Op niveau onderbouw – Proefkatern – Leerwerkboek 2 vwo

Page 1

Naam: Klas: NEDERLANDS Leerwerkboek 2 vwo

Op niveau

Leerwerkboek A 2 vwo

Ruud Alers Alinde Haan Geertje Plug Liv Polman Erica Renckens Evelien Sloterdijk Marjan van Verseveld

ROOD ORANJE GEEL BLAUW PAARS

1 vmbo-bk vmbo-gt/havo havo/vwo vwo 2 vmbo-bk vmbo-(k)gt havo/(vwo) vwo 3 vmbo-b vmbo-k vmbo-gt havo vwo 4 vmbo-b vmbo-k vmbo-gt

Bureauredactie

MR Taal

Vormgeving Studio Michelangela

Over ThiemeMeulenhoff

ThiemeMeulenhoff ontwikkelt zich van educatie ve uitgeverij tot een learning design company. We brengen content, leerontwerp en techno logie samen. Met onze groeiende expertise, ervaring en leeroplossingen zijn we een partner voor scholen bij het vernieuwen en verbeteren van onderwijs. Zo kunnen we samen beter recht doen aan de verschillen tussen lerenden en scholen en ervoor zorgen dat leren steeds per soonlijker, effectiever en efficiënter wordt. Samen leren vernieuwen. www.thiememeulenhoff.nl

© ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2022

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of open baar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder vooraf gaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Omslagfotografie Studio Kluif Opmaak Crius Group

Voor zover het maken van kopieën uit deze uit gave is toegestaan op grond van artikel 16B Au teurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoe dingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl.

De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

Deze uitgave is volledig CO2-neutraal geproduceerd. Het voor deze uitgave gebruikte papier is voorzien van het FSC®-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.

2

Zo werk je met Op niveau

Structuur hoofdstuk inhoud

thema

Aan de hand van een thema werk je aan je taalvaardigheid. Je gaat aan de slag met het geven, beoordelen en interpreteren van informatie. Je leest, beluistert en schrijft teksten en je oefent met het voeren van gesprekken en met presenteren. Tegelijkertijd werk je aan persoonlijke vaardigheden zoals bronnen kritisch lezen, en je mening vormen over wat je leest. Daarnaast vergroot je je woordenschat met schooltaalwoorden en woorden uit de teksten.

fictie In deze hoofdstukken gaat het over de kracht van het verhaal. Je maakt kennis met verschillende verhalen, je leest en vertelt verhalen en je luistert ernaar. Je leert praten, schrijven en presenteren over de verhalen die je leest en je leert hoe je zelf verhalen kunt schrijven.

taalverzorging grammatica Je leert met welke woordsoorten en zinsdelen zinnen kunnen worden opgebouwd, zodat je dit in teksten op de juiste manier kunt toepassen.

spelling Je oefent de regels van spelling en leestekens, zodat je deze in teksten op de juiste manier toepast.

formuleren Je leert zinnen logisch en goed op te bouwen, zodat je in teksten of gesprekken correcte zinnen kunt formuleren.

taalbewustzijn Je leert meer over taalgebruik, taalvarianten en woordvorming, zodat je meer inzicht krijgt in het verschijnsel taal.

• Formatieve evaluatie: De thematische hoofdstukken en fictiehoofdstukken werken toe naar een eindopdracht waarin je alles uit het hoofdstuk toepast. Deze hoofdstukken sluiten af met een Terugblik waarin je terugkijkt op het hoofdstuk, jezelf beoordeelt en bepaalt wat je beter wilt doen.

• Differentiatie: Wil je verder oefenen op jouw niveau? Online vind je extra oefeningen op jouw niveau bij de thematische hoofdstukken en de hoofdstukken taalverzorging. Ook vind je online nog meer fictie-opdrachten.

Licentie

Alle opdrachten en theorie staan ook in de online leeromgeving. Daar kun je ook extra oefenmateriaal vinden, bijvoorbeeld van andere niveaus/leerjaren. Ook vind je hier ingesproken leesteksten, leestips en dictees.

3

Leerstofoverzicht 2 vwo (voorlopig)

Sociale en culturele vaardigheden

1 Start: Introductie fictie

1 Grammatica Zinsdelen: Bijvoeglijke bepaling Woordsoorten: Voegwoord Wederkerend voornaamwoord Wederkerig voornaamwoord

Mediawijsheid Kritisch denken Communiceren Informatievaardigheden

1 Start: Over media Woordenschat

1 Grammatica Zinsdelen: Bijstelling Enkelvoudige en samengestelde zinnen Woordsoorten: Vragend voornaamwoord Aanwijzend voornaamwoord Betrekkelijk voornaamwoord Onbepaald voornaamwoord

1 Start: Over leven online Woordenschat

2 Duik in een verhaal

Els Beerten, Eén mens is genoeg Meer of minder realistisch Leeservaring beschrijven

2 Spelling Werkwoordspelling: Gebiedende wijs Hoofdletters en leestekens: Hoofdletters en kleine letters

2 Nieuws en beeld Nieuwsbericht schrijven en nieuwsbeelden bespreken

Gesprekstechnieken

2 Spelling Werkwoordspelling: Zinnen met twee of meer persoonsvormen Werkwoorden uit het Engels Hoofdletters en leestekens: Komma Directe rede

2 Mijn leven achter de schermen Informatie beoordelen, reactie schrijven en presenteren

Inleiding, middenstuk, slot Hoofdzaken, bijzaken Presentatie voorbereiden Inleiding en slot van een presentatie Soorten verbanden en signaalwoorden Stemgebruik en non-verbale communicatie

3 Over verhalen Mirjam Mous, Virus Vertelperspectief Personages beschrijven Verzonnen en waargebeurde verhalen

3 Formuleren Wederkerend voornaamwoord

3 Effect van nieuwsbeelden Beeldvorming bespreken en schoolkrantartikel schrijven

Soorten verbanden en signaalwoorden Hoofdzaken, bijzaken

3 Formuleren Signaalwoorden Leestekens Citeren Toon

3 Een virtuele werkelijkheid Informatie samenvoegen, tekst en fragment vergelijken, presenteren Soorten verbanden en signaalwoorden Voegwoord Aandacht vasthouden Lichaamstaal

4 Verhalen vertellen Werkwoordstijden in verhalen Schrijven vanuit één persoon

5 Eindopdracht

1 Jouw draai aan een verhaal

2 Gedicht schrijven

4 Taalbewustzijn Synoniemen Antoniemen Homoniemen Homofonen Regionale taalvariatie

4 Beeldvorming door beelden Beelden beoordelen en discussiëren over beelden

Aantekeningen maken Discussie

5 Beeldvorming door taalgebruik

Framing begrijpen, nieuws kritisch beoordelen en een ingezonden reactie schrijven

Kernzin Ingezonden reactie

5 Taalbewustzijn Meerledige samenstellingen Dieren en taal

4 Grenzen van ons leven online Mening geven en conceptmap maken Inleiding, middenstuk, slot

5 Ethiek in ons leven online Discussie beoordelen en uiteenzetting schrijven

Herhaling

Terugblik en differentiatie (keuze)

6 Eindopdracht

Framing in een nieuwsbericht toepassen

6 Eindopdracht Posterpresentatie houden Terugblik en differentiatie Terugblik en differentiatie

4
H1 Mensen in verhalen H2 Taalverzorging 1 H3 Media H4 Taalverzorging 2 H5 Leven online

Probleemoplossend denken en handelen

1 Start: Introductie fictie 1 Grammatica

Zinsdelen: Voorzetselvoorwerp Voorzetselvoorwerp en bijwoordelijke bepaling Hoofdzin en bijzin Meervoudig samengestelde zin Woordsoorten: Hulpwerkwoord, zelfstandig werkwoord, koppelwerkwoord

1 Start: Over reclame Woordenschat

1 Grammatica

Zinsdelen: Naamwoordelijk gezegde Voorzetselvoorwerp bij het naamwoordelijk gezegde Bedrijvende en lijdende vorm Woordsoorten: Bijvoeglijk naamwoord Bijvoeglijk naamwoord in het naamwoordelijk gezegde Telwoord Bijwoord

1 Start: Over gelijke behandeling Woordenschat

1 Start: Introductie fictie

2 Duik in een verhaal

Lucy Strange, Ons kasteel aan zee Setting Sfeer Leeservaring beschrijven

2 Spelling Werkwoordspelling: Persoonsvorm of voltooid deelwoord Werkwoorden vervoegen Spellingsregels: Samenstellingen: los of aan elkaar? Meervouds -n bij verwijzingen

2 Reclame en beeldvorming Stereotiepe teksten en beelden begrijpen en discussiëren over stereotypering

Meningvormende discussie

2 Spelling Werkwoordspelling: Werkwoorden vervoegen Woorden met dezelfde klank Hoofdletters en leestekens: Dubbele punt Spellingstekens: Apostrof Spellingsregels: Cijfers en getallen Samentrekkingen

2 Wat is gelijkheid? Meningen vormen en discussiëren

Hoofdgedachte Soorten verbanden en signaalwoorden Discussie Van mening verschillen

2 Duik in een verhaal Rainbow Rowell, Eleanor & Park Thema Motief

3 Over verhalen Anton Quintana, Padjelanta Daniëlle Bakhuis, De executie

Genres Spanning Vertelvolgorde Functie van de vertelvolgorde Verhaalbegin en verhaaleinde Opbouwschema Verteltempo

3 Formuleren Signaalwoorden Vaste voorzetsels Beeldspraak

3 Reclame en maatschappelijke thema’s Argumenten beoordelen en een protest schrijven

Subjectieve en objectieve argumenten Betrouwbare informatie

3 Formuleren Signaalwoorden Formuleringsfouten Storende herhaling Dubbele ontkenning Lijdende zinnen Stijlfiguren

3 Gelijke behandeling op school Overtuigend schrijven, fragment en beeld vergelijken en discussiëren

Overtuigende tekst Vraagtechnieken

3 Over verhalen Selectie gedichten

Beeldspraak Stijlfiguren Rijmschema Soorten rijm Verbanden tussen strofen Moraal

4 Verhalen vertellen Omgeving en tijd beschrijven 5 Taalbewustzijn Taalverandering Leenwoorden en etymologie

5 Eindopdracht

1 Moedbord maken

2 Verhaal met beeld en muziek

Terugblik en differentiatie (keuze)

4 Reclame en verhalenvertellers Storytelling en een verhaal vertellen

Hoofdgedachte Feit en mening

5 Reclame en influencers Reclameteksten beoordelen en reclametekst schrijven

Publiek bepalen Schrijfplan Tekst en beeld

6 Eindopdracht

Overtuigende reclametekst schrijven

Terugblik en differentiatie

4 Taalbewustzijn Meertaligheid Kindertaal

4 Gelijkheid in taal en gedrag Teksten vergelijken en interview afnemen

Manieren om alinea’s met elkaar te verbinden Interview

5 Recht op gelijke behandeling

Informatie verzamelen, interview luisteren en betoog schrijven

Overtuigende tekst

4 Verhalen vertellen Stijlfiguren Spoken word

5 Eindopdracht

1 Spoken word bij een boek 2 Spannend verhaal vertellen

6 Eindopdracht Portretteer je klasgenoot Terugblik en differentiatie (keuze)

Terugblik en differentiatie

5
H6 Verhalen die je meenemen H7 Taalverzorging 3 H8 Beïnvloeding H9 Taalverzorging 4 H10 Gelijke behandeling H11 Spelen met woorden Samenwerken Creatief denken Kritisch denken Informatievaardigheden Creatief denken

Symbolen

In de leerwerkboeken kom je de volgende symbolen tegen.

Ga naar de Op niveau-website of zoek iets op internet.

Je werkt aan de vaardigheid Lezen.

Je werkt aan de vaardigheid Kijken.

Je werkt aan de vaardigheid Luisteren.

Je werkt aan de vaardigheid Schrijven.

Je werkt aan de vaardigheid Spreken of Gesprekken.

Werk aan je persoonlijke ontwikkeling én aan Nederlands

Werk samen met een of meer klasgenoten.

Het boek geeft het niveau van het leesfragment aan.

Bij deze opdracht gebruik je strategieën van Woordenschat.

6

Inhoud

1 Mensen in verhalen 8

2 Taalverzorging 1 30 3 Media 60 4 Taalverzorging 2 5 Leven online

6 Verhalen je die meenemen

Stappenplan moeilijke woorden Manieren van lezen Stijlregels Theorie Register Verantwoording

7

Mensen in verhalen

Inleiding

De personages in verhalen bestaan meestal niet echt. Toch kun je met hen meeleven, zelfs als hun wereld heel anders is dan die van jou. In een goed verhaal kun je zó opgaan, dat het verhaal echte gevoelens bij je oproept. Laat je meenemen!

8
1 Mensen in verhalen

Je leert:

1 een open houding hebben naar anderen en respect tonen voor verschillen; 2 verhalen vergelijken met de werkelijkheid; 3 personages en hun rol in verhalen beschrijven; 4 uitleggen welke personages jou aanspreken; 5 uitleggen wat een verhaal met je doet; 6 relaties tussen personages beschrijven; 7 het ik- en hij-/zij-vertelperspectief herkennen; 8 het vertelperspectief juist toepassen in een verhaal; 9 werkwoordstijden juist toepassen in een verhaal.

1 Wat ga ik leren?

Bekijk de leerdoelen van dit hoofdstuk. Beantwoord de vragen.

1 Welk leerdoel maakt je nieuwsgierig?

2 Met welk leerdoel zou jij als eerste aan de slag willen?

3 Welk leerdoel lijkt jou een uitdaging?

1.1 Start

• Je kijkt vooruit naar de dingen die je in dit hoofdstuk gaat leren. 2 Jij maakt me nieuwsgierig a Bekijk de boekomslagen. Je ziet telkens een afbeelding van de hoofdpersoon.

9
LEERDOELEN
5
1.1 Start
1 2 3 4
6 7 8 Wie spreekt jou het meest aan?

b Noteer een karaktereigenschap die je verwacht bij deze persoon.

c Wie spreekt je het minst aan? Leg in een zin uit waar dat aan ligt.

d Denk aan een hoofdpersoon uit een boek, film of serie die jou aansprak. Noteer twee dingen waardoor je deze persoon waardeert. 1 2

e Werk klassikaal. Wat maakt een hoofdpersoon tot een persoon waar je meer over wilt weten? Formuleer een gezamenlijk antwoord.

1.2 Duik in een verhaal

Je leert:

LEERDOELEN

• een open houding hebben naar anderen en respect tonen voor verschillen;

• verhalen vergelijken met de werkelijkheid;

• uitleggen welke personages jou aanspreken; • uitleggen wat een verhaal met je doet.

Lekker lezen

3 Luisteren naar een gedicht

Kijk en luister minimaal twee keer naar het gedicht Brandkastkraker (tot 1:16). Zoek daarna eventueel de tekst op en lees het gedicht.

a Wat vind je fijner: een gedicht horen of een gedicht lezen? Leg uit waarom.

b Waar is een kluis voor bedoeld, volgens jou?

c Vergelijk je antwoord met wat de dichter zegt. Wat is volgens hem de bedoeling van een kluis?

d Welk woord is voor jou het 'sleutelwoord' in dit gedicht?

10
1 Mensen in verhalen

e Noteer twee woorden die je mooi vindt in het gedicht.

Bedenk bij elk woord twee woorden die erbij passen. Denk niet te lang na, noteer wat er als eerste in je opkomt.

1 -2 - -

4 Verhaal lezen

Lees het verhaal Eén mens is genoeg.

a Het eerste deel van het verhaal gaat over de geboorte van Juliette.

1 Waarover verbaast de vader zich als hij zijn tweede kind in de wieg ziet liggen?

2 Waarover twijfelt hij?

b Hoe weet zijn vrouw hem ervan te overtuigen dat hij niet hoeft te twijfelen?

Noteer twee dingen.

1 2

c Welke twee personen in het verhaal brengen dezelfde twijfel later ook onder woorden? en

d In regel 107 zegt Louis: 'Zoveel circus in één mens.'

Wat zegt Louis hiermee over zijn moeder?

Met welk woord benoemt Louis dit gedrag van zijn moeder later?

e Hoe legt de vader dit gedrag uit aan Juliette?

Wat laat de vader Juliette daarna beloven?

f Vergelijk het verhaal met het gedicht Brandkastkraker. Hoe vormen het verhaal en het gedicht een tegenstelling?

11
1.2 Duik in een verhaal

EÉN MENS IS GENOEG

Maart '44 ben ik geboren, zeven jaar na onze Louis. De hele oorlog hadden ze geen nagel om aan hun gat te krabben, toch werd ik gemaakt. Ik heb dat lang niet begrepen. Was mijn eerste kind Louis, ik had meer dan genoeg. De gelukkigste mens op aarde zou ik zijn.

Het schijnt dat ik bijna vanzelf ben gekomen. Ons vader was nog maar juist de kamer uit of hij mocht al terugkomen. Hij boog zich over de wieg en hij moet zo diep gezucht hebben dat ze hem aan de andere kant van het dorp konden horen. Geen schoner kind dan Juliette, moet hij gezegd hebben, dat hij zoiets kon maken, het was een wonder. Daarna trok hij zijn jas aan en hij verdween.

Na drie dagen sloeg ons moeder een warme doek om mij heen, legde me in de wieg naast de kachel, stapte in haar schoenen en liep recht naar café 'Onder Den Toren', waar ze ons vader van de toog weg sleurde en hem niet meer losliet tot ze weer voor ons huis stond. Ze deed de voordeur open, schopte ons vader tegen zijn billen en wel zo hard dat hij knal met zijn gezicht tegen de vloer vloog, zijn voorste tanden brak en zijn neus ook. Ze deed de deur weer dicht, stapte over hem heen, nam mij uit de wieg, opende haar hemd en legde mij aan de borst.

Een uur heeft hij op de grond gelegen. Toen deed hij zijn ogen open, sukkelde overeind, krabde het bloed van zijn lippen en wangen, van zijn neus en van de grond, draaide zich om en liep naar de voordeur.

Ons moeder zat naast de kachel, ik lag nog altijd tegen haar aan.

Wat hij van zin was, vroeg ze.

Niks, zei ons vader, helemaal niks, waarop hij de voordeur opentrok.

Ze kwam hem niet meer halen, zei ons moeder. Nooit meer.

De voordeur ging weer dicht. Ons vader ging op de grond zitten, sloeg zijn handen voor zijn gezicht. Het schoonste kind van de wereld, zuchtte hij, en dat dat niet kon, hij moest zijn eigen kop nog maar bekijken of hij wist het al.

Ons moeder glimlachte. En met die glimlach ging ze voor hem staan. Dat hij haar eens goed bekeek, zijn vrouw, de rapste, de slimste, de schoonste van uren in het rond. Zag ze eruit alsof ze haar hart zou geven aan de eerste de beste dwazerik? Het was hém die ze wilde, hem en geen ander.

Hij knikte. Van mij naar haar en terug en dat een uur lang.

'Ons Julietteke,' moet hij gemompeld hebben. 'Ons. Geboren om te schitteren.'

'Zo is dat,' moet ons moeder geknikt hebben.

Jules et les Juliettes

Onze Louis stond erbij toen ons vader vertrok en ons moeder hem terughaalde en ervoor zorgde dat zijn neus voor de rest van zijn leven scheef stond. Ik geloofde Louis direct, want als ons moeder iets in haar kop had, had ze het niet ergens anders.

Wat ze behalve ons vader nog wilde, was een groot gezin. Ons Mia dacht daar anders over, acht jaar liet ze op zich wachten. Pas toen ze niet meer geloofden dat het er nog van ging komen, gebeurde het toch.

'Drie is een goed getal,' zei ons vader.

Ook al hadden we het niet breed, we hadden niks te kort, daarvoor werkte hij zich te veel het zweet uit het lijf. In feite had ons vader twee beroepen, hij was mijnwerker én hij

12
Geboren
5 10 15 20 25 30 35 40 1 Mensen in verhalen

had een eigen balorkest. Hij zong en speelde accordeon, onze Louis was trompettist. Verder waren er nog een gitarist en een drummer.

Ik was amper vijf toen ik al mee mocht. Ik moest alleen maar lachen, zei ons vader die allereerste keer, lachen zoals alleen ik dat kon. Na afloop vertelde ons vader dat ze nog nooit zoveel fooi hadden gekregen, dat ik elke volgende keer weer mee mocht en dat we vanaf nu Jules et les Juliettes waren.

Terwijl onze Louis een trompet vasthield toen hij nog in zijn wieg lag en ik al danste voor ik kon lopen, was ons Mia duidelijk van een andere soort. De eerste jaren van haar leven was ze vooral ziek.

'Ons Mia heeft zwakke longen,' zei ons moeder, en dat ze er een specialist bij wilde halen.

'Van welk geld,' vroeg ons vader.

'Dan eten we maar een boterham minder.'

'Bij mijn moeder is het niet goed gekomen,' zei ons moeder.

'Ons Mia heeft de Spaanse griep niet.'

'Hoe weet ge dat zo zeker?'

'Ze heeft niet eens koorts,' zei ons vader.

Elke winter opnieuw begon ons moeder erover. De Spaanse griep was het allerergste wat een mens kon overkomen. Ons moeder was namelijk nog maar juist geboren of ze werd al een halve wees. Ze snikte altijd luid en lang als ze erover vertelde. Het doet wat met een mens, zei ons vader dan, sloeg zijn arm om haar heen en knikte naar ons. Waarom hij zo knikte, ik vroeg het hem nooit. Op die momenten keek ons vader naar mij alsof ik altijd alles begreep. Vanzelf zweeg ik.

De genen

De oude dokter was met pensioen gegaan en dokter Franssen had zijn patiënten overgenomen. Er werd gezegd dat hij iedereen een bezoek bracht. Het gerucht klopte, want op een zondagavond stond hij voor onze deur.

'We zijn niet ziek,' zei ons vader.

'Zoveel te beter,' zei dokter Franssen. Hij kwam gewoon even langs om kennis te maken.

Er was koffie, zei ons moeder, of hij een boterham wilde, iets sterkers misschien?

Iets sterkers was goed genoeg voor dokter Franssen.

Ons moeder nam zijn jas aan, ons vader schonk hem een borrel in en zwaaide met zijn arm naar ons. 'Ziedaar de toekomst,' zei hij plechtig. 'Onze Louis, ons Juliette en ons Mia.'

Dokter Franssen glimlachte naar ons. Wij glimlachten terug.

Dat het merkwaardig was, zei hij toen.

Verbaasd keken we hem aan. Merkwaardig, dokter Franssen?

'Die kleine,' zei hij, 'dat haar.'

Zijn ogen gleden van onze Louis naar mij naar ons moeder en naar ons vader. Ik zag wat hij zag. Alle vier hadden we bruin haar. Terwijl dat van ons Mia pikzwart was.

Of daar iets mis mee was, vroeg ons vader.

