

MENS & GEZONDHEID

Naam
Klas
PROFIEL Z&W
MENS
& GEZONDHEID
BB | KB
Dit boek gebruik je samen met de digitale leeromgeving.
Het is van jou, dus je mag je aantekeningen erin schrijven.
Na dit schooljaar mag je het boek houden.
In dit boek staat alles wat je voor Mens & Gezondheid moet kennen voor je examen.
Team Mixed
COLOFON
Auteur
ThiemeMeulenhoff
Eindredactie
Karen van Lente
Taalredactie
Karen van Lente
Vormgeving
Studio Michelangela, Utrecht
Opmaak
Studio Michelangela, Utrecht
Omslagbeeld Shutterstock (r)
Over ThiemeMeulenhoff
ThiemeMeulenhoff ontwikkelt zich van educatieve uitgeverij tot een learning design company. We brengen content, leerontwerp en technologie samen. Met onze groeiende expertise, ervaring en leeroplossingen zijn we een partner voor scholen bij het vernieuwen en verbeteren van onderwijs.
Zo kunnen we samen beter recht doen aan de verschillen tussen lerenden en scholen en ervoor zorgen dat leren steeds persoonlijker, effectiever en efficiënter wordt.
Samen leren vernieuwen. www.thiememeulenhoff.nl
Eerste druk, eerste oplage, 2025
© ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2025
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl.
De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
Deze uitgave is volledig CO2-neutraal geproduceerd.
Het voor deze uitgave gebruikte papier is voorzien van het FSC®-keurmerk.
Dit betekent dat de bosbouw op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.
INHOUD
Zo werk je met Mixed 4
1.1 Fysieke, psychische en sociale gezondheid 9
1.2 Factoren die de gezondheid beïnvloeden 12
1.3 Welvaartsziekten en hun oorzaken 17
1.4 Invloed van stress, ontspanning en welzijn 22
1.5 Voeding en gezondheid 25
1.6 Hygiëne en gezondheid 30
1.7 Dagritme en gezondheid 35
1.8 Informatie over voedings- en beweegpatronen
1.9 Etiketten lezen
1.10 Energieverbruik
1.11 Verantwoord voedingsgedrag
1.12 Diëten, allergieën en intoleranties 58
1.13 Voedings- en leefgewoonten signaleren en rapporteren 63
1.14 In gesprek gaan over gezonde keuzes 67
1.15 Media en gezondheid 70
1.16 Genotsmiddelen en verslaving 75 Samenvattingsopdracht blok 1
BLOK 2 Voeding en bereiding
2.1 Een gezonde maaltijd samenstellen voor verschillende doelgroepen xx
2.2 Verschillende voedingsgewoonten xx
2.3 Duurzaam en gezond eten xx
2.4 Schoon en veilig omgaan met eten xx
2.5 Recepten lezen en omrekenen xx
2.6 Een stappenplan en planning maken voor het koke xx
2.7 Voedingsmiddelen voorbereiden en bereidingstechnieken toepassen xx
2.8 Werken met materialen en keukenapparaten xx
2.9 Gerechten mooi presenteren xx
2.10 Tafeldekken en eenvoudige etiquette xx
2.11 Schoonmaken en opruimen in de keuken xx
Samenvattingsopdracht blok 2 xx
Begrippenlijst xx
BLOK 1 Gezondheid en leefstijl
ZO WERK JE MET MIXED
Je gaat aan de slag met een module van MIXED. Met MIXED leer je in de praktijk. Je ervaart wat je allemaal kunt doen in jouw beroepsgerichte profiel. Zo ontdek je wat jouw talenten zijn!
In het kort
Per module maak je praktische opdrachten. Deze praktische opdrachten laten je alle kanten van het beroepsgerichte vak ervaren. Je gaat dus écht aan de slag. Om de praktische opdrachten te kunnen doen, heb je kennis nodig. In het leerwerkboek vind je de theorie die je moet kennen.
Naast de theoriebronnen in het leerwerkboek, moet je soms ook werkbronnen gebruiken bij de praktische opdrachten. Denk aan een uitlegfilmpje, stappenplan of uitwerkbijlage.


AAN DE SLAG MET PRAKTISCHE OPDRACHTEN
• Jouw docent laat je weten welke praktische opdrachten jij maakt bij deze module. Je vindt de praktische opdrachten online. Of de docent heeft ze voor je geprint.
• Elke praktische opdracht begint met voorbereiden. Je ontdekt in welk werkveld je aan de slag gaat. Je leest wat je gaat doen en leren. Ook zie je hoeveel punten je kunt verdienen en wat je nodig hebt om de opdracht te maken.
• Dan ga je aan de slag. Volg stap voor stap de instructie die in de opdracht staat. Je kunt steeds de stappen die je hebt gedaan afvinken.
• Bij opdrachten gebruik je theoriebronnen en werkbronnen. De theoriebronnen staan in je leerwerkboek. Werkbronnen, zoals een stappenplan of uitwerkbijlage, vind je online.
• Het eindproduct van de opdracht neem je op in je portfolio. Je denkt daarbij ook na of je later in dit werkveld aan de slag zou willen gaan.


WERKEN OP PAPIER OF ONLINE
HET LEERWERKBOEK VOOR DE THEORIE
• In het leerwerkboek dat je nu in je handen hebt, staat de theorie die je moet kennen. Misschien behandelt jouw docent eerst de theorie voordat je aan de slag gaat met een praktische opdracht. Of je pakt zelf de theorie erbij als je die nodig hebt.
• Het leerwerkboek begint altijd met het grote plaatje. Dit helpt je om de verbanden te zien tussen de verschillende werkvelden in een profiel.
• Bij de theoriebronnen die je kunt lezen staan ook theorieopdrachten. Deze maak je om te kijken of je de theorie goed begrijpt.
• In de theorie staan gekleurde begrippen Deze begrippen moet je kennen voor een toets en voor je examen. Tip: gebruik de begrippenlijst achter in het leerwerkboek bij het leren.
• Een module in het leerwerkboek bestaat uit twee blokken. Na elk blok maak je een samenvattingsopdracht. Zo leer je ook voor je toets en voor het examen!
Bij deze module hoort een online omgeving. In het schema hierna zie je wat je op papier kunt doen en wat er online te vinden is.
Op papier
• Praktische opdrachten (geprint)
• Theoriebronnen (in het leerwerkboek)
• Theorieopdrachten (in het leerwerkboek)
• Begrippenlijst (in het leerwerkboek) Online
• Praktische opdrachten
• Theoriebronnen
• Theorieopdrachten
• Begrippenlijst
• Werkbronnen
• Oefentoets begrippen
Module
Mens & Gezondheid
HET GROTE PLAATJE
MENS& GEZONDHEID


WELKE VERBANDEN ZIJN ER?

MENS& ACTIVITEIT

MENS&ZORG MENS& OMGEVING


✖ MENS & GEZONDHEID: PREVENTIE EN VOEDING
Bij Zorg & Welzijn leer je hoe je mensen van alle leeftijden kunt ondersteunen bij een gezonde, veilige en prettige leefstijl. Of je nu werkt met kinderen, ouderen, of mensen met een beperking: het draait om aandacht voor gezondheid, welzijn en zelfredzaamheid. Je leert hoe voeding, beweging, hygiëne en leefomgeving samenhangen en wat jij kunt doen om anderen hierbij te begeleiden. Je ontwikkelt vaardigheden om gezondheid te bevorderen én om problemen te signaleren voordat ze ernstig worden.
✖ MENS & ZORG: PERSOONLIJKE ZORG EN SIGNALEREN
In deze module leer je hoe je mensen ondersteunt bij de dagelijkse verzorging, zoals wassen, aankleden en bewegen. Je oefent verzorgende handelingen en leert veranderingen in gedrag, uiterlijk of gezondheid opmerken. Zo kun je signalen van ziekte of ongezonde leefstijl op tijd herkennen en bespreken.
✖ MENS & ACTIVITEIT: GEZONDHEID VERSTERKEN VIA BEWEGING EN PLEZIER
DJe leert activiteiten organiseren die passen bij de doelgroep en bijdragen aan gezondheid en welzijn. Denk aan sport, spel en ontspanning. Zo stimuleer je beweging, sociaal contact en een positief gevoel – belangrijke onderdelen van een gezonde leefstijl.
✖ MENS & OMGEVING: EEN GEZONDE LEEFOMGEVING CREËREN
Je leert hoe je een ruimte schoon, veilig en prettig maakt en houdt. Denk aan hygiënisch schoonmaken, ventilatie, rust en veiligheid. Je ontdekt hoe een goede omgeving bijdraagt aan gezondheid en hoe je die kunt aanpassen aan de behoeften van de cliënt.
WAT LEER JE IN DEZE MODULE?
BLOK 1
Gezondheid en leefstijl
Je leert hoe leefstijl, voeding, hygiëne, stress en media je gezondheid beïnvloeden. Je herkent signalen van ongezond gedrag en oefent met informatie overbrengen en rapporteren. Zo help je anderen bij het maken van gezonde keuzes.
BLOK 2
Voeding en bereiding
Je leert gezonde maaltijden plannen, bereiden en serveren. Daarbij werk je veilig, hygiënisch en milieubewust in de keuken. Je past recepten aan en houdt rekening met verschillende doelgroepen.

1
Gezondheid en leefstijl

INHOUD
1.4
1.14

1.1 Fysieke, psychische en sociale gezondheid
Wat is gezondheid? Gezondheid betekent dat het goed met je gaat. Niet alleen met je lichaam, maar ook met hoe je je voelt en hoe je met anderen omgaat. Er zijn drie vormen van gezondheid:
Fysieke gezondheid (lichamelijke gezondheid)
Fysieke gezondheid gaat over je lichaam. Ben je lichamelijk gezond, dan werkt je lichaam goed. Je hebt geen pijn, geen ziektes of lichamelijke beperkingen. Je kunt gewoon meedoen met activiteiten zoals sporten, naar school gaan of werken.
Voorbeelden:
✖ Je hebt geen koorts of pijn.
✖ Je kunt goed lopen, fietsen of werken.
✖ Je lichaam krijgt voldoende rust, beweging en gezonde voeding.
Psychische gezondheid (geestelijke gezondheid)
Psychische gezondheid gaat over hoe je je voelt. Ben je psychisch gezond, dan voel je je meestal prettig en kun je goed omgaan met emoties zoals verdriet, stress of boosheid. Ook kun je je concentreren en heb je vertrouwen in jezelf.
Voorbeelden:
✖ Je bent meestal vrolijk en kunt tegen een beetje stress.
✖ Je slaapt goed en maakt je niet voortdurend zorgen.
✖ Je kunt omgaan met tegenslagen, zoals ruzie of een tegenvallend cijfer.
Sociale gezondheid
Sociale gezondheid gaat over hoe je met andere mensen omgaat. Je bent sociaal gezond als je contact hebt met anderen en daar prettig mee omgaat. Je voelt je veilig bij familie, vrienden of klasgenoten en je weet wie je kunt vertrouwen of om hulp kunt vragen. 5
JE GEZ ONDHEID gaat over:
fysieke gezondheid bewegen, gezond eten en goed voor je lichaam zorgen
psychische gezondheid je goed voelen en omgaan met stress en emoties
sociale gezondheid contact met anderen en je verbonden voelen
Voorbeelden:
✖ Je hebt vrienden of familie om mee te praten.
✖ Je kunt samenwerken en goed communiceren.
✖ Je voelt je welkom in een groep.
Alles hangt met elkaar samen
Fysieke, psychische en sociale gezondheid beïnvloeden elkaar. Als je bijvoorbeeld veel lichamelijke pijn hebt (fysiek), kun je je somber gaan voelen (psychisch). Of als je geen vrienden hebt (sociaal), kun je je eenzaam voelen en slecht gaan eten of slapen (fysiek en psychisch). Gezond zijn betekent dus dat het op al deze drie gebieden redelijk goed met je gaat.
Uit de praktijk
Samira loopt stage op een basisschool. Ze merkt dat Bo (4 jaar) steeds vaker huilt als haar moeder weggaat. Ook wil ze niet met andere kinderen spelen en zit ze vaak stil in een hoekje. Samira bespreekt dit met haar werkbegeleider. Ze herkennen dat Bo op dit moment psychisch en sociaal niet lekker in haar vel zit, ook al is ze lichamelijk gezond. Samen maken ze een plan: Bo krijgt extra persoonlijke aandacht bij het binnenkomen en Samira betrekt haar elke dag bij een spel met één ander kind. Na enkele weken merken ze verbetering.
Opdrachten
1 Psychische gezondheid
Welke uitspraak past bij psychische gezondheid?
Je hebt geen pijn en kunt goed bewegen
Je maakt je niet voortdurend zorgen en slaapt goed
Je kunt goed samenwerken met anderen
Je lichaam krijgt voldoende rust en beweging
2 Uit balans

Je loopt stage op een basisschool. Leerling Daan (10) komt al een paar dagen stil over. Hij zegt weinig, doet niet mee met het buitenspelen en zit vaak alleen. Je mentor zegt dat hij zich thuis zorgen maakt over zijn zieke opa.
a Welke vormen van gezondheid kunnen bij Daan op dit moment uit balans zijn?
Kies twee juiste antwoorden.
Fysieke gezondheid
Psychische gezondheid
Sociale gezondheid
Erfelijke gezondheid
3
Gezondheid verbeteren
Je loopt stage in een woonzorgcentrum. Een bewoner, meneer Van Es (81), is lichamelijk nog fit en loopt elke dag een rondje. Toch oogt hij somber en vermijdt hij contact met medebewoners. Zijn dochter zegt dat hij zich eenzaam voelt.
a Welke vormen van gezondheid zijn hier minder in balans?
Noem er twee. 1 2
b Geef één voorbeeld van een activiteit die jij zou kunnen doen om zijn sociale gezondheid te verbeteren.
Herhalingsopdrachten
4 Welke vorm van gezondheid?
Kies bij elk kenmerk de juiste vorm van gezondheid.
✖ Je maakt je veel zorgen. Fysiek – Psychisch - Sociaal
✖ Je hebt geen pijn.
✖ Je kunt goed samenwerken.
✖ Je eet gezond.
5 Wat kun jij afleiden?
Fysiek – Psychisch - Sociaal
Fysiek – Psychisch - Sociaal
Fysiek – Psychisch - Sociaal
Je loopt stage bij een basisschool. Leerling Milan (9) is vrolijk, actief en werkt goed samen met klasgenoten. Toch klaagt hij elke dag over oorpijn.
Wat kun je hieruit afleiden over zijn gezondheid?
Kies het beste antwoord.
Milan is alleen sociaal ongezond
Milan is lichamelijk ongezond, maar verder in balans
Milan is psychisch niet in orde
Milan heeft een allergie
Verdiepingsopdrachten
6 Samenhang soorten gezondheid
Je werkt in een centrum voor jongeren. Een jongen van 15 mist vaak school. Hij zegt dat hij moe is en nergens zin in heeft. Je merkt dat hij weinig eet, amper beweegt en veel alleen is.
a Noem de drie vormen van gezondheid die hierbij een rol kunnen spelen. 1 2
b Leg uit hoe de drie vormen van gezondheid elkaar kunnen beïnvloeden in deze situatie.
7 Samenhang
Waarom is het belangrijk dat zorgverleners kijken naar álle drie vormen van gezondheid bij een cliënt en niet alleen naar lichamelijke klachten?
1.2 Factoren die de gezondheid beïnvloeden
Je gezondheid wordt door veel dingen beïnvloed. Soms heb je daar zelf invloed op, maar soms ook niet. Alles wat je gezondheid kan verbeteren of juist verslechteren, noemen we factoren die van invloed zijn op je fysieke (lichamelijke) gezondheid, psychische (geestelijke) en sociale gezondheid.
We verdelen de factoren die invloed hebben op je gezondheid in drie groepen:
1 Invloeden van buitenaf
Sommige dingen uit je omgeving kunnen je gezondheid verbeteren of juist verslechteren.
Dit noem je daarom ook wel omgevingsfactoren.
Voorbeelden van invloeden van buitenaf:
✖ Omgeving: wonen in een schone, rustige buurt is gezonder dan in een drukke, vuile straat met veel lawaai.
✖ Sociale druk: als je vrienden vaak ongezond eten of roken, is de kans groter dat jij dat ook gaat doen.
✖ Media en reclame: op sociale media en in reclames zie je vaak ongezond eten of ‘perfecte lichamen’. Dat kan invloed hebben op hoe je je voelt of wat je koopt.
✖ Cultuur en geloof: sommige mensen eten geen vlees of vasten op bepaalde dagen. Dat beïnvloedt wat en wanneer ze eten.
✖ School en werkdruk: als je veel stress hebt van school of werk, kun je hoofdpijn krijgen, slecht slapen of snel boos worden.
2 Erfelijke factoren
Sommige eigenschappen erf je van je ouders. Dat betekent dat ze in je genen zitten en dat je ze niet kunt veranderen. Dit zijn erfelijke factoren.
Voorbeelden van erfelijke factoren:
✖ Je kunt een grotere kans hebben op ziektes zoals diabetes, hartproblemen of psychische klachten.
✖ Je bouw (bijv. lengte, aanleg voor overgewicht) is vaak erfelijk.
✖ Sommige mensen zijn van nature sneller moe of hebben een gevoelige huid.
Je kunt erfelijke aanleg niet veranderen, maar wel gezond leven om klachten te beperken.
3 Wat je zelf kunt doen (leefstijl)
Veel factoren heb je wél zelf in de hand. Dat noemen we je leefstijl. Daarmee bedoelen we hoe je leeft, wat je eet, hoeveel je beweegt, of je rookt of drinkt en of je goed voor jezelf zorgt.
Voorbeelden van leefstijlkeuzes:
✖ Gezond eten en voldoende water drinken
✖ Genoeg slapen en bewegen
✖ Niet roken of vapen
✖ Goed omgaan met stress
✖ Tijd nemen voor ontspanning
✖ Tijdig hulp vragen als je je niet goed voelt
✖ Verstandige keuzes maken in relaties en seksualiteit
Een gezonde leefstijl heeft een positieve invloed op je lichaam én je geest.
SOA’S
Een belangrijk voorbeeld van zo’n verstandige keuze is veilig vrijen. Onveilig vrijen kan leiden tot een ongewenste zwangerschap of een soa (seksueel overdraagbare aandoening). Bekende soa’s zijn hiv, chlamydia, gonorroe, genitale wratten, herpes genitalis, syfilis en hepatitis B. Ze zijn besmettelijk en worden meestal overgedragen via onveilige seks.
Een soa merk je niet altijd meteen. Je kunt dus ongemerkt een soa hebben en die doorgeven aan een ander. Sommige soa’s kunnen ernstige gevolgen hebben als ze niet op tijd behandeld worden.
Gelukkig zijn de meeste goed te genezen. Daarom is het belangrijk om condooms te gebruiken en je regelmatig te laten testen als je wisselende partners hebt. In zorg en welzijn moet je hier open en respectvol over kunnen praten, zonder oordeel.

invloeden van buitenaf

vrienden
5
Wat beïnvloedt jouw gezondheid?
erfelijke factoren
omgeving genen van je ouders lichaamsbouw
leefstijl


snel moe moe id
gezond eten & drinken



voldoende slapen & bewegen
niet roken of vapen

Sommige dingen kun je niet veranderen maar je leefstijl kun je wél zelf kiezen!
Alles werkt samen
Vaak versterken factoren elkaar. Iemand die weinig geld heeft (omgeving), woont misschien in een ongezonde buurt en eet goedkoop maar ongezond voedsel (leefstijl). Dit kan leiden tot stress. De psychische (gezondheid) is dan minder goed. Andersom kunnen ook meerdere positieve factoren elkaar versterken. Gezonde voeding + steun van vrienden + een goede nachtrust = een sterke basis voor gezondheid!
Uit de praktijk
Kevin loopt stage bij een thuiszorgorganisatie. Hij bezoekt meneer De Vries (76), die vaak hoofdpijn heeft, slecht slaapt en geen eetlust meer heeft. De woning is donker en rommelig en de televisie staat altijd aan. Kevin bespreekt met zijn collega dat de omgeving en leefgewoonten van meneer De Vries invloed hebben op zijn gezondheid. Ze besluiten om samen kleine veranderingen aan te moedigen: gordijnen open, een korte wandeling per dag en samen een boterham eten. Kevin leert zo hoe factoren zoals omgeving, dagritme en sociale contacten gezondheid beïnvloeden.

