij.
4
Lees het midden nog eens. Paul vertelt hier iets over de verhuizing. 1 Wat vertelt Paul over de verhuizing? Noem drie dingen.
2 Paul vertelde nog meer, kun je de zinnen afmaken? 1 Ons nieuwe huis is
.
2 Mijn nieuwe kamer
.
3 Ik heb al wat nieuwe vrienden hier. Zij
.
33
TV_Taal_BASIS_G5_Blok1.indb 33
12/01/2022 11:57
5
Lees het eind nog eens. Wat had er ook kunnen staan? Kies drie zinnen. ▢ Ik hoop snel van jullie te horen! ▢ Willen jullie weten hoe het met mij is? ▢ Laten jullie me snel weten hoe het met jullie is? ▢ Gaan jullie me nou nog vertellen hoe het zit? ▢ Ik ben benieuwd hoe het met jullie gaat!
6
Wat kun je boven een brief schrijven? Boven de brief staat: Hoi Davi, Emre en Tanja. 1 Wat schrijf je boven een brief aan de volgende personen? Kies uit: Hoi | Geachte | Hallo | Beste | Lieve Je mag een woord meer dan één keer gebruiken. a de burgemeester b de dokter c je moeder d de moeder van je vriend e je vriendin
2 Wat is een raar begin? Vul een raar begin in. Voorbeeld: Geachte mama, …
34
TV_Taal_BASIS_G5_Blok1.indb 34
12/01/2022 11:57
35
TV_Taal_BASIS_G5_Blok1.indb 35
12/01/2022 11:57
Hoofdstuk 1
Les 9
Schrijven • Ik oefen het schrijven van een brief.
Linksboven schrijf je de plaats waar jij bent en de datum waarop je de brief schrijft. Boven aan de brief schrijf je de aanhef. In het begin vraag je vaak hoe het is met de persoon aan wie je schrijft. Ook schrijf je hoe het met je zelf gaat. Je vertelt waarom je de brief schrijft. In het midden schrijf je over iets wat je hebt meegemaakt of nog gaat doen.
Aan het eind kun je nog iets vragen.
Onder aan de brief, boven je naam, zeg je nog gedag. Helemaal onderaan schrijf je je naam.
36
TV_Taal_BASIS_G5_Blok1.indb 36
12/01/2022 11:57
1
Je gaat een brief schrijven. 1 Lees nog eens wat er bij de brief staat. Schrijf de plaats en de datum op. 2 Bedenk aan wie je een brief wilt sturen. 3 Waarmee begint je brief? Met Beste ... of Hoi ... of iets anders? Schrijf het in de aanhef.
2
Waarom schrijf je de brief? Begin daarmee. Bedenk ten minste twee zinnen. Schrijf de zinnen bij het begin.
3
Waar wil je meer over schrijven in de brief? Je weet nu aan wie je de brief schrijft. Je weet ook waarom je de brief schrijft. 1 Wat wil je vertellen in het midden van de brief? 2 In welke volgorde ga je dat vertellen? Wat schrijf je eerst? Wat daarna? 3 Heb je iets bedacht? Schrijf het bij het midden.
4
Maak je brief af. 1 Bedenk een vraag voor het eind. Schrijf er nog een zin achter. 2 Wat moet er nog onder komen te staan? Maak je brief af. Vergeet niet je naam eronder te zetten!
5
Ben je tevreden met je brief? Waarom wel of niet? Lees je brief na en verbeter. Let daarbij op het volgende: 1 2 3 4
6
Staat alles erin wat je wilt zeggen? Is je brief netjes geschreven? Kijk nog eens naar je zinnen. Beginnen je zinnen met een hoofdletter? Staat er na elke zin een punt (.) een vraagteken (?) of een uitroepteken (!)? Kijk naar elk woord. Weet je zeker dat het goed is geschreven? Zoek het woord anders op.
Laat je brief lezen aan een klasgenootje. 1 Is je brief netjes geschreven? Zitten er nog fouten in de brief? 2 Begrijpt hij wat je schrijft? Vindt hij je brief leuk? 3 Laat je klasgenootje opschrijven wat hij van jouw brief vond.