'Mis? Het is prachtig!' zei dokter Franssen. Dat het in de genen moest zitten, de genen, herhaalde hij, en of we begrepen wat hij daarmee bedoelde.

13
75 80 85 1.2 Duik in een verhaal
45 50 55 60 65 70

90 95 100 105 110 115 120 125

Natuurlijk begrepen we dat, we mochten misschien simpel volk zijn, we waren niet ach terlijk.

Verloren

De drummer vond dat ons moeder ook een plaats moest krijgen op het podium. 'We kunnen haar een tamboerijn geven,' zei hij.

'We zijn al met genoeg,' zei ons vader.

'Ge hebt de schoonste vrouw van de omtrek, Jules, ge zijt zot om daar niet mee uit te pakken. Vreest ge dat ze allemaal naar haar zullen kijken in plaats van naar u?'

Met één beweging greep ons vader de drummer bij de kraag en tilde hem minstens tien centimeter van de grond. Dat hij het nog één keer riskeerde om aan ons moeder te zitten, en ons vader brak al zijn armen en benen.

Ik rende naar Louis en ik vertelde hem alles.

'Eindelijk,' zei hij.

'Zijn armen en zijn benen!'

'Ach, Juliette. Onze pa zou nog geen vlieg kwaad doen.' Hij zuchtte diep. 'Werd hij ook maar eens zo kwaad op ons moeder.'

'Op ons ma??'

'Zoveel circus in één mens, het is om rillingen van te krijgen. Op een keer gebeuren er nog ongelukken.'

'Ongelukken?!'

'Later, Juliette.'

Van Louis liep ik regelrecht terug naar ons vader.

'Louis zegt dat ons ma een circus is,' zei ik.

Ons vader keek mij opeens heel ernstig aan. Hij deed zijn mond open, sloot hem weer. Van ongeduld begon ik van mijn ene voet op de andere te huppelen. Als hij zo bleef zwij gen zou ik er nooit achter komen wat onze Louis bedoeld had en of het waar was.

'En dat er nog eens ongelukken gebeuren, pa.'

'Hij moet zoiets niet zeggen, Juliette.'

'Maar hij heeft het wel gezegd, pa.'

'Luister, kind,' zei hij. 'Een mens is niet van ijzer, ons ma al helemaal niet. Het leven heeft haar niet gespaard, dat weet ge. Word maar eens groot zonder moeder, uw ergste vij and wenst ge dat nog niet toe. In elk geval. Gij zijt een dapper kind, Juliette, mocht uw moeder u ooit nodig hebben, dan hoop ik dat ge er zijt voor haar.'

Met open mond keek ik hem aan.

'Ik vraag niet niks van u, ik weet dat.'

Een dapper kind. Als ik het al niet was, dan werd ik het. 'Ge moogt gerust zijn, pa.'

Hij zuchtte diep.

'Vergeet ons Mia niet. Zorg dat die kleine niet verloren loopt. Gij zijt haar grote zus, Juliette.'

Al vroeg hij mij om voor de hele wereldbevolking te zorgen.

Ik knikte zo ernstig als ik kon.

Ons vader glimlachte.

130

Niks schoner dan ons vader die glimlachte.

En voor alle sterrenstelsels als het moet, pa.

14
Het zou te weinig blijken. 1 Mensen in verhalen

Ons vader was nog geen veertig toen hij doodviel.

Het hele dorp zat verzameld in 'Onder Den Toren'. Het was het enige café met een tv-toestel, en die avond speelden de Rode Duivels tegen de Hollanders. Het uur voor de match begon, was voor ons.

Toen gebeurde het. Een geknetter, een korte kreet en een harde bons. De mensen stop ten met dansen. Ik draaide mij om. Ons vader lag op de grond, er kwam bloed uit zijn neus, ik nam mijn zakdoek om het weg te vegen maar Louis nam mijn hand vast en hield mij tegen. 'Het heeft geen zin,' zei hij.

Ik zag de tranen over zijn wangen lopen en het snot uit zijn neus.

'Neem uw zakdoek, Louis,' zei ik, rukte mijn hand los, boog me over ons vader heen, veegde en boende het bloed uit zijn snor. Ik wreef over zijn vel tot er weer kleur op kwam.

'Ge kunt nu wel weer opstaan, pa.'

'Kind, hij is dood,' zei iemand.

Het was de schuld van de micro. Zijn lippen moeten nog vochtig geweest zijn van het bier dat hij net gedronken had. Hij moet zich iets te dicht naar voren gebogen hebben, zijn natte lippen tegen de micro, een stroomstoot door zijn lijf recht naar zijn hart.

Het was de ongelukkigste dag van mijn leven.

Komedie

'We gaan hier niet zitten treuren,' zei ons moeder een week na de begrafenis, 'we krijgen hem daardoor niet terug. Maar eerst dit nog.'

Dit was de grafkelder die ze besteld had.

'Ik heb direct voor de eeuwigheid betaald,' zei ons moeder, 'zo zijn we gerust.'

'Voor de eeuwigheid,' herhaalde ik. 'Dat is lang.'

'Negenennegentig jaar,' zei ons moeder.

Ze had een marmeren plaat voor de grafkelder besteld en er 'De familie Engelen' op laten beitelen.

'Zo zullen ze zich niet vergissen,' zei ons moeder. En dat nu al ons geld op was.

Ik zag dat onze Louis van kleur verschoot. 'Dat meent ge niet, ma.'

Had hij er enig gedacht van hoeveel zo'n kelder kostte?

Hij zweeg. We zwegen alle drie. We wisten het goed genoeg, hij en ik, zelfs Mia. Dat een gewoon graf veel goedkoper was, maar dat het haar vertellen niks zou uithalen.

Ze sloeg haar ogen op. 'Hij zal blij zijn met zijn schoon graf.'

Toen begon ze te wenen.

'Ma,' zei Louis.

Ze schudde haar hoofd, vond haar zakdoek en drukte hem tegen haar mond. 'Ik zag hem zo graag.'

'Wij ook, ma,' zei ik.

Ze stopte. Keek ons alle drie aan. Haar gezicht vertrok opnieuw. 'Niet zó graag als ik,' snikte ze, zo luid dat ik mijn handen tegen mijn oren drukte. Ondertussen zag ik hoe Mia van haar stoel gleed, om de tafel heen liep, bij ons moeder op de schoot kroop en haar armen om haar hals legde. Ik liet mijn handen weer zakken. Als die kleine tegen het ge jammer van ons moeder kon, moest ik het tenminste proberen.

Opeens stond Louis op. Met veel kabaal kletterde zijn stoel tegen de grond.

'Hou op met die komedie, ma!'

15
Dood
135 140 145 150 155 160 165 170 175 1.2 Duik in een verhaal

5

180 185 190 195 200

Alle drie keken we hem geschrokken aan. Ons moeder begon weer te snikken. 'Kome die? In godsnaam, Louis!'

'Zwijg, mens!'

Muisstil werd het opeens. En in die stilte begon Louis te spreken. Of ze onze pa ooit had horen wenen? Nee? Hij dus wel. Kon ze zich voorstellen hoe dat was? Onze pa door de muur horen wenen omdat zij daar per se met haar hand in de broek van een ander moest zitten, jazeker, in de broek van een ander, met die woorden stonden ze het te vertellen aan de schoolpoort, en altijd juist als hij voorbijkwam. Ze mocht gerust zijn, keer op keer had hij haar verdedigd, dat ze hun leugens maar op een ander gingen verkopen, want zijn moe der was een fatsoenlijke vrouw. Het ergste was dat hij wist dat ze gelijk hadden.

Voor iemand nog iets kon zeggen, graaide Louis zijn jas van de kapstok. Met een knal viel de deur achter hem dicht.

Ons moeder keek mij aan. Haar ogen puilden uit hun kassen van de schrik.

'Hij is zot geworden,' fluisterde ze.

Ik stond op. Keek naar de deur. Alles draaide in mijn hoofd, alles wat onze Louis had gezegd. Wat als het allemaal waar was?

Ik greep mijn jas, ik trok hem aan.

En toen zei ons moeder iets waardoor ik bleef.

'Ik heb spijt,' zei ze.

En: alles wordt anders.

En: iemand moet voor Mia zorgen. En of iemand haar kon leren hoe dat moest.

Als ons vader me niet verteld had dat ons moeder mij ooit nodig zou hebben. Als hij dat maar niet was blijven herhalen. En ik het hem maar niet beloofd had.

Ik deed mijn jas uit, hing hem aan de kapstok en ging weer zitten. Ik keek ons moeder aan.

'Ik ga werk zoeken,' zei ik.

Het was de tweede ongelukkigste dag van mijn leven.

Uit: Els Beerten, Eén mens is genoeg

Leeservaring en realisme

Gebruik het verhaal Eén mens is genoeg en de theorie Meer of minder realistisch

THEORIE

Meer of minder realistisch

Een verzonnen verhaal kan lijken op de werkelijkheid, dan is het realistisch. Gebeuren er dingen die ongeloofwaardig zijn of die in werkelijkheid niet mogelijk zijn, dan is het verhaal niet-realistisch. Hoe realistisch je een verhaal vindt, laat je zien door het ergens op de realismelijn te zetten.

helemaal niet realistisch een beetje realistisch heel realistisch

a Hoe realistisch vind jij dit verhaal? Zet een kruisje op de lijn hieronder.

16
helemaal niet realistisch een beetje realistisch heel realistisch 1 Mensen in verhalen

b Gebruik de theorie Leeservaring beschrijven

Leg uit hoe realistisch je het verhaal vindt door twee beoordelingswoorden te gebruiken. Gebruik je antwoord bij vraag a.

THEORIE

Leeservaring beschrijven

Als je een verhaal leest, doet dat iets met je. Het verhaal raakt je bijvoorbeeld, je kunt goed meeleven met de hoofdpersoon of juist niet. Of je vindt het verhaal goed uitgewerkt of juist niet. Dit is je leeservaring

Beoordelingswoorden helpen je jouw leeservaring onder woorden te brengen. Je legt je keuze uit door argumenten te geven bij de beoordelingswoorden.

'Ik word verdrietig als ik dit verhaal lees, want de hoofdpersoon raakt zijn beste vriend kwijt en dat lijkt me heel erg.'

Beoordelingswoorden kunnen verschillende dingen zeggen.:

• Wat het verhaal met je doet.

Bijvoorbeeld: spannend, saai, griezelig, verwarrend, humoristisch.

• Hoe realistisch je een verhaal vindt.

Bijvoorbeeld: herkenbaar, leerzaam, slecht uitgewerkt, realistisch, ongeloofwaardig.

• Wat je van de boodschap of levensopvatting in het verhaal vindt

Bijvoorbeeld: schokkend, asociaal, netjes, bewonderingswaardig, goed.

Ervaringen uitwisselen

6 Verhaal en gedicht bespreken

Werk samen met twee klasgenoten of doe de opdracht klassikaal. Gebruik het verhaal Eén mens is genoeg en het gedicht Brandkastkraker. Bespreek het gedicht en het verhaal.

Je kunt deze vragen gebruiken:

1 In het gedicht ga je toch een beetje meeleven met een 'slechterik'. Hoe komt dat, denk je?

2 Bekijk de woorden die jullie hebben bedacht en gekozen bij opdracht 3. Welke woordcombinatie inspireert jou het meest om zelf een gedicht te schrijven?

3 Wat heeft jou in het verhaal het meest verbaasd? Hoe komt dat?

4 Wie is als persoon sympathieker: de vader of de moeder van Juliette? Leg uit waarom je dat vindt.

5 Vertel het verhaal van jouw geboorte. Begin net als Juliette met de maand en het jaar waarin je geboren bent. Vertel over de omstandigheden van je ouders en over je broers of zussen, als je die hebt. Vertel hoe jouw ouders reageerden op jouw komst. Je mag, net als Juliette, flink overdrijven. Als je liever niet over jezelf vertelt, mag je ook een personage verzinnen. Vertel het geboorteverhaal aan je klasgenoten en zet het lekker dik aan!

17
1.2
Duik in een verhaal

6 Op de achterkant van het boek Eén mens is genoeg staat: 'In een muzikaal gezin in Limburg gaat het na de plotse dood van de vader helemaal mis. Het jonge meisje Juliette en haar broer Louis proberen tegen de verborgen tirannie van hun moeder op te boksen. Als alles ontspoort, besluiten ze elders een nieuw leven te beginnen.' Kan dat, een nieuw leven beginnen, los van je familie en je afkomst?

7 Wat heeft de meeste invloed op je karakter: de eigenschappen van je ouders, de omstandigheden waarin je bent geboren (tijd, plaats, arm, rijk) of jouw eigen keuzes?

Leestips

Wil je meer verhalen lezen over mensen in benarde situaties? Bekijk deze tips.

Daniëlle Bakhuis, De eliminatie Wanneer de zestienjarige Chleo wakker wordt in een vochtige garage, weet ze meteen dat het mis is. Ze is opgesloten met negen anderen, waaronder een junk, een miljonair, een oude man in een rolstoel en een baby. Elimineer de helft om de anderen te laten leven, luidt de boodschap. Maar hoe overtuig je anderen ervan dat je de moeite waard bent, als je dat zelf eigenlijk niet vindt?

Laure Van den Broek, Dansen in diep water Bess strandt na een vliegtuigcrash op een onbewoond eiland, samen met tien andere meisjes. De koele, intelligente Rafa neemt de leiding, terwijl de charismatische January voorstelt om lekker lui van het paradijs te genieten. Terwijl Bess intens verlangt naar haar knusse bed, een bord écht eten en de troost van haar laptop, wordt de groep verscheurd door een conflict. Als ze niet samenwerken, kunnen ze dan wel worden gered?

Kevin Brooks, Bunkerdagboek

Linus wordt ontvoerd en opgesloten in een bunker zonder ramen, zonder deuren, zonder uitweg. Hij krijgt gezelschap van vijf anderen die ook ontvoerd zijn. In zijn notitieblok beschrijft hij zijn ervaringen in deze beklemmende, uitzichtloze situatie.

Angie Thomas, The Hate U Give

Starr groeit op in Garden Heights, een buurt met veel racisme en geweld. Een avondje uit loopt dramatisch af als haar jeugdvriend Khalil om niets wordt aangehouden en door een politieagent wordt doodgeschoten. Starr is de enige getuige. Kan zij ervoor zorgen dat Khalil gerechtigheid krijgt door te vertellen wat er die avond echt is gebeurd?

18
1 Mensen in verhalen

1.3 Over verhalen

Je leert:

• verhalen vergelijken met de werkelijkheid;

• personages en hun rol in verhalen beschrijven;

• uitleggen welke personages jou aanspreken;

• relaties tussen personages beschrijven;

• het ik- en hij-/zij-vertelperspectief herkennen.

Kijken naar personages

7 Rol en karakter herkennen

Gebruik het verhaal Eén mens is genoeg Gebruik de theorie Vertelperspectief en Personages beschrijven

Vertelperspectief

LEERDOELEN

THEORIE

Als je een verhaal leest, bekijk je alles vanuit een bepaald personage. Dit heet het vertelperspectief

• Ik-vertelperspectief - alles wordt verteld door een personage in de ik-vorm. Je zit als lezer als het ware 'in het hoofd' van deze ik-persoon.

• Hij-/zij-vertelperspectief – alles wordt verteld door een personage in de hij- of zij-vorm. Je beleeft de gebeurtenissen door de ogen van de hij- of zij-figuur die aanwezig is in alle scènes van het verhaal.

Personages beschrijven

Als je een personage uit een verhaal beschrijft, let je op:

THEORIE

• het uiterlijk van het personage (bijvoorbeeld: lichaam, gezicht, haar, kleding).

• de karaktereigenschappen die je ontdekt door te letten op wat iemand doet, zegt en denkt (bijvoorbeeld: aardig, behulpzaam, opvliegend, eigenwijs, angstig).

• belangrijke kenmerken (bijvoorbeeld: leeftijd, gezondheid, arm of rijk).

• de relaties met anderen - een relatie kan goed zijn, maar ook moeilijk of ingewikkeld, met ruzies, problemen en geheimen.

Bij het beschrijven van een personage geef je vooral feiten weer. Daarnaast kun je ook je mening geven over een personage. Je legt uit of je iemand wel of niet sympathiek vindt en je geeft je oordeel over zijn of haar daden, keuzes of meningen.

Als lezer kun je personages op verschillende manieren leren kennen:

• direct: de auteur verwerkt de informatie over een personage rechtstreeks in de tekst;

• indirect: je moet de informatie afleiden uit wat een personage doet, zegt en denkt of uit wat anderen over hem zeggen of denken.

19
1.3 Over verhalen

a Wie is de hoofdpersoon in het verhaal Eén mens is genoeg?

b Welk vertelperspectief gebruikt de schrijver?

◯ ik-vertelperspectief

◯ hij-/zij-vertelperspectief

c Noteer eigenschappen bij alle personages in het verhaal.

• Zet de personages op volgorde van belangrijk naar minst belangrijk.

• Noem 5 tot 7 eigenschappen bij de belangrijkste personages, bij minder belangrijke 2 of 3 en bij de minst belangrijke 1 eigenschap.

d Lees nog eens regel 111 t/m 133.

Wat kun je hieruit opmaken over de relatie tussen Juliette en haar vader? Laat zien hoe je tot je antwoord komt met gegevens uit de tekst.

e Je bent nu veel te weten gekomen over Juliette. Hoe sympathiek vind je haar? Leg je antwoord uit.

8 Personages beschrijven

Vorm een groep van vier leerlingen. Gebruik een groot vel papier. Verwerk de antwoorden van opdracht 7.

a Maak een woordspin met zoveel mogelijk eigenschappen bij elk personage in het verhaal .

• Kleur eigenschappen waar bijna iedereen het over eens is groen.

• Geef voor eigenschappen die het minst vaak genoemd zijn aan hoe jij ze in het verhaal herkent.

b Gebruik de woordspinnen uit vraag a. Bespreek van alle bijfiguren in het verhaal waarom zij helper of tegenstander zijn. Voeg de rol, helper of tegenstander, met een korte uitleg toe aan de woordspinnen.

c Bespreek hoe sympathiek jullie Juliette vinden. Geef dit in haar woordspin aan met een of meer smileys.

d Verbind Juliettes woordspin met die van haar vader en die van haar moeder. Bespreek Juliettes relatie met beide. Beschrijf beide relaties in één zin in de woordspin.

20
1 Mensen in verhalen

Meeleven en meevoelen

9 Mening geven over personages

Lees het verhaal Virus - deel 1 Gebruik de theorie Personages beschrijven

a Wie is de hoofdpersoon en wat is zijn probleem?

b Noem twee belangrijke karaktereigenschappen van de hoofdpersoon. Kunnen deze eigenschappen helpen om het probleem op te lossen of juist niet? Leg je antwoord uit.

c Geef een voorbeeld van een directe en een indirecte beschrijving van de personages.

d Hoe is de relatie tussen Kris en Hopper? Gebruik gegevens uit het verhaal voor je antwoord.

e Wie van deze twee personages komt op jou het sympathiekst over? Leg uit waarom.

f Hoe realistisch vind je dit verhaal? Zet het verhaal op de realismelijn. Leg uit waarom je het op die plaats zet.

helemaal niet realistisch een beetje realistisch heel realistisch

g Denk na over het vervolg van het verhaal. Noteer zoveel mogelijk opties voor wat Kris en Hopper kunnen doen. Voorspel ook welke optie Kris en Hopper kiezen.

21
1.3 Over verhalen

VIRUS - DEEL 1

'Je lijkt opa wel.' Hopper grinnikt, terwijl hij even opzij kijkt. 'Die kan ook niet zonder zijn middagdutje.' Ik wrijf de slaap uit mijn ogen en maak een grommend geluid als een hond.

5 10 15 20 25 30

Hoe lang ben ik onder zeil geweest? In elk geval lang genoeg om in een compleet an dere omgeving wakker te worden. We hebben het asfalt met de gele strepen achter ons gelaten en rijden over een smalle, kronkelige bergweg onder een inktzwarte lucht.

'Gaan we wel goed?' vraag ik en ik ruik aan mijn hand.

'Tuurlijk, Kris. Volgens de kaart is dit de kortste route.'

'Maar is het ook de snelste?'

Mijn woorden verdwijnen in het lawaai van een enorme regenbui die ineens losbarst. Hopper zet de ruitenwissers aan. Hoewel ze in de hoogste stand heen en weer zwiepen, kunnen ze de watermassa nauwelijks verwerken. Het is bijna alsof we in een wasstraat staan – alleen staat de wagen niet stil. Hij rijdt, en niet zo zachtjes ook. Ik zou Hopper willen vragen zijn snelheid aan te passen - nat wegdek is glad en achter elke bocht kan een tegenligger opduiken - maar als je mijn neef iets vraagt, doet hij meestal het tegenover gestelde, dus houd ik wijselijk mijn mond.

Hij heeft zijn linkerpink om het stuur gehaakt, zijn overige vingers gebruikt hij om zijn shagbuil vast te houden en een sjekkie te draaien. Dat je in een huurwagen niet mag roken, kan hem niet schelen. Volgens Hopper bestaan regels enkel en alleen om overtreden te worden. Ik houd van regels. Ze zorgen voor duidelijkheid en geven me rust en houvast. In een overzichtelijke, voorspelbare situatie heb ik minder last van mijn tics.

Met dit noodweer bij Hopper in de auto zitten, is bepaald geen geruststellende situatie. De ruiten zijn in een mum van tijd beslagen en ondoorzichtig als ijs. Ik zet mijn raam op een kiertje en laat de airco blazen, wat wel helpt maar niet veel uitmaakt, want ook met ontwasemde ruiten kunnen we niet meer dan een paar meter vooruit kijken. De spannende rit is als voer voor mijn Tourette. Behalve dat ik grom, knipper ik met allebei mijn ogen. Vroeger werd erom geglimlacht... maar toen dachten ze nog dat ik een normaal kind was, dat het knipogen nog niet helemaal onder de knie had. Tegenwoordig noemen ze me een freak en lachen ze me uit. Soms recht in mijn gezicht, maar meestal achter mijn rug omdat ze me zogenaamd niet willen kwetsen - alsof iemand met Tourette doof en blind is. Nou, ik hoor en zie juist alles. Het maakt niet uit of je fluistert of schreeuwt. Kletterende regen of het geritsel van een shagbuil - bij mij komt het allemaal keihard binnen.

Hopper likt aan het vloeitje, plukt de overtollige shag aan de uiteinden weg en steekt het sjekkie tussen zijn lippen. Dan vist hij zijn aansteker uit de buil.

35 40 45

'Fuck.'

De Zippo is uit zijn vingers geglipt. Hij zoekt met zijn hand onder zijn bovenbenen. 'Daar, bij je voeten,' zeg ik.

Hij kijkt naar beneden en strekt zijn arm uit. Ik ga weer recht zitten, laat mijn hoofd tegen de steun rusten en...