Opdrachten
1 Soorten factoren
Kies bij elk voorbeeld de juiste factor: erfelijk, invloed van buitenaf of leefstijl?
Erfelijk Invloed van buitenaf Leefstijl
Je woont in een drukke straat met veel verkeer.
Je eet vaak ongezond en beweegt weinig.
Je hebt aanleg voor een hoge bloeddruk.
Je vrienden roken en vragen of jij ook een trekje wilt.
Je eet veel groente en fruit.
Je ouders hebben diabetes.
Je hebt soms onveilige seks.
Je slaapt minimaal acht uur per nacht.
2 Begrippen kennen
Combineer elk begrip met de juiste omschrijving.
Begrip
Invloed van buitenaf
Soa
Leefstijl
Erfelijke factor
3
Omschrijving
• • Gedrag zoals roken, slapen, eten.
• • Iets wat je van je ouders erft.
• • Iets uit je omgeving dat je gezondheid beïnvloedt.
• • Ziekte die je kunt krijgen door onveilig vrijen.
Gezondheid beïnvloeden
Je loopt stage in een woonzorgcentrum. Mevrouw Dijkstra (78) geeft aan dat ze zich vaak somber en moe voelt. Ze woont op een kamer waar het vaak rommelig is, slaapt slecht, eet vooral zoete snacks en komt weinig buiten.
a Noem twee verschillende soorten factoren die haar gezondheid negatief beïnvloeden. Geef bij elke factor een voorbeeld.
b Geef bij elk voorbeeld aan wat je als stagiair kunt doen om haar te ondersteunen.
Herhalingsopdrachten
4
Juist of onjuist
Zijn de volgende stellingen juist of onjuist?
1 Soa’s zijn altijd zichtbaar aan de buitenkant.
2 Leefstijl heb je zelf in de hand.
3 Een gezonde omgeving hoort bij erfelijke factoren.
5 Stress
Juist Onjuist
Je loopt stage op een kinderdagverblijf. Je merkt dat een collega steeds vaker ongezond luncht, nauwelijks pauze neemt en zich vaak gestrest voelt. Ze vertelt dat ze thuis veel aan haar hoofd heeft.
Welke twee soorten factoren kunnen invloed hebben op haar gezondheid?
Erfelijkheid
Leefstijl
Sociale druk
Omgeving
Verdiepingsopdrachten
6 Risico’s voor de gezondheid
Farid (20) woont zelfstandig en zorgt slecht voor zichzelf: hij eet ongezond, slaapt weinig, vermijdt contact met familie en gebruikt geen condoom bij seks.
a Welke factor of factoren spelen een rol?
Leefstijl
Erfelijke factoren
Omgevingsfactoren
b Welke risico’s voor zijn gezondheid brengt dit met zich mee?
Fysieke gezondheid:
Psychische gezondheid:
Sociale gezondheid:
7 Samenhang
Leg uit hoe meerdere negatieve factoren elkaar kunnen versterken en leiden tot ongezondheid.
Gebruik daarbij een voorbeeld uit je stage of omgeving.
1.3 Welvaartsziekten en hun oorzaken
In rijke landen zoals Nederland krijgen steeds meer mensen te maken met ziekten die samenhangen met hun leefstijl. Ze eten te veel en ongezond, bewegen te weinig en ervaren veel stress. Hierdoor ontstaan ziekten die we welvaartsziekten noemen.
Wat zijn welvaartsziekten?
Welvaartsziekten zijn ziekten die vooral voorkomen in landen waar mensen genoeg geld en eten hebben, maar waar ze ook vaak een zittend leven leiden en ongezonder eten. Deze ziekten komen steeds vaker voor, ook op jonge leeftijd. De bekendste welvaartsziekten zijn:
✖ diabetes type 2
✖ hart- en vaatziekten
✖ ernstig overgewicht (obesitas)
Hoewel erfelijke aanleg ook een rol kan spelen, ontstaat het grootste deel van deze ziektes door leefstijl. Dat betekent dat ze vaak te voorkomen zijn als je gezonder leeft.
Diabetes type 1
Bij diabetes type 1 maakt je lichaam geen insuline meer aan. Insuline is een stofje dat ervoor zorgt dat suiker (glucose) uit je bloed in je spieren en organen terechtkomt, waar het als energie wordt gebruikt. Als je geen insuline aanmaakt, blijft er te veel suiker in je bloed. Mensen met type 1 moeten insuline spuiten. Deze vorm ontstaat meestal al op jonge leeftijd en is niet te voorkomen. Het is een auto-immuunziekte en geen welvaartsziekte.

Mensen met diabetes type 1 moeten hun suikerspiegel goed controleren. Dat kan met een sensor.
Diabetes type 2
Bij diabetes type 2 maakt je lichaam nog wel insuline, maar te weinig, of het lichaam reageert er niet goed meer op. De bloedsuiker blijft daardoor te hoog. Deze vorm ontstaat meestal bij mensen boven de 40 jaar, maar komt ook steeds vaker voor bij jongeren met overgewicht. Diabetes type 2 hangt sterk samen met overgewicht, weinig bewegen en ongezonde voeding.
Je kunt het vaak voorkomen of verminderen met een gezondere leefstijl.
Gevolgen van diabetes kunnen ernstig zijn: schade aan ogen, nieren, hart en bloedvaten, maar ook wondjes die slecht genezen en zelfs amputatie van tenen of voeten. Mensen die diabetes hebben, moeten zorgen dat de hoeveelheid suiker in hun bloed niet te hoog en niet te laag wordt. Ze moeten daarom goed opletten hoeveel koolhydraten ze binnenkrijgen.
Hart- en vaatziekten
Hart- en vaatziekten zijn aandoeningen aan het hart of de bloedvaten. Bekende vormen zijn een hartaanval, beroerte of een te hoge bloeddruk. Deze ziektes ontstaan vaak langzaam, soms zonder dat je iets merkt. Meestal zijn ze het gevolg van jarenlang ongezond leven.
Een hoog cholesterolgehalte, hoge bloeddruk, roken, overgewicht, weinig beweging en stress verhogen het risico. Vet hoopt zich op in de bloedvaten. Suiker kan de bloedvaten beschadigen. Hierdoor kan het bloed minder goed stromen. Dat kan leiden tot verstopping van de bloedvaten of schade aan het hart.
Klachten kunnen zijn: pijn op de borst, kortademigheid, moeheid of plotselinge verlamming bij een beroerte. Een gezonde leefstijl met voldoende beweging, minder zout en vet, geen alcohol drinken en niet roken verkleint de kans op hart- en vaatziekten.
Obesitas (ernstig overgewicht)
Obesitas betekent dat iemand te veel lichaamsvet heeft. Het is meer dan een beetje zwaar zijn. Je spreekt van obesitas bij een BMI van 30 of hoger. Het ontstaat meestal door langere tijd te veel en te ongezond eten in combinatie met te weinig beweging.
Obesitas is gevaarlijk voor je gezondheid. Het verhoogt de kans op:
✖ diabetes type 2
✖ hart- en vaatziekten
✖ hoge bloeddruk
✖ gewrichtsklachten
✖ slaapstoornissen
✖ psychische problemen zoals depressie
Obesitas komt steeds vaker voor, ook bij kinderen en jongeren. Het is moeilijk om van obesitas af te komen, dus voorkomen is beter dan genezen. Dat betekent: gezond eten, genoeg bewegen, op tijd ontspannen en goed slapen.
Hoe kun je welvaartsziekten voorkomen?
De meeste welvaartsziekten ontstaan langzaam. Dat betekent ook dat je er op tijd iets aan kunt doen. Een gezonde leefstijl helpt om je risico te verkleinen. Dat betekent:
✖ Eet gezond en gevarieerd, met veel groente, fruit en volkorenproducten.
✖ Beweeg dagelijks minstens een uur.
✖ Slaap voldoende.
✖ Beperk stress en maak tijd voor ontspanning.
✖ Drink weinig frisdrank of alcohol.
✖ Rook en vape niet.
Door goed voor jezelf te zorgen voel je je niet alleen fitter, maar verklein je ook je kans op ernstige ziektes op latere leeftijd.
Door gezond te eten en voldoende te drinken, bewegen en slapen verklein je het risico op welvaartsziekten.

Opdrachten
1 Welvaartsziekten
a Wat is een kenmerk van een welvaartsziekte?

Uit de praktijk
Tirza werkt in een woonzorgcentrum. Ze merkt dat meneer Jansen (74) vaak moe is en veel alcohol drinkt, terwijl hij nauwelijks eet en weinig beweegt. Samen met haar teamleider bespreekt Tirza de risico’s van deze leefstijl, zoals het ontstaan van welvaartsziekten. Ze maken met meneer Jansen afspraken over gezonder eten, meer bewegen en minder alcohol. Tirza ziet hoe leefstijl ook op latere leeftijd invloed heeft op gezondheid, en hoe je daarin kunt begeleiden.
Het is een besmettelijke ziekte die je krijgt door bacteriën.
Het is een ziekte die vooral voorkomt in arme landen.
Het is een ziekte die samenhangt met leefstijl en welvaart.
Het is een ziekte die ontstaat door een ongeluk.
b Welke ziekte hoort niet bij de groep welvaartsziekten?
Hart- en vaatziekten
Diabetes type 1
Obesitas
Diabetes type 2
2 Extra risico
Je loopt stage bij een sportcentrum waar een leefstijlprogramma draait voor jongeren met overgewicht. Een van de jongeren, Mo (16), vertelt dat hij vaak moe is en weinig energie heeft.
Hij eet ongezond, slaapt laat en beweegt weinig.
Mo loopt hierdoor extra risico op het krijgen van welvaartsziekten. Welke twee zijn dit?
Diabetes type 1
Hart- en vaatziekten
Obesitas
Verkoudheid
3 Obesitas
Je loopt stage bij een woonzorgcentrum. Mevrouw Van Dam (73) heeft al jaren obesitas en heeft nu ook last van haar knieën en slaapt slecht.
a Noem twee gezondheidsproblemen die het gevolg kunnen zijn van obesitas.
b Geef twee leefstijltips die mevrouw Van Dam kunnen helpen om zich fitter te voelen.
Herhalingsopdrachten
4
Beschrijvingen van ziektes
Maak de juiste combinaties van ziekte en beschrijving.
Ziekte
Beschrijving
Diabetes type 2 • • Auto-immuunziekte, geen aanmaak van insuline.
Hart- en vaatziekten
Diabetes type 1
Obesitas
Het lichaam maakt minder insuline aan en reageert slecht op insuline.
• Ernstig overgewicht, BMI van 30 of hoger.
• Aandoeningen aan hart of bloedvaten, vaak door ongezonde leefstijl.
5 Gezondheidsvoorlichting
Je loopt stage in een wijkcentrum en helpt mee bij een gezondheidsvoorlichting. Een deelnemer zegt: “Ik ben te zwaar, maar ik voel me verder prima. Waarom zou ik iets aan mijn leefstijl veranderen?”
Wat is het beste antwoord dat jij kunt geven?
“Dan hoeft u ook niets te veranderen, als u zich goed voelt.”
“Obesitas is alleen een probleem als je er zelf last van hebt.”
“Obesitas kan op termijn leiden tot ernstige ziektes, ook als u nu nog geen klachten hebt.”
“U moet gewoon minder eten, dan is het snel opgelost.”
Verdiepingsopdrachten
6 Gezondheidscentrum
Je loopt stage in een gezondheidscentrum. Meneer Bakar (48) heeft net te horen gekregen dat hij beginnende diabetes type 2 heeft. Hij eet weinig groente, slaapt kort en rookt.
a Noem drie leefstijladviezen die passen bij het voorkomen of beperken van diabetes type 2.
b Leg uit waarom de adviezen, die je noemde in de vorige vraag, helpen.
7 Voorkomen van welvaartsziekten
Waarom is het belangrijk dat zorgverleners aandacht besteden aan het voorkomen van welvaartsziekten, ook bij jonge mensen?
Gebruik een voorbeeld uit een zorgomgeving (bijv. sportcentrum, school, kinderdagverblijf).
1.4 Invloed van stress, ontspanning op welzijn
Iedereen heeft wel eens stress. Dat is een natuurlijke reactie van je lichaam als je je druk maakt, ergens van schrikt of snel moet handelen. Bij stress maakt je lichaam adrenaline aan: je hart gaat sneller kloppen, je ademhaling versnelt en je bent extra alert. Dat is handig in spannende situaties, zoals bij een toets of presentatie.
Maar als stress te vaak of te lang duurt, wordt het ongezond. Je lichaam blijft dan in een soort waakstand staan. Je slaapt slecht, bent snel moe, krijgt hoofdpijn of buikpijn en kunt je moeilijk concentreren. Langdurige stress kan zelfs leiden tot burn-out, angst of somberheid.
Het belang van ontspanning
Om gezond te blijven, heb je voldoende rust en ontspanning nodig. Dat helpt je lichaam om te herstellen. Ontspanning betekent niet alleen op de bank liggen, maar ook plezier maken, bewegen, tijd doorbrengen met anderen of iets creatiefs doen.
Wat voor de een ontspannend is, werkt niet voor de ander. De een gaat wandelen of sporten, de ander luistert liever muziek of kookt iets lekkers. Belangrijk is dat je leert herkennen wat voor jou werkt en dat je regelmatig tijd neemt om te ontspannen.
Welzijn: je goed voelen in lichaam én hoofd
Welzijn betekent dat je je over het algemeen goed voelt, zowel lichamelijk als geestelijk. Het heeft te maken met hoe tevreden je bent over je leven, hoe je je voelt en hoe je omgaat met problemen of drukte. Je kunt lichamelijk gezond zijn, maar toch geen goed welzijn ervaren, bijvoorbeeld als je je eenzaam voelt of voortdurend piekert.
Gezondheid en welzijn horen bij elkaar. Als je goed voor jezelf zorgt – door gezond te eten, te bewegen, goed te slapen én ruimte te maken voor ontspanning – vergroot je je welzijn. En als je welzijn goed is, kun je ook beter omgaan met stress of ziekte.
Uit de praktijk
Timo loopt stage in groep 5. Hij merkt dat leerling Leyla (9) gespannen is voor de rekentoets. Ze friemelt aan haar trui, kijkt vaak weg en zegt dat ze buikpijn heeft. Na school zegt ze dat ze slecht slaapt. Timo bespreekt dit met de leerkracht. Ze besluiten dat Timo voor de toets samen met Leyla een ademhalingsoefening doet. Ook stelt hij haar gerust met duidelijke uitleg. Leyla maakt de toets rustiger dan anders. Zo ziet Timo hoe stress het welzijn van een kind beïnvloedt en hoe je kunt helpen bij ontspanning.

Opdrachten
1 Stress
a Wat is een lichamelijke reactie op stress?
Je bloedsuiker daalt en je krijgt honger.
Je ademhaling wordt trager.
Je wordt moe en krijgt spierpijn.
Je hartslag versnelt en je bent alert.
b Welk van deze zinnen over langdurige stress is correct?
Het maakt je lichaam sterker en fitter.
Het helpt je om sneller in slaap te vallen.
Het kan leiden tot burn-out of somberheid.
Het is altijd onschuldig en gaat vanzelf over.
2 Welke vorm van stress?
In een kinderdagverblijf merkt pedagogisch medewerker Meryem dat peuter Lara veel huilt, zich moeilijk laat troosten en slecht slaapt. De collega vertelt dat Lara thuis veel spanning meemaakt.
Welke vorm van stress is hier waarschijnlijk aan de orde en wat is een goede eerste stap?
Korte stress – Lara moet aan het ritme wennen.
Langdurige stress – extra aandacht en rustmomenten kunnen helpen.
Korte stress – Lara moet gewoon meedoen met het programma.
Langdurige stress – contact met een arts is altijd verplicht.
3 Verminderd welzijn
Mevrouw Stoop (77) woont in een woonzorgcentrum. Ze slaapt slecht, piekert veel en vermijdt groepsactiviteiten. Ze heeft lichamelijk geen klachten.
a Leg uit waarom haar welzijn toch verminderd kan zijn.
b Geef één voorbeeld van een activiteit die kan bijdragen aan haar ontspanning.
Herhalingsopdrachten
4
Begrippen kennen
Match de begrippen met de juiste beschrijving.
Begrip
Beschrijving
Welzijn • • Je lichaam reageert op druk of spanning.
Ontspanning • • Je voelt je lichamelijk én geestelijk goed.
Stress • • Een activiteit waardoor je tot rust komt.
5 Hoofdpijn
Een collega in het gezondheidscentrum zegt: “Ik heb al maanden hoofdpijn, slaap slecht en ik pieker veel. Ik heb het ook zo druk op het werk.”
Wat is in deze situatie het meest waarschijnlijk?
De collega is fysiek ziek, maar niet gestrest.
De collega ervaart langdurige stress.
De collega moet meer werken om zich beter te voelen.
De collega heeft een slechte conditie.
Verdiepingsopdrachten
6 Nergens zin in
In een jeugdvoorziening praat begeleider Nour met de 15-jarige Jayden. Hij zegt vaak moe te zijn en nergens zin in te hebben. Hij zit veel op zijn kamer en eet onregelmatig.
a Noem twee signalen die wijzen op een verstoord welzijn.
b Geef bij elk signaal een voorbeeld van wat Nour kan doen om Jayden te ondersteunen.
7 Ontspanning
Leg uit waarom ontspanning meer betekent dan alleen ‘niets doen’.
Geef ook een voorbeeld van een activiteit die ontspannend kan zijn en leg uit waarom die bijdraagt aan herstel van stress.
1.5
Voeding en gezondheid
Voeding speelt een grote rol in je gezondheid. Alles wat je eet en drinkt, heeft invloed op hoe je je voelt, hoe je lichaam werkt en hoe groot de kans is dat je ziek wordt. Gezonde voeding geeft je energie, houdt je weerstand op peil en zorgt ervoor dat je lichaam goed blijft functioneren. Maar ongezonde voeding kan het tegenovergestelde doen: het kan je moe maken, je concentratie verminderen en op de lange termijn zelfs leiden tot overgewicht, diabetes of hartproblemen.
Om gezond te blijven, is het dus belangrijk dat je leert bewuste keuzes te maken in wat je eet en drinkt. En om dat goed te kunnen doen, moet je weten wat gezonde voeding precies is.
De Schijf van Vijf
In Nederland gebruiken we de Schijf van Vijf van het Voedingscentrum als hulpmiddel om gezond te eten. De Schijf van Vijf bestaat uit vijf vakken met soorten producten die je elke dag nodig hebt. Als je daaruit kiest, krijgt je lichaam de juiste voedingsstoffen binnen.

Als je elke dag iets eet uit elk vak, maak je gezonde keuzes.
De vijf vakken zijn:
1 Groente en fruit zorgen voor vitamines, mineralen en vezels. Het advies is: 250 gram groente en 2 stuks fruit per dag.
2 Brood, graanproducten en aardappelen leveren koolhydraten en vezels die energie geven. Kies bij voorkeur volkoren.
3 Vis, peulvruchten, ei, vlees, noten en zuivel deze producten geven eiwitten, ijzer en calcium – belangrijk voor je spieren en botten.
4 Smeer- en bereidingsvetten zoals margarine en plantaardige olie. Gezonde vetten zijn nodig voor je hart en hersenen.
5 Dranken vooral water en thee zonder suiker. Je hebt dagelijks 1,5 tot 2 liter vocht nodig.
Als je vooral kiest uit deze vijf vakken en je let op de hoeveelheden, dan eet je meestal gezond.
Producten buiten de Schijf van Vijf – zoals snoep, chips, frisdrank of snacks – kun je af en toe eten, maar liever niet te vaak.
Keuzes in het dagelijkse leven
Je hebt elke dag opnieuw de kans om gezonde of minder gezonde keuzes te maken.
Tegenwoordig zijn er ontzettend veel mogelijkheden: je kunt zelf koken, eten laten bezorgen, kiezen voor biologische producten of voor snelle kant-en-klaarmaaltijden. Maar wat betekenen die keuzes precies?