37
TV_Taal_BASIS_G5_Blok1.indb 37
12/01/2022 11:57
7
Aan wie heb je de brief geschreven? 1 Vul in hoe hij of zij eruitziet. 2 Doe het zo dat je klasgenootje hem of haar zou kunnen tekenen.
38
TV_Taal_BASIS_G5_Blok1.indb 38
12/01/2022 11:57
Hoofdstuk 1
Les 10
Taal verkennen Dit kan ik nog • Ik herhaal hoofdletters en punten uit blok 5 (groep 4). • Ik herhaal het verdelen van zinnen in zinsdelen uit blok 5 (groep 4).
Dit kan ik nu • Ik herhaal zelfstandige naamwoorden enkelvoud en meervoud. • Ik herhaal lidwoorden.
Dit kan ik nog 1
2
Zijn de zinnen goed of fout geschreven? Kies het goede antwoord. Let op: hoofdletters en punten.
goed
fout
1 gisteren was mijn broertje jarig
◯
◯
2 We hebben het samen gevierd.
◯
◯
3 na schooltijd kwamen opa en oma op bezoek.
◯
◯
4 Papa had een lekkere appeltaart gebakken
◯
◯
5 We hebben er allemaal een stukje van gegeten.
◯
◯
Welke zinsdelen horen bij elkaar? Zoek twee zinsdelen die bij elkaar passen. Maak daarmee de zin af. Kies uit: een poppetje | mogen we | spelen we | een verhaaltje | op het digibord | fluisteren | in haar schrift | een som | op het plein | leest ... voor 1 Meester schrijft
.
2 Nora tekent
.
3 In de pauze
.
4 De juf van groep 3
.
5 Tijdens de rekenles
.
39
TV_Taal_BASIS_G5_Blok1.indb 39
12/01/2022 11:57
3
Hoe schrijf je de zin? 1 Lees de zin. 2 Schrijf de zin met hoofdletters en punten op. 3 Zet een schuine streep tussen de zinsdelen. Kijk eerst naar het voorbeeld. Voorbeeld: De oude mevrouw / wandelt / met haar hondje. a het roze varkentje rolt door de modder
b de kippen lopen door de tuin
c boer jan melkt de koeien
d de tractor stopt op het erf
e de poes vangt een muis
Dit kan ik nu 1
In welke vier zinnen staat een zelfstandig naamwoord? Kies de goede antwoorden. Onderstreep het zelfstandig naamwoord (z nw). Voorbeeld: We gaan op vakantie. ▢ We gaan fietsen.
▢ Mijn been is gebroken!
▢ De eerste kilometers gaan heel gemakkelijk.
▢ Ik krijg er gips omheen.
▢ Maar opeens val ik heel hard. ▢ Ik schrik heel erg.
▢ Nu lig ik maar wat voor me uit te staren. ▢ Gelukkig kan ik veel spelen!
▢ Ik word naar het ziekenhuis gebracht.
40
TV_Taal_BASIS_G5_Blok1.indb 40
12/01/2022 11:57
2
Wat is het lidwoord? Lees het gedichtje. In elke regel staat een lidwoord. Onderstreep de goede woorden. Op een konijn Bij Noordwijk zwom een nat konijn temidden van een school tonijn. ‘Tja,’ sprak het beest, ‘dat tomt er van als men de ta niet zeggen tan.’ De schrijver van dit gedicht is Kees Stip. Bron: Kees Stip, Op een konijn
3
Is het enkelvoud of meervoud? Kies het goede antwoord.
enkelvoud
meervoud
1 de schaatsen
◯
◯
2 de folder
◯
◯
3 de spreekbeurt
◯
◯
4 de schroeven
◯
◯
5 de prinses
◯
◯
41
TV_Taal_BASIS_G5_Blok1.indb 41
12/01/2022 11:57
Taal
Groep 5 Blok 1
9 789006 663174
Covers Taal_groep 5 v4 1
27/01/2022 14:32