Ik schrik me het apelazarus. Er loopt een man op de weg!

'Stop!' hoor ik mezelf schreeuwen.

Hopper komt omhoog. Hij vloekt en remt uit alle macht en de banden maken een gillend geluid en alle lucht wordt uit mijn longen gezogen en ik denk stop, stop, stop nou, maar de auto schuift gewoon door, recht op de man af.

22
Ik zet me schrap, met één hand tegen het dashboard. Mijn andere hand klem ik om de handgreep boven mijn portier. Daar komt de klap. Ik heb het gevoel dat de dreun uit mijn eigen hart komt. De man glijdt over de motorkap naar ons toe, dan weer van ons af en landt met een smak op de weg. Ik ben als de dood dat we ook nog over hem heen zullen 1 Mensen in verhalen

50 55 60 65

rijden, maar de auto staat op tijd stil. Alleen de ruitenwissers zwiepen door en vegen de druppels weg, telkens weer, en na elke zwiep zie ik de man weer op het glimmende wegdek liggen. Ik durf niet uit te stappen uit angst dat Tourette me zal dwingen om hem aan te raken. Mijn ogen knipperen, ik rek mijn nek uit en ik grom.

Hopper vloekt. De shagbuil is op zijn schoot gevallen. Hij slaat hem woedend van zich af.

'Wat moeten we doen?' De paniek gilt in mijn stem. 'We moeten wat doen. Natte schoen. Watermeloen.'

Hopper rammelt aan het portier. Hij lijkt niet meer te weten waar alles zit, want eerst gaat het raampje open en daarna het portier pas. Hij stapt uit en loopt in de straal van een van de koplampen naar de man.

Ik kan nog steeds niet normaal ademen. Voor mijn ogen dansen zwarte vlekken en ik raak bijna buiten bewustzijn. Knipper, knipper, knipper. Portier open! Ik stap uit en zuig de frisse buitenlucht diep in. Regendruppels roffelen op mijn schouders en straaltjes water sijpelen in mijn kraag. Mijn lijf komt weer bij zijn positieven. Kippenvel.

Uit: Mirjam Mous, Virus

10 Wat verhalen met je doen

Scan de qr-code en lees het vervolg van het verhaal, Virus - deel 2

a Beschrijf wat je voelde tijdens het lezen en wat er in je lichaam gebeurde.

b Bekijk je antwoord bij opdracht 9g. Klopte je voorspelling over het vervolg? Leg uit wat je vindt van de keuze die Kris en Hopper maken.

c Zoek op internet met de zoekterm 'automobilist rijdt door na aanrijding'. Lees een of twee nieuwsberichten. Wat voel je bij het lezen van deze berichten?

d Gebruik de theorie Verzonnen en waargebeurde verhalen

23
Bij het lezen van een feitelijk nieuwsbericht voel je iets anders dan bij het lezen van een verhaal. Beschrijf het verschil in gevoel. 1.3 Over verhalen

Verzonnen en waargebeurde verhalen

Verzonnen verhalen worden fictie genoemd. Er zijn ook verhalen die waargebeurd zijn, bijvoorbeeld in het nieuws of in een geschiedenisboek. Een verhaal laat je vooral voelen en beleven. Je stapt in de wereld van het verhaal.

Of een tekst een verhaal is, zie je aan deze kenmerken:

• Er zijn personages met wie je kunt meeleven.

• Er ontstaat een probleem dat moet worden opgelost.

• Er is een volgorde van gebeurtenissen, met oorzaak en gevolg, een begin en een eind.

e In een nieuwsbericht staan meestal niet alleen feiten op een rijtje. Er wordt ook een verhaal verteld over wat er is gebeurd. Leg uit waarom nieuwsberichten vaak voor een deel geschreven zijn als een verhalende tekst.

1.4 Verhalen vertellen

Je leert:

• werkwoordstijden juist toepassen in een verhaal;

• het vertelperspectief juist toepassen in een verhaal.

Gedicht en verhaal schrijven

11 Gedicht herschrijven

Lees het gedicht Hiernamaals

HIERNAMAALS

Als ik, nadat ik dood ben, nog ergens rond mag dolen, laat het dan op de markt zijn, in geur en kleur. En mag die markt dan open zijn onder de blote hemel. En mag ik dan als vroeger met mijn moeder

24 THEORIE
LEERDOELEN
1 Mensen in verhalen

zo'n puntzak gloeiend hete frites (met veel zout uit zo'n gebutste strooibus) met haar delen.

Pas het gedicht zo aan dat Louis uit het verhaal Eén mens is genoeg het geschreven zou kunnen hebben. Het schrijven van dit gedicht is ook een voorbereiding op opdracht 12.

• Leef je in in Louis

• Verplaats je in de situatie van Louis.

• Kijk ook terug naar de eigenschappen van Louis.

12 Vervolg schrijven

Gebruik het verhaal Eén mens is genoeg Gebruik de theorie Werkwoordstijden in verhalen en Schrijven vanuit één persoon

THEORIE

Werkwoordstijden in verhalen

Bij het schrijven van een verhaal kun je schrijven in de tegenwoordige tijd en de verleden tijd. Een verhaal in de tegenwoordige tijd komt voor de lezer wat dichterbij. Het is net of de lezer het zelf op dit moment meemaakt. Een verhaal in de verleden tijd heeft iets meer afstand. Let erop dat je niet halverwege het verhaal opeens overgaat in de andere tijd. Je kunt wel van tijd wisselen als je de hoofdpersoon laat terugdenken aan iets wat al eerder gebeurd is. Je noemt dit een terugblik Gebruik je de tegenwoordige tijd in je verhaal, gebruik dan in de terugblik de verleden tijd.

Schrijven vanuit één persoon

THEORIE

In een verhaal kijk je als lezer bijna altijd mee vanuit een van de personen. Dit noem je het vertelperspectief. Het lijkt alsof je in het hoofd van die persoon zit. Je weet wat die persoon denkt en voelt. Van de andere personen weet je dat alleen 'van buitenaf', dus als de gedachten of gevoelens worden uitgesproken of duidelijk worden door lichaamstaal. Kies bij het schrijven van een verhaal vanuit wie je het schrijft en blijf bij deze persoon.

25
1.4 Verhalen vertellen

a Schrijf een vervolg op het verhaal Eén mens is genoeg Houd je aan deze punten:

• Schrijf vanuit Louis.

• Gebruik het ik-vertelperspectief of het hij-/zij-vertelperspectief.

• Bedenk hoe de relatie is tussen Louis en Juliette. Laat dit zien in je verhaal.

• Het vervolg telt minimaal 300 woorden.

b Lees je verhaal.

Welke tijd heb je gebruikt in jouw verhaal?

Is dat dezelfde tijd als in het verhaal Eén mens is genoeg?

c Hoe ging het schrijven van het verhaal?

• Ik vertel op de juiste manier vanuit één persoon. ◯ ◯ ◯ ◯

• Ik gebruik de werkwoordstijden op de juiste manier. ◯ ◯ ◯ ◯

• De relatie tussen Louis en Juliette komt duidelijk naar voren. ◯ ◯ ◯ ◯

Vertellen

13 Verhaal vertellen

Gebruik het verhaal dat je hebt geschreven in opdracht 12a.

a Noteer het verhaal in korte punten op een spiekbriefje.

b Oefen het vertellen van het verhaal, zodat je dat uit je hoofd kunt doen. Als het nodig is, mag je het spiekbriefje gebruiken.

c Werk in een groep van vier. Vertel je verhaal uit je hoofd aan je klasgenoten. Noteer tijdens het luisteren naar de verhalen van je klasgenoten hoe zij hun verhaal vertellen. Let daarbij op de punten uit opdracht 12c.

d Bespreek jullie luisterervaringen bij de verschillende verhalen. Hoe goed kon je meeleven en meevoelen met Louis? Leg uit waar dat door kwam. Betrek in je antwoord ook het vertelperspectief.

26
1 Mensen in verhalen

1.5 Eindopdracht

LEERDOELEN

• Je past je taalvaardigheden en persoonlijke vaardigheden toe in een eindopdracht.

Fictiedossier

In dit hoofdstuk heb je kennisgemaakt met allerlei verhalen. Je sluit dit hoofdstuk af met een eindopdracht waarbij je op een creatieve manier je leeservaring verwerkt.

Alle eindopdrachten van de fictiehoofdstukken verzamel je in je fictiedossier. Je docent vertelt je hoe het fictiedossier er precies uitziet.

EINDOPDRACHT ONLINE

Je kunt kiezen uit twee eindopdrachten. Een opdracht staat hieronder, de andere (Gedicht schrijven) vind je op Op niveau online

Overleg met je docent welke opdracht je gaat maken.

Jouw draai aan een verhaal

Inleiding

Je leest een boek en zoekt een nieuwsbericht over een waargebeurd verhaal. Je schrijft een extra deel bij het verhaal in het boek en verwerkt daarin het waargebeurde verhaal uit het nieuwsbericht. Zo geef je jouw eigen draai aan het verhaal. Bekijk het beoordelingsmodel.

Beoordelingsmodel

Houd bij het schrijven van het verhaal rekening met deze punten:

Inhoud van het verhaal

1 De gebeurtenis uit het gekozen nieuwsbericht wordt beleefd door de/een hoofdpersoon uit het boek.

2 De hoofdpersoon heeft een herkenbare nieuwe eigenschap of het verhaal is realistischer of minder realistisch dan het origineel.

3 Het verhaal sluit goed aan bij het verhaal in het boek.

4 Het verhaal telt tussen de 400 en 500 woorden.

5 Het verhaal heeft hetzelfde vertelperspectief als het origineel.

Presenteren

1 Je leest het deel uit het boek dat voorafgaat en het door jou geschreven verhaal voor aan minimaal één persoon om feedback te vragen.

2 Je leest zo voor, dat de overgang van het boek naar jouw verhaal niet te merken is.

27
1.5 Eindopdracht

Boek en waargebeurd verhaal kiezen

De hoofdpersoon uit een boek gaat een gebeurtenis uit een nieuwsbericht meemaken.

1 Kies een leesboek dat jou aanspreekt. Let op: het moet een verzonnen verhaal zijn. Lees het boek helemaal.

2 Zoek in een (online) krant een nieuwsbericht over een ontvoering of opsluiting.

3 Beschrijf in je eigen woorden wat de persoon in het nieuwsbericht overkomt.

4 Waar in het verhaal past de gebeurtenis uit het nieuwsbericht het best?

Verhaal schrijven

Schrijf het extra deel bij het verhaal.

• Verwerk de gebeurtenis uit het nieuwsbericht in jouw verhaal.

• Houd je aan de punten in het beoordelingsmodel.

Verhaal beoordelen

Zoek minimaal één persoon die het boek dat je gelezen hebt niet kent.

Lees ongeveer twee pagina's uit het boek voor die voorafgaan aan jouw verhaal en lees aansluitend jouw verhaal.

1 Lees zo voor, dat niet te merken is wanneer je overgaat naar jouw eigen verhaal.

2 Laat de luisteraar(s) het feedbackformulier bij het verhaal invullen.

3 Schrijf op het formulier in enkele zinnen wat je vindt van de feedback.

4 Bewaar het waargebeurde verhaal, de pagina's uit het boek, jouw verhaal en de feedbackformulieren in je fictiedossier.

Eindopdracht evalueren

a Hoe ging de eindopdracht?

• Ik heb met plezier een boek gelezen.

• Ik kan gemakkelijk een nieuw element verwerken in een verhaal.

• Het verzinnen van een verhaal gaat me gemakkelijk af.

• Ik doe mijn best om een goed verhaal te schrijven.

• Ik voel me uitgedaagd om mijn verhaal zo goed mogelijk voor te lezen.

b Je las voor deze eindopdracht een boek, terwijl je wist dat je er een opdracht bij moest maken.

Las je het verhaal daardoor anders dan je gewoonlijk doet?

Leg je antwoord uit.

c Herken je talent voor het schrijven van verhalen bij jezelf of bij een klasgenoot ?

Leg uit bij wie je dit herkent en waar je dat aan merkt.

28
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
1 Mensen in verhalen

1.6 Terugblik

• Je kijkt terug op je werk.

Wat neem ik mee?

LEERDOELEN

a In dit hoofdstuk heb je meegeleefd met mensen in verhalen. Je hebt ontdekt dat dat verhalen anders maakt dan feitelijke teksten; verhalen doen iets met je. Je hebt geleerd wat vertelperspectief is en je hebt dat toegepast in een verhaal. Kijk nu terug op het hoofdstuk. Heb je de leerdoelen van dit hoofdstuk bereikt?

• Ik heb een open houding naar anderen en kan respect tonen voor verschillen. ◯ ◯ ◯ ◯

• Ik kan verhalen vergelijken met de werkelijkheid. ◯ ◯ ◯ ◯

• Ik kan personages en hun rol in verhalen beschrijven. ◯ ◯ ◯ ◯

• Ik kan uitleggen welke personages mij aanspreken. ◯ ◯ ◯ ◯

• Ik kan relaties tussen personages beschrijven. ◯ ◯ ◯ ◯

• Ik kan het ik- en hij-/zij-vertelperspectief herkennen. ◯ ◯ ◯ ◯

• Ik kan uitleggen wat een verhaal met me doet. ◯ ◯ ◯ ◯

• Ik kan werkwoordstijden juist toepassen in een verhaal. ◯ ◯ ◯ ◯

• Ik kan vertelperspectief juist toepassen in een verhaal. ◯ ◯ ◯ ◯

b Welk personage uit dit hoofdstuk is jou het meest bijgebleven?

c Hoe belangrijk zijn verhalen voor jouw inlevingsvermogen?

d Hoeveel plezier in verhalen gaf dit hoofdstuk jou? ◯ meer plezier dan hiervoor ◯ evenveel plezier als hiervoor ◯ minder plezier dan hiervoor

MEER MET FICTIE?

Wil je nog meer opdrachten over fictie maken? Ga dan naar Op niveau online voor het lezen van een verhaal en gedicht of het herschrijven van een verhaal.

29
1.6 Terugblik

Taalverzorging 1

Inleiding

Bij taalverzorging ontdek je van alles over taal. In dit hoofdstuk leer je met welke woordsoorten en zinsdelen je zinnen kunt opbouwen, zodat je dit op de juiste manier in een tekst kunt toepassen.

Om je boodschap zo goed mogelijk te kunnen overbrengen, oefen je met de regels van spelling en het formuleren van goede zinnen. Ook leer je over de verschillende betekenissen van woorden en kom je meer te weten over regionale taalvariatie.

30
2 Taalverzorging 1

2.1 Grammatica

Je leert:

deze zinsdelen herkennen en benoemen:

• bijvoeglijke bepaling.

deze woordsoorten herkennen en benoemen:

• voegwoord;

• wederkerend voornaamwoord;

• wederkerig voornaamwoord.

Zinsdelen

1 Waarom zinsdelen?

Lees de tekst.

LEERDOELEN

Je kunt een zin in woorden opdelen, maar ook in zinsdelen. Ieder deel van de zin zegt iets over de betekenis van de zin. Zo kan de persoonsvorm iets zeggen over wat iemand of iets doet (lopen, spelen, rijden) en geeft het onderwerp aan wie of wat dit doet (je vriend, de hond van de buren, de grote auto). Elk zinsdeel helpt bij het overdragen van je boodschap.

Door je zinnen goed op te bouwen maak je je tekst beter leesbaar en kun je ervoor zorgen dat andere mensen je goed begrijpen. Door fouten in je zinsbouw komt je boodschap soms verkeerd over of word je door andere mensen niet goed begrepen.

a Ontleed de volgende zinnen.

• Verdeel de zin in zinsdelen.

• Benoem de zinsdelen.

Kies uit: onderwerp — lijdend voorwerp — werkwoordelijk gezegde.

1 Mijn vriendin Sarah van vijftien jaar heeft een jongere zus.

2 Mijn vriendin Sarah heeft een jongere zus van vijftien jaar.

b Benoem van beide zinnen bij welk zinsdeel het stukje van vijftien jaar hoort.

1 2

c De zinnen bestaan uit precies dezelfde woorden, maar betekenen iets anders. Verklaar het verschil in betekenis.

31
2.1 Grammatica

d Leg uit waarom je door het leren over zinsdelen betere teksten kunt schrijven.

Zinsdelen

2 Zinsdelen herkennen en benoemen

Verdeel de zinnen in zinsdelen en benoem elk zinsdeel.

Kies uit: werkwoordelijk gezegde (wwg) — onderwerp (ond) — lijdend voorwerp (lv) — meewerkend voorwerp (mv) — bijwoordelijke bepaling (bwb)

1 De quizmaster heeft de deelnemer stiekem een hint gegeven.

2 De journaliste van het landelijke dagblad vraagt de politicus zijn woorden voor de camera te herhalen.

3 Mijn oma bewaart de kruiden in haar keuken op alfabetische volgorde.

4 Tijdens de plechtige herdenking liepen alle aanwezigen met een lampion.

5 De vrienden hebben vanavond een hapje gegeten bij de pizzeria.

6 Willen alle buurtbewoners volgende week naar de voorlichtingsbijeenkomst in het gemeentehuis gaan?

3 Werkwoordsvormen benoemen

Markeer en benoem alle werkwoordsvormen.

Kies uit: infinitief — persoonsvorm — voltooid deelwoord

1 De quizmaster heeft de deelnemer stiekem een hint gegeven.

2 De journaliste van het landelijke dagblad vraagt de politicus zijn woorden voor de camera te herhalen.

3 Mijn oma bewaart de kruiden in haar keuken op alfabetische volgorde.

4 Tijdens de plechtige herdenking liepen alle aanwezigen met een lampion.

32
2 Taalverzorging 1

5 De vrienden hebben vanavond een hapje gegeten bij de pizzeria.

6 Willen alle buurtbewoners volgende week naar de voorlichtingsbijeenkomst in het gemeentehuis gaan?

4 Basiszin herkennen

Zijn de uitspraken juist of onjuist? Leg je antwoord uit.

1 De basiszin van het werkwoord overhandigen bestaat altijd uit vier delen.

2 De basiszin van het werkwoord schrijven bestaat altijd uit twee delen.

3 De basiszin van het werkwoord beloven bestaat altijd uit vier delen.

Zinsdelen

5 Bijvoeglijke bepaling herkennen

a Verdeel de zinnen in zinsdelen. Benoem elk zinsdeel.

1 De speler heeft het voorstel voor een schorsing geaccepteerd.

2 De boze speler heeft het voorstel van de bond voor een flinke schorsing geaccepteerd.

3 De boze speler van de eredivisieclub heeft het redelijke voorstel van de bond voor een flinke schorsing van enkele maanden geaccepteerd.

b Lees de zinnen nog een keer:

• De speler heeft het voorstel voor een schorsing geaccepteerd.

• De boze speler heeft het voorstel van de bond voor een flinke schorsing geaccepteerd.

• De boze speler van de eredivisieclub heeft het redelijke voorstel van de bond voor een flinke schorsing van enkele maanden geaccepteerd.

Beantwoord de vragen over de zinnen.

1 Zijn de toegevoegde woorden in zin 2 en 3 aparte zinsdelen?

33
2.1 Grammatica

2 Om welke reden zijn deze woorden toegevoegd?

3 Is er verschil in betekenis tussen de zinnen?

c Lees de theorie Bijvoeglijke bepaling

Was je antwoord op de vorige vraag goed of niet?

Bijvoeglijke bepaling

THEORIE

De bijvoeglijke bepaling (bvb) is geen zinsdeel, maar een deel van een ander zinsdeel De bijvoeglijke bepaling noemt een bijzonderheid, een kenmerk of een eigenschap van een zelfstandig naamwoord in een zinsdeel. De bijvoeglijke bepaling kan voor of achter het zelfstandig naamwoord staan. Als de bijvoeglijke bepaling achter het zelfstandig naamwoord staat, begint hij met een voorzetsel.

Wanneer | is | die leuke reis naar Stockholm?

In het zinsdeel die leuke reis naar Stockholm is 'reis' het zelfstandig naamwoord. Leuke en naar Stockholm geven extra informatie over de reis. Je noemt deze delen bijvoeglijke bepalingen bij 'reis'.

6 Bijvoeglijke bepaling noteren

Benoem de bijvoeglijke bepalingen in de zinnen. Schrijf ook op bij welk zelfstandig naamwoord de bijvoeglijke bepaling hoort.

1 Na succesvolle experimenten hebben onderzoekers uit Afrika andere chimpansees geleerd gebarentaal te gebruiken.

2 Uit waarnemingen van de onderzoekers blijkt dat chimpansees complexe opdrachten met gemak kunnen uitvoeren.

3 Ook hebben ze volgens kenners een indrukwekkend geheugen ontwikkeld.

4 Chimpansees herkennen na jarenlange gevangenschap de gezichten van de soortgenoten uit de wildernis.

34
2 Taalverzorging 1

7

Verschil bijvoeglijke en bijwoordelijke bepaling

Gebruik de theorie Bijvoeglijke bepaling

a Ontleed de zinnen.

• Verdeel de zin in zinsdelen.

• Benoem het deel in Mexico

1 In Mexico hebben archeologen op een bouwterrein honderden botten van wolharige mammoeten van veertienduizend jaar oud gevonden.

2 Op een bouwterrein in Mexico hebben archeologen honderden botten van wolharige mammoeten van veertienduizend jaar oud gevonden.

b Werk in twee- of drietallen. Benoem in beide zinnen het deel van veertienduizend jaar oud. Is zin 1 correct? Leg je antwoord uit.

1 Van veertienduizend jaar oud hebben archeologen op een bouwterrein in Mexico honderden botten van wolharige mammoeten gevonden.

2 In Mexico hebben archeologen op een bouwterrein honderden botten van wolharige mammoeten van veertienduizend jaar oud gevonden.

c Leg in je eigen woorden het verschil uit tussen een bijvoeglijke bepaling en een bijwoordelijke bepaling.

Woordsoorten

8 Waarom woordsoorten?

Lees de tekst.

Waarom verdelen we woorden in woordsoorten? Woorden die bij elkaar horen, leer je ook bij elkaar. Dat is handig, vooral omdat die woorden zich ongeveer hetzelfde 'gedragen'. Je weet bijvoorbeeld dat in het Nederlands een lidwoord vóór het zelfstandig naamwoord moet staan en dat een voorzetsel nooit los voorkomt, maar altijd deel uitmaakt van een zinsdeel. Weten tot welke woordsoort een woord hoort, is niet alleen voor je eigen taal zinvol, bijvoorbeeld als je iets moet opzoeken in een woordenboek, maar ook voor het leren van vreemde talen.

a In de tekst worden kenmerken van een lidwoord en van een voorzetsel genoemd. Welke kenmerken van woordsoorten ken je nog meer? Geef een omschrijving.

35
2.1 Grammatica

b Je wilt weten wat het woord teken betekent en zoekt het op in een woordenboek. Waarom is het belangrijk om te weten om wat voor woordsoort het hier gaat?

c Waarom is kennis van woordsoorten handig voor het leren van vreemde talen?