Fastfood en maaltijdbezorging zijn snel en makkelijk, maar vaak erg vet en zout. Denk aan patat, pizza of kapsalon. Deze producten bevatten veel calorieën en weinig vitamines. Af en toe fastfood eten is niet erg, maar als je dit vaak doet, vergroot dat de kans op overgewicht.
Kant-en-klaarmaaltijden zijn vaak ongezond: ze bevatten weinig groente en veel zout. Wil je er toch een kiezen? Kies dan voor groente, volkoren producten, mager vlees of peulvruchten en weinig zout. Zelf koken is gezonder, want dan bepaal jij wat erin zit en krijg je sneller genoeg gezonde voedingsstoffen binnen.
Een maaltijdbox is een doos met ingrediënten en recepten voor meerdere maaltijden. Het is makkelijk en vaak gezond, maar duurder dan zelf boodschappen doen. En vaak zit je vast aan een abonnement.
Bewerkte voeding is eten dat in een fabriek of keuken is veranderd voordat jij het koopt of opeet. Het is dus niet meer precies zoals het uit de natuur komt. Bewerkt voedsel is niet altijd slecht, maar als er veel suiker, zout of vet in zit, is het minder gezond. Onbewerkte of weinig bewerkte producten, zoals groente, fruit, aardappelen en noten, zijn meestal beter voor je lichaam.
Biologische voeding is geproduceerd met meer aandacht voor dieren, milieu en natuur. Biologisch betekent niet automatisch gezonder, maar sommige mensen kiezen ervoor, omdat ze het beter vinden voor de wereld. Biologische groente en fruit bevatten net zoveel voedingsstoffen als gewone.
Energiedrankjes bevatten veel suiker en cafeïne. Ze lijken je energie te geven, maar maken je juist snel moe, dorstig of onrustig. Regelmatig energiedrank drinken kan schadelijk zijn voor je hart en je tanden.


Lightproducten bevatten minder suiker of vet dan gewone varianten, maar dat betekent niet dat ze automatisch gezond zijn. Soms zitten er andere stoffen in om de smaak goed te houden. Ze kunnen helpen als je wilt afvallen, maar alleen als je ze bewust en met mate gebruikt.

Voedingssupplementen zijn pillen of drankjes met extra vitamines of mineralen. De meeste mensen hebben ze niet nodig als ze gezond en gevarieerd eten. Voor sommige groepen, zoals zwangeren of ouderen, is een aanvulling soms wel nodig. Let op: te veel supplementen nemen kan juist schadelijk zijn.
Wat past bij jou?
Wat gezond is, hangt ook af van wie je bent. Iemand die veel sport, heeft andere voedingsbehoeften dan iemand die de hele dag zit. Leeftijd, gezondheid, geloof en cultuur spelen allemaal een rol bij wat mensen eten. In de zorg is het belangrijk om daar rekening mee te houden. Je leert niet alleen wat gezond is, maar ook hoe je voeding kunt aanpassen aan iemands wensen en situatie.
Het belangrijkste is dat je leert luisteren naar je lichaam en goed kijkt naar wat je eet. Dat betekent niet dat je nooit meer iets ongezonds mag nemen. Het gaat om het totaal: als je meestal kiest voor gezonde producten uit de Schijf van Vijf, zit je goed.

Uit de praktijk
Jelle werkt bij een sportcentrum waar ook een programma draait voor jongeren met overgewicht. Tijdens een pauze vertelt deelnemer Mo (16) dat hij vaak moe is en weinig zin heeft om te sporten. Jelle vraagt voorzichtig wat hij zoal eet op een dag. Mo vertelt dat hij vaak ontbijt overslaat en in de middag snackt met energiedrank en chips. Samen met de leefstijlcoach bespreekt Jelle hoe hij Mo kan uitleggen waarom juist gezonde voeding belangrijk is voor energie.
Hij laat Mo kennismaken met volkorenbrood, bananen en water met fruit, en merkt dat Mo zich na een paar weken fitter voelt.
Opdrachten
1 Begrippen kennen
Combineer de begrippen met de juiste uitleg.
Begrip Uitleg
Voedingssupplementen
Maaltijdbox
Biologische voeding
Schijf van Vijf
Bewerkte voeding
2 Dagelijkse keuzes
• Hulpmiddel om gezond te eten, verdeeld in vijf vakken.
Eten dat is bewerkt, bijvoorbeeld met extra suiker of vet.
Pillen of drankjes met extra vitamines of mineralen.
• Eten met aandacht voor milieu, natuur en dieren.
• Doos met recepten en ingrediënten voor meerdere maaltijden.
Welke keuze past het beste bij een gezonde leefstijl?
Elke dag een energiedrankje.
Vaak eten laten bezorgen.
Zelf koken met verse producten.
Veel lightproducten eten.
3 Gezonde alternatieven
In het gezondheidscentrum praat je met een jongere die elke dag energiedrank drinkt en vaak pizza laat bezorgen.
a Noem twee gezondheidsrisico’s van deze voedingskeuzes.
b Geef voor elk product dat de jongere gebruikt of eet een gezondere keuze.
Herhalingsopdrachten
4
Schijf van Vijf
Hieronder staan vijf productgroepen uit de Schijf van Vijf. Verbind elk product met de juiste productgroep.
Productgroep Product
Groente en fruit
Brood, graanproducten en aardappelen
Eiwitten en zuivel
Vetten
Dranken
5
Gezond of niet?
Zijn de volgende uitspraken juist of onjuist?
Volkorenbrood
Plantaardige olie
Water
Yoghurt
Appel
Juist Onjuist
Lightproducten zijn altijd gezond.
Voedingssupplementen zijn voor iedereen nodig.
Zelf koken helpt om gezonder te eten.
Biologische voeding bevat meer vitamines dan gewone voeding.
Verdiepingsopdrachten
6 Maaltijdbezorging
Een jongere met overgewicht vertelt dat hij vaak maaltijdbezorging bestelt. Hij weet dat het ongezond is, maar vindt het makkelijk.
a Noem twee nadelen van kant-en-klaar of fastfood.
b Geef twee haalbare tips om gezondere keuzes te maken, passend bij zijn situatie.
7 Inzicht
Waarom is het in de zorg belangrijk dat je niet alleen weet wat gezonde voeding is, maar ook kunt omgaan met iemands persoonlijke voorkeuren, geloof of cultuur?
Geef ook een voorbeeld.
1.6 Hygiëne en gezondheid
Waarom is hygiëne belangrijk?
Hygiëne heeft te maken met schoon en netjes omgaan met jezelf, je omgeving en voedsel. Als je niet hygiënisch werkt of leeft, kunnen er bacteriën, schimmels of virussen groeien die je ziek maken. Je kunt er buikpijn van krijgen, diarree, koorts of zelfs ernstigere infecties. Deze ziekteverwekkers kunnen zich verder verspreiden waardoor ook andere mensen ziek worden.
Vooral als je met eten werkt – bijvoorbeeld in een keuken of zorginstelling – is het belangrijk dat je precies weet hoe je hygiënisch moet werken. Ook in de zorg thuis, bij ouderen of jonge kinderen, is hygiëne erg belangrijk.
Gevolgen van slechte hygiëne
Hygiëne is belangrijk om te voorkomen dat mensen ziek worden. Het betekent dat je zelf schoon werkt, dat je materialen goed schoonmaakt en dat je eten op de juiste manier bewaart. Doe je dat niet, dan kunnen er bacteriën in het eten komen. Was je je handen niet goed, dan komen bacteriën van je huid in het eten terecht en kun je ziek worden. Gebruik je materialen verkeerd, bijvoorbeeld een snijplank eerst voor rauwe kip en daarna voor komkommer, dan gaan bacteriën van de kip naar de groente. Dit heet kruisbesmetting en kan ook tot ziekte leiden. Bewaar je producten niet goed, zoals melk die bedorven is of eten dat te lang buiten de koelkast staat, dan groeien er nog meer bacteriën in het voedsel. Ook daardoor kun je flink ziek worden. Daarom is hygiëne altijd nodig bij het werken met eten.
Slechte hygiëne komt ook voor in persoonlijke verzorging. Denk aan iemand die zijn tanden niet poetst, zich zelden doucht of vieze kleding draagt. Dit kan leiden tot infecties of huidproblemen, maar ook tot sociale problemen: anderen willen misschien geen contact meer, wat kan leiden tot eenzaamheid of psychische klachten.
Hygiënisch werken in de praktijk
Hygiënisch werken betekent:
✖ je handen wassen op de juiste momenten en de juiste manier,
✖ je handen desinfecteren als dat nodig is,
✖ schone materialen gebruiken (zoals pannen, messen en doeken),
✖ bedorven producten herkennen en weggooien,
✖ voedsel op de juiste temperatuur bewaren,
✖ jezelf schoon en verzorgd houden.
HANDEN WASSEN
Was je handen op de juiste manier.
Desinfectie
Naast gewoon handen wassen is in de zorg het desinfecteren van de handen extra belangrijk. Zorgpersoneel komt vaak in contact met kwetsbare mensen, zoals ouderen, zieken of kleine kinderen. Door de handen regelmatig te desinfecteren met een desinfecterend middel, zoals handalcohol, worden bacteriën en virussen die je niet met water en zeep wegwast, alsnog gedood. Dit voorkomt dat je ziekteverwekkers overdraagt op jezelf of op anderen. Vooral na contact met lichaamsvloeistoffen, voor en na wondverzorging of na toiletbezoek is desinfectie onmisbaar.
Hygiëne
in de keuken
In professionele keukens en zorginstellingen gelden regels zoals de HACCP-regels (HACCP betekent Hazard Analysis and Critical Control Points). Die gaan over het veilig omgaan met voedsel, zoals letten op houdbaarheidsdata, producten op de juiste manier verhitten en schoonmaken volgens vaste stappen. Maar ook thuis kun je veel doen: controleer altijd de houdbaarheidsdatum, bewaar rauw en bereid voedsel gescheiden en was je handen voor én na het koken.
Hygiënisch werken is dus niet alleen netjes, maar vooral belangrijk om ziekte te voorkomen. En dat maakt het essentieel in zorg en welzijn.














rauw vlees







rauwe vis & schaaldieren
brood & kaas
gebraden vlees & worst
gevogelte
groenten & fruit allergenen
Volgens de HACCP-regels snijd je verschillende soorten voedsel op verschillende snijplanken. Zo voorkom je kruisbesmetting.
Uit de praktijk
Luna helpt als stagiaire mee in de wachtruimte van een gezondheidscentrum. Ze haalt thee voor een oudere cliënt, meneer Hamid, die een wond op zijn been heeft. Wanneer ze hem later per ongeluk ziet krabben aan zijn wond en daarna zonder handen te wassen een koekje pakt, realiseert ze zich hoe belangrijk hygiëne is. Haar begeleider vraagt haar om meneer Hamid op een vriendelijke manier uit te leggen waarom handen wassen belangrijk is, zeker met een open wond. Luna helpt hem met een stappenplan, zodat hij thuis ook beter weet wat hij kan doen om infecties te voorkomen.
Opdrachten
1
2
Hygienisch werken
a Wat is een mogelijk gevolg van slechte persoonlijke hygiëne?
Hogere concentratie
Minder eetlust
Infecties of huidproblemen
Betere weerstand
b Wat is een voorbeeld van kruisbesmetting?
Je snijdt groenten op een plastic snijplank
Je bewaart gekookt eten in de koelkast
Je wast je handen na het snijden van kip
Je snijdt rauwe kip en daarna groente op dezelfde plank zonder deze eerst schoon te maken
c In een kinderopvang smeert een medewerker brood voor de kinderen. Ze poetst eerst de tafels maar wast daarna haar handen niet. Vervolgens pakt ze brood en beleg.
Wat is hier niet hygiënisch en wat is het risico?
Niets, want de tafel is schoon
Ze had handschoenen moeten dragen
Ze had haar handen moeten wassen – er kunnen bacteriën op het eten komen
Ze had eerst de boterhammen moeten smeren en daarna schoonmaken
Handen wassen
Vul de juiste woorden in op de lege plekken.
Kies uit: handen, water en zeep, desinfecteren, bacteriën, zichtbaar vuil, voor het eten bereiden, na contact met lichaamsvloeistoffen, doodt
Als je zichtbaar vies zijn, moet je ze wassen met Dit haalt het weg.
Als je geen zichtbaar vuil ziet, maar bijvoorbeeld werkt in de zorg, is het belangrijk om je handen te
Handen desinfecteren de en virussen die je niet met water en zeep kunt verwijderen.
Je wast je handen bijvoorbeeld , maar je desinfecteert ze vooral
3 Houdbaarheid
In een woonzorgcentrum help je een bewoner bij het smeren van een boterham. Je ziet dat hij vleeswaren wil gebruiken die eergisteren over de houdbaarheidsdatum zijn gegaan.
a Wat doe je in deze situatie en waarom?
b Noem nog één ander voorbeeld van hygiënisch werken bij voedsel.
Herhalingsopdrachten
4 Handen wassen
Welke stappen worden hier vergeten bij het handenwassen? Omschrijf de stappen.
HANDEN WASSEN
5 Over de datum
Iemand zegt: “Die regels in de keuken zijn toch overdreven. Ik eet thuis ook wel eens iets wat over de datum is.”
Wat is het beste antwoord dat past bij werken in zorg of kinderopvang?
“Thuis mag je dat doen, dus op werk ook.”
“Bij cliënten moet je altijd extra voorzichtig zijn met hygiëne.”
“Als het er nog goed uitziet, kun je het gewoon gebruiken.”
“Je kunt dat uitleggen aan de cliënten, dan is het goed.”
Verdiepingsopdrachten
6
Voedselhygiëne
In een thuissituatie zie je dat een oudere cliënt beleg op kamertemperatuur laat liggen in plaats van het terug te leggen in de koelkast. Hij zegt dat hij dat al jaren zo doet.
a Wat is het risico van deze gewoonte?
b Hoe kun je hierover op een respectvolle manier het gesprek aangaan?
7 Inzicht
Leg uit waarom goede hygiëne in zorg en welzijn niet alleen belangrijk is voor lichamelijke gezondheid, maar ook voor iemands sociaal of psychisch welzijn. Geef een voorbeeld.
1.7 Dagritme en gezondheid
Een gezond dagritme is belangrijk voor je lichaam én je geest. Een gezond dagritme betekent: regelmaat in je dag, met een goede balans tussen activiteit en rust. Denk aan vaste tijden om op te staan, te eten, te bewegen, te ontspannen en te slapen. Als je een goed dagritme hebt, voelt je lichaam zich prettiger en kun je beter omgaan met drukte, stress of schoolwerk.
Veel jongeren hebben onregelmatige dagen. Ze gaan soms laat slapen, slaan maaltijden over of zitten lange tijd achter een scherm. Op de korte termijn lijkt dat geen probleem, maar op de lange termijn kun je klachten krijgen zoals vermoeidheid, hoofdpijn, concentratieproblemen of zelfs somberheid. Als je te lang over je grenzen heen gaat, kan dat leiden tot overbelasting. Je voelt je dan uitgeput en hebt moeite om nog te herstellen. Als dat te lang duurt, kun je uiteindelijk een burn-out krijgen: je lichaam en geest zijn dan helemaal op.
Het belang van een goed ritme
Je lichaam is gewend aan ritme. Als je elke dag op ongeveer dezelfde tijd eet, slaapt en beweegt, werkt je spijsvertering beter, slaap je rustiger en heb je meer energie. Ook je hersenen vinden ritme prettig: je kunt je beter concentreren, informatie onthouden en tot rust komen. Een gezond ritme helpt ook om stress te verminderen. Als je te vaak stress hebt zonder genoeg rust, raakt je lichaam uit balans en kun je ziek worden.
In de zorg is het belangrijk om mensen te helpen bij het vinden of vasthouden van een gezond dagritme. Bijvoorbeeld bij ouderen die vergeetachtig worden, bij kinderen die druk zijn of bij mensen met psychische klachten. Een vaste structuur in de dag geeft houvast en veiligheid.
Om een goed dagritme te hebben, is het belangrijk dat je:
✖ elke dag rond dezelfde tijd opstaat en naar bed gaat;
✖ op vaste tijden eet, liefst drie hoofdmaaltijden per dag;
✖ elke dag minstens een uur beweegt, bij voorkeur buiten;
✖ tijd maakt voor ontspanning, zonder scherm;
✖ en schermtijd ’s avonds beperkt om beter te slapen.
Wie goed in zijn ritme zit, voelt zich vaak rustiger, fitter en blijer. En dat heeft een positieve invloed op de gezondheid.
Uit de praktijk
Noa loopt stage op een woonlocatie voor mensen met een verstandelijke beperking. Ze begeleidt Ilja, een vrouw van 28, bij haar ochtendroutine. Op dagen dat Ilja te laat wakker wordt of haar vaste ochtendthee mist, is ze onrustiger en wil ze niet meedoen aan de dagbesteding. Noa leert van haar collega hoe belangrijk structuur voor Ilja is. Door op vaste tijden op te staan, te ontbijten en activiteiten te doen, voelt Ilja zich rustiger en vrolijker. Noa ziet in de praktijk hoe een vast dagritme het welzijn en gedrag positief beïnvloedt.

Opdrachten
1
2
Belang van een goed ritme
a Wat hoort bij een gezond dagritme?
Zo lang mogelijk uitslapen in het weekend.
Wisselende tijden voor eten en slapen.
Vaste tijden voor slapen, eten, bewegen en rust.
b Wat is stress?
Een bacterie die je ziek maakt.
Een natuurlijke reactie van je lichaam op spanning of druk.
Iets wat je alleen hebt bij ziekte.
c Wat is een burn-out?
Een blessure door te veel sporten
Een uitputting van lichaam en geest na langdurige overbelasting
Een kort moment van vermoeidheid
Dagritme in de zorg
Op de zorggroep waar je stage loopt woont een kind met gedragsproblemen.
Welke acties passen het best op welk moment van de dag?
Match de actie met het moment van de dag.
Moment van de dag
Ochtend
3
Actie
• • Buiten wandelen of bewegen
Middag • • Vaste tijd opstaan en ontbijten
Avond • • Schermtijd beperken en rustmoment nemen
Jongere met onregelmatig ritme
In een jongerenvoorziening is een bewoner van 16 jaar vaak vermoeid, heeft slaapproblemen en mist afspraken. Uit zijn dagindeling blijkt dat hij ‘s nachts gamet, ontbijt overslaat en zich overdag verveelt.
Welke twee adviezen geef jij om zijn dagritme gezonder te maken?
Leg je antwoord uit.
Herhalingsopdrachten
4
5
Herhaling van kernbegrippen
Is de stelling juist of onjuist?
Juist Onjuist
1 Een goed dagritme helpt je lichaam én je hersenen beter te werken.
2 Stress is altijd slecht voor je gezondheid.
3 Bij een burn-out heb je meestal geen lichamelijke klachten.
Dagindeling bewoner verbeteren
Een bewoner in een woonzorgcentrum die veel structuur nodig heeft, heeft een slecht dagritme. Hij wordt vaak ’s nachts wakker, eet weinig en is overdag prikkelbaar.
Welke tips verbeteren zijn dagrimte? En welke houden zijn slechte dagrimte in stand?
Tips
Vaste opsta-tijd
Laat opblijven met tv
Dagritme verbeteren Slecht dagritme in stand houden
Suikerhoudende snacks ’s avonds
Elke dag andere maaltijdtijden
Rustmomenten overdag
Bewegen in de ochtend
Verdiepingsopdrachten
6
Analyseer twee dagritmes
Bekijk de twee dagschema’s van bewoners in een begeleidwonenproject.

