cursus
Zestiende en zeventiende eeuw Teksten: • Joost van den Vondel, “Het stokske van Oldenbarneveldt” • Erasmus, Lof der Zotheid • Jacob Cats, Het Spaans heidinnetje • G.A. Bredero, “Een oud besje met een jongeman” • P.C. Hooft, “Sonnet” • P.C. Hooft, Nederlandse Historiën • P.C. Hooft en S. Coster, Warenar • Joost van den Vondel, Lucifer
16 Wat was in de zestiende en zeventiende eeuw de taak van de schrijver? 17 Wat zijn de drie ‘onderdelen’ van een embleem? 18 Leg uit wat de muziekterm contrafactuur met teksten uit de Nederlandse literatuur te maken heeft. 19 Leg uit dat het werk van Jacob Cats duidelijk maatschappe lijk betrokken is. 20 Maak een schema van het tekstgedeelte “Ernstig en komisch toneel”.
A Leeropdrachten
B Leesopdrachten
1 Zet de volgende gebeurtenissen in de juiste chronologische volgorde: Beeldenstorm – Val van Antwerpen – Rembrandt schildert De nachtwacht – Vrede van Münster – Twaalfjarig Bestand – oprichting V.O.C. – opening Amsterdamse schouwburg – Erasmus publiceert Lof der Zotheid – oprichting Nederduytsche Academie. 2 Noem drie redenen waarom de rooms-katholieke kerk werd geconfronteerd met de hervorming. 3 Wat wilde Karel V met zijn politiek in de Nederlanden bereiken? 4 Tijdens het Twaalfjarig Bestand waren er interne tegenstel lingen in de Republiek. Leg uit hoe die tegenstellingen kon- den leiden tot de executie van Johan van Oldenbarneveldt. 5 Leg beargumenteerd uit of er een relatie bestaat tussen strijdliederen en regenten. 6 Leg in eigen woorden uit wat het verschil is tussen enerzijds het empirisme en anderzijds het rationalisme. 7 Wat wordt bedoeld met de Copernicaanse wending? 8 Leg uit waarom het humanisme typerend is voor een antropocentrisch wereldbeeld en niet voor een theocentrisch wereldbeeld. 9 Geef in eigen woorden weer waarin volgens een humanist een mens verschilt van het dier. 10 Noem vijf algemene kenmerken van de Renaissance. 11 Leg uit wat bedoeld wordt met de begrippen translatio, imitatio en aemulatio. 12 Geef een omschrijving van het publiek van kunst en literatuur uit de Renaissance. 13 Geef in maximaal 100 woorden een samenvatting van het tekstgedeelte “Burgerlijke cultuur in de Republiek”. 14 Bekijk het schilderij van G.A. Berckheyde van het stadhuis op de Dam in je theorieboek (zie beeld 6 op pagina 38) en leg uit waarom dit stadhuis een classicistisch gebouw is. 15 Welke twee algemene tendensen zijn er in de Nederlandse literatuur van de zestiende en zeventiende eeuw?
Opdracht 1 Joost van den Vondel “Het stokske van Oldenbarneveldt”
Het stokske van Johan van Oldenbarneveldt, Vader des Vaderlands
5
10
15
20
Mijn wens behoede u onverrot, O STOK en stut, die geen verrader, maar ’s vrijdoms stut en Hollands Vader gestut hebt op dat wreed schavot, toen hij voor ’t bloedig zwaard moest knielen, veroordeeld als een Seneca door Nero’s haat en ongena, tot droefenis der braafste zielen. Gij zult nog jaren achtereen den uitgang van die held getuigen, en hoe Geweld het Recht dorst buigen, tot smaad der onderdrukte steên. Hoe dikwijls strekt’ gij onder ’t stappen naar ’t hof der Staten stadig aan hem tot een derde voet in ’t gaan en klimmen op de hoge trappen, als hij, belast van ouderdom, papier en schriften, overleunde en onder ’t lastig landspak steunde. Wie ging, zo krom gebukt, nooit krom! Gij rustte van uw trouwe plichten na ’t rusten van die oude stok, geknot door ’s bloedsraads bitt’re wrok – nu stut en stijft gij nog mijn dichten. Uit: Lust tot poëzie. Gedichten van Vondel.
24
Literatuurgeschiedenis