9 Bijvoeglijk naamwoorden in het Frans

Lees de Franse woordgroepen.

1 une rose rouge

2 une voiture française

Wat valt je op als je kijkt naar de woordvolgorde? Welk verschil zie je met het Nederlands?

Woordsoorten

10 Woordsoorten benoemen

a Benoem de vetgedrukte woorden.

Kies uit: lidwoord (lw) — zelfstandig naamwoord (znw) — bijvoeglijk naamwoord (bnw) — hulpwerkwoord (hww) — zelfstandig werkwoord (zww) — voorzetsel (vz) — bezittelijk voornaamwoord (bez. vnw) — persoonlijk voornaamwoord (pers. vnw)

Muzikale operatie

Het moet een bizar gezicht zijn geweest toen de Zuid-Afrikaanse jazzmuzikant Musa Manzini gitaar lag te spelen terwijl chirurgen een hersentumor bij hem verwijderden. Dit gebeurde eind vorig jaar in een ziekenhuis in de stad Durban . Manzini moest tijdens de zes uur durende operatie door blijven gaan met tokkelen, zodat de artsen zijn hersenactiviteit in de gaten konden houden. Dit zou het risico op neurologische schade verkleinen . De operatie verliep succesvol. Het is waarschijnlijk het meest bijzondere optreden dat de gitarist ooit heeft gegeven.

Naar: Kijk, nr. 9, 2019

b Leg uit dat het woord door geen voorzetsel is in de tekst.

36
2 Taalverzorging 1

11

Woordsoorten herkennen

a Markeer de zelfstandige naamwoorden in de tekst.

Dringen op een surfplank

Met één hand houden ze hun buurman stevig vast. De andere hand steken ze juichend in de lucht. Deze zesenzestig surfers, de recordbrekers, hebben in Californië op een supersurfplank minstens tien seconden de golven getrotseerd. Daarmee verbeterden ze het wereldrecord

met-zo-veel-mogelijk-mensen-op-een-surfboard-staan met negentien mensen.

Uit: 7Days.

b Benoem de persoonlijke voornaamwoorden, bezittelijke voornaamwoorden en voorzetsels in de tekst.

12 Hulpwerkwoorden herkennen

Beantwoord de vragen.

1 In welke zinnen is heeft een zelfstandig werkwoord? Leg je antwoord uit.

• De slager heeft gelukkig voldoende kipsaté in voorraad.

• Heeft je vader de boodschappen voor de barbecue allemaal gehaald?

2 Hoeveel hulpwerkwoorden komen er in een zin met alleen een persoonsvorm voor?

3 Is deze bewering waar of niet waar?

Leg je antwoord uit. Het werkwoord imiteren kan als een hulpwerkwoord en als een zelfstandig werkwoord in zinnen voorkomen.

4 Bestaat een werkwoordelijk gezegde altijd uit een hulpwerkwoord en een zelfstandig werkwoord? Leg je antwoord uit aan de hand van een voorbeeld.

37
2.1 Grammatica

13 Zinnen maken met werkwoorden

Maak zinnen volgens de instructies.

1 Maak twee zinnen met het werkwoord controleren waarin dit werkwoord een zelfstandig werkwoord is:

a Gebruik in de eerste zin één werkwoord.

b Gebruik in de tweede zin twee werkwoorden.

2 Maak met het woordwoord hebben een zin waarin dit werkwoord een zelfstandig werkwoord is.

3 Maak met het werkwoord hebben een zin waarin dit werkwoord een hulpwerkwoord is.

Woordsoorten

14 Voegwoord herkennen

a Maak van elke zin twee aparte zinnen.

• Laat steeds één woord weg.

• Verander als het nodig is de volgorde van de woorden.

1 We gaan op skireis met school, maar er schijnt weinig sneeuw te liggen in de bergen.

2 Voor mijn werkstuk heb ik een onvoldoende gekregen, omdat ik me niet aan de opdracht had gehouden.

3 De accu van de auto was kapot, zodat mijn vader op de fiets naar zijn werk moest.

4 Vanavond kan ik niet mee naar de bioscoop, want ik ben helaas ziek geworden.

38
2 Taalverzorging 1

b Kijk naar je zinnen bij de vorige vraag en beantwoord de vragen.

1 Van welke zinnen kun je twee aparte zinnen maken zonder iets aan de tweede zin te veranderen?

2 Bij welke zinnen moest je de tweede zin aanpassen?

3 Welke woorden uit de zinnen heb je niet gebruikt?

4 Wat is het nut van deze woorden?

c Lees de theorie Voegwoord

Controleer je antwoorden bij de vorige vraag.

Voegwoord

THEORIE

Voegwoorden zijn woorden die woorden, woordgroepen of zinnen met elkaar verbinden. Er zijn twee soorten voegwoorden: nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden. Nevenschikkende voegwoorden (nevensch. vw) verbinden gelijkwaardige delen. Dit zijn delen die je onafhankelijk van elkaar kunt gebruiken zonder dat je de woordvolgorde van de delen van de zin verandert. Nevenschikkende voegwoorden zijn en, want, maar, dus en of Paardrijden lijkt me niet leuk. maar Ik ga het toch doen. Laat de dokter naar je been kijken. want Je blijft pijn houden.

Onderschikkende voegwoorden (ondersch. vw) verbinden ongelijkwaardige zinnen.

Je kunt een van de delen niet onafhankelijk van het andere deel gebruiken zonder de woordvolgorde van de zin te veranderen. Er zijn veel onderschikkende voegwoorden:

• het woord dat en woorden waarvan de tweede lettergreep dat is, zoals doordat, nadat, omdat, totdat, voordat, zodat;

• andere woorden, zoals aangezien, als, dan, hoewel, indien, mits, tenzij, terwijl, toen, ofschoon, zodra;

• het voegwoord of kan ook als onderschikkend voegwoord voorkomen.

Wil Hamid dat je hem voor schooltijd ophaalt?

Claudia gaat alvast haar repetitie leren, zodat ze goed voorrbereid is.

d Staat in de zinnen bij vraag a een nevenschikkend (nv) of onderschikkend voegwoord (ov)?

39
1 2 3 4 2.1 Grammatica

15 Voegwoord benoemen

Gebruik de theorie Voegwoord

Vul de tabel in.

• Noteer van elke zin het voegwoord.

• Zet een kruisje in de juiste kolom: nevenschikkend of onderschikkend.

1 We willen zaterdag gaan zwemmen, want mijn broer moet dan werken.

2 In een artikel las ik dat je boerenkool ook als chips in de oven kunt bakken.

3 De klimaatstakers demonstreerden voor een beter klimaat en ze riepen de overheid op tot meer actie.

4 Unicode bepaalt of een nieuwe emoji toegevoegd mag worden aan de bestaande lijst.

5 Mensen kopen walnoten in de supermarkt, terwijl je ze ook zelf kunt rapen.

6 Mijn vader reist tegenwoordig met de trein nadat de benzineprijs gestegen is. voegwoord nevenschikkend onderschikkend 1 2

16 Zinnen met voegwoorden maken

Gebruik de theorie Voegwoord

Maak zinnen volgens de instructies.

1 Maak een zin met het onderschikkend voegwoord als.

2 Maak een zin met het nevenschikkend voegwoord want

3 Maak een zin waarin of een onderschikkend voegwoord is.

4 Maak een zin waarin of een nevenschikkend voegwoord is.

40
3 4 5 6
2 Taalverzorging 1

Woordsoorten

17

Wederkerend

voornaamwoord

Lees de theorie Wederkerend voornaamwoord

herkennen

THEORIE

Wederkerend voornaamwoord

Het wederkerend voornaamwoord (wederkerend vnw) komt alleen voor in combinatie met een wederkerend werkwoord. Voorbeelden van wederkerende werkwoorden zijn: zich aanpassen, zich verzetten, zich vergissen

Jij vergist je in de datum.

Het vetgedrukte woord je in het voorbeeld verwijst naar Jij. Het is dezelfde persoon. Je kunt alleen jezelf ergens in vergissen en niet een ander.

Het wederkerend voornaamwoord verwijst terug naar de persoon die het onderwerp is. Verander je het onderwerp in een zin met een wederkerend werkwoord, dan verandert ook het wederkerend voornaamwoord.

Hij vergist zich in de datum. wederkerend voornaamwoord voorbeeld

enkelvoud eerste persoon me ik schaam me tweede persoon je u (zich) je schaamt je u schaamt u (zich) derde persoon zich hij/zij/het/die schaamt zich meervoud eerste persoon ons we schamen ons tweede persoon je u (zich) jullie schamen je u schaamt u (zich) derde persoon zich zij schamen zich

a Maak zinnen volgens de instructies.

1 Maak met ieder werkwoord een zin waarin een wederkerend voornaamwoord voorkomt.

2 Maak met ieder werkwoord een zin waarin geen wederkerend voornaamwoord voorkomt. Let op: dit levert niet altijd een goede zin op. wassen 1 2 vergissen 1 2

41
2.1 Grammatica

verplaatsen 1

2

b Bekijk je zinnen uit de vorige vraag. Zijn alle zinnen correct?

Leg uit wat je opvalt.

c Noteer de werkwoorden in de juiste kolom.

Kies uit: omkleden — bezeren — aanpassen — voorstellen — afvragen — verwonderen werkwoorden met alleen een wederkerend vnw werkwoorden met en zonder wederkerend vnw

18 Wederkerend voornaamwoord gebruiken

Gebruik de theorie Wederkerend voornaamwoord

a Markeer het werkwoord of de werkwoorden waarbij een wederkerend voornaamwoord voorkomt. beseffen - irriteren - ergeren

b Gebruik de woorden beseffen, irriteren en ergeren Maak met elk werkwoord een correcte zin. Benoem het wederkerend voornaamwoord als dat in de zin voorkomt. beseffen: irriteren: ergeren:

19

Wederkerend voornaamwoord benoemen

Gebruik de theorie Wederkerend voornaamwoord Markeer de wederkerend voornaamwoorden in de zinnen.

1 Als je je kaartje op het laatste moment nog denkt te kunnen kopen, dan heb je je vergist.

2 We menen ons te herinneren dat hij zich te laat had aangemeld. Of vergissen we ons?

3 Realiseren jullie je dat mensen zich ernstig kunnen blesseren?

42
2 Taalverzorging 1

Woordsoorten

20

Wederkerig voornaamwoord herkennen

Lees de theorie Wederkerig voornaamwoord Markeer alle wederkerige voornaamwoorden.

De bruid en de bruidegom zullen elkaar morgen pas weer zien. Ze geven dan tijdens een traditionele bruiloft elkaar het ja-woord. Maar eerst vertelt de ceremonieleider nog kort hoe ze elkaar hebben ontmoet. Vrienden hebben ze jaren geleden aan elkaar voorgesteld. Zij zitten natuurlijk allebei ook in de zaal. Voordat ze elkaar eeuwige trouw beloven, lezen ze beiden een persoonlijke boodschap voor. Dan is het tijd om elkaar de ringen om de vinger te schuiven.

Wederkerig voornaamwoord

THEORIE

Het wederkerig voornaamwoord (wederkerig vnw) is elkaar. Het verwijst naar meer personen.

De vrienden zien elkaar vaak in het weekend.

21 Wederkerend of wederkerend voornaamwoord invullen

Gebruik de theorie Wederkerig voornaamwoord Vul een wederkerend of wederkerig voornaamwoord in.

1 Laten we niet uitlachen.

2 George en Karin hebben keihard nodig.

3 Wij hebben voorgenomen dat nooit meer te doen.

4 Hebben jullie niet afgevraagd hoe dat zou aflopen?

5 Beide partijen hebben beloofd geen onaangekondigde stappen te ondernemen.

ZELFTOETS

Testen hoe goed je dit onderdeel beheerst? Ga naar Op niveau online en maak de zelftoets.

VERDER OEFENEN?

Wil je verder oefenen op jouw niveau? Ga dan naar Op niveau online.

43
2.1 Grammatica

2.2 Spelling

Je leert:

• werkwoorden vervoegen in de gebiedende wijs; • hoofdletters en kleine letters goed gebruiken (uitbreiding).

Werkwoordspelling

22 Verkeersbord uitleggen

Bekijk de afbeelding. Beantwoord de vragen.

1 Welke werkwoordsvorm is het bijvoeglijk naamwoord op het bord?

2 Is die werkwoordsvorm goed gespeld? Leg je antwoord uit.

LEERDOELEN

3 Leg uit waarom het verkeersbord grappig is.

23 Werkwoord vervoegen

a Naar welke drie werkwoordsvormen kun je een werkwoord vervoegen? □ enkelvoud □ persoonsvorm □ verleden tijd □ infinitief □ tegenwoordige tijd □ voltooid deelwoord □ meervoud

b Als je een persoonsvorm vormt, houd je rekening met drie kenmerken: getal, persoon en tijd. Vul in de tabel de ontbrekende kenmerken in.

getal persoon tijd ik bel belde jij (je)/u belt belde hij/zij (ze)/het belt belde wij (we) bellen belden jullie bellen belden zij (ze) bellen belden

44
2 Taalverzorging 1

24

Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd

Noteer de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.

1 (verblinden) je je tegenliggers niet met zo'n felle fietslamp?

2 Het plan (behelzen) de bouw van een theater in het centrum.

3 Volgens de verpakking (branden) deze kaarsen minimaal vier uur.

4 Na de valpartij (troosten) de moeder haar zoontje met een ijsje.

5 De styliste (kleden) haar klanten altijd met veel gevoel voor stijl.

6 Dankzij de nieuwe laklaag (glanzen) de tafel weer als nieuw.

7 Tijdens de dropping zijn we (verdwalen) in het bos bij de camping.

8 Spelletjes op de smartphone hebben lange tijd mijn leven (beheersen).

9 Mijn ouders hebben er nooit over (peinzen) om hun caravan te verkopen.

10 Miguel is met zijn natte sportkleren aan op de bank (ploffen).

25 Gebiedende wijs in een recept

Werk in twee- of drietallen. Lees de theorie Gebiedende wijs Zoek online of in een kookboek een recept dat jullie lekker lijkt. Wijs alle vormen van gebiedende wijs aan in het recept.

Gebiedende wijs

Een zin die een bevel of aansporing geeft en waarin geen onderwerp staat, staat in de gebiedende wijs. De persoonsvorm is dan meestal het eerste woord in de zin. Je schrijft de persoonsvorm in de ik-vorm.

Word nu lid!

26

Voeg een snufje zout toe. Loop rustig door.

Gebiedende wijs gebruiken

a Gebruik de theorie Gebiedende wijs Noteer de juiste persoonsvorm.

1

2

3

4

5

6

(Braden) het vlees kort aan op hoog vuur.

(Verspreiden) de folders over de aanwezige tafels.

(Begeleiden) jij deze jongeman naar buiten.

(Melden) je zo snel mogelijk bij de conciërge.

(Beraden) u zich eerst even voor u een reactie geeft.

(Kneden) het deeg lekker luchtig.

7 (Scheiden) je afval voortaan!

8

(Bieden) Amin je excuses aan.

45
THEORIE
2.2 Spelling

b Kijk naar de zinnen in de vorige vraag.

Staan alle zinnen in de gebiedende wijs?

Leg je antwoord uit.

Hoofdletters en leestekens

27 Hoofdletters en leestekens

Bekijk het bord.

Beantwoord de vragen.

1 Wat wil dit bord duidelijk maken aan de lezer?

2 Waardoor komt de boodschap anders over?

3 Verbeter de tekst zoals die op het bord had moeten staan.

28

Leestekens gebruiken

Verbeter de zinnen.

Voeg leestekens toe waar dat nodig is. Denk aan punt, vraagteken, uitroepteken, komma en dubbele punt.

1 De mascotte zat naast de voorzitter de secretaris en de jeugdtrainer van de club

2 Janna heeft de trein gemist helaas

3 Hij is echt knap slim en grappig Renzo

4 Hé waar zijn mijn sleutels nou weer gebleven

46
2 Taalverzorging 1

5 Kijk zo kom je in het centrum van de stad Yannis

6 Wist je dat Schateiland nog steeds een van de meest gelezen jeugdboeken is

7 Er waren drie reacties mogelijk vechten vluchten of verlammen

8 Ga eens aan de kant Milan

29 Hoofdletters en kleine letters verbeteren

Lees de theorie Hoofdletters en kleine letters

Verbeter de woorden, woordgroepen en zinnen die fout gespeld zijn.

Zet een streepje als er geen spelfout in staat.

1 kerstavond

2 's Avonds bleef het warm. 3 de Bronstijd 4 Herfst 5 familie van der Steen 6 legostenen 7 Werelddierendag 8 Paasei

47
2.2 Spelling

Hoofdletters en kleine letters

Het eerste woord van een zin schrijf je altijd met een hoofdletter, net als namen. Er zijn een paar aandachtspunten.

aandachtspunt voorbeeld

1 Begint de zin met een apostrof? Dan schrijf je het tweede woord met een hoofdletter.

's Morgens ga ik zwemmen.

Begint de zin met een getal? Dan schrijf je geen hoofdletter. 72 procent rijdt door.

2 Staat er een ander deel van de naam voor een tussenvoegsel van een naam? Schrijf het tussenvoegsel dan met een kleine letter.

Staat er geen deel van de naam voor het tussenvoegsel? Dan schrijf je wel een hoofdletter.

Eva van Ham mevrouw Ras-de Vries

mevrouw Van Ham meneer/mevrouw El Hamdaoui

3 Merknamen schrijf je met een hoofdletter. een Apple, de Porsche

Woorden waarbij je niet meer aan de eigennaam denkt, schrijf je met een kleine letter. coopertest, barbiepop

4 Namen van heilige personen en zaken schrijf je met een hoofdletter. God, Allah, de Heer, de Bijbel

Namen van geloven, gelovigen en politieke stromingen schrijf je met een kleine letter.

christendom, moslim, liberaal

5 Feestdagen schrijf je met een hoofdletter. Koningsdag, Nieuwjaar, Kerstmis Woorden die zijn afgeleid van feestdagen schrijf je met een kleine letter. nieuwjaarsdag, eerste kerstdag

6 Namen van periodes en tijdperken schrijf je met een kleine letter. steentijd, oudheid

7 Dagen, maanden, seizoenen en windstreken schrijf je met een kleine letter. woensdag, april, herfst, noordwest, oosterse filosofie

8 Titels van boeken, series, films enzovoort beginnen met een hoofdletter. het boek De hongerspelen

ZELFTOETS

Testen hoe goed je dit onderdeel beheerst? Ga naar Op niveau online en maak de zelftoets.

VERDER OEFENEN?

Wil je verder oefenen op jouw niveau? Ga dan naar Op niveau online.

48 THEORIE
2 Taalverzorging 1

2.3 Formuleren

LEERDOELEN

Je leert: • regels voor het gebruiken van het wederkerend voornaamwoord.

Stijlregels

30 Leestekens en verwijswoorden

Bijzondere ontmoeting in coffeeplaza aan de de clercqstraat in amsterdam tref ik onno en hajo in een van de plekken die (a) bestempelen als hun kantoor de twee mannen zijn van huis uit reclamemakers en waren tot een paar jaar geleden eigenaren van een eigen reclamebureau daar ligt ook de basis van john altman na jaren in opdracht te hebben gewerkt voor de meest uiteenlopende klanten, wilden onno en hajo zelf een poging wagen. die wens was er al langer, maar kwam in een stroomversnelling toen (b) in san francisco een oude hippie ontmoetten (c) koekjes uitdeelde op baker beach onno: 'hij raakte ons en zette ons aan het denken over de manier (d) we ons eigen leven invulden verder vonden we de koekjes (e) hij uitdeelde zo lekker dat we het recept vroegen en mee terugnamen naar nederland' 'Spread the love' drukte hij onno en hajo op het hart en (f) is wat ze met john altman doen en de bijzondere ontmoeting? (g) vormt de kern van het verhaal achter het merk.

Naar: www.marketingfacts.nl

Verbeter de tekst.

• Voeg hoofdletters en punten toe.

• Vul een passend verwijswoord in op de lege plaatsen in de tekst.

31 Verwijzen met verwijswoorden

Waarnaar verwijzen de vetgedrukte woorden?

1 De directie is na het protest van de leerlingenraad op haar besluit teruggekomen.

2 Door het teruggelopen aantal leden zal het fitnesscentrum vanaf volgende maand zijn deuren sluiten.

49
2.3 Formuleren

32

3 Vorige week heb ik deze mail verstuurd en het verbaast me dat die nog niet is aangekomen.

4 Nadat Noa haar mobiele nummer had gegeven, belden zij haar meteen op om een afspraak in de kapsalon te maken.

5 Pas toen we op het perron stonden, ontdekten we dat het het verkeerde was.

6 Alleen jongemannen tussen de 18 en 25 jaar die op het platteland wonen, kunnen meedoen aan het onderzoek. Tachtig procent van hen meldde zich.

7 Het applaus waarop het amateurtoneelgezelschap had gehoopt, viel tegen.

Verwijswoord invullen

Vul het juiste verwijswoord in.

Kies uit: dat — dit — haar — hen — het — hetgeen — hiervan — hiervoor — hij — met wie — over wie — van wie — waarmee — wat — ze

1 De zaag ik de takken van de boom wil afzagen, heb ik bij Karwei gehuurd.

2 Die meiden Özcan en Mohamed hebben afgesproken, zijn eigenlijk te jong voor

3 Dat is een speciaal verband. Je moet eerst om de wond wikkelen en daarna dichtklikken.

4 Tess vertrouwde broer niet meer, nadat over haar had geroddeld.

5 Als het de hele dag regent, kun je niet zweefvliegen, erg jammer van je cursusdag is. Misschien krijg je je geld terug.

6 De zorg wordt onbetaalbaar als de kosten blijven stijgen. is een groot probleem voor toekomstige generaties.

7 De gids wordt beweerd dat hij blindelings de weg kent, twijfelde toch even in het oerwoud.

50
2 Taalverzorging 1

Signaalwoorden herkennen

Markeer de signaalwoorden in de tekst.

Geef aan om welk type signaalwoord het gaat.

Incident met stier als in Maashorst zeldzaam, maar risico is er altijd

Wie een bezoek brengt aan een natuurgebied in Nederland, kan zomaar oog in oog komen te staan met wilde runderen. Dat kan gevaarlijke situaties opleveren.

Contact met mensen kan bij de grazers namelijk leiden tot ander gedrag. 'Dan zijn ze gevoerd, uitgedaagd of weggejaagd door honden', zegt ecoloog Leo Linnartz. 'Vergelijk het maar met als je zelf beroofd bent, daar word je ook anders van.' Naast voldoende afstand houden van de dieren, wordt verder aangeraden om kuddes dieren niet te doorkruisen. Daarnaast kunnen loslopende honden voor onveilige situaties zorgen. Er is altijd een risico, maar incidenten met grote grazers komen relatief weinig voor. Stichting ARK Natuurontwikkeling heeft in 2017 onderzoek gedaan naar de veiligheid en risico's in natuurgebieden waar paarden, runderen en wisenten leven. Uit een inventarisatie van het aantal ongevallen met grote grazers blijkt dat er in de periode 2006 tot 2016 vijftien ongevallen zijn geregistreerd.