Schema A opstaan ontbijt sporten lunch huiswerk ontspannen avondeten knutselen slapen 07 :00 07 30 : 08 15 : 12 :00 14:00 16:00 18:00 19:00 21 30 :


Schema B opstaan scrollen op telefoon lunch snacks avondeten tv gamen 10:00 10 30 : 11 30 : 15 :00 19:00 21 :00 23 :00 +telefoon

Welke risico’s zie je bij schema B?
Noem er twee en leg uit.
7 Voorkomen van burn-out
In het jeugdhulpteam waar je stageloopt, vermoed je dat een jongen veel last heeft van stress. Je vertelt aan een collega dat deze jongen steeds vermoeider oogt, prikkelbaar is en zich ook steeds meer terugtrekt. Je collega zegt: “Dat heeft iedereen weleens.”
Hoe leg je uit dat het belangrijk is om deze signalen serieus te nemen en hoe je een burn-out kunt helpen voorkomen?
1.8
Informatie over voedings- en beweegpatronen
Als je goed wilt zorgen voor jezelf of voor anderen, is het belangrijk dat je informatie kunt opzoeken over voeding en beweging. Er is tegenwoordig ontzettend veel informatie beschikbaar: op verpakkingen, in folders, op websites, via apps en sociale media. Maar hoe weet je wat klopt?
Informatie zoeken en begrijpen
Betrouwbare informatie over voeding vind je bijvoorbeeld op websites zoals die van het Voedingscentrum, Voedingswijzer, het RIVM of van het Kenniscentrum Sport & Bewegen. Hier lees je wat gezond eten is, hoeveel je dagelijks moet bewegen en welke voedingsstoffen je nodig hebt. Je leert er ook over allergieën, vitamines, etiketten en beweegnormen.
Voor jongeren geldt bijvoorbeeld het advies om elke dag minimaal één uur matig tot intensief te bewegen. Denk aan wandelen, fietsen, dansen of sporten. Ook is het belangrijk om niet te lang stil te zitten. Voor voeding geldt: kies zo veel mogelijk uit de Schijf van Vijf en drink vooral water of thee zonder suiker.
Maar niet iedereen heeft hetzelfde nodig. Een jong kind, iemand in een rolstoel of een zwangere vrouw heeft andere behoeften. Daarom leer je in de zorg om informatie te afstemmen op de persoon. Je leert dus niet alleen informatie opzoeken, maar ook beoordelen of die informatie geschikt is voor jouw doelgroep. Niet iedereen heeft hetzelfde nodig.

Informatie duidelijk presenteren
In de zorg is het belangrijk dat je informatie niet alleen begrijpt, maar ook duidelijk kunt overbrengen aan anderen. Dat kan op allerlei manieren. Bijvoorbeeld als je een cliënt moet uitleggen wat gezond eten is, of als je een groep jongeren wilt laten zien hoeveel suiker er in energiedrankjes zit.
Je kunt informatie presenteren via:

Verzadigd | Onverzadigd
Verzadigd | Onverzadigd



een flyer of folder met korte teksten en plaatjes
een digitale presentatie (bijvoorbeeld in PowerPoint of Canva)


een vlog waarin je iets uitlegt in een filmpje
een infographic, dat is een soort uitlegafbeelding met iconen en korte weetjes


EEN GEZONDE LIFESTYLE

of een spreekbeurt of demonstratie in de klas of voor een groep.
Kies een vorm om informatie over te brengen die past bij je doelgroep. Het is niet alleen belangrijk dat je de inhoud goed kunt uitleggen, maar ook dat je het aantrekkelijk maakt voor je publiek. Gebruik bijvoorbeeld herkenbare voorbeelden, duidelijke taal en beelden die passen bij de doelgroep. Een folder voor kinderen ziet er anders uit dan een presentatie voor ouderen.
Als je informatie goed verwerkt en deelt, help je anderen om gezondere keuzes te maken. En dat is precies wat belangrijk is in het werkveld van zorg en welzijn.
Uit de praktijk
Robin ondersteunt als stagiair de welzijnsactiviteiten in een woonzorgcentrum. Hij wil de bewoners motiveren om gezonder te eten en meer te bewegen, maar merkt dat veel informatie moeilijk overkomt. Samen met zijn begeleider maakt hij een kleurrijke flyer met tips, grote letters en herkenbare voorbeelden. Ook maakt hij een simpele infographic over de Schijf van Vijf. Bij de lunch legt hij aan mevrouw Jansen uit waarom volkorenbrood beter is dan wit brood, en laat hij haar kiezen. Robin merkt dat goede uitleg op het juiste moment écht verschil maakt.
Opdrachten
1
Betrouwbare informatie

a Welke van deze websites geeft betrouwbare informatie over gezonde voeding?
Voedingscentrum
Wikipedia
b Waar kun je betrouwbare informatie vinden over bewegen en sport?
TikTok
Kenniscentrum Sport & Bewegen
Buienradar
2 Gezonde tussendoortjes
Je maakt een flyer voor ouders van jonge kinderen over gezonde tussendoortjes.
a Wat past het best bij deze doelgroep?


b Leg je keuze uit.
3 Bewegen voor ouderen
Welke drie kenmerken passen bij een goede presentatie over bewegen voor ouderen?
Kies uit: korte uitleg – moeilijke woorden – voorbeelden – kleine letters – plaatjes gebruiken
Herhalingsopdrachten
4 Informatie geven
Match de vorm van informatie met het juiste voorbeeld.
Informatievorm Voorbeeld
A Korte tekst met plaatjes
B Uitlegfilmpje
C Afbeelding met weetjes en iconen
1 Vlog
2 Infographic
3 Flyer
5 Presenteren
Bekijk deze twee PowerPoint-dia’s hierna.


Welke dia is geschikt voor mensen met een verstandelijke beperking en waarom?
Verdiepingsopdrachten
6 Uitleg aan jongeren
Een collega wil uitleg geven aan jongeren over suiker in energiedrank. Hij twijfelt hoe hij de uitleg zal geven: met een infographic, een spreekbeurt of een folder.
Kies een presenatatievorm en leg uit waarom je dit de beste vorm vindt.
7 Moeite met lezen
Bedenk een manier om uitleg over gezonde voeding te geven aan iemand die moeite heeft met lezen.
1.9 Etiketten lezen
Op bijna alle verpakte voedingsmiddelen staat een etiket. Daarop vind je informatie over wat er in het product zit, hoe gezond het is, hoe je het moet bewaren en hoe je het moet klaarmaken. Als je goed leert etiketten lezen, kun je bewuste keuzes maken. Dat is niet alleen handig voor jezelf, maar ook belangrijk als je anderen wilt helpen bij gezond eten.

Allergenen
Een etiket bevat meestal de ingrediëntenlijst, de voedingswaarde per 100 gram of per portie, en informatie over allergenen. Ingrediënten staan in volgorde van hoeveelheid: het eerste ingrediënt zit er het meest in. Daarnaast kunnen er ook additieven op het etiket staan. Dat zijn stoffen die aan een product worden toegevoegd om het langer houdbaar te maken, er beter uit te laten zien of meer smaak te geven. Voorbeelden zijn kleurstoffen, conserveermiddelen en zoetstoffen. Deze herken je vaak aan een E-nummer. E-nummers zijn niet schadelijk zolang je er geen extreem grote hoeveelheden van binnenkrijgt.
Ingrediënten staan op volgorde van hoeveelheid. Het eerste ingrediënt zit er het meeste in.
Een allergeen is een stof in eten of drinken waar sommige mensen allergisch van worden en ziek van kunnen raken. zoals melk, gluten of noten zijn vaak vetgedrukt of in hoofdletters op het etiket te zien. Dat is belangrijk, want sommige mensen kunnen heel ziek worden van zelfs een klein beetje van zo’n stof.

Allergenen.
Voedingswaarde
Op het etiket zie je ook de voedingswaarde. Die vertelt je hoeveel voedingsstoffen er in het product zitten, zoals koolhydraten, vetten, eiwitten, vezels, suiker en zout. Koolhydraten zijn je belangrijkste energiebron. Ze zitten bijvoorbeeld in brood, pasta of rijst. Vetten heb je in kleine hoeveelheden nodig voor je hart, hersenen en hormonen. Maar te veel verzadigd vet verhoogt het risico op hartziekten. Eiwitten zijn nodig voor je spieren en botten en voor het herstel van je lichaam. Ze komen onder andere voor in zuivel, noten, vlees en peulvruchten.
De voedingswaarde laat ook de energiewaarde van een product zien. Die staat meestal in kilocalorieën (kcal) of kilojoules (kJ). Dit geeft aan hoeveel energie het product je lichaam geeft. Eén kilocalorie is hetzelfde als 4,2 kilojoule. Hoe meer calorieën een product bevat, hoe meer energie het levert. Krijg je echter meer calorieën binnen dan je verbruikt, dan slaat je lichaam dit op als vet en kun je aankomen. In sommige producten, zoals snacks en kant-enklaarmaaltijden, zitten vaak veel kilocalorieën. Daarom is het slim om goed op het etiket te kijken en producten met elkaar te vergelijken.
eiwitten voor je spieren



koolhydraten voor energie vetten



bijv. vlees, vis, ei, peulvruchten
vitamines en mineralen voor je weerstand











bijv. brood, pasta, rijst
vezels voor je darmen


bijv. groente en fruit




bijv. volkorenproducten
Je lichaam heeft verschillende voedingsstoffen nodig.
Nutriscore





gezonde vetten zoals olie en noten
water


om afvalstoffen af te voeren en je lichaam goed te laten werken
Tegenwoordig staat op steeds meer producten ook de nutriscore. De nutriscore vergelijkt producten binnen dezelfde soort. Brood wordt dus met brood vergeleken, frisdrank met frisdrank, chips met chips. Een A (donkergroen) is de beste keuze binnen de groep, een E (rood) de minst goede. De score wordt berekend op basis van goede voedingsstoffen (zoals vezels, eiwitten, groenten) en minder goede (zoals suiker, zout, verzadigd vet).
Belangrijk:
✖ Chips met een nutriscore B zijn gezonder dan andere chips, maar niet even gezond als ontbijtgranen met een nutriscore B
✖ De nutriscore zegt niet of een product in het algemeen gezond is, alleen welke binnen de groep de betere keuze is.
De nutriscore is handig om snel te zien wat binnen één soort product de beste optie is, maar kijk ook of het past in een gezond eetpatroon. Ook kijk je met nutri-score niet naar de portiegrootte of hoe vaak je iets eet. Zorg dat je niet teveel ergens van eet of blijf gevarieerd eten volgens de Schijf van Vijf.

De nutriscore is een handig hulpmiddel, maar het is slim om altijd ook het hele etiket te bekijken.
Misleidende termen en keurmerken
Soms lijkt een product gezond, omdat er woorden op staan als ‘light’, ‘natuurlijk’ of ‘zonder suiker’. Maar die woorden zeggen niet alles. Lightproducten bevatten soms minder vet of suiker, maar kunnen andere stoffen bevatten zoals zoetstoffen of extra zout. Ook woorden als ‘rijk aan vezels’ of ‘bron van calcium’ worden gebruikt om iets gezonder te laten lijken dan het is. Kijk daarom altijd naar de voedingswaarde en ingrediëntenlijst.
Verder kunnen er keurmerken op de verpakking staan. Die zeggen iets over duurzaamheid, dierenwelzijn of gezondheid. Voorbeelden zijn het Beter Leven-keurmerk, het EKO-keurmerk (biologisch) of het Fairtrade-keurmerk (eerlijke handel). Ook hier geldt: keurmerken zijn handig, maar kijk altijd naar het geheel.
Het Beter leven keurmerk, het EKO-keurmerk en het Fairtrade keurmerk
Etiketten lezen binnen zorg en welzijn
In de zorg moet je vaak rekening houden met wat iemand wel of niet mag eten. Denk aan mensen met diabetes, voedselallergieën of een hoog cholesterolgehalte. Dan is het belangrijk dat jij weet hoe je etiketten kunt lezen en vergelijken. Je moet ook duidelijk kunnen uitleggen wat er in een product zit, bijvoorbeeld aan een oudere cliënt of aan iemand met een verstandelijke beperking.
Wie goed etiketten leert lezen, kan gezondere keuzes maken én anderen beter helpen. Het is dus een echte basisvaardigheid in zorg en welzijn.
Uit de praktijk
Milouda loopt stage bij een kinderdagverblijf en helpt mee met het bereiden van het fruitmoment. Ze ziet dat er een nieuw merk kinderkoekjes is besteld. Terwijl ze de verpakking bekijkt, valt haar op dat er veel suiker in zit. Ze vergelijkt de voedingswaarde met een ander merk dat normaal wordt gebruikt en ziet een groot verschil. Milouda overlegt met haar begeleider en legt uit wat ze op het etiket heeft gezien. Samen besluiten ze het team te informeren en voortaan bewustere keuzes te maken. Zo ervaart Milouda hoe belangrijk het is om etiketten goed te lezen, zeker bij producten voor jonge kinderen.
Opdrachten
1 Etiket lezen

a Waarvoor gebruik je een ingrediëntenlijst op een etiket?
Om te zien hoeveel calorieën een product bevat
Om te weten of het diervriendelijk is
Om te zien wat erin zit, in volgorde van hoeveelheid
Om te bepalen of het product biologisch is
b Wat betekent het als een product de nutriscore A heeft?
Het product bevat veel suiker en zout
Het product past bij een vegetarisch dieet
Het product is relatief gezond vergeleken met soortgelijke producten
Het is een product zonder calorieën
c Wat zijn allergenen?
Stoffen die goed zijn voor je immuunsysteem
Stoffen die je energie geven
Stoffen die bij sommige mensen een allergische reactie veroorzaken
Stoffen die aan producten worden toegevoegd om ze langer houdbaar te maken
2
3
Etiket lezen
Stel: je werkt in de thuiszorg en helpt een cliënt met diabetes bij het uitzoeken van ontbijtproducten. Je pakt een doos ontbijtgranen om naar het etiket te kijken.
Welke stellingen zijn juist en welke onjuist?
Juist
Onjuist
Je kijkt alleen naar de nutriscore om te bepalen of het product gezond is.
Je let op de hoeveelheid koolhydraten in de voedingswaardetabel.
Je kiest het product dat ‘natuurlijk’ op de verpakking heeft staan.
Gezonde keuze
Je helpt in een buurthuis waar een groep ouderen een gezonde lunch samenstelt. Jij kiest samen met hen tussen twee soorten soep.

Soep A
100 kcal per portie
1,6 gram zout
E-nummers: E621 (smaakversterker), E150c (kleurstof)
Bevat: tarwe, selderij
Soep B
80 kcal per portie
0,8 gram zout
Geen E-nummers
Bevat: melk, mosterd
a Welke soep bevat minder zout?
b Welke soep is het meest geschikt voor iemand met een tarwe-allergie?
c Wat zou je uitleggen aan een cliënt die vraagt of E-nummers ongezond zijn?
Herhalingsopdrachten
4
Begrippen kennen
Welke uitleg hoort bij welk begrip?
Begrip Uitleg
Kilocalorie (kcal) • • Stof die bij sommige mensen een allergische reactie veroorzaakt.
Additieven • • Stoffen die aan eten worden toegevoegd, bijvoorbeeld om het langer houdbaar te maken.
Eiwitten • • Bouwstoffen voor je spieren en cellen.
Allergeen • • Geeft aan hoeveel energie een product levert.
5 Lactose-intolerantie
Je helpt een cliënt met een lactose-intolerantie.
Waar let je op bij het lezen van het etiket van een dessert?
Verdiepingsopdrachten
6 Light producten
Je werkt in een woongroep v oor mensen met een verstandelijke beperking. Tijdens het boodschappen doen wil een bewoner graag cola-light meenemen. Jij kijkt naar het etiket en overlegt met je collega.

Wat leg je aan de bewoner uit over de verschillen tussen gewone cola en cola light?
7 Nutriscore
Je werkt in een kinderopvang en een collega vraagt: “Waarom kunnen we niet gewoon alles kiezen waar nutriscore A op staat?”
Leg uit waarom je altijd verder moet kijken dan alleen de nutriscore.
1.10 Energieverbruik
Je hebt energie nodig om te bewegen, te denken, te groeien en warm te blijven. Die energie krijg je binnen via voeding: uit koolhydraten, vetten en eiwitten. Hoeveel energie je per dag nodig hebt, hangt af van wie je bent en wat je doet.
Iemand die veel sport, heeft meer energie nodig dan iemand die veel stilzit. Ook leeftijd, lengte, geslacht en gezondheid spelen een rol. Kinderen in de groei verbruiken vaak meer dan volwassenen. En mannen verbruiken gemiddeld meer energie dan vrouwen, omdat ze meestal meer spiermassa hebben.
Ook de omgevingstemperatuur speelt een rol. In een koude omgeving moet je lichaam harder werken om warm te blijven. Je lichaam verbruikt dan extra energie om de lichaamstemperatuur op peil te houden, bijvoorbeeld door rillen of een snellere stofwisseling. In een warme omgeving kan je lichaam juist energie gebruiken om af te koelen, bijvoorbeeld door te zweten. Daarom verbruikt je lichaam bij extreme kou of hitte vaak meer energie dan bij een aangename temperatuur.


Bij een heel lage of heel hoge omgevingstemperatuur verbruikt je lichaam meer energie.
Kilocalorieën
De hoeveelheid energie die in een product zit wordt meestal uitgedrukt in kilocalorieën (kcal) Soms zie je op het etiket ook kilojoules (kJ) staan: 1 kcal is hetzelfde als 4,2 kJ. Deze getallen laten zien hoeveel energie je lichaam uit een product kan halen.
Je lichaam verbruikt energie voor alles wat je doet. Zelfs als je stilzit, verbruikt je lichaam energie om te blijven leven. Dat heet ruststofwisseling: energie voor ademhalen, je hartslag, spijsvertering en het op temperatuur houden van je lichaam.
Krijg je meer energie binnen dan je verbruikt? Dan sla je het teveel op als vet. Je komt dan aan. Eet je minder dan je verbruikt? Dan val je af. Hoeveel energie je verbrandt, hangt niet alleen af van sporten, maar ook van kleine dingen zoals traplopen, wandelen naar school of fietsen naar je werk.
Gezond evenwicht
Een gezond evenwicht betekent: je eet ongeveer evenveel energie als je verbruikt. In de zorg kijk je niet alleen naar wat iemand eet, maar ook naar hoe actief die persoon is. Zo kun je beter inschatten of de voeding past bij de behoefte van het lichaam.

Hoe actief iemand is, verschilt per persoon.
Voor jongeren tussen de 14 en 18 jaar ligt het gemiddelde energieverbruik tussen de 2000 en 3000 kcal per dag, afhankelijk van geslacht en activiteit. Maar dit is altijd een richtlijn – ieder lichaam is anders.
Het is dus belangrijk dat je leert inschatten hoeveel energie iemand nodig heeft en dat je daarbij rekening houdt met beweging, temperatuur, leeftijd en gezondheid. Zo help je jezelf en anderen om fit en in balans te blijven.
Uit de praktijk
Karim is op huisbezoek bij meneer Van Dam (82), die na een val moet herstellen. Meneer Van Dam wil graag wat sterker worden, maar zegt dat hij snel moe is en geen trek heeft. Karim bekijkt met zijn begeleider et eet- en beweegpatroon van meneer Van Dam. Ze merken dat hij weinig eet en bijna niet meer naar buiten gaat. Karim legt met simpele voorbeelden uit hoe voeding energie levert en hoe zelfs een kleine wandeling al helpt bij het opbouwen van kracht. Met wat aanpassingen aan zijn dagschema merkt meneer Van Dam na enkele maanden al verschil.
Opdrachten
1 Energie
a Welke uitspraak klopt volgens de tekst?
Alleen koolhydraten leveren energie voor het lichaam.