Grote grazers zijn van belang voor de natuur, omdat ze de biodiversiteit in stand houden. Begrazing met paarden en runderen vormt een natuurlijk alternatief voor het maaien, kappen en snoeien van planten en struiken. Volgens ARK Natuurontwikkeling zijn de dieren bovendien een belangrijk onderdeel van ecosystemen. Grondeigenaren bepalen welke dieren waar staan. Staatsbosbeheer beheert het grootste gedeelte van de natuurgebieden en bossen in Nederland, maar er zijn ook gebieden in handen van gemeenten of lokale organisaties. Naar: NOS.nl

34 Tekst verbeteren

Emma heeft de volgende tekst geschreven voor een toespraak op de bruiloft van haar zus Bridget. Ze is nog niet tevreden over haar tekst. Emma heeft hoofdletters en leestekens gebruikt, maar in de tekst staan ook nog enkele te lange zinnen en stijlfouten.

51 33
2.3 Formuleren

(1) Daar zit je dan Bridget, met je grote liefde Kjell. (2) Ik vind het zo geweldig, hè, je trouwt en je gaat misschien gauw een gezinnetje stichten, je houdt inderdaad erg van kinderen. (3) Ik weet nog, ik was zeven en vertelde je pap en mam dat je pedagogiek ging studeren en pap vond het maar niets en hij had liever gewild dat je medicijnen was gaan doen, net als hij, maar ja wat heeft hij te willen, het is jouw leven, hè?

(4) Jullie ontmoetten elkaar op de uni. (5) Je vertelde met kerst toen je bij ons thuis was, want je woonde op kamers in Rotterdam hè, dat je een vriendje had waarmee het nu wel serieus was. (6) Mam en jij gingen toen samen de hond uitlaten en ik dacht: die moeten wat bespreken, hè. (7) Nu ga je een mooie toekomst tegemoet, samen met die knappe vriend van je, mijn zwager Kjell. (8) Ik hoop dat ik vaak bij jullie langs kan komen, want jullie resideren in de buurt, hè. (9) Ik wens jullie alle geluk van de wereld en heel veel liefde. (10) Ik houd van je, zus, en natuurlijk ook van jou, Kjell.

Beantwoord de vragen.

1 Waarom is het handig dat je hoofdletters en leestekens gebruikt in een tekst die je uitschrijft voor een toespraak (of een andere voordracht of presentatie die je geeft)?

2 Welke twee stopwoorden gebruikt Emma veel?

3 Zin 2 loopt niet goed. De zin is te lang en er ontbreekt een signaalwoord. Herschrijf deze zin. Maak er twee kortere zinnen van.

4 Zin 3 is te lang. Maak hier kortere, goed leesbare zinnen van.

5 In zin 5 staat een verwijsfout. De zin is ook te lang en loopt niet goed. Verbeter de verwijsfout en herschrijf deze zin door er twee kortere zinnen van te maken.

6 Emma gebruikt in zin 8 een moeilijk woord dat niet in de toon van haar tekst past: resideren Misschien doet dit woord je denken aan het woord 'residentie' = plaats waar het staatshoofd woont. Door welk begrijpelijk woord kun je resideren vervangen?

35 Wederkerend voornaamwoord gebruiken

a Lees Stijlregel 14: Gebruik bij wederkerende werkwoorden altijd het wederkerend voornaamwoord Welke zinnen zijn verkeerd geformuleerd?

□ Besef je je wel hoe vervelend het voor anderen is dat je te laat komt?

□ Dat Elif alweer een onvoldoende voor haar toets biologie zou halen, kon ze zich niet indenken.

□ Hassan herinnert niets meer van die smerige overtreding op het voetbalveld.

52
2 Taalverzorging 1

□ Het is op zich niet erg dat je vergist bij het nemen van de juiste afslag naar school.

□ In sommige bossen in de Achterhoek kun je nog zien waar joden hebben schuilgehouden tijdens de Tweede Wereldoorlog.

□ Je moet niet zo vreselijk uitsloven om de aandacht te trekken.

□ Nadat hij een kaartje had bemachtigd, haastte Dean naar het geheime feest.

□ Toen ik tijdens het kijken naar de film gezouten pinda's at, verslikte ik me.

□ Voor sommige spelers is het moeilijk zich netjes te gedragen als ze hebben verloren.

Wij schamen nu dat we die oude man niet hebben geholpen bij het instappen in de bus.

THEORIE

Stijlregel 14: Gebruik bij wederkerende werkwoorden altijd het wederkerend voornaamwoord

Bij sommige werkwoorden gebruik je altijd een wederkerend voornaamwoord, zoals zich(zelf) of me(zelf). Je mag het wederkerend voornaamwoord dan niet weglaten.

Ondanks twee wekkers heeft Melin zich toch verslapen Ik herinner me altijd woord voor woord wat iemand heeft gezegd. Weet je zeker dat je je niet hebt vergist?

b Bekijk nog een keer de zinnen die je hebt geselecteerd bij de vorige vraag. Verbeter de zinnen.

ZELFTOETS

Testen hoe goed je dit onderdeel beheerst? Ga naar Op niveau online en maak de zelftoets.

VERDER OEFENEN?

Wil je verder oefenen op jouw niveau? Ga dan naar Op niveau online.

53
2.3 Formuleren

2.4 Taalbewustzijn

Je leert: • wat homoniemen en homofonen zijn; • wat regionale taalvariatie is.

Over taalgebruik

36 Synoniemen en antoniemen herkennen

Lees de theorie Synoniemen en Antoniemen Maak woordparen. Noteer de woordparen in de juiste kolom.

LEERDOELEN

Kies uit: mislukken — ingang — introvert — asociaal — entree — verdieping — duwen — doelman — etage — slagen — maar — sociaal — extravert — keeper — trekken — echter synoniemen antoniemen betekenis - definitie waarheid - leugen

Synoniemen

THEORIE

Synoniemen zijn woorden die (ongeveer) hetzelfde betekenen. Als je af en toe een synoniem gebruikt, wordt je tekst afwisselender en daardoor leuker om te lezen.

Mijn kleren waren doorweekt van de regen. Mijn broek was kletsnat en mijn trui kledder

Let wel op: soms betekent een synoniem nèt iets anders. Denk maar eens aan het woord gevangenis. De woorden bajes en detentiecentrum betekenen hetzelfde, maar het eerste woord is straattaal, terwijl het tweede woord formeler is. Houd daar rekening mee bij je keuze.

54
2 Taalverzorging 1

Antoniemen

Woorden met een tegengestelde betekenis noem je antoniemen. Zo is 'figuurlijk' het antoniem van 'letterlijk'. Antoniemen kun je soms herkennen aan een voorvoegsel. niet- (niet-)bestaand, (niet-)alledaags on- (on)acceptabel, (on)leesbaar de(s)- (de)monteren, (des)infecteren in- (in)direct, (in)formeel im- (im)moreel, (im)populair a(n)- (a)sociaal, (an)alfabeet il- (il)legaal ir- (ir)reëel, (ir)regulier

37 Synoniemen gebruiken

a Lees het nieuwsbericht.

Verstappen moe, maar voldaan na gewonnen race

'Ik kan wel wat vocht gebruiken', zei Max Verstappen na zijn race tegen zijn teamgenoten van Red Bull Racing. De winnaar van de eerste Grand Prix van Miami had het tijdens de race erg zwaar, met temperaturen boven de dertig graden en een hoge luchtvochtigheid. 'Maar het was een ongelofelijk mooie zondag voor ons', aldus de eerste Nederlandse Formule 1-wereldkampioen ooit. De komende dagen zal de Limburger zich voorbereiden op de volgende race, die in Spanje zal plaatsvinden. Een belangrijke, want in het verleden werd de winnaar op het Spaanse circuit vaak ook wereldkampioen. De Nederlandse ster zal er weer vol voor gaan.

Markeer de synoniemen die de journalist heeft gebruikt voor Max Verstappen.

b Bedenk twee redenen waarom de journalist hier synoniemen heeft gebruikt. 1 2

38 Antoniem in één woord

Dankzij jongerentaal is het woord 'wreed' zijn eigen antoniem geworden.

Leg deze stelling uit.

55 THEORIE
2.4 Taalbewustzijn

39 Betekenis van een homoniem

Lees

de theorie Homoniemen

Bepaal de betekenis van het homoniem 'vers' dat in elke zin wordt bedoeld.

1 vers (het, verzen) 1 regel van een gedicht; 2 couplet; 3 kort gedicht

2 vers (-er, verst) 1 pas gegroeid, uitgekomen, gevangen, geplukt, etc.; 2 strook zoet water dat onvermengd een eind in zee loopt, ~ water; 3 nog niet lang geleden ontstaan of gebeurd; 4 nog ongebruikt

Naar: Van Dale

Noteer het specifieke nummer uit de Van Dale, dus bijvoorbeeld '2.2'.

1 Dankzij de verse sporen in de sneeuw konden de agenten de inbreker snel pakken.

2 Van het Wilhelmus zingen we meestal vers één en zes.

3 Mijn nichtje wil dat al haar klasgenoten een versie schrijven in haar poëziealbum.

4 Elk weekend zorgt de oma van Ismintha voor verse lakens op de bedden.

5 Als je 's ochtends vroeg langs de bakker fietst, ruikt het heerlijk naar vers gebakken brood.

THEORIE

Homoniemen

Homoniemen zijn woorden die meer dan één betekenis hebben, zoals 'vorst' en 'bank'. In een woordenboek staan de verschillende betekenissen met nummers aangegeven. Let op dat je de juiste betekenis kiest.

Voor het rijden op de snelwegen in Oostenrijk moet je een geldig vignet hebben.

In het woordenboek staan drie betekenissen bij het woord 'vignet': 1 plaatje dat dient ter versiering; 2 figuurtje dat een bedrijf gebruikt als merkteken; 3 sticker als bewijs van betaling.

De juiste betekenis staat bij 3: sticker als bewijs van betaling

40 Homofonen gebruiken

a Lees de theorie Homofonen

Homofonen

THEORIE

Soms klinken twee woorden hetzelfde, maar schrijf je ze verschillend en hebben ze ook verschillende betekenissen. Zulke woorden zijn homofonen. Let goed op dat je het goede woord gebruikt.

Vergeet niet het licht uit te doen als je vertrekt. De afstandsbediening ligt op de salontafel.

56
2 Taalverzorging 1

Kies het woord met de juiste betekenis.

1 De peuter kreeg een slab / slap om voor hij aan de tomatensoep begon.

2 De kaasboer sneed precies een pond / pont jong belegen af.

3 Na de bocht liep het pad ineens steil / stijl omhoog.

4 Mijn camera maakt scherpere foto's dan die van jou / jouw

5 Als je wil, mag je best even dat paard bereiden / berijden

6 De nieuwe singel van Di-rect is de snelste steiger / stijger van de week.

b In de vorige vraag zag je welk van de homofonen in de zin paste. Maak nu zinnen met de andere woorden in de goede betekenis.

1 2 3 4 5 6

Taalvariatie

41 De taal van mijn stad of streek

a Lees de theorie Regionale taalvariatie

Kan iemand die aan de andere kant van het land woont horen waar jij vandaan komt?

Leg uit waarom wel of niet. THEORIE

Regionale taalvariatie

Hoe iemand spreekt, verraadt vaak waar diegene vandaan komt. Meestal hoor je dat alleen aan de uitspraak, maar soms ook aan de woordkeuze of de zinsbouw. De taal wijkt dan af van de standaardtaal, die als norm geldt in een land. Elke taal heeft zo zijn eigen regionale taalvarianten

Regionale taalvarianten

dialect Een lokale taalvariant die in een klein gebied wordt gesproken, vooral in informele situaties. Meestal gaat het om één of enkele dorpen, er zijn geen duidelijke grenzen. Een dialect verschilt van de standaardtaal in spelling, woordenschat, zinsbouw en uitspraak.

regiolect Een regionale taalvariant die is ontstaan doordat dialecten naar elkaar toe groeien. Een regiolect wijkt af van de standaardtaal in uitspraak en (soms) in woordenschat.

Bijvoorbeeld: Sevenums, Geleens, Haags, Gronings

Bijvoorbeeld: Oost-Limburgs, West-Brabants

57
2.4 Taalbewustzijn

b Spreek jij een dialect of regiolect?

• Zo ja, welk?

• Noteer ook met wie je dat spreekt.

c Werk in twee- of drietallen.

Noteer drie woorden uit het dialect van jouw stad of streek. Schrijf ze op met hun betekenis in het Standaardnederlands. TIP

Als je zelf geen dialect spreekt, kun je ook online zoeken naar woorden in een dialect. 1 2 3

d Welk imago heeft het dialect van jouw stad of streek? Vind je dat terecht?

42 Sprekende kaart

Ga naar de Sprekende Kaart van de Nederlandse Dialectenbank. Beluister opnames uit drie verschillende plaatsen.

1 Beschrijf welke verschillen je hoort tussen de dialecten.

2 Welke dialecten kun je verstaan?

43 Liedje in dialect

Zoek online een liedje in de taal van jouw stad of streek. Luister goed naar de tekst. Waaraan hoor je dat er niet in de standaardtaal wordt gezongen? Noem minstens twee punten.

58
2 Taalverzorging 1

44 Regionale taalvariatie

a In een onderzoek uit 2020 gaf 24 procent van de Nederlandse deelnemers aan een dialect of regiolect te spreken. In 2018 was dit nog 29 procent. Bedenk twee redenen waarom steeds minder mensen een dialect of regiolect spreken.

b Wat vind je ervan dat veel dialecten verdwijnen? Licht je antwoord toe.

c Stel dat je naar de andere kant van het land verhuist. Wat vind je ervan dat mensen in je nieuwe woonplaats kunnen horen waar je vandaan komt? Leg uit waarom je dat vindt.

59
2.4 Taalbewustzijn

Media

Inleiding

Het nieuws is overal. Je leest het in de krant, via sociale media en je ziet beelden over recente gebeurtenissen op tv. Verschillende media zorgen ervoor dat je op de hoogte blijft van wat er in de wereld om je heen gebeurt. Maar klopt het altijd wat je leest en hoort? In dit hoofdstuk leer je meer over het nieuws dat je in verschillende media kunt vinden en de betrouwbaarheid daarvan. Duik in de wereld van nieuws en beeldvorming.

60
3 Media

Je leert:

1 de rol van de media en de invloed op beeldvorming benoemen; 2 informatie beoordelen op bruikbaarheid, betrouwbaarheid en representativiteit; 3 de hoofdpunten begrijpen van gesproken en geschreven nieuwsberichten; 4 het waarheidsgehalte van een nieuwsbericht bepalen en toelichten; 5 het schrijfdoel van informerende teksten herkennen; 6 de bedoeling van schrijvers en sprekers afleiden uit tekst en beeld; 7 relaties leggen tussen tekst en beeld en tussen verschillende teksten; 8 hoofd- en bijzaken van elkaar onderscheiden; 9 de kernzin(nen) van een alinea herkennen en formuleren; 10 een nieuwsbericht schrijven; 11 een ingezonden reactie schrijven; 12 in een discussie kritisch luisteren en je eigen mening onderbouwen met argumenten.

1 Wat ga ik leren?

Bekijk de leerdoelen van dit hoofdstuk. Beantwoord de vragen.

1 Welke drie leerdoelen passen het beste bij jou?

2 Ik kan het meeste leren door me te richten op dit leerdoel:

3 Dit leerdoel ga ik zeker halen aan het einde van dit hoofdstuk:

2 Je

• Je kijkt vooruit naar de dingen die je in dit hoofdstuk gaat leren.

mening vormen over nieuwsmedia

a Je kunt het laatste nieuws volgen via verschillende media. Welke media gebruik jij om het nieuws te volgen?

papieren krant

tijdschrift

journaal op tv

journaal op de radio

podcast

sociale media

nieuwswebsites

61
3.1
Start LEERDOELEN
Nieuwsmedia
nooit soms
◯ ◯ ◯ •
◯ ◯ ◯ •
◯ ◯ ◯ •
◯ ◯ ◯ •
◯ ◯ ◯ •
◯ ◯ ◯ •
◯ ◯ ◯ 3.1 Start
vaak

b Wat is volgens jou het doel van het nieuws?

c Kijk je graag naar het nieuws? Licht je antwoord toe.

d Lees de volgende uitspraak: Het nieuws heeft invloed op de manier waarop jij denkt over een gebeurtenis Klopt deze uitspraak, vind je? Leg je antwoord uit.

e Vorm een groep van vier klasgenoten. Bespreek jullie antwoorden bij vraag d. Bespreek overeenkomsten en verschillen.

Krantenkoppen

a Welke krantenkop lijkt je het interessantst? Geef de krantenkop die je het interessantst vindt een 1 en de krantenkop die je het minst interessant vindt een 6.

b Gebruik de krantenkoppen uit vraag a. Denk je dat het nieuwsbericht voor jou interessant is? Noteer over elke krantenkop waarom wel of niet. Leg je antwoord uit met behulp van een argument.

62
Je
3
mening vormen over krantenkoppen Bekijk de krantenkoppen.
▢ Onderzoekers:
▢ Mack
▢ Legendarisch scheepswrak
▢ — Utrecht gaat
helpen — ▢ Zwarte doos kan vliegtuigongelukken soms verklaren: zo werkt dat ▢ Frituurdampen rond het schoolplein moeten verdwijnen
'Ouders zien niet in dat kinderen te lang naar scherm kijken'
(16) vliegt in zijn eentje de wereld rond
Endurance na 107 jaar gevonden
wilde bijen
1 2 3 4 3 Media

c Vorm een drietal.

Bespreek jullie antwoorden op vraag b.

• Welke overeenkomsten en verschillen zijn er tussen jullie antwoorden?

• Waardoor komen die overeenkomsten en verschillen volgens jullie?

d Bekijk samen de krantenkoppen nog eens. Geven de krantenkoppen jullie een positief, negatief of neutraal gevoel over de gebeurtenis? positief negatief neutraal

• Onderzoekers: 'Ouders zien niet in dat kinderen te lang naar scherm kijken' ◯ ◯ ◯

• Mack (16) vliegt in zijn eentje de wereld rond ◯ ◯ ◯

• Legendarisch scheepswrak Endurance na 107 jaar gevonden ◯ ◯ ◯

• Utrecht gaat wilde bijen helpen ◯ ◯ ◯

• Zwarte doos kan vliegtuigongelukken soms verklaren: zo werkt dat ◯ ◯ ◯

• Frituurdampen rond het schoolplein moeten verdwijnen ◯ ◯ ◯

e Bespreek jullie antwoorden op vraag d. Hoe komt het dat je door sommige kranten een positief of juist negatief beeld van iets krijgt, denk je?

4 Wat is beeldvorming?

Werk samen met twee andere klasgenoten.

a Pak een vel papier en noteer het woord beeldvorming in het midden. Noteer alle drie minimaal drie woorden die bij je opkomen als je aan beeldvorming denkt. Doe dit alle drie op hetzelfde moment.

b Vergelijk en bespreek jullie antwoorden. Formuleer een gezamenlijke omschrijving van het woord beeldvorming Noteer deze gezamenlijke omschrijving op het vel papier.

c Is beeldvorming voor jou positief of negatief? Licht je antwoord toe met een paar kernwoorden.

d Bedenk een voorbeeld van beeldvorming.

e Wat heeft beeldvorming te maken met het thema 'nieuws'?

63 5 6
3.1 Start

Als je veel woorden kent, kun je beter zeggen wat je bedoelt, en kun je teksten beter begrijpen.

In de paragraaf Woordenschat leer je de betekenis van woorden. Ook leer je wat je kunt doen als je een woord niet kent.

Ga naar Op niveau online en oefen je woordenschat.

3.2 Nieuws en beeld

Je leert:

LEERDOELEN

• de rol van de media en de invloed op beeldvorming benoemen;

• het schrijfdoel van informerende teksten herkennen;

• de bedoeling van schrijvers en sprekers afleiden uit tekst en beeld;

• in een discussie kritisch luisteren en je eigen mening onderbouwen met argumenten;

• een nieuwsbericht schrijven.

Mijn kijk op nieuwsbeelden

5 Nieuwsfoto's bekijken

a Bekijk elke foto één minuut aandachtig. Noteer onder elke nieuwsfoto in minimaal drie steekwoorden welk verhaal de foto vertelt.

64
WOORDENSCHAT
1 2 3 Media

6

b Wat zie je op de nieuwsfoto waardoor je op je antwoord van vraag a bent gekomen?

c Bekijk het fragment Ramen wassen. Wat wil dit fragment aan de kijker duidelijk maken? Leg je antwoord uit.

d Kijk nog eens naar de nieuwsfoto's bij vraag a.

Heeft het fragment jouw antwoord op de vraag welk verhaal de nieuwsfoto's vertellen veranderd? Licht je antwoord toe.

Nieuwsbericht schrijven

Je gaat samen met drie klasgenoten een nieuwsbericht schrijven bij de nieuwsfoto's.

a Bekijk de nieuwsfoto's bij opdracht 5 nog eens.

Formuleer voor jezelf een passende kop bij elke nieuwsfoto.

65 3 4
1 2 3 4 3.2 Nieuws en beeld

b Kies bij welke foto jij een nieuwsbericht wilt schrijven.

Noteer de kop en schrijf de inleiding (de lead) voor het bericht bij de foto.

• Denk aan de 5W+1H-vragen.

• Gebruik tussen de 50 en 70 woorden.

• Gebruik volledige, goed geformuleerde zinnen.

• Spel de woorden op de juiste wijze.

c Vorm een groepje van vier leerlingen. Zorg ervoor dat jullie teksten bij verschillende foto's hebben geschreven.

Lees alle koppen en teksten bij de nieuwsfoto's. Vergelijk de kop en lead bij de foto's met jouw kop en tekst.

Welke verschillen vallen jou op?

d Bespreek de verschillen met elkaar. Waardoor zijn deze verschillen er? Bespreek de reden(en) voor de verschillen.

Mijn mening over nieuwsbeelden

7 Het begrip beeldvorming begrijpen

Lees de tekst Beeldvorming aandachtig.

a Wat zijn stereotiepe beelden (regel 3)?

b Wat betekent selectieve waarneming (regel 29)?

c Waarom gebruiken massamedia stereotiepe beelden?

d Geef een voorbeeld van stereotiep beeld.

e Herken jij stereotiepe beelden bij jezelf? Leg je antwoord uit.

f Beschrijf in je eigen woorden hoe de journalistieke media voor beeldvorming zorgt. Gebruik de inhoud van alinea 2.

66
3 Media

8

www.ensie.nl

BEELDVORMING

Beeldvorming berust op vooroordelen over mensen en stereotypering, waardoor bepaalde eenzijdige en stereotiepe beelden van mensen en culturen ontstaan. In dit proces spelen tal van maatschappelijke, psychologische en sociaal-psychologische factoren een rol. Vooral de rol van de massamedia kan belangrijk zijn bij beeldvorming. Reclamespots, videoclips, bioscoopfilms, billboards en andere niet-journa listieke media gebruiken regelmatig stereotiepe beelden, omdat daardoor een simpele boodschap beter kan worden overgebracht.

De inhoud van journalistieke media wordt sterk bepaald door opvattingen over wat nieuws is en wat niet, in relatie tot de (veronderstelde) interesse van het publiek. Door een beperkte onderwerpkeuze, eenzijdige invalshoeken, tekort aan betrouwbare bronnen, vaak samen met gebrek aan kennis over andere culturen, kan zeker in de ogen van bepaalde groeperingen een selectieve en eenzijdige media-aandacht ontstaan. Het beeld dat daardoor ontstaat van een bevolkingsgroep, kan verankerd raken in de samenleving. Zo worden gedrag en uitspraken van mensen die niet tot de eigen maatschappe-

lijke en culturele groep behoren, al snel anders geïnterpreteerd dan van mensen die wel tot de eigen groep behoren.

Selectieve waarneming van personen en gebeur tenissen kan ervoor zorgen dat mensen met negatieve ideeën over een bepaalde bevolkingsgroep bevestigd worden in het beeld dat zij al hebben. De cirkel is daarmee rond: bestaande vooroordelen en stereotyperingen houden zo de beeldvorming in stand. De effecten van een negatieve beeldvorming kunnen zeer verschillend zijn: problemen een goede baan te vinden, agressie op straat, toegang geweigerd worden tot discotheken, een algeheel gevoel van maatschappelijke uitsluiting. In de discussie over beeldvorming staat vaak vooral de rol van massamedia centraal: zij zouden door een meer diverse onderwerpkeuze, andere behandeling van nieuws en een meer doordachte selectie van bronnen en deskundigen vastgeroeste stereotypen en vooroordelen ongedaan kunnen maken. Daardoor zouden ze negatieve beeldvor ming kunnen voorkomen.

Bron: www.ensie.nl

Een tekst over beeldvorming analyseren

Lees de tekst Beeldvorming nog eens.

a Wat is het schrijfdoel van deze tekst?

b Noteer drie woorden / delen van zinnen uit de tekst die je vindt passen in een mindmap over beeldvorming. 1 2 3

c Vergelijk de woorden die je hebt genoteerd met die in opdracht 4a. Welke overeenkomsten en verschillen zie je? Licht je antwoord toe.

67
1 5 10 2 15
3.2 Nieuws en beeld
20 25 3 30 35 40 45

d Hoe kunnen de massamedia beeldvorming voorkomen?

e Is het een taak van de massamedia om te helpen beeldvorming tegen te gaan, vind je?

9 Mijn mening over nieuwsbeelden bespreken

a Lees dit gezegde: Een beeld zegt meer dan duizend woorden.

Ben jij het met dit gezegde eens of oneens?

Leg je antwoord uit.

b Stel je voor dat nieuws alleen in beelden zou verschijnen. Welke voor- en nadelen zou dat hebben?

Voordelen: Nadelen:

c Lees deze stellingen:

1 Geen beelden, geen nieuws.

2 Een nieuwsbeeld wekt gevoelens op en tekst verandert je mening.

Ben jij het eens of oneens met deze stellingen?

Onderbouw je mening met minimaal een argument.

Stelling 1:

Stelling 2:

d Vorm een drietal. Jullie gaan een gesprek voeren over de stellingen uit vraag c.

Lees de theorie Gesprekstechnieken

Verdeel deze rollen: organisator, schrijver, tijdwaarnemer.

• De organisator bepaalt per vraag wie als eerste reageert en leidt het gesprek.

• De schrijver noteert de groepsantwoorden.

• De tijdwaarnemer houdt de tijd voor het beantwoorden van de vragen en het gesprek bij. Bespreek jullie reacties op de stellingen.

Let op deze punten:

• Stel elkaar open vragen voor aanvulling of toelichting.

• Formuleer per vraag een gezamenlijk antwoord.

• Houd je aan de gespreksregels.

• Pas de eerste drie gesprekstechnieken uit de theorie toe.

68
3 Media

Gesprekstechnieken

Als je een gesprek of discussie voert, is het normaal dat je reageert op wat de ander zegt. Je stelt vragen en soms val je elkaar zelfs in de rede. In een formelere situatie is het goed om je bewust te zijn van verschillende gesprekstechnieken. Als je deze technieken toepast, dan kun je het gesprek naar jouw hand zetten. In een discussie kun je hiermee beter je standpunt naar voren brengen en verdedigen.

gesprekstechniek uitleg voorbeelden gespreksbeurt nemen

Wacht het moment af waarop je kunt 'inbreken'. Zorg ervoor dat je zinvolle dingen te zeggen hebt als je het woord neemt. Met de zinnen hiernaast sluit je aan bij wat de ander zegt en rek je tijd om na te denken over wat je kunt zeggen.

• Dat is een lastige vraag ...

• Dat is een interessante gedachte ...

• Belangrijk daarbij is ...

• Wat ik daarop wil zeggen, is ...

het gesprek weer oppakken

reageren op je gesprekspartner(s)

Sommige mensen dwalen af van het onderwerp. Herhaal dan waar het gesprek over gaat. Zorg ervoor dat je je eigen gespreksdoel in de gaten blijft houden.

Laat merken dat je begrijpt wat je gesprekspartner zegt. Stel zo nodig een vraag of vat samen wat de ander heeft gezegd.

• We hadden het over ...

• Waar het om ging, was ...

• We dwalen nu af.

• Jij bent het dus eens met ...?

• Als ik het goed begrijp, wil jij ...?

reageren op non-verbale signalen van je gesprekspartner(s)

vragen om toelichting of uitleg

Kijk goed hoe je gesprekspartner reageert op wat jij zegt. Zie je interesse, verveling of iets anders? Speel daar handig op in.

Als je iets niet goed begrijpt of als je tijd wilt winnen, kun je vragen om extra uitleg of een toelichting.

• Ik zie dat je het met me eens bent!

• Ik kan niet goed inschatten of je het met me eens bent, maar ...

• Dus als ik het goed begrijp ...

• Kun je een voorbeeld geven?

• Waarom vind je dat?

• Bedoel je met je vraag ...?

e Geef elkaar feedback op de deelname aan het gesprek. Noteer een tip en een top die je hebt gekregen.

Tip: Top:

f Hoe beoordeel je jouw deelname aan het gesprek?

• Ik neem op het juiste moment de beurt in een gesprek.

• Ik begrijp wat een gesprekspartner zegt.

• Ik kan reageren op wat een gesprekspartner zegt.

• Mijn woordgebruik sluit aan bij het gesprek.

• Mijn stemgebruik en lichaamstaal passen bij wat er wordt gezegd.

• Ik ben goed te verstaan.

69 THEORIE
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯ 3.2 Nieuws en beeld

3.3 Effect van nieuwsbeelden

LEERDOELEN

Je leert:

• de rol van de media en de invloed op beeldvorming benoemen;

• de hoofdpunten begrijpen van gesproken en geschreven nieuwsberichten;

• relaties leggen tussen tekst en beeld en tussen verschillende teksten;

• een nieuwsbericht schrijven.

Inhoud van nieuwsbeelden

10 Inhoud van een nieuwsbericht voorspellen

Lees de kop Social media: veel invloed op zelfbeeld jongeren en bekijk de foto.

a Welke inhoud verwacht je bij deze kop? Beantwoord hiervoor de 5W+1H-vragen.

b Welk beeld roept de foto bij jou op?

c Heb je je door de foto laten beïnvloeden bij het beantwoorden van de 5W+1H-vragen? Licht je antwoord toe.

d Er zijn verschillende redenen om beelden bij nieuwsberichten te gebruiken. Welke drie redenen vind jij belangrijk?

□ bewijzen dat iets echt is gebeurd □ de aandacht trekken □ de tekst verduidelijken

□ een deel van de gebeurtenis extra benadrukken □ een emotie laten zien

e Welke reden vind jij bij de kop passen?

□ bewijzen dat iets echt is gebeurd □ de aandacht trekken

□ de tekst verduidelijken

□ een deel van de gebeurtenis extra benadrukken □ een emotie laten zien

70
3 Media

SOCIAL MEDIA: VEEL INVLOED OP ZELFBEELD JONGEREN

Even je wallen weg photoshoppen, een filtertje erover, een bijschrift over hoe geweldig deze dag was en hoppa: je per fecte vakantiefoto van afgelopen zomer kan weer op Instagram. Niet alles op social media is wat het lijkt, [1] ... weten we inmiddels wel. Maar wat voor invloed hebben al deze 'perfecte plaatjes' op het zelfbeeld van jongeren?

Het is iets waar mensen zich tegenwoordig steeds meer zorgen over lijken te maken: de invloed van social media. Met name op jongeren. Presentatrice Miljuschka Witzenhausen ontving afgelopen weekend veel lof toen zij hetzelfde deed. Ze is helemaal klaar met al die gefilterde en gladgetrokken foto's en maakt zich zorgen over wat dat wel niet met onze kinderen gaat doen. Daarom plaatste [2] ... een 'eerlijke foto' van zichzelf in bikini op Instagram.

Perfect beeld 'Steeds vaker als ik ergens ben, zie ik de eenheidsworst van fillers, wimperextentions, nike-tekens als wenkbrauwen en kleding met grote merken erop. Er wordt gestreefd naar een massaal perfect beeld', schreef Witzenhausen. 'Ik wil niet dat mijn dochter opgroeit in een bubbel van irreëel beeld. Het summum voor de jeugd is nu beroemd en rijk te worden via social. Maar [3] ... is vaak niet gebaseerd op talent maar op uiterlijk wat resulteert in een ingreepje hier en daar, dure merkkleding en photoshop. Dus wil ik je vragen om jouw eerlijke foto te delen. Zodat we weer een beetje normaliteit krijgen in het beeld.'

En Witzenhausen heeft gelijk. Social media spelen een belangrijke rol in de vorming van het zelfbeeld. Vooral jongeren zijn hier zeer kwetsbaar voor. 'Wat je ziet is dat kinderen meestal beginnen met social media op de leeftijd dat ze in de pubertijd beginnen te komen. Met name in die leeftijdsfase ben je heel erg beïnvloedbaar

en bevattelijk voor wat andere mensen van je vinden', legt kinderpsycholoog en opvoedkundige Tischa Neve uit. Omdat kinderen op deze leeftijd heel veel verandering – in bijvoorbeeld [4] ... lichaam – doormaken, is alles voor hen spannend en onzeker. 'In de jaren voor je puber tijd – maar met name tijdens – wordt je zelfbeeld vooral gevormd.'

Dat zelfbeeld hangt natuurlijk af van veel meer factoren, maar het valt niet te ontkennen dat de 'perfecte plaatjes' op social media hier tegenwoordig een sterke rol in spelen. En niet alleen bij jongeren. 'Je ziet dat het ook bij volwassenen een enorme impact heeft. Mensen kunnen hun eigen leven waardeloos gaan vinden, omdat ze alleen maar zien dat iedereen allemaal geweldige dingen plaatst. Of omdat ze zich meten aan het aantal likes dat ze krijgen. Je vergeet dan al snel dat ook die mensen wel eens een rotdag hebben.' Natuurlijk heeft niet iedereen hier even veel last van, zo benadrukt Neve. De één is hier net wat gevoeliger voor dan de ander.

Goede stap

De eerlijke foto's van Witzenhausen vindt Neve dan ook een goede zet. 'Ik denk dat het een

71 www.metronieuws.nl
1 5 102 15 20 3 25 30 354 40 45 505 55 60 656 3.3 Effect van nieuwsbeelden

mooie trend zou zijn als meer mensen die veel invloed hebben, dit soort dingen gaan doen. Het zou goed zijn als we met elkaar bedenken dat we dingen gaan plaatsen die wat realistischer laten zien hoe het leven is. Foto's waarbij we laten zien dat het niet allemaal rozengeur en maneschijn is.' Dit zou volgens haar betekenen dat het op den duur gewoner wordt. 'Alles wat wij 'gewoon' maken, is voor jongeren een beetje de standaard. Die standaard is nu photoshop, filters en dergelijke. Die kunnen we veranderen. En vooral mensen met wat meer invloed op social media kunnen daar het verschil in maken', aldus Neve.

Extra opvoedrol

Wat hier vooral gevaarlijk is, is dat kinderen op jonge leeftijd vaak nog niet doorhebben dat social media voornamelijk schijn is. Alles lijkt mooier en leuker dan het in werkelijkheid is. Volgens Neve ligt hier dan ook een hele belangrijke extra rol in de opvoeding. 'Ouders en leerkrachten zouden kinderen moeten wijzen op het feit dat de social media-wereld niet de echte wereld is en dat alles wat ze online doen impact kan hebben. Ga het gesprek aan en maak kinderen bewust van de gevaren', adviseert de kinderpsycholoog.

Bron: www.metronieuws.nl

11 Nieuwsbericht begrijpen

Lees de tekst Social media: veel invloed op zelfbeeld jongeren aandachtig.

a Welke vraag staat centraal in de tekst? Citeer een zin uit de tekst.

b Noteer een passend verwijswoord op plaats 1 tot en met 4 in de tekst. 1 2 3 4

c Waarom plaatste Miljuschka Witzenhausen een eerlijke foto van zichzelf in bikini?

d Presentatrice Miljuschka Witzenhausen ontving afgelopen weekend veel lof toen zij hetzelfde deed. Wat betekent ontving veel lof (regel 13-15)?

e Welke signaalwoorden van reden en tegenstelling vind je in alinea 4? Noteer ze achter het juiste verband. reden: tegenstelling:

72
3 Media
70 75 80 7 85 90

f Welk advies geeft Tischa Neve in de laatste alinea?

◯ Influencers moeten stoppen met het gebruik van photoshop, filters en dergelijke wanneer ze een foto plaatsen op sociale media.

◯ Mensen met invloed op sociale media moeten meer foto's plaatsen die realistischer laten zien hoe het leven is.

◯ Ouders en leerkrachten moeten ervoor zorgen dat kinderen minder gebruik gaan maken van sociale media.

◯ Ouders en leerkrachten moeten met kinderen in gesprek gaan en ze bewust maken van de gevaren van sociale media.

12 Nadenken over een nieuwsbericht

Lees de tekst Social media: veel invloed op zelfbeeld jongeren nog een keer aandachtig.

a Ik wil niet dat mijn dochter opgroeit in een bubbel van irreëel beeld. (regel 26-27)

Wat bedoelt Miljuschka Witzenhausen met een bubbel van irreëel beeld?

b Social media spelen een belangrijke rol in de vorming van het zelfbeeld. Vooral jongeren zijn hier zeer kwetsbaar voor. (regel 35-38)

Hoe komt het dat vooral jongeren hier kwetsbaar voor zijn?

c De tekst gaat niet alleen over de invloed van sociale media op jongeren.

Op welke groep heeft sociale media ook invloed (volgens alinea 5)?

d Bekijk je antwoord op opdracht 11a nog eens.

Hebben de 'perfecte plaatjes' volgens de tekst een positief of negatief effect op jongeren?

Leg je antwoord uit.

e Wat vind jij van de manier waarop Miljuschka Witzenhausen aandacht heeft gevraagd voor dit probleem?

Leg je antwoord uit.

73
3.3 Effect van nieuwsbeelden

Effect van nieuwsbeelden in sociale media

13 Begrijpend kijken

Kijk en luister aandachtig naar Hans Aarsman: wat is begrijpend kijken?

Gebruik eventueel het Kijk- en luisterplan.

a Wat is 'begrijpend kijken' volgens Hans Aarsman?

b Hoe koppelt Hans Aarsman begrijpend kijken aan denken en kennis van de wereld?

c Waarom is het moeilijk voor ons om in te schatten wat dingen betekenen die op een foto uit het Midden-Oosten staan?

14 De invloed van beelden begrijpen

Lees de tekst Hoe kunnen beelden jou beïnvloeden? aandachtig.

a Om welke reden is beeld niet neutraal?

b Wanneer is er sprake van framing (regel 33)?

c Lees de theorie Soorten verbanden en signaalwoorden Wat is het verband tussen de alinea's 2, 3 en 4? Noem in je antwoord ook de signaalwoorden waaraan je dit verband herkent.

74
TIP
3 Media

Soorten verbanden en signaalwoorden

Met een signaalwoord of een groepje signaalwoorden kun je laten zien wat zinnen of alinea's met elkaar te maken hebben. Signaalwoorden kunnen verschillende soorten verbanden aangeven.

soort verband uitleg voorbeelden opsomming Je noemt verschillende dingen achter elkaar op.

ook, verder, bovendien, nog, daarnaast, en, niet alleen ... maar ook, ten eerste, ten tweede, vervolgens, ten slotte Hardlopen heeft veel voordelen. Ten eerste is het een goedkope sport. Bovendien kun je het gemakkelijk alleen doen.

tegenstelling Na een uitspraak beweer je meteen het tegengestelde.

reden Je geeft een reden. Een reden geeft aan waarom iemand iets wel of niet doet.

maar, daarentegen, echter, integendeel, aan de ene kant ... aan de andere kant, daar staat tegenover, toch Deze telefoon heeft een groter scherm, maar de foto's zijn minder goed.

daarom, want, omdat, namelijk Veel scholieren slaan het ontbijt over, omdat ze er geen tijd voor hebben.

d Markeer de kernzin van alinea 5.

e Lees de theorie Hoofdzaken, bijzaken

Lees de zinnen: Een gemanipuleerd … zijn weggelaten. (regel 40-44) Zijn deze zinnen hoofdzaken of bijzaken van alinea 5? Leg je antwoord uit.

THEORIE

Hoofdzaken, bijzaken

De belangrijkste zaken in een tekst noem je de hoofdzaken. Minder belangrijke zaken zoals uitleg, toelichting en voorbeelden noem je bijzaken

f Noteer de signaalwoorden in alinea 6 die een reden aangeven.

signaalwoorden: en

75 THEORIE
3.3 Effect van nieuwsbeelden

Hoe kunnen beelden jou beïnvloeden?

Beeld is niet meer weg te denken uit onze sa menleving. Beeld is - naast gesproken en ge schreven taal - een manier waarop wij met el kaar communiceren. Beelden zijn een krachtig middel. Ze beïnvloeden ons gevoel, ons denken en hoe wij de wereld zien.

Een foto of video is altijd vanuit een bepaald perspectief bedacht, gemaakt en verspreid. Daarom is beeld niet neutraal. Makers van beeldmateriaal kiezen er vaak bewust voor om een bepaald effect op de kijker te hebben. Door in te zoomen laten ze expres elementen weg of benadrukken ze juist iets. Ook kunnen ze spelen met het perspectief van de kijker: als je een foto van iemand neemt van onderaf laat je de ander groter lijken, wat bijvoorbeeld een gevoel van autoriteit kan oproepen.

Beelden kunnen daarnaast een eenzijdige of vertekende weergave van de werkelijkheid laten ontstaan. We gaan bepaalde dingen normaal vinden, wanneer we ze vaak zien. Of we gaan beelden juist raar vinden, omdat we ze weinig zien. Denk bijvoorbeeld aan schoonheidsidea len of stereotype weergaven van groepen in de samenleving. Met een bewuste blik kun je een vertekend wereldbeeld tegengaan.

Verder kunnen beelden onze mening beïnvloe den over bijvoorbeeld een gebeurtenis in het nieuws of over iemand uit onze omgeving. Wan neer beeld wordt ingezet om de mening van het publiek over een persoon of gebeurtenis te stu ren door deze in een negatieve of juist positieve context te plaatsen, spreken we van framing.

Met nieuwe digitale technieken kunnen beelden steeds gemakkelijker gemanipuleerd worden. Digitale beeldmanipulatie kan ingezet worden als een vorm van creativiteit en entertainment. Denk aan een grappig filter op Snapchat. Maar beeldmanipulatie wordt ook ingezet als vorm van misleiding. Een gemanipuleerd beeld kan ervoor zorgen dat jij je mening vormt op basis van onjuiste informatie. Of dat je een eenzijdig beeld krijgt van een situatie of bevolkingsgroep, omdat andere perspectieven zijn weggelaten.

De kunst is dus om kritisch naar beelden te kij ken en je bewust te zijn van de mogelijke be i nvloeding. Daarom is beeldgeletterdheid, oftewel 'begrijpend kijken' belangrijk, want wanneer je beeldgeletterd bent, kun je actief, kritisch en bewust omgaan met beelden om je heen. Je kunt de bedoelingen, de betekenis en het effect ervan doorzien. De vraagtips hel pen je hierbij.

Bij het bekijken van beelden kun je in ieder geval op de volgende punten letten:

• Wat doet het beeld met jouw gevoel en hoe komt dat?

• Staat het beeld stil of is het bewegend?

• Is het onbewerkt of juist gemanipuleerd? • Staat het beeld op zichzelf of is het deel van een groter geheel?

• Ben je bekend met het onderwerp, of is het helemaal nieuw?

• Wie maakte het beeld en met welk doel?

76
a
1 5 2 10 15 3 20 25 4 30 5 35 40 456 50 7 55
3 Media
Naar: www.mediawijsheid.nl 15 Nadenken over de invloed van beelden
Welke invloed(en) kan gemanipuleerd beeld hebben op jou als kijker?
60

b Leg uit hoe het kan dat je als kijker door beeldmanipulatie een eenzijdig beeld krijgt van een situatie of bevolkingsgroep.

c Welk voorbeeld van eenzijdige beeldvorming van een situatie of bevolkingsgroep ken jij? Licht je antwoord toe.

d Leg uit waarom beeldgeletterd zijn belangrijk is.

e Denken Hans Aarsman en de schrijver van de tekst Social media: veel invloed op zelfbeeld jongeren hetzelfde over beeldgeletterdheid?

Licht je antwoord toe.

f Heeft de inhoud van het fragment en de tekst je aan het denken gezet? Licht je antwoord toe.

16 Schoolkrantartikel schrijven

Je gaat een nieuwsbericht voor de schoolkrant schrijven over het effect dat beelden op sociale media hebben op jongeren. Gebruik hierbij de kennis over beeldvorming die je in dit hoofdstuk hebt opgedaan. Je artikel bestaat uit een inleiding, twee alinea's en een slot.

a Noteer informatie over het effect van sociale media op jongeren die je kunt gebruiken voor je artikel.

1 Lees de tekst Social media: veel invloed op zelfbeeld jongeren nog eens door.

2 Zoek op internet een extra bron bij dit onderwerp.

b Bereid het artikel voor en vul het schrijfplan in.

• Bedenk een passende manier om de tekst in te leiden.