Hoe warm het buiten is, heeft geen invloed op je energieverbruik.
De energie in voeding wordt uitgedrukt in kilocalorieën of kilojoule.
Mannen hebben minder energie nodig dan vrouwen.
b Wat is waar over de ruststofwisseling?
Dit is de energie die je gebruikt tijdens het sporten.
Je ruststofwisseling stopt als je slaapt.
Je lichaam gebruikt ook in rust energie voor ademhaling en hartslag.
Ruststofwisseling is alleen belangrijk bij kinderen.
2 Energiebalans in de zorg
Je begeleidt een jongen van 16 jaar met ondergewicht. Hij is lang, sport veel en eet weinig.
Welke adviezen passen bij hem?
Kies twee juiste antwoorden.
Hij kan beter minder sporten om energie te besparen.
Hij heeft meer energie nodig dan gemiddeld.
Je kijkt vooral naar zijn beweegpatroon, niet naar zijn eetpatroon.
Je raadt hem aan meer te eten met koolhydraten en eiwitten.
3
Een warme en koude situatie
Je verzorgt een oudere cliënt in een onverwarmd huis. Het is 14 °C binnen.
a Leg uit hoe dit invloed kan hebben op het energieverbruik van deze cliënt.
b Wat kun je als zorgverlener doen om hem te helpen voldoende energie binnen te krijgen en minder energie te verbruiken?
Herhalingsopdrachten
4
Begrippen kennen
Welke uitleg hoort bij welk begrip?
Begrip Betekenis
A Kilocalorie
B Ruststofwisseling
• 1 Energieverbruik van je lichaam in rust
• 2 Hoeveelheid energie in voeding
C Spiermassa • • 3 Belangrijkste brandstof voor het lichaam
D Koolhydraten • • 4 Je eet net zoveel als je verbruikt
E Energie-evenwicht
• 5 Zorgt voor hoger energieverbruik bij mannen
5 Energiebehoefte van een oudere man
Meneer De Vries (78) woont in een woonzorgcentrum. Hij beweegt weinig en zit het grootste deel van de dag. Zijn dochter vraagt of hij, nu hij ouder wordt, nog dezelfde energiebehoefte heeft als vroeger.
Wat is het beste antwoord dat jij haar kunt geven?
Ouderen hebben altijd een hoge energiebehoefte, ook als ze weinig bewegen.
Meneer De Vries heeft waarschijnlijk een lagere energiebehoefte dan een jong en actief persoon.
Omdat hij ouder is, heeft hij automatisch een hogere energiebehoefte.
De energiebehoefte hangt niet af van leeftijd, maar alleen van spiermassa.
Verdiepingsopdrachten
6 Verschillen in energiebehoefte
Zehra (15) doet aan wedstrijdzwemmen en traint vijf keer per week intensief. Haar klasgenoot
Tygo (15) zit buiten schooltijd vaak achter zijn computer en beweegt weinig.
Wat kun je zeggen over hun energiebehoefte?
Ze hebben allebei ongeveer evenveel energie nodig, omdat ze even oud zijn.
Tygo heeft meer energie nodig, omdat zijn lichaam meer rust krijgt.
Zehra heeft meer energie nodig, omdat ze veel sport en dus meer verbruikt.
Tygo heeft minder spieren dan Zehra, dus verbruikt hij meer energie in rust.
7
Omgevingstemperatuur
Waarom is omgevingstemperatuur belangrijk voor het bepalen van de energiebehoefte? Leg in je eigen woorden uit waarom het belangrijk is dat zorgverleners rekening houden met omgevingstemperatuur als ze inschatten wat de energiebehoefte van iemand is.
1.11 Verantwoord voedingsgedrag
Verantwoord voedingsgedrag betekent dat je bewust nadenkt over wat je eet, waarom je dat eet en wat je lichaam echt nodig heeft. Veel mensen kiezen ervoor om gezond te eten, gevarieerd te eten of bepaalde producten juist weg te laten – bijvoorbeeld vlees, vis of dierlijke producten. In zorg en welzijn moet je kunnen omgaan met verschillende soorten eetgedrag.
Gezond eten betekent niet alleen kiezen uit de Schijf van Vijf. Het gaat ook over hoeveel je eet, wanneer je eet en waarom je bepaalde keuzes maakt. Sommige mensen eten uit gewoonte, anderen uit verveling of emotie. Bijvoorbeeld: je bent boos of verdrietig en grijpt naar chocola of chips. Of je eet snel even iets onderweg, omdat je geen tijd hebt gehad om te koken.
Evenwicht
Een gezond voedingspatroon draait om evenwicht. Dat betekent dat je meestal kiest voor voedzame producten en af en toe iets ongezonds neemt. Als je elke dag gezond eet, kun je gerust een keer chips of een koekje nemen. Het gaat erom wat je meestal doet.
Daarnaast is het belangrijk dat voeding past bij je levensstijl. Iemand die veel sport, heeft meer energie en eiwitten nodig dan iemand die vooral zit. Ook leeftijd speelt een rol: kinderen in de groei hebben andere behoeften dan ouderen.
Rekening houden met persoonlijke en culturele verschillen
In de zorg kom je mensen tegen van verschillende leeftijden, culturen en gewoontes. Iedereen kiest zijn eten op een eigen manier:
✖ Soms is het een persoonlijke keuze, zoals vegetarisch of veganistisch eten.
✖ Soms heeft het met geloof te maken: Moslims eten halal. Dat betekent: geen varkensvlees of alcohol, en vlees moet op een speciale manier geslacht zijn.
Joden eten koosjer. Hierbij gelden speciale slachtregels en mag je bepaalde combinaties niet eten, zoals vlees en zuivel samen.
✖ Soms gaat het om een allergie of intolerantie, zoals geen melk kunnen verdragen.
✖ Ook cultuur speelt mee: in sommige landen is een warme lunch normaal, in andere juist niet.
Persoonlijke keuze wat je eet
Een vegetariër eet geen vlees of vis. Mensen kiezen daarvoor om verschillende redenen: bijvoorbeeld omdat ze dieren willen beschermen, vanwege het milieu, vanuit hun geloof, voor hun gezondheid of gewoon omdat ze vlees niet lekker vinden. Het is wel belangrijk dat een vegetariër toch genoeg belangrijke voedingsstoffen binnenkrijgt, zoals eiwitten, ijzer en vitamine B12. Die zitten niet alleen in vlees, maar ook in eieren, noten, peulvruchten (zoals bonen en linzen) en in speciale vleesvervangers.
Een veganist eet helemaal geen dierlijke producten. Dus niet alleen geen vlees en vis, maar ook geen eieren, melk, honing of gelatine. Veganisten moeten extra goed opletten dat ze voldoende voedingsstoffen binnenkrijgen. Vooral eiwitten, vitamine B12, calcium, ijzer en omega 3 zijn belangrijk. Deze kunnen gehaald worden uit plantaardige producten, zoals peulvruchten, noten, soja en verrijkte vleesvervangers. Soms zijn er ook supplementen nodig.
Er zijn nog meer verschillende groepen die (soms) geen vis en/of vlees eten. In de tabel hierna vind je een overzicht.
Type vegetariër Eet niet
Vegetariër Vlees en vis
Lactovegetariër Vlees, vis en eieren
Ovo-vegetariër Vlees, vis en melkproducten
Pescotariër Vlees
Veganist Alle dierlijke producten (vlees, vis, eieren, melk, honing, gelatine)
Flexitariër Af en toe geen vlees of vis (beperkt gebruik)
Fruitarier Alle dierlijke producten en vaak ook geen groenten of granen, voornamelijk fruit, noten en zaden
Belangrijke voedingsstoffen om op te letten
Eiwitten, ijzer, vitamine B12
Eiwitten, ijzer, vitamine B12
Eiwitten, ijzer, vitamine B12, calcium
Eiwitten, ijzer, vitamine B12 (afhankelijk van viskeuze mogelijk minder risico)
Eiwitten, vitamine B12, calcium, ijzer, omega 3
Waar zit dat in?
Eieren, noten, peulvruchten, zuivel, verrijkte vleesvervangers
Melkproducten, noten, peulvruchten, verrijkte vleesvervangers
Eieren, noten, peulvruchten, verrijkte vleesvervangers, groene bladgroenten, sesamzaad
Vis, eieren, noten, peulvruchten, zuivel
Peulvruchten, noten, zaden, verrijkte plantaardige melk/ yoghurt, verrijkte vleesvervangers, supplementen
Afhankelijk van frequentie: eiwitten, ijzer, vitamine B12
Eiwitten, vitamine B12, calcium, ijzer, omega 3, vezels
Eieren, noten, peulvruchten, zuivel, vis, vlees
Noten, zaden, peulvruchten, verrijkte plantaardige producten, supplementen
Geloven en eetgewoonten
Mensen kiezen hun eten niet alleen op basis van smaak of gezondheid, maar soms ook vanuit hun geloof. In veel religies bestaan regels over wat je wel en niet mag eten. Die regels zijn vaak verbonden aan tradities, voorschriften of bijzondere betekenissen die het geloof eraan geeft. In de zorg is het belangrijk dat je deze verschillen kent en er respectvol mee omgaat. De tabel hieronder laat zien welke voedingsregels er in verschillende geloven zijn, en waar je op moet letten om toch een gezond voedingspatroon te behouden.
Geloof Eet niet
Islam
Jodendom
Varkensvlees, alcohol. Alleen halal vlees toegestaan.
Varkensvlees, schaaldieren. Geen vlees en zuivel samen. Alleen koosjer vlees toegestaan.
Rundvlees. Veel hindoes eten (bijna) vegetarisch.
Hindoeïsme
Boeddhisme
Christendom
Vaak vlees, soms ook vis, eieren, ui en knoflook (afhankelijk van stroming).
Geen vaste regels. Bij sommige stromingen geen vlees op vrijdag of tijdens vastenperiodes.
Inlevingsvermogen
Belangrijke voedingsstoffen om op te letten
Geen specifieke tekorten bij halal, wel letten op voldoende variatie.
Geen specifieke tekorten als voeding gevarieerd is.
Eiwit, ijzer en vitamine B12 als er weinig dierlijke producten worden gegeten.
Waar zit dat in?
Vlees, vis, groente, fruit, granen (halal toegelaten).
Koosjer vlees, vis met vinnen en schubben, groente, fruit, granen.
Peulvruchten, noten, melkproducten, vleesvervangers.
Eiwit, ijzer, vitamine B12. Peulvruchten, noten, soja, verrijkte vleesvervangers.
Geen tekorten door religieuze regels.
Normaal gevarieerd voedingspatroon.
Je mag iemands voedingskeuze nooit zomaar ‘ongezond’ noemen. Het is belangrijk om te luisteren naar wat iemand gewend is en te kijken hoe je binnen die gewoontes toch gezonde keuzes kunt stimuleren. Een voorbeeld: als iemand geen vlees eet, kun je ei, linzen of noten aanraden als eiwitbron. Als iemand vast tijdens de ramadan, kun je helpen om gezonde maaltijden te kiezen vóór en na het vasten.
Verantwoord voedingsgedrag gaat dus niet alleen over jezelf, maar ook over inlevingsvermogen in anderen. Of iemand nu halal eet, vegetarisch, veganistisch of volgens een speciaal dieet: als zorgverlener moet jij dat serieus nemen en helpen met goede, gezonde keuzes. Als je leert rekening te houden met verschillende voedingsbehoeften en overtuigingen, kun je betere zorg geven én beter samenwerken.

Opdrachten
Uit de praktijk
Bij een jongereninloop ontmoet Melissa (stagiaire) de 14-jarige Yara, die zegt vegetarisch te eten. Melissa vraagt door en ontdekt dat Yara vaak alleen maar pasta eet, zonder groente of vleesvervangers. In overleg met haar begeleider praat ze met Yara over haar voedingskeuzes. Ze legt uit dat vegetarisch eten gezond kan zijn, maar dat je dan wel moet zorgen voor voldoende eiwitten, ijzer en B12. Samen zoeken ze makkelijke alternatieven zoals linzenburgers en noten. Melissa leert zo dat verantwoord eten ook betekent: weten wat je lichaam nodig heeft en daar rekening mee houden.
1 Verantwoord voedingsgedrag
Kies bij elke stelling of deze juist of onjuist is.
Vegetariërs eten geen vlees en vis.
Als je meestal gezond eet, kun je af en toe iets ongezonds nemen.
Veganisten eten geen vlees, maar wel melk en eieren.
Juist Onjuist
2
Casus: maaltijden afstemmen
Sahar werkt in een woonzorgcentrum. Een bewoner eet geen vlees en geen zuivelproducten.
Sahar stelt samen met haar begeleider een nieuw menu voor hem samen.
Wat kan ze het beste toevoegen als eiwitbron?
Gekookte eieren
Noten en linzen
Yoghurt met muesli
Magere kipfilet
3 Culturele verschillen herkennen
Bij een naschoolse opvang eten kinderen uit verschillende culturen. Yusef eet tijdens de ramadan overdag niet.
Hoe kan de begeleider hiermee op een goede manier omgaan?
Zeggen dat Yusef altijd moet eten, ook tijdens de ramadan.
Melden dat het onveilig is en contact opnemen met Jeugdzorg.
Begrip tonen en er rekening mee houden dat Yusef minder energie heeft.
Yusef apart zetten als er een tussendoortje wordt gegeten.
Herhalingsopdrachten
4
Geschikte maaltijd?
Vink bij elke maaltijd aan voor wie deze geschikt is.





5 Rekening houden met gewoontes
Farid begeleidt een jongen die halal eet.
Hoe houdt hij hier op een respectvolle manier rekening mee?
Hij vertelt dat halal eten ongezond is.
Hij kijkt samen of er geen varkensvlees op het menu staat.
Hij raadt aan om vegetarisch te eten, dat is makkelijker.
Hij geeft aan dat het dieet aangepast moet worden aan de groep.
Verdiepingsopdrachten
6
Verschillen in behoefte
Emma (16) eet vegetarisch en sport vier keer per week. Haar zus Noor (15) eet alles, maar beweegt weinig. Ze willen allebei gezond blijven.
Welke adviezen passen het beste bij hun situatie?
Advies Emma Noor
Let op voldoende eiwitten en B12
Beperk het aantal snacks
Kies voor vleesvervangers met ijzer
Probeer meer te bewegen
7 Inlevingsvermogen
Je begeleidt een cliënt die veganistisch eet vanwege zijn overtuiging.
Waarom is het belangrijk om dit serieus te nemen én hoe kun je hierbij toch gezonde keuzes stimuleren?
1.12 Diëten, allergieën en intoleranties
Sommige mensen kunnen of mogen niet alles eten. Dat kan komen door een medische reden, zoals een allergie of intolerantie, maar ook doordat ze een dieet volgen. In de zorg moet je daar zorgvuldig mee omgaan. Je leert welke voedingsmiddelen vermeden moeten worden, hoe je etiketten leest en wanneer je iets moet navragen of melden.
Diëten
Een dieet is een speciaal voedingspatroon, meestal om medische of gezondheidsredenen. Soms is het tijdelijk, bijvoorbeeld na een operatie, maar het kan ook levenslang nodig zijn, zoals bij een hoge bloeddruk. Diëten kunnen bedoeld zijn om af te vallen, om een ziekte onder controle te houden, om tekorten aan te vullen of juist om te voorkomen dat je te veel van een bepaalde voedingsstof binnenkrijgt.
Veelvoorkomende diëten zijn bijvoorbeeld:
✖ een natriumarm dieet (weinig zout, bij hoge bloeddruk of hartproblemen);
✖ een vezelrijk dieet (bij verstopping of darmproblemen);
✖ een cholesterolarm dieet (minder verzadigd vet, bij hart- en vaatziekten);
✖ een energiebeperkt dieet (minder calorieën, bijvoorbeeld bij overgewicht);
✖ een eiwitverrijkt dieet (meer eiwitten, bijvoorbeeld voor ouderen met spierafbraak).
Als je iemand begeleidt die een dieet volgt, moet je weten wat diegene wel of juist niet mag eten. Je helpt bijvoorbeeld met kiezen, uitleggen of controleren van etiketten. Je mag een dieet nooit zomaar aanpassen – dat doet altijd een arts of diëtist.
Allergieën
Bij een voedselallergie reageert het afweersysteem te heftig op een stof in eten of drinken. Die stof heet een allergeen. Het lichaam ziet die stof als een gevaar en dat veroorzaakt lichamelijke klachten. Soms zijn die mild, zoals jeuk of huiduitslag. Maar allergieën kunnen ook levensbedreigend zijn, bijvoorbeeld bij een anafylactische shock: een situatie waarin iemand niet goed meer kan ademen en direct medische hulp nodig heeft. Het grote verschil met andere reacties is dat bij een allergie zelfs een klein spoortje van een stof al genoeg kan zijn om klachten te veroorzaken. Daarom moet je in de zorg extreem zorgvuldig omgaan met etiketten, kruisbesmetting en bereiding.
Veelvoorkomende voedselallergieën
Er zijn 14 allergenen die wettelijk verplicht op een etiket moeten staan. Op de afbeelding hierna zie je welke allergenen dat zijn:
Deze allergenen moeten duidelijk vermeld worden op de verpakking, vaak in vetgedrukte letters, hoofdletters of apart in een allergenenlijst.














14 voedingsmiddelen waar je allergisch voor kunt zijn.
Intoleranties
Een intolerantie lijkt op een allergie, maar is toch anders. Het lichaam reageert dan niet met een afweerreactie, maar kan een bepaalde stof niet goed verteren. Hierdoor kun je klachten krijgen zoals buikpijn, diarree, winderigheid of vermoeidheid. Intoleranties zijn meestal niet levensbedreigend.
VOORBEELDEN VAN INTOLERANTIES:
✖ Lactose-intolerantie: Je lichaam kan melksuiker (lactose), dat in melk en zuivelproducten zit, niet goed verteren.
✖ Fructose-intolerantie: Je lichaam heeft moeite met het verteren van fruitsuikers (fructose).
Bij intoleranties kunnen sommige mensen nog kleine hoeveelheden van de stof verdragen. Bij allergieën is dat meestal niet mogelijk, omdat dit gevaarlijk kan zijn.
Coeliakie
Coeliakie is géén intolerantie, maar een auto-immuunziekte. Bij coeliakie reageert het lichaam heftig op gluten, een eiwit dat voorkomt in tarwe, rogge en gerst. Als iemand met coeliakie gluten eet, valt het afweersysteem per ongeluk de eigen darmen aan. Dit kan de darm beschadigen en zorgt vaak voor buikklachten en andere gezondheidsproblemen. Mensen met coeliakie mogen helemaal geen gluten eten.
Wat betekent dit voor jou als zorgverlener?
In zorg en welzijn is het jouw taak om:
✖ goed etiketten te lezen en samen met cliënten de juiste producten te kiezen;
✖ altijd te vragen naar allergieën of intoleranties;
✖ kruisbesmetting te voorkomen bij het bereiden of serveren van voedsel;
✖ alert te zijn op klachten of signalen van een verkeerde reactie op voeding.
Als je twijfelt: vraag het altijd na of laat iemand zelf het etiket controleren. Voorkomen is beter dan genezen – en in dit geval zelfs: beter dan een ziekenhuisopname. Je verantwoordelijkheid is groot, zeker bij jonge kinderen, ouderen en kwetsbare cliënten. Met de juiste kennis en zorgvuldigheid help je anderen om veilig en gezond te eten.
Uit de praktijk
Tijdens de lunch op school helpt stagiair Omar in de klas van groep 6. Een van de leerlingen, Kyan, heeft een ernstige notenallergie. Als een ander kind zijn boterham met pindakaas openklapt, merkt Omar dat Kyan gespannen raakt. Omar begeleidt de situatie rustig, legt aan de klas uit waarom sommige kinderen bepaalde dingen niet mogen eten en zorgt dat de tafels worden schoongemaakt. Later helpt hij mee aan een voorlichtingsposter over voedselallergieën in de klas. Zo leert hij in de praktijk hoe belangrijk het is om allergieën serieus te nemen en goed te informeren.

Opdrachten
1
Begrippen
a Wat is een allergeen?
Een bacterie in bedorven eten.
Een stof die het afweersysteem kan activeren.
Een extra voedingsstof die wordt toegevoegd aan producten.
Een vitamine die alleen in zuivel voorkomt.
b Wat is een verschil tussen allergie en intolerantie?
Allergieën geven alleen buikpijn, intoleranties niet.
Intoleranties zijn altijd dodelijk.
Allergieën kunnen al optreden bij een klein beetje van een stof.
Bij intolerantie is het afweersysteem overactief.
c Wie mag een door een arts of diëtist voorgeschreven dieet aanpassen?
De cliënt zelf.
De begeleider.
De arts of diëtist.
De supermarkt.
2 Etiketten lezen bij een dieet
Meneer Van der Velde volgt een natriumarm dieet. Je bekijkt samen met hem het etiket van een blik soep. In de ingrediëntenlijst zie je dat er veel zout in zit.
Wat doe je?
Je zegt dat een beetje zout niet erg is.
Je kiest samen een alternatief met minder zout.
Je geeft hem de soep, maar zonder brood.
Je verwarmt de soep zonder overleg.
3 Omgaan met allergieën
In een jeugdvoorziening krijgt een meisje pinda-allergieklachten nadat ze een koekje heeft gegeten.
Wat is het belangrijkste om nu te doen?
Haar een glas water geven en afwachten.
Meteen nagaan wat ze heeft gegeten en medische hulp inschakelen.
Haar laten uitrusten en haar moeder bellen.
De koekjes uit de voorraadkast halen.
Herhalingsopdrachten
4
Dieet & toepassing
Welk type dieet hoort bij welke situatie?
Natriumarm dieet
Eiwitverrijkt dieet
Energiebeperkt dieet
Vezelrijk dieet
Glutenvrij dieet
5 Vragen naar allergieën
Vul de zinnen aan met de juiste woorden.
• Bij coeliakie
• Bij verstopping of darmproblemen
Bij overgewicht of diabetes
Bij hoge bloeddruk of hartproblemen
Voor ouderen met spierafbraak
Sommige mensen volgen een speciaal (bijvoorbeeld om af te vallen of om gezond te blijven).
Als iemand een
heeft, kan zijn of haar lichaam een bepaald product niet goed verteren, zoals melk bij -intolerantie.
Bij een reageert het lichaam heftig op een stof in eten, zoals pinda’s. Dat
kan gevaarlijk zijn en daarom moet je hier altijd goed op letten.
Verdiepingsopdrachten
6 Omgaan met intolerantie
In een woonzorgcentrum woont mevrouw Keesen. Zij is lactose-intolerant, maar ze drinkt toch graag chocolademelk.
Hoe kun je hier als zorgverlener het beste mee omgaan?
7 Risico-inschatting
Waarom is een voedselallergie soms gevaarlijker dan een intolerantie en waarom is dit verschil belangrijk in de zorg?
1.13 Voedings- en leefgewoonten signaleren en rapporteren
Signaleren en rapporteren
Als je werkt in de sector zorg- en welzijn, kijk je niet alleen naar wat iemand vertelt, maar ook naar wat je ziet en merkt. Soms ontdek je belangrijke dingen door goed te kijken, te luisteren en op te letten. Je ontdekt bijvoorbeeld dat iemand steeds zijn eten laat staan, snel moe is of vaak dorst heeft. Dat kunnen signalen zijn van problemen met voeding of gezondheid.
Signaleren betekent dat je iets opmerkt wat misschien niet in orde is. Dat kan gaan over wat iemand eet, hoe vaak, of hoe diegene zich voelt. Je kijkt daarbij naar het gedrag van iemand, maar ook naar uiterlijke kenmerken, zoals gewicht, huid, energie of stemming.

Door goed contact te maken, merk je hoe iemand zich voelt.
BIJVOORBEELD:
✖ Je merkt dat een cliënt spontaan afvalt zonder reden.
✖ Je ziet dat iemand vaak koekjes eet en maaltijden overslaat.
✖ Je hoort dat iemand zegt geen honger meer te hebben, maar er moe en bleek uitziet.
✖ Je ruikt dat iemand een slechte adem heeft, wat kan wijzen op een slechte mondgezondheid of uitdroging.
Als je zulke signalen opmerkt, is het belangrijk dat je er iets mee doet. Je bespreekt het bijvoorbeeld met een collega, een begeleider, of – als het kan – met de persoon zelf. Soms kun je zelf helpen met tips of een gesprek, maar vaak moet je het rapporteren, zodat anderen ermee aan de slag kunnen.
Rapporteren betekent dat je schriftelijk of mondeling doorgeeft wat je hebt gezien, gehoord of gemerkt. Dat doe je op een objectieve manier: duidelijk, feitelijk en zonder oordeel. Objectief betekent dat je alleen beschrijft wat je daadwerkelijk ziet of hoort, zonder je mening of gevoel erbij te zetten. Subjectief is juist wat je denkt, vindt of voelt, en dat hoort niet in een rapportage.
Je beschrijft wat er is gebeurd en wat je hebt gedaan. Dit kan in een schriftelijk zorgdossier, in een overdracht of tijdens een werkoverleg.
Een goede rapportage:
✖ is duidelijk en kort,
✖ bevat alleen feiten (objectief, geen subjectief oordeel),
✖ beschrijft wat er is gebeurd, niet wat jij denkt dat het betekent.
Voorbeeld:
Subjectief: “Mevrouw Jansen eet raar en ziet er slecht uit.”
Objectief: “Mevrouw Jansen liet haar lunch staan en klaagde over misselijkheid. Haar huid zag bleek.”
Door goed te signaleren en objectief te rapporteren, kun je samen met collega’s snel ingrijpen als er iets mis is. Dat is belangrijk voor de gezondheid en veiligheid van de cliënt.
Observeren in de praktijk
Observeren betekent dat je bewust en doelgericht kijkt, luistert en ruikt, vaak over een wat langere tijd. Dit helpt je om veranderingen beter in beeld te brengen. Observeren is iets wat vaak vooraf besproken wordt, bijvoorbeeld in een zorgplan. Het vraagt iets meer kennis en ervaring dan signaleren.
Je oefent met observeren in situaties zoals:
✖ bij het helpen met eten of drinken;
✖ tijdens een wandeling of activiteit;
✖ bij een weegmoment;
✖ of tijdens een gesprek.
Als je signalen van ongezond gedrag of een verandering in voedingsgewoonten op tijd oppikt, kun je problemen voorkomen. Dat is een belangrijk deel van je werk als zorgverlener.

Uit de praktijk
Na een groepsles seniorenfitness merkt stagiaire Ayla dat mevrouw Van Dijk (68) steeds stiller wordt en snel buiten adem raakt. Tijdens het opruimen vertelt ze dat ze de laatste tijd geen zin heeft in eten en soms duizelig is. Ayla bespreekt dit met haar stagebegeleider en schrijft een korte rapportage in het digitale systeem van het sportcentrum. Ze beschrijft wat ze heeft gehoord en gezien, zonder haar eigen mening toe te voegen. Zo leert Ayla hoe belangrijk het is om signalen op tijd op te merken en goed te rapporteren voor verdere opvolging.
Opdrachten
1
Signaleren en rapporteren
a Wat betekent ‘signaleren’ in de zorg?
Ingrijpen zodra je een probleem ziet.
Bewust en doelgericht kijken naar iemands gedrag over langere tijd.
Iets opmerken dat misschien niet in orde is.
Een oordeel geven over het gedrag van de cliënt.
b Wat hoort bij goed rapporteren?
Je geeft je mening.
Je schrijft alleen feiten op.
Je schrijft alleen op wat iemand heeft verteld.
Je gebruikt vooral vaktaal.
2 Observeren
Lees de tekst goed en vul de juiste woorden in de gaten. Gebruik de woorden uit het kader.
Woorden: voorkomen – ruikt – veranderingen – ervaring – zorgplan
Observeren is belangrijk in de zorg, omdat je daarmee op tijd problemen kunt .
Het betekent dat je heel bewust kijkt, luistert en soms ook .
Je doet dit vaak meerdere keren, zodat je kunt zien of er zijn bij een cliënt.
Observeren vraagt meer kennis en dan alleen signaleren.
Vaak staat in een beschreven waarop je extra moet letten.
3 Subjectief of objectief?
Lees de zinnen in de tabel. Zet een kruisje bij objectief of subjectief. Als een zin subjectief is, leg uit wat er subjectief aan is.
Zin
1 Mevrouw Jansen liet haar brood onaangeroerd liggen.
2 Meneer De Vries ziet er heel ongezond uit.
3 De cliënt zei: “Ik heb geen honger.”
4 Ik vind dat mevrouw Bakker te veel snoept.
5 De cliënt liep langzaam naar de stoel en moest onderweg even pauzeren.
Objectief Subjectief Subjectief omdat…
Zin Objectief Subjectief Subjectief omdat…
6 Het lijkt alsof meneer Janssen lui is, want hij wil niet opstaan.
7 De cliënt had 38,5 °C koorts en klaagde over hoofdpijn.
8 Mevrouw De Jong was vandaag chagrijnig.
4 Observeren in de praktijk
Je merkt dat een cliënt de laatste weken steeds minder eet en vaak klaagt over buikpijn.
a Leg uit waarom dit een voorbeeld is van observeren en niet alleen van signaleren.
b Welke verandering heb je geconstateerd bij de cliënt?
c Wat is een volgende stap die je moet nemen met deze observatie in de zorg?
Herhalingsopdrachten
5 Signaleren of rapporteren
Kloppen de volgende uitspraken?
Juist
Onjuist
Rapporteren is je mening geven over wat je hebt gezien.
Bij signaleren kijk je naar dingen die misschien niet in orde zijn.
Een goede rapportage bevat alleen feiten, geen meningen.
Signaleren gebeurt meestal op afspraak.
6
Objectief rapporteren
Hieronder staan drie zinnen uit een rapportage. Ze zijn subjectief geschreven.
Schrijf ze om naar een objectieve beschrijving.
Mevrouw De Jong ziet er vandaag erg slecht en moe uit.
Meneer Bakker eet raar en lijkt geen zin te hebben in zijn eten.
De cliënt is chagrijnig en wil nergens aan meedoen.
Verdiepingsopdrachten
7 Observeren of signaleren?
Lees de drie situaties hierna.
Welke situaties horen bij signaleren en welke bij observeren?
Signaleren Observeren
Je ziet dat een cliënt niet naar de eetzaal komt.
Je volgt drie dagen lang of een cliënt voldoende drinkt.
Je hoort dat iemand zich ‘s ochtends vaak duizelig voelt.
8 Rapporteren zonder oordeel
Je collega schrijft in het zorgdossier: “Meneer Van Vliet is vervelend en zeurt elke avond over zijn eten.”
Geef twee redenen waarom dit niet professioneel is en herschrijf de zin op een correcte manier.
1.14 In gesprek gaan over gezonde keuzes
Mensen helpen om gezonder te leven doe je niet alleen door informatie te geven, maar vooral door een goed gesprek te voeren. In de zorg ga je vaak in gesprek over voeding, beweging, slapen of gewoontes, zoals roken of vapen. Dat moet je op een rustige, respectvolle en duidelijke manier doen.
Veel mensen weten best wat gezond is, maar vinden het moeilijk om hun gedrag aan te passen. Ze zijn moe, hebben weinig tijd of hebben geen steun van anderen. Of ze willen het wel, maar weten niet goed hoe. Dan is het belangrijk dat jij als zorgverlener niet gaat oordelen, maar gaat luisteren en motiveren.
Gespreksvaardigheden in de zorg
Een goed gesprek over gezondheid begint met open vragen. Dat zijn vragen die meestal beginnen met wat, hoe, waarom. Bijvoorbeeld: Hoe gaat het met je? Op die manier krijg je meer informatie dan als je een gesloten vraag stelt. Op gesloten vragen zijn maar twee antwoorden mogelijk. Bijvoorbeeld: Voel je je goed? Je krijgt dan alleen ja of nee te horen. Formuleer je vraag zo dat een cliënt zich niet aangevallen voelt. In plaats van te zeggen: “Waarom eet je ongezond?”, kun je beter vragen: “Hoe ziet een dag er voor jou uit qua eten?” of “Wat zou je graag willen veranderen aan je eetgewoontes?”

Gezonde keuzes stimuleren
Je kunt mensen op verschillende manieren stimuleren:
✖ Door positieve feedback te geven (“Wat goed dat u meer water bent gaan drinken!”).
✖ Door praktische tips te geven (bijvoorbeeld hoe je gezond eten goedkoper kunt maken).
✖ Of door samen plannen te maken, zoals een boodschappenlijstje of dagplanning.
Je kunt je uitleg ook ondersteunen met folders, infographics of apps. In sommige gevallen werk je samen met een diëtist of leefstijlcoach.
Aandacht
voor verschillen
Niet iedereen maakt dezelfde keuzes. Wat gezond is voor de een, is dat niet altijd voor de ander. Je houdt rekening met iemands leeftijd, cultuur, religie, financiële situatie of beperking. Soms moet je extra geduld hebben of uitleg herhalen.
Het doel van zo’n gesprek is niet om iemand te dwingen, maar om iemand te stimuleren. Kleine stappen zijn ook vooruitgang.
Als jij op een prettige manier in gesprek gaat over gezondheid, voelen mensen zich serieus genomen én zijn ze eerder bereid om iets te veranderen.

Opdrachten
1 Gespreksvaardigheden
Uit de praktijk
Lars loopt stage bij de balie van een gezondheidscentrum. Hij brengt thee naar meneer De Koning, die wacht op de praktijkondersteuner. Lars merkt dat hij moppert over zijn gewicht en bloeddruk, maar zegt dat gezond eten ‘toch geen zin meer heeft op zijn leeftijd’. In overleg met zijn begeleider gaat Lars voorzichtig het gesprek aan. Hij stelt open vragen, luistert goed en vertelt dat kleine aanpassingen – zoals vaker wandelen en minder zout – wél verschil kunnen maken. Meneer luistert aandachtig. Lars merkt dat een rustig gesprek zonder oordeel mensen echt in beweging kan zetten.
a Welke van de onderstaande vragen is een open vraag die goed past bij een gesprek in de zorg?
“Eet u nog steeds ongezond?”
“Heeft u vandaag groente gegeten?”
“Drinkt u veel frisdrank?”
“Wat zou u graag willen veranderen aan uw eetgewoontes?”
b Wat is géén goede gespreksvaardigheid in de zorg?
Begrip tonen.
Eenvoudige taal gebruiken.
Kritiek geven op het gedrag van de cliënt.
Samen doelen stellen.
c Je spreekt met meneer Van Beek, die weinig beweegt. Hij zegt: “Ik weet dat ik meer moet wandelen, maar ik ben altijd moe.”
Wat is een goede manier om het gesprek verder te voeren?
“U moet gewoon niet zo lui zijn.”
“Wat maakt dat u zich zo moe voelt?”
“Misschien moet u gewoon een hond nemen.”
“Wandelen is echt niet zo moeilijk.”
d Je voert een gesprek met een cliënt die moeite heeft met lezen en veel vergeet. Je wilt uitleggen waarom voldoende water drinken belangrijk is.
Wat kun je doen om de uitleg beter te laten overkomen?
Je praat langzaam en gebruikt moeilijke woorden zodat het serieus overkomt.
Je geeft een folder met veel tekst en uitleg.
Je laat plaatjes zien en bespreekt één advies tegelijk.
Je vraagt of iemand anders het wil uitleggen.
2
Open of gesloten?
Lees de vragen in de tabel.
Bepaal of de vraag een open of een gesloten vraag is.
Vraag
Hoe voel je je vandaag?
Heb je goed geslapen vannacht?
Wat vind je lastig aan gezond eten?
Eet je elke dag ontbijt?
Wat zou je graag willen veranderen aan je eetgewoontes?
3
Goed of fout reageren
Lees de twee casussen hierna.
Casus 1 – Goed gedaan
Mevrouw Jansen (45) vertelt dat ze vaak chips eet ’s avonds omdat ze moe is na haar werk. De zorgverlener zegt: "Dat klinkt herkenbaar, veel mensen hebben daar moeite mee. Wat zou jou kunnen helpen om een ander tussendoortje te kiezen?" Mevrouw Jansen denkt even na en zegt dat ze misschien fruit klaar kan zetten. De zorgverlener moedigt haar aan en complimenteert haar met dit idee.
Casus 2 – Fout gedaan
Mevrouw Jansen (45) vertelt dat ze vaak chips eet ’s avonds omdat ze moe is na haar werk. De zorgverlener zegt: "Dat is echt slecht van je. Je moet gewoon stoppen met chips eten en gezonder doen." Mevrouw Jansen voelt zich aangevallen en zegt weinig meer. Het gesprek loopt vast.

Waarom is de aanpak van de zorgverlener in casus 1 goed, en waarom is de aanpak in casus 2 fout?
Herhalingsopdrachten
4 Gesprekstechnieken
Zijn de uitspraken juist of onjuist?
Juist Onjuist
Open vragen beginnen vaak met “wat”, “hoe” of “waarom”.
Kritiek geven helpt iemand om sneller te veranderen.
“Heb je vandaag al wat gegeten?” is een gesloten vraag.
Je mag best iemand onderbreken als je het beter weet.
5 Respectvol gesprek
Zet de gesloten vragen om in een open vraag die beter past bij een respectvol gesprek over gezondheid.
“U weet toch wel dat roken ongezond is?”
“Bent u gisteren weer laat naar bed gegaan?”
“U vindt gezond eten vast lastig, of niet?”
Verdiepingsopdrachten
6 Casus met twee cliënten
Je spreekt met twee cliënten over frisdrank.
– Mevrouw Mertens drinkt zes glazen per dag, maar is gemotiveerd om te minderen.
– Meneer Bouman drinkt er twee, maar vindt het onzin om daarmee te stoppen.
Geef per persoon een kort advies, op basis van de tekst.
Advies mevrouw Mertens:
7
Advies Meneer Bouman:
Motiverend gesprek voeren
Waarom is het belangrijk om kleine, haalbare doelen af te spreken in een gesprek over gezond gedrag?
1.15 Media en gezondheid
Tegenwoordig zijn we bijna de hele dag omringd door media: sociale media, reclames, video’s, nieuws, apps en influencers. Dat kan leuk, leerzaam of ontspannend zijn, maar het heeft ook invloed op hoe je naar jezelf kijkt, hoe je je voelt en welke keuzes je maakt. Media hebben dus invloed op je gezondheid, vaak zonder dat je het doorhebt.
Beelden in de media
Op sociale media zie je vaak mensen die ‘perfect’ lijken: een mooi lichaam, een strak dieet, een geweldig leven. Veel van die beelden zijn bewerkt of overdreven. Toch kun je er onzeker van worden, vooral als je denkt dat jij er ook zo uit moet zien of zo moet leven. Ook in reclames zie je aantrekkelijke beelden: een grote pizza met smeltende kaas, een energiedrankje dat je zogenaamd fit maakt, of een beroemdheid die een bepaald supplement aanprijst. Voor cliënten in de zorg kan dit leiden tot onzekerheid, ontevredenheid over zichzelf of ongezonde keuzes.
Deze beelden kunnen je koopgedrag beïnvloeden. Je krijgt het gevoel dat je een bepaald product móet kopen om erbij te horen, er goed uit te zien of gezond te zijn. Zeker als populaire influencers producten aanprijzen, kan dat je keuze sterk sturen – zelfs als je het niet echt nodig hebt.

Bedenk: veel influencers krijgen betaald om producten aan te prijzen, dus hoe betrouwbaar is hun verhaal?
Groepsdruk
Ook speelt peer pressure, of groepsdruk, een rol. Als veel mensen in je omgeving dezelfde challenges volgen, bepaalde producten gebruiken of zich op een bepaalde manier gedragen, voel je soms de druk om mee te doen. Dat kan positief zijn (bijvoorbeeld meer bewegen), maar ook negatief (zoals energiedrankjes drinken of streng lijnen). Cliënten kunnen hierdoor ongezond gedrag overnemen, en het is belangrijk dat jij als zorgverlener dit herkent en bespreekbaar maakt.
Algoritmes en filterbubbels
Wat je online te zien krijgt, is meestal geen toeval. Veel apps en websites maken gebruik van algoritmen. Die houden bij waar je naar kijkt, op klikt of wat je leuk vindt. Op basis daarvan krijg je steeds meer van hetzelfde te zien. Kijk je bijvoorbeeld vaak naar fitnessvideo’s of diëten, dan krijg je nóg meer van dat soort filmpjes en reclames. Zo lijkt het alsof iedereen bezig is met uiterlijk en gezondheid, terwijl dat niet de echte werkelijkheid is. Dit heet een filterbubbel: je ziet vooral wat bij je interesses past, maar niet altijd wat klopt of goed voor je is.