• Bedenk welke informatie uit de bronnen je wilt gebruiken in het middenstuk.

• In het slot schrijf je een advies. Bedenk een passend advies.

Onderwerp: Schrijfdoel: Tekstsoort: uiteenzetting inleiding manier(en):

77
3.3 Effect van nieuwsbeelden

alinea deelvraag antwoord op deelvraag (de kernzin)

aanvullende informatie (toelichting / voorbeeld bij de kernzin) 2 3 4

slot manier(en):

c Schrijf het schoolkrantartikel. d Werk samen met een klasgenoot. Lees en bespreek elkaars tekst en geef elkaar een tip en een top. Let daarbij op de punten uit het beoordelingsmodel bij vraag e. Noteer een tip en een top die je hebt gekregen. tip: top:

e Hoe beoordeel je jouw tekst?

• Mijn tekst heeft een duidelijke inleiding.

• Mijn tekst heeft een duidelijk slot.

• Ik gebruik passende verwijswoorden en voegwoorden.

• Mijn alinea's bevatten allemaal een kernzin met een toelichting of voorbeelden.

• Ik gebruik passende signaalwoorden.

• Ik heb de inhoud afgestemd op het publiek.

• Mijn woordgebruik sluit aan bij het publiek.

• Ik gebruik leestekens op de juiste manier.

78
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯ 3 Media

• Mijn zinnen zijn goed te begrijpen. ◯ ◯ ◯ ◯

• Ik heb werkwoorden en andere woorden goed gespeld. ◯

3.4 Beeldvorming door beelden

LEERDOELEN

Je leert:

• informatie beoordelen op bruikbaarheid, betrouwbaarheid en representativiteit;

• het waarheidsgehalte van een nieuwsbericht bepalen en toelichten;

• de kernzin(nen) van een alinea herkennen en formuleren;

• in een discussie kritisch luisteren en je eigen mening onderbouwen met argumenten.

Beïnvloeden met beelden

17 De echtheid van beelden

Op sociale media verschijnen vaak nepberichten die de beeldvorming van bepaalde groepen beïnvloeden. Naar aanleiding van de boerenprotesten en de klimaatstakingen werden op Facebook deze berichten gepost. Bekijk de foto's en lees de teksten.

a Welk gevoel roepen de beelden bij je op?

b Wat weet je over dit onderwerp?

c Wat is de boodschap van het eerste bericht? Noteer deze in maximaal 25 woorden.

d Hoe proberen de berichten de beeldvorming van de lezer over jongeren en boeren te beïnvloeden?

e Geef jouw reactie op de berichten en de foto's. Gebruik hiervoor maximaal 30 woorden.

79
◯ ◯ ◯
3.4 Beeldvorming door beelden

Vera D B 13 uur geleden

Zo te zien zijn de boerenacties beter voor ons milieu dan de klimaat gekkies, die het Malieveld achterlieten als een vuilnisbelt

Rud Ger Jansen

Dit is echt zo de jeugd maakt er een zooitje van en zie als de boeren weer weg zijn geen troep achtergelaten .top klasse van onze boeren .en als er nu nog niets word veranderd dan verder met die actie .Heel Neder land moet mee doen .Dan merkt de regering dat het meenes is

80
FACEBOOK-BERICHTEN
3 Media
Zoeken

18 De echtheid van beelden achterhalen

Lees Tekst 5 aandachtig.

a Welke informatie over de foto's op Facebook krijg je in de tekst?

b Hoe komt NU.nl erachter dat er mogelijk sprake is van een nepbericht?

c Bedenk een passend tussenkopje boven alinea 3.

d De titel van de tekst ontbreekt. Formuleer een passende en aantrekkelijke titel boven de tekst.

e Denk je dat beeldgeletterdheid helpt om snel te achterhalen of de beelden uit berichten op waarheid zijn gebaseerd? Leg je antwoord uit. www.nu.nl

TEKST 5

NU.nl checkt dagelijks berichten op betrouwbaarheid. Na het boerenprotest van dinsdag in Den Haag is een afbeelding verspreid die zou laten zien dat boeren veel minder rotzooi maken dan klimaatactivisten. Die foto blijkt echter misleidend.

Na de boerenprotesten op 1 oktober is massaal een afbeelding gedeeld die zou aantonen dat de boeren het Malieveld vele malen netter hebben achtergelaten dan de klimaatactivisten die de vrijdag ervoor protesteerden. De afbeelding is in de ochtend van 2 oktober al zeker tienduizend keer gedeeld.

afbeelding. Het bericht stond op onder meer de Facebookpagina Noorderlingen in Opstand, maar ook op entertainmentpagina's als De ballenbak en Doelloos.nl.

NU.nl werkt samen met Facebook bij het bestrijden van nepnieuws. Wanneer iemand een bericht op Facebook als nepnieuws rapporteert, krijgt NU.nl dit in een dashboard te zien. In de ochtend van 2 oktober stonden in dit dashboard tientallen verschillende berichten met deze

De bovenste foto in de afbeelding die op dit moment op Facebook wordt verspreid, zou na het klimaatprotest van 27 september genomen zijn op het Malieveld. De foto die zou laten zien dat de klimaatprotesten voor enorm veel troep hebben gezorgd, blijkt echter niet van het Malieveld, maar van het Belgische festival Pukkelpop. De foto is al in 2017 genomen en was onderdeel van een fotoserie van de Vlaamse nieuwssite Het Laatste Nieuws over de troep die bezoekers van het festival Pukkelpop achterlaten.

Het is niet gelukt om te achterhalen door wie en wanneer de onderste foto in de afbeelding gemaakt is. Verslaggever Job van der Plicht, die voor NU.nl bij het boerenprotest aanwezig was,

81
1 5 2 10 153 20 25 4 30 35 5 40 3.4 Beeldvorming door beelden

laat wel weten dat het Malieveld er op 1 oktober inderdaad ongeveer zoals op de foto uitzag, nadat de meeste trekkers vertrokken waren. Vanuit een andere kant van het Malieveld geno

Beeldmanipulatie

men foto's lijken te bevestigen dat er niet veel plastic rotzooi lag.

Bron: www.nu.nl

19 Fragment over beeldmanipulatie begrijpen

Lees de theorie Aantekeningen maken Kijk en luister aandachtig naar het videofragment en maak aantekeningen.

Aantekeningen maken

THEORIE

Als je informatie wilt onthouden, is het belangrijk dat je goede aantekeningen maakt. Aantekeningen helpen je om te onthouden wat je leest, ziet of hoort. Bijvoorbeeld als je informatie krijgt van je docent tijdens de les, maar ook als je een werkstuk maakt.

• Lees of luister goed naar alles wat wordt gezegd.

• Onderscheid hoofdzaken en bijzaken. Schrijf alleen de hoofdzaken op.

• Sla regels over, zodat er ruimte overblijft voor aanvullingen.

• Schrijf schematisch. Gebruik iconen, pijlen, kleuren en andere tekens om het verband tussen woorden en zinnen aan te geven.

• Gebruik eventueel tussenkopjes.

• Lees je aantekeningen door en vul ze zo nodig aan.

• Is alles duidelijk?

Wacht niet te lang met het uitwerken van je aantekeningen, want je kunt al snel iets belangrijks vergeten.

a Wat wil Jimmy Kets de kijker duidelijk maken? Gebruik voor je antwoord ongeveer 45 woorden.

b Waarom kiest een fotograaf ervoor een gebeurtenis vanuit een bepaald perspectief te fotograferen, denk je?

c Is het fotograferen vanuit een bepaald perspectief waarheidsgetrouw of is er sprake van beeldvorming of een vorm van manipulatie?

82
45 3 Media

Leg je antwoord uit.

20 Mening over beeldmanipulatie bepalen

Lees de tekst Hoe werkt fotomanipulatie in het nieuws? aandachtig.

a Markeer de kernzin van alinea 2.

b Waarom gebruiken journalisten graag beelden bij hun nieuwsbericht? Noem drie redenen.

1 2 3

c Welke twee soorten fotomanipulatie worden in de tekst genoemd? 1 2

d Met welk doel bewerkt een journalist een nieuwsfoto?

e Wat vind jij: is fotomanipulatie in het nieuws erg of niet?

Leg je antwoord uit. Je mag informatie uit de tekst gebruiken.

Hoe werkt fotomanipulatie in het nieuws?

'Beelden zeggen meer dan 1000 woorden.' Een bekend gezegde en vaak ook ontzettend waar. Met een foto kun je op een veel makkelijkere manier dan met woorden direct tot de kern komen. Echter, beelden bieden ook de ruimte voor manipulatie. Van de twee vormen mani pulatie wordt in de journalistiek dan ook gretig gebruikgemaakt.

Framing via beelden

We zouden ervan uit mogen gaan dat een jour nalist de feiten op een waarheidsgetrouwe en objectieve manier vertaalt naar nieuwsberich ten. Het is al wel bekend dat dit in de praktijk niet altijd het geval is, maar het probleem is dat

we ons er vaak niet van bewust zijn. Dat is ook het geval wanneer het gaat om afbeeldingen bij een nieuwsbericht. Journalisten gebruiken graag afbeeldingen, omdat ze de realiteit zou den reproduceren en ze trekken de aandacht. Daarnaast kunnen journalisten met afbeeldin gen sterkere effecten bereiken dan met woor den. Met andere woorden, met foto's kan een journalist veel gemakkelijker de lezer een be paalde richting in sturen dan met een tekst.

Twee soorten fotomanipulatie

In de journalistiek komen twee soorten foto manipulatie voor. De eerste is het plaatsen van een onbewerkte foto op zo'n manier dat

83
1 5 102 15 20 25 3 3.4 Beeldvorming door beelden

er een compleet andere interpretatie ontstaat van de situatie. Een foto wordt dan als het ware geënsceneerd, bijvoorbeeld een foto van een gapende politicus tijdens een congres of een la chende hoogwaardigheidsbekleder tijdens een herdenking. Mag zo'n foto nog een nieuwsfoto heten? Het is cruciaal hoe je als bekend persoon wordt afgebeeld in de media, omdat mensen geneigd zijn om aan elke foto conclusies te ver binden. Een foto van Mark Rutte op Dancevalley kan bijvoorbeeld funest zijn voor zijn reputatie. Niet dat een premier niet naar een festival mag, maar mensen zien die foto en houden daar toch een bepaalde gedachte aan over.

De tweede vorm van fotomanipulatie in het nieuws is het doelbewust bewerken van een foto, bijvoorbeeld met photoshop. Het is voor een journalist namelijk de ideale manier om de situatie wat aan te dikken of aan te scherpen. Op die manier wordt een gebeurtenis nog dra matischer. In veel gevallen wordt deze vorm van fotomanipulatie nauwelijks opgemerkt, maar soms gaat het mis en wordt het ontdekt. Het

zou niet de eerste keer zijn dat de winnaar van de World Press Photo bijvoorbeeld betrapt wordt op het flink bewerken van zijn winnen de plaat.

Fotomanipulatie, erg of niet?

Is het dan erg dat foto's bewerkt worden in het nieuws? Ja en nee. Ten eerste is het natuurlijk wel een probleem. Jij als lezer zou erop moe ten kunnen vertrouwen dat een nieuwsbericht kloppend is en dat je een waarheidsgetrouwe representatie van de werkelijkheid krijgt voorge schoteld. Als we het zo bekijken, is het natuurlijk wel een probleem dat foto's worden bewerkt. Aan de andere kant kunnen fotobewerkingen wel degelijk iets toevoegen aan een nieuwsfo to, mits de waarheid niet wordt verdraaid. Een donkerdere of lichtere kleur voor de lucht of het gras is niet zo'n probleem. Een compleet ande re hoofdpersoon of volgorde van personen is dat natuurlijk wel. Een journalistieke foto mag immers nooit onderwerp van twijfel zijn.

21 Mening over beeldmanipulatie delen

In deze opdracht bepaal je eerst je eigen mening over drie stellingen. Daarna beargumenteer je je mening in een groepsdiscussie. Na de discussie formuleren jullie de groepsmening. Overtuig de andere groepsleden dus met goede argumenten.

a Ben je het eens of oneens met deze stellingen?

Gebruik je eigen kennis én de informatie uit dit hoofdstuk.

eens twijfel oneens

• Zodra je foto's bewerkt, is er sprake van manipulatie. ◯ ◯ ◯

• Journalistieke foto's mogen nooit bewerkt worden. ◯ ◯ ◯

• Woorden in de media zetten ook aan tot beeldvorming. ◯ ◯ ◯

b Onderbouw je mening bij elke stelling met ongeveer 15 steekwoorden.

1 Zodra je foto's bewerkt, is er sprake van manipulatie:

2 Journalistieke foto's mogen nooit bewerkt worden:

84
Naar: Marc Wessels, Hoe werkt fotomanipulatie in het nieuws?
30
3 Media
35 40 4 45 50 55 5 60 65 70

3 Woorden in de media zetten ook aan tot beeldvorming:

c Vorm een groep van zes en bereid de discussie voor. Lees de theorie Discussie

• Bepaal wie de voorzitter is.

• Elk groepslid heeft drie rode, drie oranje en drie groene kaarten. Met die kaarten kun je straks 'oneens' (rood), 'twijfel' (oranje) en 'eens' (groen) laten zien.

• Pak je steekwoorden per stelling erbij.

• Let op de punten bij vraag d.

Discussie

THEORIE

Als je met elkaar van mening verschilt, dan kun je daarover een discussie voeren. Een georganiseerde discussie wordt geleid door een voorzitter en gevoerd aan de hand van een stelling. Een stelling is een korte uitspraak over een bepaald onderwerp, bijvoorbeeld: 'Het vak Chinees moet verplicht worden voor alle vwo-leerlingen'. Met deze stelling kun je het wel of niet eens zijn. Je probeert de anderen dan met goede argumenten te overtuigen van jouw standpunt.

Als je meedoet aan een discussie, denk dan eerst na over de stelling. Bepaal of je het met de stelling eens bent of niet en verzamel argumenten waarmee je de andere deelnemers kunt overtuigen. Uiteindelijk wil je dat de anderen er net zo over gaan denken als jij.

Tips voor een goede discussie:

• Praat niet door elkaar heen, maar laat elkaar uitspreken.

• Zorg dat alle deelnemers ongeveer even vaak en even lang aan het woord zijn.

• Zorg voor voldoende argumenten die je mening ondersteunen.

• Luister naar wat de ander zegt en reageer daarop met een goed argument.

• Toon begrip voor de mening van de ander, ook al ben je het er niet mee eens.

• Gebruik krachtige woorden, maar overdrijf niet. (Zeg niet: 'Je bent hartstikke blind als je niet ziet dat …', maar zeg: 'Het is ontzettend belangrijk dat …')

d Discussieer met elkaar over de stellingen.

Voer de discussie per stelling als volgt:

1 De voorzitter leest de stelling voor.

2 De groepsleden leggen hun rode, oranje of groene kaart voor zich neer.

3 De voorzitter laat de groepsleden om de beurt hun argumentatie geven.

4 De voorzitter geeft het signaal voor de discussie.

5 De groepsleden discussiëren twee minuten over de stelling.

6 De voorzitter vat de discussie samen en bepaalt de groepsmening.

7 Houd je aan de gespreksregels.

8 Pas de tips voor een goede discussie toe.

e Geef elkaar feedback op de deelname aan de discussie.

Noteer een tip en een top die je hebt gekregen.

tip: top:

85
3.4 Beeldvorming door beelden

f Hoe beoordeel je jouw deelname aan de discussie?

• Ik neem op het juiste moment de beurt in een gesprek. ◯ ◯ ◯ ◯

• Ik begrijp wat een gesprekspartner zegt. ◯ ◯ ◯ ◯

• Ik kan reageren op wat een gesprekspartner zegt.

• Mijn woordgebruik sluit aan bij het gesprek. ◯ ◯ ◯ ◯

• Mijn stemgebruik en lichaamstaal passen bij wat er wordt gezegd. ◯ ◯ ◯ ◯

• Ik ben goed te verstaan. ◯ ◯ ◯ ◯

3.5 Beeldvorming door taalgebruik

LEERDOELEN

Je leert:

• informatie beoordelen op bruikbaarheid, betrouwbaarheid en representativiteit;

• hoofd- en bijzaken van elkaar onderscheiden;

• de kernzin(nen) van een alinea herkennen en formuleren;

• een ingezonden reactie schrijven.

Framing

22 Het begrip framing begrijpen

Lees de tekst Gevangen in een frame aandachtig.

Gevangen in een frame

Alle geschreven media 'framen' in hun berichtgeving over asielzoekers en vluchtelingen. Dat gaat steeds een stapje verder. Hoe gevaarlijk is dat?

Framing is overal. Met woorden en beelden sturen media de beeldvorming van de lezer. Aan vrijwel alle termen in artikelen plakt een bepaalde beleving. Dat valt extra op in het vluchtelingendebat. 'De asielzoekersproblematiek is qua framing uniek', zegt Baldwin van Gorp, hoogleraar aan het Instituut voor Media Studie van de KU Leuzen. 'Wie de kranten leest, ziet slechts twee soorten frames. Enerzijds gaat het over de

'invasie' en de 'tsunami', over 'gelukszoekers' en 'illegalen', anderzijds over 'slachtoffers', 'hulp' en 'gastvrijheid'.'

Het is zwart of wit, ziet hij, er is nauwelijks grijs gebied over. 'Bovendien gaan beide frames uit van een machtspositie ten opzichte van asielzoekers. Van 'ze zijn minder dan wij' tot 'och, die arme vluchtelingen'. En dat is kwalijk, want ik kan niet genoeg benadrukken hoe krachtig het woord is.'

Van Gorp kan het weten, hij heeft het fenomeen onderzocht. De wetenschapper schotelde ver-

86
◯ ◯ ◯ ◯
1 52 10 15 3 20 4 25 3 Media

schillende groepen mensen verschillende arti kelen over asielzoekers voor. De stukken kwa men overeen wat betreft inhoud en bevatten dezelfde foto van vier mannelijke asielzoekers in Frankrijk. Een paar woorden in de tekst paste Van Gorp aan. Wat bleek? De proefpersonen die het woord 'slachtoffer' in de tekst hadden gelezen oordeelden 'positiever' over de man nen op de foto dan de mensen die op dezelfde plek 'indringer' hadden zien staan.

'Het experiment toont de macht van de ge schreven media aan', zegt hij. Journalisten moe ten beseffen dat ze zelf in frames denken. Wie zich daarvan bewust is, kan gekleurde woor den afwisselen met subjectieve termen die van het tegenovergestelde uitgaan.

Van Gorp vindt het niet alleen de taak van kran ten om framing te minimaliseren; ook de over heid kan de media helpen door het versprei den van het tegenovergestelde. Ter inspiratie noemt hij experimenten in Vlaanderen, waar 'positieve' foto's rond mensen met psychische aandoeningen werden verspreid. 'De media pikten die beelden op. Na een tijdje bleek dat Vlamingen genuanceerder over deze mensen denken, praten en schreven dan de Walen, die niet geconfronteerd waren met de beelden. De overheid kan de perceptie van mensen dus stu ren, waardoor de taal volgt.'

Wat politici niet moeten doen, is grensover schrijdende frames herhalen. 'Dat is niet slim, want wanneer jullie premier Rutte zegt dat hij 'asielplaag' te ver vindt gaan en dat mensen het niet moeten gebruiken, bereikt hij juist het tegenovergestelde. Let maar op: als ik tegen jou zeg dat je niet aan een roze gekleurde olifant moet denken, waar denk je dan aan?'

Taalstrateeg Sara Hagestein legt uit wat er ge beurt als het oog van een krantenlezer op een woord als 'asielplaag' valt. 'Dan pakt zijn of haar brein die term razendsnel uit en begint het woord te proeven. Er worden automatisch aller lei associaties gemaakt om te kunnen bepalen hoe het woord geïnterpreteerd moet worden.' Zo kunnen de hersenen 'plaag' onopzettelijk koppelen aan criminele verschijnselen als een

diefstallenplaag, maar ook aan de tien plagen van Mozes of ongedierte.

Afhankelijk van de associatie die het brein kiest als overheersend, kan het verwerkingsproces op verschillende manieren uitpakken. 'Wanneer het frame in de tekst niet overeenkomt met het denkraam in het hoofd, ontstaat er kortsluiting', zegt Gagestein. 'De lezer wordt zich bewust van datgene wat er staat. Dan is het framen mis lukt: het woord heeft de opvattingen van de ontvanger niet ongemerkt kunnen sturen.'

Als het frame wel matcht met de belevingswe reld van de lezer, wordt het klakkeloos aange nomen. 'Hij krijgt dan niet in de gaten dat de tekst gekleurd is. In plaats daarvan glijdt de boodschap als herkenbaar en geloofwaardig naar binnen. Wanneer zo'n frame maar vaak genoeg wordt herhaald – en dat kan in ver schillende bewoordingen – kan dat een grote invloed hebben op iemands denkbeelden over een bepaald onderwerp.'

Journalisten moeten zorgvuldig met dat gege ven omgaan, vindt Gagestein. 'Kranten hebben autoriteit. Doordat de informatie die erin staat geacht wordt neutraal te zijn, hebben frames veel invloed. Toch wordt er in de media veelvul dig geframed. Iedereen doet het, op allerlei ma nieren. Schrijven zonder te framen is eigenlijk ook onmogelijk. 'Terrorist' is een frame, maar 'vrijheidsstrijder' ook. Een ander voorbeeld. Jij zegt net 'asielzoekersproblematiek'. Dat woord is gekleurd, want is het wel een probleem? Je kan er ook positief tegen aankijken en kiezen voor 'asielzoekerskwestie'.'

Het meest objectief is het volgens Gagestein om de frames door elkaar te husselen, om vrij heidsstrijder en rebel af te wisselen in artike len. 'Anders worden frames steeds extremer, en daarmee invloedrijker. Dat is gevaarlijk, omdat de twee uitersten zich dan langzaam kunnen ingraven in hun belevingswereld. Begrip voor het andere kamp verdwijnt dan.'

Naar: Isabel Baneke, Gevangen in een frame

87
30 35 5 40 6 45 50 557 60 8 65 70
12
3.5 Beeldvorming door taalgebruik
9 75 80 10 85 90 11 95 100 105
110

23

a Lees de woorden.

Noteer per woord wat voor gevoel het bij je oproept.

negatief neutraal positief

• vluchtelingenstroom ◯ ◯ ◯

• klimaatspijbelaar ◯ ◯ ◯

• graaicultuur ◯ ◯ ◯

• plofkip ◯ ◯ ◯

• klimaatontkenner ◯ ◯ ◯

• applauskind ◯ ◯ ◯

• steekpuber ◯ ◯ ◯

• etiketkind ◯ ◯ ◯

b Wat is framing volgens de schrijver?

c Waarom neemt Van Gorp het vluchtelingendebat als voorbeeld?

d Is het woord vluchtelingendebat (regel 8-9) een voorbeeld van framing? Leg je antwoord uit.

e Waarom vindt Van Gorp het kwalijk dat er zwart-wit wordt gesproken?

f Wat betekent het woord fenomeen (regel 24)?

g Waar verwijst de schrijver naar met het woord fenomeen?