Algoritmen zorgen ervoor dat je in een filterbubbel terechtkomt. Dat kan fijn zijn, maar het is lastig om er weer uit te komen.
Nepnieuws en AI
Sommige berichten die je online tegenkomt, zijn zelfs helemaal niet waar. Dit noemen we nepnieuws of fake news. Denk aan berichten als “Citroenwater geneest kanker” of “Met deze thee val je tien kilo af in een week.” Vaak zijn deze berichten bedoeld om geld te verdienen of mensen bang te maken.
Tegenwoordig wordt nepnieuws nog makkelijker gemaakt met hulp van AI (artificial intelligence), oftewel kunstmatige intelligentie. Hiermee kunnen mensen in een paar klikken teksten, plaatjes of filmpjes maken die echt lijken, maar niet waar zijn. Daarom is het extra belangrijk om kritisch te blijven kijken en te controleren of iets klopt.
AI heeft ook goede kanten: in de zorg kan AI bijvoorbeeld helpen bij het stellen van een diagnose of het maken van een behandelplan. Zo kun je AI dus ook gebruiken om mensen te helpen.
Risico op verslaving
Daarnaast bestaat er een risico op verslaving aan sociale media. Sommige mensen kunnen bijna niet meer stoppen met scrollen, liken of reageren. Dit kan ten koste gaan van slaap, beweging, schoolprestaties of sociale contacten in het echte leven. Het constant online zijn kan stress geven en zorgen voor onrust of concentratieproblemen.
Snelle toegang tot informatie en steun
Tegelijk bieden (digitale) media ook voordelen. Je hebt via internet en apps snelle toegang tot informatie over gezondheid. Je kunt recepten opzoeken, video’s bekijken over ontspanning, tips vinden om te bewegen, of ervaringen lezen van anderen met dezelfde klachten. Als je kritisch kijkt en betrouwbare bronnen gebruikt, kunnen media je juist helpen om gezonder te leven. Sommige jongeren vinden ook steun via online platforms of community’s waar ze hun ervaringen kunnen delen. Media kunnen dus óók een positieve rol spelen – als je weet hoe je ze goed gebruikt.
Kritisch leren kijken
Het is daarom belangrijk dat je leert kritisch te kijken naar wat je ziet en leest. Vraag jezelf af: is dit betrouwbaar? Klopt het met wat ik op school of bij de dokter leer? Probeert iemand mij iets te verkopen? Voor cliënten is dit vaak lastig. Hier ligt een belangrijke taak voor zorgverleners: door samen te kijken naar media-inhoud en het gesprek aan te gaan, help je cliënten gezondere keuzes te maken.
In de zorgpraktijk
In de zorg kun je cliënten helpen om beter om te gaan met media. Bijvoorbeeld door samen te kijken naar wat gezond en realistisch is, of door uit te leggen dat niet alles wat online staat waar is. Als zorgverlener help je mee aan positieve beeldvorming, gezonde keuzes en mediawijsheid – iets wat in deze tijd steeds belangrijker wordt.

Uit de praktijk
Sophie begeleidt Fatima, een jonge vrouw met een lichte verstandelijke beperking. Fatima kijkt veel TikTok en volgt een influencer die zegt dat je snel kunt afvallen met afslankthee. Ze wil zelf daarom niets meer eten. Sophie bespreekt dit met haar collega en gaat daarna rustig met Fatima in gesprek. Ze bekijkt samen de filmpjes, legt uit dat dit reclame is en laat zien dat het lichaam gezonde voeding nodig heeft. Door samen realistische en veilige informatie op te zoeken, helpt Sophie Fatima om weer vertrouwen te krijgen in haar eigen lichaam.
Opdrachten
1 Begrippen kennen
Welke uitleg hoort bij elk begrip?
Begrip
Peer pressure
Filterbubbel
Koopgedrag beïnvloeden
Snelle toegang tot info
2 Kritisch denken
Uitleg

• Door reclames of influencers ga je sneller iets kopen.
Je kunt snel online iets opzoeken over gezondheid of voeding.
Onbewuste druk om te doen wat je vrienden en omgeving doen.
Je krijgt vooral informatie te zien die past bij eerdere voorkeuren.
Twee jongeren scrollen op sociale media. Een van hen ziet een advertentie voor een afslankproduct en zegt: “Dit ga ik ook kopen, want deze influencer gebruikt het ook.”
Wat zou jij tegen deze jongere kunnen zeggen om hem te helpen kritisch te denken over wat hij ziet?
3
Nepnieuws?
Zijn deze uitspraken waar of niet waar?
Waar Niet waar (nepnieuws)
“Citroenwater geneest kanker.”
Een influencer: “Je kunt tien kilo afvallen in een week met een detoxsap.”
Het RIVM: “Je hebt 250 gram groente per dag nodig.”
Een informatiefolder van het Voedingscentrum: “Drink minder frisdrank en meer water.”
NOS journaal: “Met behulp van AI kan een arts kanker sneller herkennen.”
“De aarde is plat.”
Herhalingsopdrachten
4 Herkennen van beïnvloeding
a Kies het goede antwoord.
Je gaat naar de supermarkt, omdat je trek hebt.
Je koopt een snack die je eerder zag in een reclame.
Je leest een artikel over gezonde voeding.
Je slaapt minder, omdat je laat opblijft.
b Wat is een mogelijk signaal van sociale media-verslaving?
Je kijkt alleen filmpjes over voeding.
Je gebruikt een app om je schermtijd bij te houden.
Je wordt onrustig als je je telefoon even niet hebt.
Je maakt elke dag foto’s van je eten.
c Wat helpt om nepnieuws te herkennen?
Alleen het plaatje bekijken.
Alles geloven wat op sociale media staat.
Vragen of het klopt met wat je al weet van docenten of je ouders.
Het meteen delen met anderen.
5 Beïnvloeding
Je werkt in een jongereninstelling. Een meisje vertelt dat ze zich dik voelt, omdat ze op Instagram alleen maar perfecte lichamen ziet.
Wat kun jij zeggen om haar te helpen beter met deze beelden om te gaan?
Verdiepingsopdrachten
6
Beeldanalyse
Bekijk de volgende Instagramprofielen:


Wat kan het verschil zijn in de invloed van deze profielen op jongeren die ze volgen?
7
Sociale media
Stelling: “Sociale media maken je ongezonder.”
Waarom klopt deze stelling soms wel en waarom soms niet?
Profiel A
Profiel B
1.16 Genotsmiddelen en verslaving
Veel mensen gebruiken weleens een genotsmiddel: een stof die je even een fijn gevoel geeft, ontspant of wakker houdt. Denk aan koffie, energiedrank, alcohol of een sigaret. Sommige genotsmiddelen zijn legaal, andere verboden. Sommige zijn sociaal geaccepteerd, andere gevaarlijk. Als je in de zorg werkt, moet je weten wat de risico’s zijn – vooral als het gaat om verslaving.
Wat zijn genotsmiddelen?
Genotsmiddelen zijn stoffen die je lichaam of hersenen beïnvloeden. We noemen ze ook wel drugs. Ze kunnen je stemming veranderen, pijn dempen of je energie geven. Veelgebruikte genotsmiddelen zijn:

Genotsmiddelen beïnvloeden je hersenen.
✖ Cafeïne (in koffie, energiedrank): maakt je wakker, maar kan ook onrust of slapeloosheid geven.
✖ Alcohol: ontspant, maar beïnvloedt je gedrag en tast hersenen en lever aan.
✖ Tabak (nicotine): werkt verslavend en beschadigt longen en hart.
✖ Vape of e-sigaret: lijkt minder schadelijk dan tabak, maar bevat schadelijke dampen en nicotine.
✖ Snus: kleine nicotinezakjes onder je lip, schadelijk voor tandvlees en bloeddruk.
✖ Waterpijp (shisha): wordt vaak gedeeld en lijkt onschuldig, maar bevat veel schadelijke stoffen en vergroot de kans op verslaving.
✖ Cannabis (wiet, hasj): kan ontspannen, maar ook geheugenproblemen of angst geven.
✖ Lachgas: geeft een korte roes, maar kan gevaarlijk zijn voor hersenen en zenuwen.
Voor jongeren zijn genotsmiddelen extra schadelijk. Hun hersenen zijn nog in ontwikkeling. Toch proberen veel jongeren het uit, vaak uit nieuwsgierigheid of door groepsdruk (peer pressure)
De gevaren van roken en vapen
Onder jongeren is roken en vapen een groot probleem. Veel jongeren denken dat vapen (een e-sigaret gebruiken) minder schadelijk is dan gewone sigaretten, maar dat klopt niet. Zowel sigaretten als vapes bevatten nicotine, een stof die snel verslavend werkt. Ook zitten er in vapes en sigaretten stoffen die je longen en hart kunnen beschadigen. Bij vapen adem je bovendien dampen in die je luchtwegen kunnen irriteren of zelfs blijvende schade kunnen geven. Veel jongeren die beginnen met vapen, stappen later ook makkelijker over op het roken van gewone sigaretten. Het risico op verslaving is dus groot en stoppen is moeilijk. Daarnaast kun je door roken of vapen sneller last krijgen van benauwdheid, heb je minder uithoudingsvermogen en een grotere kans op ziektes zoals kanker of hartproblemen.

Fabrikanten maken vapes extra aantrekkelijk voor jongeren door ze felle kleuren, leuke vormen, spelletjes en zoete smaakjes te geven. Dit is in Nederland verboden, maar toch weten veel jongeren deze vapes via internet of andere manieren te krijgen.
Softdrugs en harddrugs – wat is het verschil?
In Nederland maken we een onderscheid tussen softdrugs en harddrugs.
✖ Softdrugs zijn middelen waarvan het gebruik minder schadelijk wordt gevonden, zoals cannabis (wiet, hasj). Bezit en gebruik zijn officieel verboden, maar worden onder voorwaarden gedoogd (dat betekent dat de overheid het toestaat).
✖ Harddrugs zijn middelen die zeer verslavend of schadelijk zijn voor je lichaam en geest. Ze vallen onder de Opiumwet en het bezit, gebruik en verhandelen ervan is strafbaar.
Harddrugs kunnen er op verschillende manieren uitzien, afhankelijk van de soort. Enkele voorbeelden:
✖ Poeder of kristallen: zoals cocaïne of MDMA (de werkzame stof in XTC).
✖ Pillen of tabletten: vaak bij XTC. Deze hebben meestal een kleurtje of een logo.
✖ Vloeistof: bijvoorbeeld GHB, dat vaak in een klein flesje of buisje zit.
✖ Rookbare vorm: zoals crack (een rookbare vorm van cocaïne).
✖ Injecteerbare vloeistof: sommige harddrugs kunnen opgelost worden om te spuiten (bijvoorbeeld heroïne).

In de tabel vind je een overzicht van bekende soft- en harddrugs die in Nederland voorkomen.
Middel Soort
Cannabis (wiet, hasj)
XTC
Cocaïne
Speed (amfetamine)
Heroïne
GHB
3-MMC
Ketamine
Paddo’s
LSD
Effecten
Softdrug Ontspannend, kan vrolijk maken
Harddrug Energiek, vrolijk gevoel, versterkte emoties
Harddrug Veel energie, zelfvertrouwen, alertheid
Harddrug Stimulerend, verhoogde alertheid
Harddrug Verdovend, pijnstillend, ontspannen
Harddrug Ontspannend, drempelverlagend
Harddrug Stimulerend, oppeppend
Harddrug Verdovend, hallucinaties
Harddrug (psychedelica)
Harddrug (psychedelica)
Hallucinaties, veranderde waarneming
Hallucinaties, veranderde stemming en waarneming
Risico’s
Verminderd geheugen, concentratieproblemen, kans op psychische klachten
Verstoort temperatuurregeling, hersenschade, uitdroging, oververhitting
Hartproblemen, hoge bloeddruk, verslaving, psychische klachten
Uitputting, slaapproblemen, hartproblemen, verslaving
Zeer verslavend, lichamelijke aftakeling, overdosisgevaar
Overdosis (bewusteloosheid), geheugenverlies, verslaving
Hartproblemen, psychische klachten, sterke verslaving
Geheugenproblemen, verwarring, blaas- en nierproblemen
Angst, verwardheid, paniekaanvallen
Psychoses, paniekaanvallen, verwardheid
Harddrugs brengen ernstige risico’s met zich mee, al na één keer gebruik. Als zorgverlener moet je deze middelen herkennen, erover kunnen praten en hulp inschakelen bij problemen.
Gevolgen en invloed op het dagelijks leven
Genotsmiddelen kunnen zorgen voor een korte periode van ontspanning, maar bij veel of regelmatig gebruik ontstaan risico’s. Denk aan:
✖ Slaapproblemen, slecht eten, vermoeidheid, stemmingswisselingen.
✖ Schoolproblemen, ruzies thuis, boetes of schulden.
✖ Moeite met concentreren, opstaan of afspraken nakomen.
Op lange termijn kunnen genotsmiddelen je leven beheersen. Je denkt er steeds aan en voelt je niet goed zonder deze middelen. Dan is er sprake van verslaving
WAT IS VERSLAVING?
Bij een verslaving kun je niet meer stoppen met gebruiken. Je lichaam of geest is afhankelijk geworden. Je voelt je alleen goed als je het middel gebruikt en je krijgt klachten als je stopt. Je kunt:
✖ lichamelijke klachten krijgen zoals trillen of zweten (lichamelijke afhankelijkheid);
✖ je onrustig of angstig voelen zonder middel (psychische afhankelijkheid);
✖ liegen, smoesjes bedenken, steeds meer nodig hebben.
Verslaving is een ziekte, geen teken van zwakte. Het is belangrijk dat mensen hulp krijgen en niet worden veroordeeld.
VERSLAVING HERKENNEN EN BESPREKEN
In de zorg moet je:
✖ genotsmiddelen kunnen herkennen en bespreken zonder oordeel;
✖ weten wanneer je moet doorverwijzen of hulp inschakelen;
✖ signalen kunnen opmerken zoals veranderend gedrag, schoolverzuim of geldproblemen.
Je kunt verslaving niet zomaar oplossen, maar je kunt wel luisteren, steunen, informatie opzoeken via betrouwbare bronnen (zoals het Trimbos-instituut, Jellinek of het Voedingscentrum) en informatie delen op een manier die past bij de cliënt: bijvoorbeeld via een folder, vlog of een korte presentatie.
Wat kun jij doen?
In zorg en welzijn help je mensen door:
✖ te luisteren zonder oordeel;
✖ kleine stapjes aan te moedigen;
✖ betrouwbare informatie te delen, bijvoorbeeld met een flyer of infographic;
✖ zelf het goede voorbeeld te geven.
Ook kun je uitleggen dat media of influencers vaak reclame maken voor middelen zoals energiedrank of vapes. Je helpt anderen om kritisch te kijken naar wat gezond is en wat niet.

Uit de praktijk
Tijdens zijn stage in een woonzorgcentrum helpt Vince bij een koffiemoment. Hij merkt dat meneer Brouwer, een bewoner van 74 jaar, steeds onrustiger wordt als hij geen alcohol mag drinken bij het avondeten. Vince ruikt ook regelmatig een sterke sigarettengeur, terwijl roken in het huis verboden is. Collega’s vertellen dat meneer Brouwer soms stiekem op zijn kamer rookt. In overleg met de verantwoordelijke verzorger gaat Vince in gesprek met hem. Hij luistert zonder te oordelen, stelt open vragen en schrijft daarna een observatieverslag. Zo leert hij hoe belangrijk het is om middelengebruik te signaleren en er op een professionele manier mee om te gaan.
Opdrachten
1 Begrippen kennen
Welke beschrijving past bij het begrip?
Begrip
Bechrijving
Softdrugs • • Middelen die onder de Opiumwet vallen en strafbaar zijn.
Harddrugs • • Wordt vaak gedeeld; lijkt onschuldig, maar bevat veel schadelijke stoffen.
Waterpijp • • Middelen zoals cannabis, die onder voorwaarden worden gedoogd.
Verslaving • • Je kunt niet meer stoppen met gebruiken.
2 Kenmerken van verslaving
Welke van deze kenmerken passen bij verslaving?
Let op: er zijn meerdere juiste antwoorden. Kies alle juiste opties.
Je kunt stoppen wanneer je wilt.
Je voelt je alleen goed als je het middel gebruikt.
Je gaat trillen of zweten als je stopt.
Je hebt steeds minder nodig om hetzelfde effect te voelen.
Je gaat je onrustig of angstig voelen zonder het middel.
3 Kenmerken van verslaving
Zijn deze uitspraken over verslaving juist of onjuist?
Stelling
Bij lichamelijke afhankelijkheid krijg je klachten als je stopt met gebruiken.
Als je liegt over je gebruik of smoesjes verzint, is dat een teken van psychische afhankelijkheid.
Verslaving betekent dat je iets vaak gebruikt, maar het nog prima onder controle hebt.
Je kunt alleen verslaafd raken aan illegale middelen zoals harddrugs.
Psychische afhankelijkheid betekent dat je je alleen prettig voelt als je het middel gebruikt.
Juist
Onjuist
4 Kennis over verslaving
Vul de juiste woorden in.
Kies uit: jongeren, nicotine, verslavend, vapen, longen, smaakjes, internet, schadelijk, stoppen, hart
Veel denken dat minder is dan roken, maar dat klopt niet. Zowel vapes als sigaretten bevatten , wat erg werkt. Door de damp kunnen je en beschadigen. In Nederland zijn felle kleuren en verboden, maar toch zijn deze vapes vaak via het te krijgen. Als je eenmaal begint, is vaak lastig.
5 Jongeren en genotsmiddelen
Je werkt op een middelbare school bij een voorlichtingsdag. Twee leerlingen van vijftien zeggen: “Het is toch niet erg om af en toe te vapen of lachgas te gebruiken?”
Wat zeg je terug?
Kies het beste antwoord.
“Jullie zijn oud genoeg, dus doe maar wat je wilt.”
“Je mag dat alleen doen als je geen les hebt.”
“Ook als je het af en toe doet, kan het schadelijk zijn voor je hersenen.”
“Vapen is onschadelijk, lachgas is gevaarlijk.”
6 Signaleren van verslaving
In een woonvoorziening merk je dat een cliënt steeds vaker afspraken vergeet, ‘s ochtends niet uit bed komt en plotseling geldproblemen heeft.
Wat doe je als zorgverlener?
Herhalingsopdrachten
7 Theorie kennen
a Wat is een genotsmiddel?
Een geneesmiddel tegen stress
Een stof die je energie geeft of ontspant
Een soort groente die goed voor je is
Een stof die je lichaam sterker maakt
b Wat is een kenmerk van verslaving?
Je gebruikt het alleen in het weekend
Je krijgt meer energie van het middel
Je hebt het middel nodig om je goed te voelen
Je wordt altijd ziek van het middel
8
c Wat is een risico van lachgas?
Je slaapt er beter van
Het is goed voor je geheugen
Het beschadigt zenuwen en hersenen
Het maakt je altijd blij
Alcoholgebruik bij cliënt
Een oudere cliënt drinkt elke dag meerdere glazen alcohol en zegt: “Ach, ik word er rustig van.”
Hoe reageer je als zorgverlener?
Zeggen dat het zijn eigen probleem is.
In gesprek gaan zonder oordeel.
Observeren of er klachten zijn.
Verbieden zonder uitleg.
Verdiepingsopdrachten
9
Genotsmiddelen en het dagelijks leven
Bekijk de twee afbeeldingen.