Een tekst over framing analyseren

Lees de tekst Gevangen in een frame nog een keer.

a Welk advies geeft Van Gorp in alinea 5 aan journalisten?

b Noteer de betekenis van het woord genuanceerder (regel 50).

c Wat betekent het woord perceptie (regel 53)?

d Welke zin geeft de hoofdzaak van alinea 6 aan?

e Wat bedoelt de schrijver met grensoverschrijdende frames (regel 55-56)?

f Lees de theorie Kernzin

Markeer de kernzin van alinea 9.

88
3 Media

Kernzin

Een goed opgebouwde alinea heeft altijd een kernzin: de zin waarin de belangrijkste mededeling van de alinea staat. Deze zin staat meestal vooraan in de alinea. Het is dan de eerste of tweede zin. Soms staat de kernzin achteraan. De andere zinnen van de alinea zijn voorbeelden of een toelichting bij de kernzin.

Middenstuk

Deelonderwerp

Tussenkopje Kernzin: belangrijkste mededeling van de alinea Voorbeeld(en) of toelichting bij de kernzin

Inleidende zin Kernzin: belangrijkste mededeling van de alinea Voorbeeld(en) of toelichting bij de kernzin

Deelonderwerp Tussenkopje Voorbeeld(en) of toelichting bij de kernzin Kernzin: belangrijkste mededeling van de alinea

24 Mening vormen over framing

Lees de tekst Gevangen in een frame nog een keer.

a Noteer in je eigen woorden wat volgens Van Gorp de taken van de overheid en politici zijn als het gaat om framing. Gebruik maximaal 40 woorden.

b Markeer de kernzin van alinea 10.

c Beschrijf kort en duidelijk wat er kan gebeuren in de hersenen van de krantenlezer. Baseer je beschrijving op de inhoud van de alinea's 8, 9 en 10.

89
THEORIE
ONDER WERP
3.5 Beeldvorming door taalgebruik

d Formuleer op basis van alinea 11 en 12 twee adviezen voor journalisten. 1 2

e Kijk nog eens naar de woorden in opdracht 22a. Bij welke woorden is je keuze voor positief of negatief bepaald door het beeld dat je door de media hebt gekregen?

• Plaats voor positief een plusje (+).

• Plaats voor negatief een minnetje (-).

f Denk jij dat framing gevaarlijk kan zijn? Leg je antwoord uit.

25 Effect van krantenkoppen bespreken Werk samen met een klasgenoot.

a Lees deze krantenkoppen: Grand Prix Zandvoort catastrofaal voor bedreigde dieren GRAND PRIX ZANDVOORT JUIST GOED VOOR HET MILIEU

Noteer een synoniem voor catastrofaal

b Welk van deze krantenartikelen zou jij kiezen om te lezen? Leg je keuze uit.

c Zijn de krantenkoppen een voorbeeld van framing? Leg je antwoord uit.

d Lees deze krantenkoppen:

Nederlanders 'zondigen' steeds vaker buiten de deur met stuk vlees

Nederlanders eten iets meer vlees, voor het eerst sinds 9 jaar

— Elke dag vlees op het bord? 'Niet meer van deze tijd' —

Waarom staat 'zondigen' tussen aanhalingstekens?

90
3 Media

e Vind jij de krantenkoppen negatief, neutraal of positief? negatief neutraal positief

• Nederlanders 'zondigen' steeds vaker buiten de deur met stuk vlees. ◯ ◯ ◯

• Nederlanders eten iets meer vlees, voor het eerst sinds 9 jaar. ◯ ◯ ◯

• Elke dag vlees op het bord? 'Niet meer van deze tijd'. ◯ ◯ ◯

f Bespreek je antwoorden op vraag e met een klasgenoot.

Voer het gesprek als volgt:

• Leg uit waarom je de krantenkoppen negatief, neutraal of positief vindt.

• Noteer jullie overeenkomsten en verschillen.

Het effect van framing

26 Inhoud van een tekst voorspellen

Bekijk de titel van de tekst Woede om uitspraak minister Bruins over depressies jongeren

a Bij welk(e) woord(en) in de titel is sprake van framing?

b Welk deel van de werkelijkheid zal naar voren komen in de tekst?

c Welk deel van de werkelijkheid zal vermoedelijk niet worden genoemd? www.rtlnieuws.nl

WOEDE OM UITSPRAAK MINISTER BRUINS OVER DEPRESSIES JONGEREN

Zorgminister Bruno Bruins heeft zich woede en onbegrip op de hals gehaald. Hij zei vanochtend over depressies dat jongeren minder op tablets en telefoons moeten kijken en dat zijn kinderen 'ook weleens depressief zijn als ze een slecht cijfer op school halen'.

De minister deed zijn uitspraken vandaag bij de Troonrede van kinderkoning Yusuf. Die riep op om meer te doen voor depressieve jongeren. Volgens Het Parool antwoordde de minister daarop dat het een belangrijk thema is. Hij voegde daaraan toe: 'Ik ben geen arts, maar

misschien is wat minder op telefoons en tablets kijken een begin?' Ook zei Bruins dat zijn eigen kinderen ook weleens depressief zijn, als ze een slecht cijfer halen op school.

Een van de twitteraars die fel van leer trekt tegen de minister is Zjos Dekker. 'Dit is spelen met levens. Hij zet depressie weg als een keuze, dat is het niet, het is een ziekte', zegt ze tegen RTL Nieuws. Dekker kan het weten. Ze slikt zelf antidepressiva en haar broer maakte een einde aan zijn leven vanwege een depressie. 'Als hij zich alleen rot voelde vanwege een slecht cijfer, dan had ik hem wel kunnen redden.'

91
1 5 2 10 15 3 20 25 3.5 Beeldvorming door taalgebruik

27

Het steekt Dekker dat de minister niet beter weet. 'Het is zijn portefeuille! Het is echt basis kennis dat je hiermee mensen kan beschadigen. Tegen de minister zou ik willen zeggen: kom eens langs bij de GGZ-instelling waar ik op dit moment werk.'

Veel twitteraars verbazen zich over het feit dat de minister eigenlijk niet op de hoogte is van wat een depressie inhoudt. 'Ik schrik hier een beetje van' en 'weet die man wel wat depressie is?' vragen mensen zich af.

Social media juist goed

Zjos Dekker is niet alleen verbaasd over de uitspraak van Bruins dat zijn kinderen weleens depressief zijn van slechte cijfers. Ook het feit dat hij zegt dat minder gebruikmaken van tele-

Inhoud van een tekst analyseren

foons en smartphones een goed begin zou zijn, stoort haar. 'Dat kun je toch niet in het algemeen zeggen? Sommige mensen worden misschien agressief van schietspellen, maar de meeste niet. Zo heb ik juist heel veel aan Twitter. Ik kan dan vertellen wat ik meemaak, dat vind ik fijn. En andere mensen halen weer steun uit wat ik vertel.'

Excuses

Bruno Bruins maakte na de ministerraad excuses voor zijn uitspraken van eerder vandaag. 'Sorry, ik heb niemand willen beledigen.' De stichting MIND, die mensen met depressieve klachten ondersteunt, zegt dat er onrust is ontstaan over de uitspraken van de minister. De hulporganisatie wil nog niet specifiek op de uitspraken van Bruins reageren.

Lees de tekst Woede om uitspraak minister Bruins over depressies jongeren aandachtig.

a Welke manier van inleiden gebruikt de schrijver?

b Waarop waren de uitspraken van de minister een reactie?

c Wat betekent van leer trekken (regel 18)?

d Welke zinnen geven de hoofdzaak van alinea 3 het beste weer? Markeer deze zin(nen) in de tekst.

e Wat wordt bedoeld met de uitspraak Het is zijn portefeuille! (regel 29)?

f Noteer een tussenkopje dat de inhoud van alinea 4 en 5 goed weergeeft.

g Formuleer één kernzin voor alinea 6.

h Waarom stoort Dekker zich aan de opmerking van Bruins over smartphones?

i Vind je dit voldoende reden om de opmerking van de minister te bestrijden? Leg je antwoord uit.

92
RTL Nieuws
Bron:
4 30 5 35 406 45 50 7 55
3 Media
60

3.5 Beeldvorming door taalgebruik

28

Inhoud kritisch vergelijken

Kijk en luister aandachtig naar het videofragment Felle kritiek op depressie-uitspraak minister Bruins. Gebruik ook de tekst Woede om uitspraak minister Bruins over depressies jongeren

a Welk punt zal worden gemaakt in de kindertroonrede?

b Wat vindt de minister van dit punt?

c Wat zegt de minister over het gebruik van onder andere de smartphone?

d Hoe staat de minister tegenover kinderen die last hebben van somberte?

e Vergelijk de inhoud van de tekst en het fragment met elkaar.

Is er verschil in de uitspraken van de minister?

Leg je antwoord uit.

29

f Is er verschil in beleving bij jou als ontvanger?

g Is er sprake van framing als je let op de inhoud van de tekst?

Leg je antwoord uit.

Ingezonden reactie schrijven

In de vorige opdracht heb je een fragment en een tekst met elkaar vergeleken. Naar aanleiding van deze vergelijking ga je een ingezonden reactie schrijven aan de redactie van RTL Nieuws.

a Lees de theorie Ingezonden reactie

Bereid samen met een klasgenoot het schrijven van de reactie voor.

• Noteer vier punten die volgens jullie in de reactie moeten terugkomen.

• Maak samen een schrijfplan voor de tekst.

• Bepaal de manier van inleiden voor de tekst.

• Bepaal de manier van afsluiten van de tekst.

• Bedenk een passende titel voor de tekst.

• Kijk ook terug naar je verbeterpunten in opdracht 16.

93

Ingezonden reactie

Een ingezonden reactie is een tekst die een lezer stuurt als hij wil reageren op een artikel of een bericht dat hij in een krant, tijdschrift of op een website heeft gelezen. Veel kranten en tijdschriften hebben een aparte rubriek waarin de ingezonden brieven worden geplaatst. Op een website worden de ingezonden reacties onder de berichten geplaatst.

Een goede ingezonden brief heeft de indeling: inleiding – middenstuk – slot. Schrijf in je ingezonden brief altijd de titel, de datum en de schrijver van het bericht waarop je reageert. Uiteraard laat je weten wat jouw mening is over het bericht of waarover je je boos hebt gemaakt of hebt verbaasd. Je mening onderbouw je met een of meer argumenten. Beschrijf je reactie kort, maar wel duidelijk.

b Schrijf de eerste versie van je tekst.

Let bij het schrijven op de punten in het beoordelingsmodel bij vraag e.

c Geef je tekst aan de klasgenoot met wie je de opdracht hebt voorbereid.

Lees de tekst van je klasgenoot goed door.

• Bepaal of de afgesproken punten in de tekst staan.

• Let op de punten in vraag e.

• Noteer bij de tekst van je klasgenoot twee punten die je goed vindt en twee verbeterpunten.

d Herschrijf je eigen tekst en verwerk daarbij de opmerkingen van je klasgenoot. e Hoe beoordeel je jouw tekst?

• Mijn tekst heeft een duidelijke inleiding. ◯ ◯ ◯ ◯

• Mijn tekst heeft een duidelijk slot. ◯ ◯ ◯ ◯

• Ik gebruik passende verwijswoorden en voegwoorden. ◯ ◯ ◯ ◯

• Mijn alinea's bevatten allemaal een kernzin. ◯ ◯ ◯ ◯

• Ik gebruik passende signaalwoorden. ◯ ◯ ◯ ◯

• Ik heb de inhoud afgestemd op het publiek. ◯ ◯ ◯ ◯

• Mijn woordgebruik sluit aan bij het publiek. ◯ ◯ ◯ ◯

• Ik gebruik leestekens op de juiste manier. ◯ ◯ ◯ ◯

• Mijn zinnen zijn goed te begrijpen. ◯ ◯ ◯ ◯

• Ik heb werkwoorden en andere woorden goed gespeld. ◯ ◯ ◯ ◯

f Welke punten wil je bij de eindopdracht verbeteren?

94 THEORIE
3 Media

3.6 Eindopdracht

LEERDOELEN

• Je past je taalvaardigheden en persoonlijke vaardigheden toe in een eindopdracht.

Framing in een nieuwsbericht toepassen

Inleiding

Samen met twee klasgenoten ga je een nieuwsbericht schrijven over een treinbeschieting in Breda, waarbij je een perspectief kiest en gebruikmaakt van framing.

In dit hoofdstuk heb je gelezen, geluisterd, gesproken en geschreven over beeldvorming en framing door beeld en tekst. Je weet nu op welke manier jij beïnvloed kunt worden door de media. Ook heb je gezien hoe een schrijver framing kan gebruiken in een nieuwsbericht. De informatie uit dit hoofdstuk gebruik je bij deze opdracht.

Lees de eindopdracht eerst helemaal, zodat je weet wat je moet doen.

Nieuwsbericht voorbereiden

Vorm een groepje met twee andere leerlingen. Het eerste deel van deze opdracht maak je individueel.

a Bedenk waar je op gaat letten bij het schrijven van een nieuwsbericht.

• Bekijk het beoordelingsmodel.

• Bekijk de verbeterpunten die je hebt genoteerd bij opdracht 29f.

Beoordelingsmodel

Let bij de beoordeling van je nieuwsbericht op de volgende punten:

• Mijn tekst heeft een duidelijke inleiding.

• Mijn tekst heeft een duidelijk slot.

• Ik gebruik passende verwijswoorden en voegwoorden.

• Mijn alinea's bevatten allemaal een kernzin.

• Mijn alinea's sluiten goed op elkaar aan.

• Ik gebruik passende signaalwoorden.

• Ik heb de inhoud afgestemd op het publiek.

• De geframede woorden en zinnen passen bij het gekozen perspectief.

• Ik gebruik leestekens op de juiste manier.

• Mijn zinnen zijn goed te begrijpen.

• Ik heb werkwoorden en andere woorden goed gespeld.

b Bekijk het fragment Politie onderzoekt beschoten trein in Breda en maak aantekeningen. Noteer puntsgewijs de informatie die in jouw nieuwsbericht moet komen.

95
3.6 Eindopdracht

c Lees de tekst Reacties op nieuwsvideo

Bepaal vanuit welk perspectief je de tekst wilt schrijven en geef een reden voor je keuze.

Kies het perspectief van:

• de NS en reizigers, omdat ze vinden dat de jeugd de veiligheid bedreigt.

• het publiek, omdat dat vindt dat jongeren steeds crimineler worden.

• ouders die zich verweren, omdat hen verweten wordt dat ze hun kinderen niet goed opvoeden.

• jongeren, omdat ze vergeleken worden met criminelen.

REACTIES OP NIEUWSVIDEO

Als je met 15 met wapens op een trein schiet en ziet dat dingen kapot gaan dan stop je, zelfs een puberbrein snapt dat normaal. Het lijkt meer een doordacht plan om schade te doen, noem ik geen kwajongens of puberstreken, maar beginnend crimineel, dat de kinderen zulke wapens hebben zegt iets over de opvoeding.

Joh, jongens van 15 jaar. Waar waren de ouders op dit tijdstip? Het was etenstijd en donker buiten. En het was geen katapultwerk.

Trein beschoten tussen Tilburg en Breda. Gelukkig geen slachtoffers, maar zijn we in NL mentaal aan het ontsporen? Mensen die conducteurs of hulpverleners neerslaan, mensen die treinen beschieten ... Daders opsporen en fors straffen: dit moet stoppen!! #NS #politie #OM #minvenj

96
d
◯ Twee verdachten (15) van beschieten treinen moeten naar de kinderrechter ◯ TWEE 15-JARIGEN GEDAGVAARD VOOR VERNIELING EN VERBODEN WAPENBEZIT NA BESCHIETEN TREINEN BREDA ◯ Verdachte treinschutters voor kinderrechter om vernieling en verboden wapenbezit ◯ Politie onderzoekt balletjes- en gasdrukpistool van jongens (15) na beschieten treinen Breda ◯ Twee jongens (15) met balletjespistolen aangehouden voor beschieten treinen bij Breda
3 Media
Lees de krantenkoppen.
Welke kop past het best bij jouw gekozen perspectief? Leg je antwoord uit.

Aanpak en inhoud nieuwsbericht bespreken

Vorm een groepje met twee andere leerlingen.

a Vergelijk jullie aantekeningen bij het fragment en bespreek de verschillen. Maak een compleet overzicht met nieuwsfeiten die in het bericht moeten komen.

b Vertel elkaar welk perspectief je hebt gekozen en waarom. Maak samen een onderbouwde keuze voor een van de perspectieven. Jullie gaan vanuit dit perspectief de tekst schrijven.

c Vertel elkaar welke krantenkop je hebt gekozen en waarom. Kies samen een van de krantenkoppen.

d Zoek of maak een beeld dat past bij jullie perspectief en krantenkop.

Schrijfplan nieuwsbericht invullen

Vul samen met je groepje het schrijfplan in.

1 Verdeel de 5W+1H-vragen en de extra informatie over de alinea's.

2 Bedenk wat de kern van de informatie per alinea is.

3 Bedenk per alinea welke woorden of zinsgedeelten jullie willen gebruiken voor de framing van de gebeurtenis in het bericht.

4 Bedenk in kernwoorden de inhoud van de inleiding en het slot.

Onderwerp: Schrijfdoel: informeren Publiek: volwassenen Titel: Inleiding: Alinea Inhoud alinea Inhoud in kernwoorden Framing 2 3 4 Slot:

Nieuwsbericht schrijven

a Ieder van jullie schrijft één alinea van het middenstuk én een lead en een slot. Bepaal met elkaar wie welke alinea gaat schrijven.

Schrijf de inleiding, jouw alinea en het slot.

Let daarbij op de volgende punten:

• De alinea telt tussen de 80 en 100 woorden.

• Begin je alinea met de kernzin.

• Gebruik signaal- en verwijswoorden.

• Noteer een passend tussenkopje boven je alinea.

• De inleiding telt 50 woorden.

• Het slot telt 30 woorden.

• Formuleer correcte zinnen.

• Spel de woorden op de juiste manier.

97
3.6 Eindopdracht

b Bereid het nieuwsbericht met elkaar voor.

1 Lees elkaars inleiding, alinea en slot kritisch door. Let op de punten in het beoordelingsmodel.

2 Geef elkaar twee tips en twee tops.

3 Bepaal samen welke inleiding het best bij het middenstuk past.

4 Bepaal samen welk slot het beste bij het middenstuk past.

c Maak samen het nieuwsbericht compleet.

1 Verwerk de tips en tops uit de vorige vraag.

2 Voeg de gekozen inleiding, de verbeterde alinea's en het gekozen slot samen onder de titel.

3 Plaats het beeld op de juiste plaats in de tekst.

4 Sla de tekst op en stuur de eindopdracht naar alle leden van de groep en je docent.

Eindopdracht evalueren

a Hoe ging de eindopdracht?

• De geframede woorden en zinnen passen bij het perspectief en de titel. ◯ ◯ ◯ ◯

• De alinea's sluiten goed op elkaar aan. ◯ ◯ ◯ ◯

• De alinea's hebben hetzelfde taalgebruik. ◯ ◯ ◯ ◯

• De tussenkopjes passen bij de inhoud van de alinea's. ◯ ◯ ◯ ◯

• De tekst past bij de titel. ◯ ◯ ◯ ◯

• Het taalgebruik is foutloos. ◯ ◯ ◯ ◯

b Wat zou je nog willen verbeteren?

98
3 Media

3.7 Terugblik

• Je kijkt terug op je werk.

Wat neem ik mee?

LEERDOELEN

a In dit hoofdstuk heb je veel geleerd over beeldvorming in de media. Je hebt deze kennis toegepast en je kunt kritischer kijken naar de media. Kijk nu terug op de leerdoelen van het hoofdstuk. Oefen daarna verder op je eigen niveau. Heb je de leerdoelen van dit hoofdstuk bereikt?

• Ik kan de rol van de media en de invloed op beeldvorming benoemen. ◯ ◯ ◯ ◯

• Ik kan gevonden informatie beoordelen op bruikbaarheid, betrouwbaarheid en representativiteit. ◯ ◯ ◯ ◯

• Ik kan de hoofdpunten begrijpen van gesproken en geschreven nieuwsberichten. ◯ ◯ ◯ ◯

• Ik kan het waarheidsgehalte van een nieuwsbericht bepalen en toelichten. ◯ ◯ ◯ ◯

• Ik kan het schrijfdoel van informerende teksten herkennen. ◯ ◯ ◯ ◯

• Ik kan de bedoeling van schrijvers en sprekers afleiden uit tekst en beeld. ◯ ◯ ◯ ◯

• Ik kan relaties leggen tussen tekst en beeld en tussen verschillende teksten. ◯ ◯ ◯ ◯

• Ik kan hoofd- en bijzaken van elkaar onderscheiden. ◯ ◯ ◯ ◯

• Ik kan de kernzin(nen) van een alinea herkennen en formuleren. ◯ ◯ ◯ ◯

• Ik kan een nieuwsbericht schrijven. ◯ ◯ ◯ ◯

• Ik kan een ingezonden reactie schrijven. ◯ ◯ ◯ ◯

• Ik kan in een discussie kritisch luisteren en mijn eigen mening onderbouwen met argumenten. ◯ ◯ ◯ ◯

b Welke nieuwe informatie ben je te weten gekomen?

c Waar zou je meer over willen leren?

VERDER OEFENEN?

Via Op niveau online kun je verder oefenen op jouw niveau. Kijk naar de smileys die je hebt gekozen en bepaal wat bij jou past:

Heb je vooral en gekozen? Doe dan de basisopdrachten. Heb je vooral en gekozen? Doe dan de plusopdrachten.

99
3.7 Terugblik

Wij zijn taal

We hebben letters in ons DNA en in onze chromosomen. Zelfs een bloedgroep met één of twee letters. Het hele alfabet zit in ons. Taal zit in ons. Zo kunnen we uitdrukken wie we zijn, wat we denken en wat we voelen. Bovendien helpt taal ons om contact met anderen te maken en de wereld te begrijpen. Met Op niveau ontdek je het plezier, de kracht en de duizend-en-een mogelijkheden van taal.

Elk mens wil zo goed mogelijk uit de verf komen. Jezelf ontwikkelen tot wie je bent. Taal is daarin onmisbaar. In deze lesmethode ontdek je stap voor stap hoe taal je belevingswereld vergroot. Daarom is Nederlands in Op niveau niet in losse delen geknipt – van taalkennis tot persoonlijke vaardigheden – maar zien we het als een stevig vlechtwerk, dat je zelf creëert. Zo ervaar je het nut en de noodzaak van de lesstof. Van a tot z. Want ook jij bent taal.

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.