Afbeelding A
Juist Onjuist

Afbeelding B
Wat zie je? Wat zou de invloed van genotsmiddelen op het dagelijks functioneren kunnen zijn?
10
Sociale druk en vapen
Een jongen van veertien zegt: “Al mijn vrienden vapen, Ik wil niet buiten de groep vallen.”
Wat kun je als zorgverlener doen om hem te helpen bij het maken van een gezonde keuze?
Samenvattingsopdracht blok 1
Casus 1 – Stage op een middelbare school
Tijdens je stage help je bij een gezondheidsproject op een middelbare school. Je begeleidt een groep leerlingen van 13 jaar die meer willen leren over gezond leven. Je merkt dat sommige leerlingen vaak energiedrank drinken, slecht slapen of geen ontbijt eten. Eén leerling, Jayden, zegt dat hij elke nacht tot 2 uur op zijn telefoon zit. Een andere leerling, Samira, eet geen vlees, maar weet niet goed wat ze dan moet kiezen. Je maakt samen met de leerlingen folders over gezonde voeding, beweging en slaap.
Opdrachten
1 Leefstijlfactoren herkennen
Noem drie leefstijlfactoren uit de casus die invloed hebben op de gezondheid van de leerlingen.
2 Soorten gezondheid koppelen
Verbind de vormen van gezondheid met een voorbeeld uit de casus.
Vorm van gezondheid Voorbeeld uit de casus
Fysieke gezondheid
Psychische gezondheid
Sociale gezondheid
3 Soort informatie herkennen (meerkeuze)
Jayden denkt dat energiedrank gezond is, omdat een influencer het promoot. Dit is een voorbeeld van:
a Betrouwbare informatie
b Onbetrouwbare informatie
c Reclame of commerciële informatie
d Objectieve informatie
4 Risico’s van energiedrank uitleggen
Leg uit wat de risico’s zijn van energiedrank bij jongeren.
5
Alternatieven voor vlees benoemen
Samira eet geen vlees. Welke gezonde plantaardige alternatieven kun jij voorstellen?
6 Folders begrijpelijk maken (stelling)
Stelling: “Als je folders maakt voor jongeren, moet je moeilijke woorden gebruiken, zodat ze meer leren.”
Eens / oneens?
Leg je antwoord uit:
7 Voedingsstoffen die energie leveren (meerkeuze)
Welke voedingsstoffen leveren energie?
a Vitamines en mineralen
b Eiwitten, koolhydraten en vetten
c Water en voedingsvezels
d Alleen koolhydraten
8 Verantwoord voedingsgedrag uitleggen
Wat betekent ‘verantwoord voedingsgedrag’?
Casus 2 – Bezoek aan mevrouw Van Dijk
Je loopt stage bij een welzijnsorganisatie. Je gaat langs bij mevrouw Van Dijk (76). Ze woont zelfstandig, maar heeft weinig contacten. Ze kijkt veel tv, eet vaak kant-en-klaarmaaltijden en komt nauwelijks buiten. Haar koelkast is leeg, op een paar toetjes na. In de woonkamer liggen folders van afslankproducten en ze vertelt dat ze “misschien maar zo’n maaltijdshake” gaat proberen, omdat dat makkelijker is dan koken.
Opdrachten
1 Signalen van een ongezonde leefstijl
Noem twee signalen die laten zien dat mevrouw Van Dijk mogelijk een ongezonde leefstijl heeft.
2 Risico’s van kant-en-klaarmaaltijden (meerkeuze)
Wat is een risico van vaak kant-en-klaarmaaltijden eten?
a Te weinig zout en vet
b Te veel suiker, zout en vet
c Te weinig calorieën
d Te veel vitamines
3 Oorzaken van futloos voelen
Wat zou een reden kunnen zijn waarom mevrouw Van Dijk zich futloos voelt?
4 Betrouwbaarheid van afslankfolders (stelling)
Stelling: “Producten die beloven dat je snel kilo’s kwijt raakt, zijn altijd betrouwbaar.”
Eens / oneens?
Leg je antwoord uit:
5 Open vragen stellen over eetpatroon
BB-versie: Welke open vraag zou je collega kunnen stellen om meer te weten te komen over het eetpatroon van mevrouw Van Dijk?
KB-versie: Stel zelf een open vraag aan mevrouw Van Dijk om meer te weten te komen over haar eetgewoonten.
6 Objectief rapporteren oefenen (matching)
Zet een kruisje bij de manier van rapporteren.
Rapportagezin
Objectief
Subjectief
“De koelkast van mevrouw Van Dijk was leeg, er stonden alleen drie toetjes in.”
“Mevrouw Van Dijk zorgt slecht voor zichzelf.”
7 Betrouwbare informatie beoordelen (meerkeuze)
Hoe kun je beoordelen of folders met afslankproducten betrouwbaar zijn?
a Je kijkt of ze gratis worden uitgedeeld.
b Je kijkt wie de afzender is en of er betrouwbare bronnen worden genoemd.
c Je vraagt of iemand anders de folder al gebruikt heeft.
d Je kijkt of de tekst opvallend en aantrekkelijk is.
Begrippenlijst
alcohol
algoritmen
allergenen
anafylactische shock
beweegpatroon
bewerkte producten
biologische voeding
BMI
burn-out
cafeïne
cannabis (wiet, hasj)
cholesterolarm
cocaïne
coeliakie
Genotsmiddel dat verdovend werkt. Het beïnvloedt het gedrag, kan verslavend zijn en is schadelijk voor hersenen, lever en sociale relaties als je te veel gebruikt.
Rekenregels die bepalen wat je online te zien krijgt, bijvoorbeeld op sociale media. Ze zorgen ervoor dat je vooral berichten ziet die passen bij je eerdere gedrag.
Stoffen in voedsel waar sommige mensen allergisch op reageren, zoals melk, noten of gluten. Ze moeten verplicht op etiketten staan.
Ernstige, levensbedreigende allergische reactie waarbij de bloeddruk daalt en de ademhaling wordt belemmerd. Directe medische hulp is nodig.
De manier waarop iemand beweegt gedurende de dag. Een actief beweegpatroon helpt bij een gezond gewicht en betere conditie.
Voedingsmiddelen die zijn aangepast, bijvoorbeeld gesneden, verpakt of voorzien van toevoegingen. Sterk bewerkte producten bevatten vaak veel suiker, vet of zout.
Voeding die is geproduceerd met meer aandacht voor dierenwelzijn, milieu en natuur. Het is niet automatisch gezonder, maar wel duurzamer.
Body Mass Index: een getal dat laat zien of je een gezond gewicht hebt in verhouding tot je lengte. Een BMI boven de 30 duidt op obesitas.
Ernstige uitputting door langdurige stress of overbelasting. Iemand met een burn-out voelt zich moe, leeg en kan vaak niet meer goed functioneren.
Opwekkende stof in koffie, thee en energiedranken. Maakt je alert, maar kan rusteloosheid of slaapproblemen veroorzaken als je te veel neemt.
Softdrug afkomstig van de hennepplant (zoals wiet en hasj). Kan een ontspannen gevoel geven, maar ook leiden tot concentratieproblemen of angst.
Voeding die weinig verzadigd vet en cholesterol bevat. Dit helpt het risico op hart- en vaatziekten te verlagen.
Harddrug die zorgt voor een tijdelijk gevoel van energie en euforie. Zeer verslavend en schadelijk voor hart, hersenen en gedrag.
Een auto-immuunziekte waarbij het lichaam heftig reageert op gluten. Het beschadigt de darmwand en zorgt voor klachten als buikpijn en diarree.
dagritme
diabetes
dieet
eiwitten
eiwitverrijkt
energie
energiebalans
energiebehoefte
energiebeperkt
energiedrank
energieverrijkt
energiewaarde
e-nummers (additieven)
erfelijk
etiket of label
evenwicht
fake news (nepnieuws)
De vaste volgorde van activiteiten op een dag, zoals opstaan, eten, werken en slapen. Een goed dagritme helpt bij fysieke en psychische gezondheid.
Ziekte waarbij je lichaam moeite heeft om de bloedsuikerspiegel op peil te houden. Je moet letten op voeding, beweging en soms medicijnen gebruiken.
Een aangepast voedingspatroon dat iemand volgt vanwege medische redenen, zoals bij een hoge bloeddruk, of om af te vallen.
Voedingsstoffen die nodig zijn voor de opbouw en het herstel van je lichaam, zoals je spieren, huid en organen.
Voeding met extra eiwitten, bijvoorbeeld voor mensen die moeten aansterken of spiermassa willen behouden.
Brandstof voor je lichaam. Je krijgt het binnen via voeding. Je hebt energie nodig om te bewegen, te denken, te groeien en je lichaam warm te houden.
De verhouding tussen de energie die je binnenkrijgt via voeding en de energie die je verbruikt.
De hoeveelheid energie (in kilocalorieën) die je lichaam dagelijks nodig heeft om goed te functioneren.
Een dieet waarbij iemand minder calorieën eet dan normaal, bijvoorbeeld om af te vallen.
Frisdrank met veel suiker en cafeïne. Lijkt je wakker te maken, maar kan bij veel gebruik juist zorgen voor vermoeidheid en gezondheidsrisico’s.
Een voedingspatroon met extra energie (calorieën), bedoeld voor mensen die moeten aankomen of extra energie nodig hebben.
De hoeveelheid energie in een product, meestal aangegeven in kilocalorieën (kcal) of kilojoules (kJ).
Toegevoegde stoffen in eten, zoals kleurstoffen of bewaarmiddelen. Ze zijn goedgekeurd en veilig als je ze niet te veel gebruikt.
Eigenschap of aandoening die je via je ouders kunt meekrijgen, zoals oogkleur of aanleg voor een ziekte.
Informatie op een verpakking over wat er in het product zit, zoals ingrediënten, voedingswaarde en allergenen. Belangrijk om gezonde keuzes te maken.
Een goede balans tussen gezond en minder gezond eten, tussen inspanning en ontspanning.
Berichten die niet kloppen, maar toch echt lijken, bijvoorbeeld over gezondheid of voeding.
fastfood
filterbubbel
flyer
folder
fructose-intolerantie
fysieke gezondheid
genotsmiddel
gesloten vraag
gesprekstechniek
GHB
gluten
HACCP-regels
halal
harddrugs
hart- en vaatziekten
heroïne
houdbaarheidsdatum
hygiëne
Snel en makkelijk eten, vaak vet of zout. Voorbeelden: patat, pizza en hamburgers. Te vaak fastfood eten is slecht voor je gezondheid.
Je ziet online vooral informatie die past bij wat je eerder hebt aangeklikt. Daardoor lijkt het alsof iedereen hetzelfde denkt of doet als jij.
Een klein papieren vel met beknopte informatie over een onderwerp, meestal met plaatjes en eenvoudige uitleg.
Een gevouwen blaadje met informatie en plaatjes. In de zorg gebruik je folders om cliënten iets duidelijk uit te leggen.
Moeite met het verteren van fruitsuiker (fructose). Geeft klachten zoals buikpijn, diarree en winderigheid na het eten van fruit of zoetstoffen.
Hoe gezond je lichaam is: of je genoeg beweegt, goed eet, en geen ziektes hebt.
Een stof die tijdelijk een fijn gevoel geeft, zoals koffie, alcohol, tabak of cannabis. Kan verslavend of schadelijk zijn voor de gezondheid.
Een gesloten vraag is een vraag waarop je kort kunt antwoorden, vaak met ja of nee of met een ander kort feitelijk antwoord.
Manier van praten met anderen. In de zorg is een gesprekstechniek belangrijk waarbij je goed luistert, open vragen stelt en zonder oordeel reageert.
Harddrug die ontspannend werkt, maar bij een beetje te veel al kan leiden tot bewusteloosheid.
Eiwitten die voorkomen in granen zoals tarwe, haver, rogge en gerst. Mensen met coeliakie worden ziek van gluten.
Regels die zorgen voor voedselveiligheid, vooral in professionele keukens. Ze helpen om voedselhygiëne te waarborgen.
Voedsel dat volgens islamitische regels is toegestaan.
Bijvoorbeeld vlees van dieren die op een bepaalde manier zijn geslacht.
Zeer verslavende en schadelijke drugs, zoals XTC, cocaïne of heroïne. Gebruik en bezit zijn strafbaar.
Ziekten aan het hart en de bloedvaten, zoals een hoge bloeddruk of een hartinfarct.
Zeer verslavende harddrug die verdovend werkt. Het tast je lichaam en geest snel aan.
De datum tot wanneer een product veilig te gebruiken is. Daarna kan het bederven.
Zorg voor schoon zijn om ziekte te voorkomen. Denk aan handen wassen of schone kleding dragen.
influencer
infographic
Ingrediëntenlijst
inlevingsvermogen
intolerantie
keurmerk
kilocalorie (kcal)
kilojoule (kJ)
koolhydraten
koopgedrag
koosjer
kruisbesmetting
lachgas
lactose-intolerantie
lacto-vegetariër
leefstijl
lightproduct
media
Iemand die via sociale media veel volgers heeft en invloed uitoefent op het gedrag of de aankopen van anderen.
Een soort poster met informatie, veel plaatjes en korte tekstjes. Makkelijk om snel iets te begrijpen.
Overzicht van alles wat in een product zit, van meest naar minst. Vaak vind je hier ook allergenen.
Je kunnen verplaatsen in de gevoelens en gedachten van anderen. Belangrijk in de zorg.
Een lichamelijke reactie op bepaalde stoffen in voeding, zoals lactose of gluten, die je lichaam niet goed kan verwerken. Minder ernstig dan een allergie.
Een symbool of logo op een product dat laat zien dat het aan bepaalde eisen voldoet, bijvoorbeeld op het gebied van gezondheid of duurzaamheid.
Een eenheid voor energie uit voeding. Laat zien hoeveel energie je lichaam uit een product kan halen.
Een andere eenheid voor energie. Wordt ook gebruikt op etiketten. 1 kilocalorie is ongeveer 4,2 kilojoule.
Voedingsstoffen die energie leveren. Ze zitten vooral in brood, rijst, pasta en fruit. Belangrijk voor hersenen en spieren. Suiker is ook een koolhydraat.
De manier waarop mensen kiezen wat ze kopen, beïnvloed door bijvoorbeeld reclames of vrienden.
Voeding die volgens de joodse godsdienstregels is toegestaan.
Het overbrengen van bacteriën van het ene op het andere voedingsmiddel, bijvoorbeeld als rauw vlees op een snijplank ligt waar ook groente op komt.
Een genotsmiddel dat een korte roes geeft. Lijkt onschuldig, maar is schadelijk voor je hersenen en zenuwen.
Je lichaam kan melksuiker (lactose) niet goed verteren, wat buikklachten geeft na het eten van zuivel.
iemand die geen vlees, vis en eieren eet, maar wel melkproducten.
Hoe je leeft: wat je eet, hoeveel je beweegt, of je rookt, drinkt of ontspant. Je leefstijl heeft grote invloed op je gezondheid.
Een product met minder suiker of vet dan het gewone product. Dit betekent niet automatisch dat het gezond is.
Kanalen waarmee informatie wordt verspreid, zoals sociale media, tv, kranten en internet. Media beïnvloeden je keuzes en zelfbeeld.
mediawijsheid
motiveren
natriumarm dieet
nepnieuws
nicotine
Het kunnen omgaan met media: weten wat betrouwbaar is, hoe je beïnvloed wordt en hoe je zelf verstandig gebruikmaakt van media.
Iemand aanmoedigen om iets te doen of vol te houden, bijvoorbeeld gezonder eten.
Een dieet met weinig zout, vaak voorgeschreven bij hoge bloeddruk of hartproblemen.
Nieuws is informatie die expres verzonnen of verdraaid is om mensen te misleiden.
De verslavende stof in tabak, snus en veel vapes. Geeft een kort gevoel van ontspanning, maar is schadelijk voor je gezondheid. nutriscore
Een kleurensysteem op producten van A (gezondere keuze) tot E (minder gezond), dat helpt bij het vergelijken van voedingsmiddelen.
obesitas
Objectief
Ernstig overgewicht, waarbij je gezondheid in gevaar komt. Je hebt dan een BMI van 30 of meer.
Objectief betekent dat je iets precies beschrijft zoals het echt is, zonder jouw mening of gevoel erbij. observeren
Gericht kijken, luisteren en eventueel ruiken om iets te ontdekken. Je doet dit bewust en zonder oordeel.
omgevingsfactoren
omgevingstemperatuur
ontspanning
open vraag
overbelasting
dingen uit je omgeving die je gezondheid kunnen verbeteren of verslechteren
De temperatuur van de ruimte om je heen. Je lichaam verbruikt meer energie als het erg koud of warm is.
Tijd nemen om tot rust te komen, bijvoorbeeld door muziek te luisteren, te wandelen of creatief bezig te zijn.
Een open vraag is een vraag waarop je niet met ja of nee kunt antwoorden, maar waarbij iemand zelf een uitgebreider antwoord moet geven.
Te veel taken of druk, waardoor je lichaam of geest het niet meer goed aankan. Kan leiden tot stress of burn-out.
peer pressure (groepsdruk) de invloed van leeftijdsgenoten die je overhalen om iets te doen wat je misschien zelf niet wilt.
psychische gezondheid
rapporteren
reclame
ruststofwisseling
Hoe goed je in je vel zit, of je emoties kunt verwerken en goed kunt omgaan met problemen.
Feitelijk en duidelijk opschrijven of vertellen wat je hebt gezien of gehoord in je werk, zonder eigen mening.
Informatie die bedoeld is om je iets te laten kopen of doen. Het kan je keuzes beïnvloeden, vaak zonder dat je het merkt.
De energie die je lichaam gebruikt als je in rust bent, bijvoorbeeld om je hart te laten kloppen of te ademen.
Schijf van Vijf
signaal
signaleren
snus
soa
sociale gezondheid
softdrugs
speed (amfetamine)
stemmingswisselingen
stress
tabak
vape (e-sigaret)
veganistisch
vegetarisch
verslaving
vetten
vezels
vezelrijk
vlog
voedingsstoffen
Het model van het Voedingscentrum dat helpt om gezond en gevarieerd te eten, verdeeld in vijf vakken.
Een teken dat er iets aan de hand is. Bijvoorbeeld iemand die vaak valt of somber is.
Het opmerken van iets wat niet goed lijkt te gaan, zoals gedragsverandering of lichamelijke klachten, zodat je er iets mee kunt doen.
Nicotinezakjes die je onder je lip doet. Ze zijn verslavend en slecht voor je tandvlees en bloeddruk.
Seksueel overdraagbare aandoening, zoals chlamydia of hiv. Je kunt het krijgen bij onveilig vrijen.
Hoe goed je contact hebt met anderen en of je je verbonden voelt met mensen.
Middelen zoals cannabis die minder schadelijk zijn dan harddrugs, maar nog steeds risico’s geven.
Harddrug die je actief maakt, maar je lichaam uitput en je slaap verstoort.
Snelle veranderingen in hoe je je voelt, bijvoorbeeld van blij naar boos of somber.
Spanning in je lichaam of hoofd. Het kan nuttig zijn, maar langdurige stress is slecht voor je gezondheid.
Een genotsmiddel dat nicotine bevat en wordt gerookt, gesnoven of gekauwd. Het is sterk verslavend en schadelijk voor hart, longen en bloedvaten.
Een elektronische sigaret die damp produceert. Bevat vaak nicotine en andere schadelijke stoffen.
Een eetpatroon zonder dierlijke producten zoals vlees, vis, eieren, melk, honing of gelatine.
Een eetpatroon zonder vlees of vis. Vegetariërs eten wel eieren of zuivelproducten.
Je kunt niet stoppen met iets, zoals roken of drinken, ook al weet je dat het slecht voor je is.
Voedingsstoffen die energie geven en nodig zijn voor bijvoorbeeld je hersenen. Er zijn gezonde en ongezonde vetten.
Onverteerbare stoffen uit plantaardige voeding die goed zijn voor je darmen en zorgen voor een verzadigd gevoel.
Voeding met veel voedingsvezels, zoals volkorenbrood en groente. Goed voor je darmen.
Een video waarin iemand vertelt over een onderwerp of iets laat zien, bijvoorbeeld over gezondheid.
Stoffen in je eten die je lichaam nodig heeft, zoals koolhydraten, eiwitten, vetten, vitamines en mineralen.
voedingssupplementen
voedingswaarde
voedselallergie
waterpijp (shisha)
welvaartsziekte
welzijn
xtc
Extra vitamines of mineralen, meestal in pil- of poedervorm. Ze zijn soms nodig bij een (vitamine)tekort of een speciaal dieet.
Informatie op een etiket over hoeveel calorieën, vet, suiker, vezels of eiwitten er in een product zitten.
Je lichaam reageert te heftig op een stof in eten, zoals noten of melk. Het kan gevaarlijk zijn.
Een pijp waarmee je rookt via water. Lijkt onschuldig, maar is schadelijk voor je longen en verslavend.
Ziekte die vaak voorkomt in rijke landen, zoals diabetes of obesitas, vaak door ongezonde leefstijl.
Hoe goed je je voelt in je lichaam én je hoofd. Het gaat over gezondheid, geluk en tevreden zijn.
Harddrug die je vrolijk en energiek maakt, maar gevaarlijk is voor je hart, hersenen en temperatuurregeling.
Notities
Met MIXED ga je praktisch aan de slag, zodat je kunt ontdekken wat jij écht leuk vindt en waar jij goed in bent. Geen saaie boeken, maar vooral praktische opdrachten waarbij je trots kunt zijn op de prestaties die je neerzet en de producten die je maakt. Door te doen ontdek je ook welke beroepen en beroepscontexten bij jouw interesses en kwaliteiten passen. We wensen jou veel succes, maar vooral ook veel plezier bij het uitvoeren van de opdrachten!
Team MIXED
